De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 2.2, tweede lid, 2.4a tweede lid, 2.4b tweede lid, 4.7, derde
lid, 4.11, 4.20 eerste lid, 4.21 eerste en tweede lid, 4.23 eerste lid, 4.24 eerste
lid en 4.27 derde en vierde lid van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;
Besluit:
TOELICHTING
Algemene toelichting
1. Algemeen
Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs (Rfho) gewijzigd. De
wijzigingen hangen onder meer samen met de eerste herberekening van de rijksbijdrage
2021 in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting 2021 van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eerste berekening van de rijksbijdrage 2021
betrof de berekening in overeenstemming met de ontwerpbegroting 2021 van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
2. Gevoerd overleg
Een concept van de regeling is voorgelegd aan de VSNU, Vereniging Hogescholen en Nederlandse
Federatie van Universitair Medische Centra.
3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets
DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.
4. Financiële gevolgen
De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging
mede vanwege de tweede suppletoire (ontwerp-) begroting 2021 kan op grond van artikel 2.5,
vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nog leiden
tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.
5. Gevolgen administratieve lasten
De regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.
Artikelen
Grondslagen
-
− In artikel 2.2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (UWHW) is bepaald
dat bij ministeriële regeling het bedrag voor het volledig wettelijk collegegeld wordt
vastgesteld aan de hand van de consumentenprijsindex. Dit is de grondslag voor het
aanpassen van artikel 9 van de Rfho waarin de bedragen voor het wettelijk collegegeld
en het collegegeld OU zijn opgenomen.
-
− In artikel 2.4a, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling
het minimumbedrag voor het gedeeltelijk wettelijk collegegeld wordt vastgesteld overeenkomstig
artikel 2.2, tweede en derde lid, van het UWHW. Dit is de grondslag voor het aanpassen
van artikel 9 van de Rfho waarin de bedragen voor het gedeeltelijk wettelijk collegegeld
zijn opgenomen.
-
− In artikel 2.4b, derde lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling
de omvang van de verschillende soorten verlaagd wettelijk collegegeld wordt vastgesteld.
Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 9 van de Rfho waarin de verschillende
bedragen voor het verlaagd wettelijk collegegeld zijn opgenomen.
-
− In artikel 4.7, derde lid, van het UWHW is bepaald dat het studentgebonden bedrag
per bekostigde inschrijving of graad voor opleidingen in het hoger beroepsonderwijs
het quotiënt van een door Onze Minister te bepalen percentage van het onderwijsdeel
hbo, resterend na toepassing van artikel 4.11, eerste lid, en de som van het aantal
inschrijvingen en bekostigde graden bij opleidingen in het hoger beroepsonderwijs
is. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 3h, waarin de hoogte van de
kwaliteitsbekostiging wordt berekend.
-
− In artikel 4.11, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap uit het onderwijsdeel van de rijksbijdrage aan een universiteit
onderscheidenlijk hogeschool een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag
kan toekennen in relatie tot kwaliteit, kwetsbare opleidingen of bijzondere voorzieningen.
Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlagen 1 en 3 van de Rfho waarin deze
bedragen worden vastgesteld.
-
− In artikel 4.11, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat het resterende gedeelte van
het onderwijsdeel wordt verdeeld over universiteiten onderscheidenlijk hogescholen
volgens percentages vastgesteld bij ministeriële regeling. Dit is de grondslag voor
het aanpassen van bijlage 2 en 4 van de Rfho waarin deze percentages worden vastgesteld.
-
− In artikel 4.20, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel
wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen
bekostigde graden per opleiding, die in de peilperiode onderzoek door een universiteit
zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor
het aanpassen van artikel 4, vierde lid, van de Rfho waarin het percentage van het
onderzoekdeel wo, bestemd voor de graden, wordt vastgesteld.
-
− In artikel 4.21, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel
wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen
proefschriften die hebben geleid tot een promotie ten overstaan van het college voor
promoties of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid van de wet en de aantallen ontwerperscertificaten die in het tweede, derde en vierde kalenderjaar
voorafgaand aan het begrotingsjaar door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële
regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4,
vijfde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor
promoties en ontwerperscertificaten, wordt vastgesteld. In artikel 4.21, tweede lid,
van het UWHW is bepaald dat de per promotie en ontwerperscertificaat toe te kennen
bedragen bij ministeriële regeling worden bepaald. Dit is de grondslag voor het aanpassen
artikel 4, zesde lid, van de Rfho waarin de bedragen per promotie en ontwerperscertificaat
worden vastgesteld.
-
− In artikel 4.23, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling
bedragen worden vastgesteld, die uit het onderzoekdeel wo aan universiteiten worden
toegekend in verband met toponderzoekscholen en bijzondere voorzieningen. Dit is de
grondslag voor het aanpassen van bijlage 5 van de Rfho waarin deze bedragen worden
vastgesteld.
-
− In artikel 4.24, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap uit het deel ontwerp en ontwikkeling hbo aan een instelling
een bedrag kan toekennen dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de
grondslag voor het aanpassen van bijlage 9 van de Rfho waarin deze bedragen worden
vastgesteld.
-
− In artikel 4.27, derde lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling
bedragen worden vastgesteld, die uit het deel ondersteuning geneeskundig onderwijs
en onderzoek aan universiteiten worden toegekend. Dit is de grondslag voor het aanpassen
van bijlage 7 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.
Artikel I
A
In het hoger beroepsonderwijs worden de middelen voor kwaliteitsbekostiging verdeeld
naar rato van het aandeel van een hogeschool in de studentgebonden financiering en
de onderwijsopslag in percentages. In artikel 3h van deze regeling is opgenomen dat
de aandelen van het lopende begrotingsjaar worden gebruikt waardoor het aandeel van
een hogeschool van jaar tot jaar licht kan variëren. Door de overheveling van middelen
van de studentgebonden financiering naar de onderwijsopslag in percentages bij de
herziening van de bekostiging van het hoger onderwijs in 2020 (naar aanleiding van
het advies van de Adviescommissie Bekostiging Hoger Onderwijs en Onderzoek) is het
relatieve aandeel van de hogescholen in de onderwijsopslag in percentages vanaf 2020
gewijzigd. Dit is daarmee ook van invloed op de verdeling van de middelen voor kwaliteitsafspraken.
De veranderingen naar aanleiding van de herziening van de bekostiging kunnen niet
gezien worden als jaar-op-jaar schommelingen maar zijn een trendbreuk. Om die reden
worden vanaf 2021 de middelen voor kwaliteitsbekostiging voor hogescholen verdeeld
naar rato van het aandeel van een hogeschool in de onderwijsopslag in percentages
zoals dat was vlak voor de herziening van de bekostiging (begrotingsjaar 2019). Voor
het aandeel in de studentgebonden financiering wordt wel uitgegaan van de actuele
verdeling in het lopende begrotingsjaar.
B
Dit onderdeel betreft een aanpassing van de percentages voor graden en promoties en
ontwerperscertificaten in het onderzoekdeel wo en een aanpassing van de bedragen promoties
en ontwerperscertificaten in artikel 4. De percentages en bedragen zijn gewijzigd
vanwege de wijziging van de omvang van het totale onderzoekdeel wo in de rijksbijdrage.
Het onderzoekdeel is gewijzigd als gevolg van het toevoegen van middelen vanwege loon-
en prijsbijstelling 2021 en loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2021
(HGIS), vanwege een bijdrage voor de Vrije Universiteit Amsterdam afkomstig van de
SEO-middelen bestemd voor EATRIS en vanwege het toevoegen van middelen afkomstig van
het Nationaal Programma Onderwijs (zie toelichting onderdeel H).
C
Op grond van artikel 2.2, tweede lid, van het UWHW wordt het wettelijk collegegeld
voor het studiejaar 2022/2023 aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex.
Onder de consumentenprijsindex wordt verstaan: de consumentenprijsindex ‘reeks alle
huishoudens’ zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bedrag
van het volledig wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2021/2022 wordt vermenigvuldigd
met 109,36 (indexcijfer april 2021) en gedeeld door 107,34 (indexcijfer april 2020).
De hieruit resulterende bedragen zijn afgerond opgenomen in deze regeling conform
het onderstaande overzicht voor het studiejaar 2022-2023. In het Nationaal Programma
Onderwijs is een halvering van het collegegeld aangekondigd voor het studiejaar 2021/2022.
Met het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 betreffende tijdelijke voorzieningen voor
het studiejaar 2021–2022 in verband met COVID-19’ wordt uitvoering gegeven aan deze
maatregel. Er is voor gekozen de wettelijke systematiek intact te laten en de in het
UWHW en de Rfho genoemde bedragen net als voorgaande jaren bij ministeriële regeling
aan te passen aan hand van de consumentenprijsindex. Voor het studiejaar 2021/2022
zijn echter de met het wetsvoorstel in de WHW opgenomen bedragen van toepassing en
niet de in het UWHW opgenomen bedragen.
|
2021/2022
|
2022/2023
|
Niet-afgerond
|
Niet-afgerond
|
Niet-afgerond
|
Afgerond
|
Volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit
|
€ 2.168,34
|
€ 2.168
|
€ 2.209,14
|
€ 2.209
|
Gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4a, eerste lid, van het besluit
|
Minimumbedrag: € 1.290,84
Maximumbedrag: € 2.168,34
|
Minimumbedrag: € 1.291
Maximumbedrag: € 2.168
|
Minimumbedrag: € 1.315,14
Maximumbedrag: € 2.209,14
|
Minimumbedrag: € 1.315
Maximumbedrag: € 2.209
|
Collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid, van de wet, per studiepunt
|
Minimumbedrag: € 36,14
Maximumbedrag: € 72,28
|
Minimumbedrag: € 36,14
Maximumbedrag: € 72,28
|
Minimumbedrag: € 36,82 Maximumbedrag: € 73,64
|
Minimumbedrag: € 36,82 Maximumbedrag: € 73,64
|
Hoger collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, vierde lid, van de wet
|
Minimumbedrag: € 2.168,34
Maximumbedrag: € 10.841,69
|
Minimumbedrag: € 2.168
Maximumbedrag: € 10.842
|
Minimumbedrag: € 2.209,14
Maximumbedrag: € 11.045,72
|
Minimumbedrag: € 2.209
Maximumbedrag: € 11.046
|
Verlaagd wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit
|
€ 1.084,17
|
€ 1.084
|
€ 1.104,57
|
€ 1.105
|
Verlaagd gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid,
van het besluit
|
Minimumbedrag: € 645,42
Maximumbedrag: € 1.084,17
|
Minimumbedrag: € 645
Maximumbedrag: € 1.084
|
Minimumbedrag: € 657,57 Maximumbedrag: € 1.104,57
|
Minimumbedrag: € 658 Maximumbedrag: € 1.105
|
Verlaagd collegegeld OU, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit, per
studiepunt
|
Minimumbedrag: € 18,07
Maximumbedrag: € 36,14
|
Minimumbedrag: € 18,07
Maximumbedrag: € 36,14
|
Minimumbedrag: € 18,41 Maximumbedrag: € 36,82
|
Minimumbedrag: € 18,41 Maximumbedrag: € 36,82
|
Verlaagd hoger collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit
|
Minimumbedrag: € 1.084,17
Maximumbedrag: € 9.757,52
|
Minimumbedrag: € 1.084
Maximumbedrag: € 9.758
|
Minimumbedrag: € 1.104,57
Maximumbedrag: € 9.941,14
|
Minimumbedrag: € 1.105
Maximumbedrag: € 9.941
|
D
Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2021 en loon-
en prijsbijstelling internationale uitgaven 2021 (HGIS) van alle ‘bedragen onderwijsopslag
universiteiten’ in bijlage 1 met 2,22335%. Daarnaast is er sprake van wijzigingen
om de volgende redenen:
-
a. onder de noemer ‘kwetsbare opleidingen’ is een bijdrage van € 1.064.573 opgenomen
voor het experiment educatieve module voor het jaar 2021. Het experiment educatieve
module in het wetenschappelijk onderwijs maakt het mogelijk dat reeds afgestudeerde
bachelorstudenten alsnog een educatieve minor (nu module geheten) kunnen volgen die
tot een beperkte tweedegraads bevoegdheid leidt. De educatieve module is één van de
flexibele routes waarmee wordt beoogd nieuwe doelgroepen aan te trekken voor het leraarschap
in verband met het lerarentekort. Het experiment is verlengd tot en met 2022 (Stb. 2019, nr.291). Er is sprake van een vaste bijdrage per ingeschrevene via de onderwijsopslag in
bedragen universiteiten die als volgt wordt opgebouwd: 1/2 van het bedrag dat bij
reguliere bekostiging voor één jaarinschrijving in de betreffende bacheloropleiding
beschikbaar zou worden gesteld vermeerderd met 1/6 van de diplomabonus voor onderwijs
en onderzoek dat bij reguliere bekostiging per afgestudeerde zou zijn ontvangen. De
vergoeding wordt in de jaren 2020 tot en met 2022 jaarlijks verwerkt bij de rijksbijdragebrief
die samenhangt met de eerste suppletoire begroting van OCW. De aantallen voor de educatieve
module kunnen bij een volgende herberekening van de rijksbijdrage voor het jaar 2021
nog wijzigen.
-
b. onder de noemer ‘bijzondere voorzieningen’ is voor het jaar 2021 een bedrag van €
155.800.000 en voor het jaar 2022 een bedrag van €278.800.000 opgenomen ten behoeve
van het Nationaal Programma Onderwijs dat zich richt op het herstel en de ontwikkeling
van het onderwijs tijdens en na corona. Specifiek voor het wetenschappelijk onderwijs
zijn de volgende bedragen beschikbaar:
|
2021
|
2022
|
Halvering volledig wettelijk collegegeld studiejaar 2021–2022
|
€ 112.000.000
|
€ 239.000.000
|
Lerarenopleidingen
|
€ 3.800.000
|
€ 3.800.000
|
Begeleiding studenten en Extra hulp in de klas
|
€ 32.000.000
|
€ 36.000.000
|
Verbreden met wo voor zorg en verlengen van stage-offensief
|
€ 8.000.000
|
€ 0
|
Deze middelen worden toegevoegd aan de onderwijsopslag van universiteiten. De middelen
voor halvering collegegeld, begeleiding studenten en extra hulp in de klas worden
verdeeld op basis van het totaal aantal ingeschreven studenten op 1 oktober 2020.
Deze aantallen studenten worden zowel voor de verdeling van de middelen in 2021 als
in 2022 gebruikt. De middelen voor stageaanpak zorg/tandheelkunde worden verdeeld
worden op basis van het aantal ingeschreven studenten aan de Master Geneeskunde en
de Master Tandheelkunde op 1 oktober 2020. De middelen voor lerarenopleidingen worden
verdeeld op basis van het aantal ingeschreven studenten in lerarenopleidingen, inclusief
het experiment educatieve module, op 1 oktober 2020 (brief van 31 maart 2021 met kenmerk
27559272 en Kamerbrief van 21 mei 2021 met nummer 2021Z08737).
-
c. aan de onderwijsopslag van vijf universiteiten is voor de jaren 2021 tot en met 2024
een jaarlijkse bijdrage opgenomen van € 300.000 (€ 1.500.000 in totaal) vóór indexering
ten behoeve van de instandhouding en versterking van de vijf bestaande volwaardige
vestigingen Neerlandistiek met een bachelor en een of meer op de Neerlandistiek gerichte
masters. Op deze manier kan worden gewerkt aan toekomstbestendige opleidingen die
meer studenten aantrekken. De middelen worden in eerste instantie voor vier jaar toegekend,
waarna wordt bezien hoe de studenteninstroom zich heeft ontwikkeld. De middelen hiervoor
zijn afkomstig uit het macrobudget wo (brieven van 15 april 2021 met kenmerk 27689007,
27712303, 27714377, 27714866 en 27715172).
-
d. aan de onderwijsopslag van vier universiteiten is voor het jaar 2021 een totaalbedrag
van € 7.756.666 vóór indexering toegevoegd vanwege de start van de pilots met sneltesten
in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs (brieven van 24 februari 2021
met kenmerk 27190551, 27191564, 27194194 en 27197156).
-
e. aan de onderwijsopslag van drie universiteiten is voor de jaren 2021 tot en met 2024
jaarlijks een totaalbedrag van € 625.000 vóór indexering toegevoegd vanwege de toekenning
van de Nederlandse Hogeronderwijspremie 2021 (brieven van 1 april 2021 met kenmerk
27416697, 27421455 en 27437091).
-
f. aan de onderwijsopslag van Universiteit Leiden is vanaf 2021 een bijdrage opgenomen
van € 600.000 vóór indexering ten behoeve van het Nederlands Instituut in Marokko
(NIMAR) (brief van 2 oktober 2020 met kenmerk 25658640).
-
g. aan de onderwijsopslag van Universiteit Leiden is voor de jaren 2021 en 2022 een bedrag
(€ 332.000 in 2021 en € 168.000 in 2022 vóór indexering) toegevoegd vanwege de organisatie
van Leiden European City of Science 2022 (brief van 22 maart 2021 met kenmerk 26979802).
-
h. aan de onderwijsopslag van Universiteit Utrecht is voor de jaren 2021 tot en met 2023
een bedrag (€ 2.400.000 in 2021, € 2.400.000 in 2022 en € 900.000 in 2023 vóór indexering)
toegevoegd ten behoeve van het Bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen.
Doel van de besteding van de middelen is om iedereen die leraar wil en kan worden,
goed te ondersteunen om een gepersonaliseerd opleidingstraject te kunnen volgen. Intensievere
samenwerking en het afstemmen en waar mogelijk harmoniseren van beleid tussen lerarenopleidingen
is daarbij van belang, zowel binnen de sectoren hbo en wo, als tussen beide sectoren.
De lerarenopleidingen kunnen voor een flexibel opleidingstraject ook niet zonder samenwerking
met het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, bijvoorbeeld
bij de vormgeving van het praktijkdeel van de opleiding en aansluiting van de opleiding
op de beroepspraktijk. Zij zullen bij de uitwerking van de ambities betrokken worden
(brief van 20 mei 2021 met kenmerk 28112397).
-
i. aan de onderwijsopslag van Universiteit Utrecht is voor de jaren 2021 tot en met 2024
jaarlijks een bedrag van € 250.000 vóór indexering opgenomen ten behoeve van het penvoerderschap
over de Studenten Onderwijskwalificatie (brief van 15 april 2021 met kenmerk 27678065).
-
j. aan de onderwijsopslag van de Universiteit van Amsterdam is voor het jaar 2021 een
bedrag van € 30.000 vóór indexering opgenomen als financiële ondersteuning voor de
Commissie Verwantschapstabel. Deze commissie is verantwoordelijk voor de beoordeling
van nieuwe verzoeken tot opname van wo-bachelors in de verwantschapstabel Educatieve
Minor (brief van 25 maart 2021 met kenmerk 27309815).
-
k. aan de onderwijsopslag van de Vrije Universiteit Amsterdam is voor het jaar 2021 een
bijdrage opgenomen van € 58.000 vóór indexering ten behoeve van de pilot ‘You Share,
We Take Care’ (brief van 10 september 2020 met kenmerk 25457871).
-
l. aan de onderwijsopslag van de Vrije Universiteit Amsterdam is voor het jaar 2021 een
bijdrage opgenomen van € 20.000 vóór indexering ten behoeve van ‘Impact 2021’( brief
van 11 december 2020 met kenmerk 26378235).
-
m. aan de onderwijsopslag van de Vrije Universiteit Amsterdam is voor de jaren 2021 en
2022 een jaarlijks bedrag van € 90.000 vóór indexering toegevoegd als tijdelijke compensatie
vanwege het vertrek van het seminarie ten dienste van de Orthodoxe geloofsgemeenschap
van de Vrije Universiteit Amsterdam naar de Radboud Universiteit Nijmegen. De bijdrage
van het seminarie van € 260.000 wordt in 2021 voor 50% overgeheveld van de Vrije Universiteit
Amsterdam naar de Radboud Universiteit Nijmegen. Er is gekozen voor 50% van de bijdrage
in 2021 vanwege de overstap per 1 juli 2021. Vanaf 2022 zal het volledige bedrag van
€ 260.000 worden overgeheveld. Dit zal worden verwerkt worden bij de wijziging van
de Rfho die samenhangt met de berekening van de rijksbijdrage 2022 in overeenstemming
met de ontwerpbegroting 2022 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(brieven van 20 december 2019 met kenmerk 17897881, 10 september 2020 met kenmerk
25431405, 20 mei 2021 met kenmerk 28115039 en 20 mei 2021 met kenmerk 28113324).
-
n. aan de onderwijsopslag van de Theologische Universiteit Kampen is voor de jaren 2021
en 2022 een bedrag (€ 101.000 in 2021 en € 55.000 in 2022 vóór indexering) opgenomen
ter compensatie van het wegvallen van de loon- en prijsbijstelling op het deel kerkelijke
bekostiging dat de Theologische Universiteit Kampen ontvangt. Dit leidt derhalve tot
tekorten (brief van 12 mei 2021 met kenmerk 27952280).
E
Dit onderdeel betreft de wijziging van de ‘percentages onderwijsopslag universiteiten’
vanwege het structureel toevoegen van een bedrag van € 2.579.687 vanwege structurele
compensatie 2-jarige educatieve masteropleidingen. Al enige jaren zetten universiteiten
in op brede introductie van tweejarige educatieve masteropleidingen. Universiteiten
willen deze opleidingen als de gangbare route naar het leraarschap aanbieden. De introductie
heeft echter gevolgen voor de bekostiging, omdat studenten van deze opleidingen slechts
eenmaal in aanmerking kunnen worden gebracht voor diplomabekostiging voor onderwijs
en onderzoek. Als deze studenten de tot voor kort gangbare route van ulo-na-master
zouden volgen, zouden zij tweemaal voor diplomabekostiging in aanmerking kunnen worden
gebracht. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in haar Kamerbrief
van 8 januari 2016 aangegeven dat zij het verschil in bekostiging wil toevoegen aan
de onderwijsopslag van de universiteiten en dat dit verschil beschikbaar blijft voor
het opleiden van leraren. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft
met VSNU de wijze van compenseren afgestemd en de instellingen hierover geïnformeerd
(brief van 4 oktober 2019 met kenmerk 16108454).
F
Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2021 van alle
‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3 met 2,25537%. Daarnaast is er
sprake van wijzigingen om de volgende redenen:
-
a. onder de noemer ‘bijzondere voorzieningen’ is voor het jaar 2021 een bedrag van € 272.200.000
en voor het jaar 2022 een bedrag van €477.200.000 opgenomen ten behoeve van het Nationaal
Programma Onderwijs dat zich richt op het herstel en de ontwikkeling van het onderwijs
tijdens en na corona. Specifiek voor het hoger beroepsonderwijs zijn de volgende bedragen
beschikbaar:
|
2021
|
2022
|
Halvering volledig wettelijk collegegeld studiejaar 2021–2022
|
€ 149.000.000
|
€ 316.000.000
|
Lerarenopleidingen
|
€ 34.200.000
|
€ 34.200.000
|
Begeleiding studenten, Verbreden met hbo en verlengen van stage-offensief, Extra hulp
in de klas en Inhaal en ondersteuningsonderwijs
|
€ 89.000.000
|
€ 127.000.000
|
Deze middelen worden toegevoegd aan de onderwijsopslag van hogescholen. De middelen
voor halvering collegegeld, begeleiding studenten, stages, extra hulp in de klas en
inhaal en ondersteuningsonderwijs, worden verdeeld op basis van het totaal aantal
ingeschreven studenten op 1 oktober 2020. Deze aantallen studenten worden zowel voor
de verdeling van de middelen in 2021 als in 2022 gebruikt. De middelen voor lerarenopleidingen
worden verdeeld op basis van het aantal ingeschreven studenten in lerarenopleidingen
op 1 oktober 2020 (brief van 31 maart 2021 met kenmerk 27559271 en Kamerbrief van
21 mei 2021 met nummer 2021Z08737).
-
b. aan de onderwijsopslag van alle hogescholen met lerarenopleidingen is voor de jaren
2021 tot en met 2023 (€ 5.600.000 in 2021, € 5.600.000 in 2022 en € 2.100.000 in 2023
vóór indexering) een bijdrage opgenomen ten behoeve van het Bestuursakkoord flexibilisering
lerarenopleidingen. Doel van de besteding van de middelen is om iedereen die leraar
wil en kan worden, goed te ondersteunen om een gepersonaliseerd opleidingstraject
te kunnen volgen. Intensievere samenwerking en het afstemmen en waar mogelijk harmoniseren
van beleid tussen lerarenopleidingen is daarbij van belang, zowel binnen de sectoren
hbo en wo, als tussen beide sectoren. De lerarenopleidingen kunnen voor een flexibel
opleidingstraject ook niet zonder samenwerking met het primair onderwijs, voortgezet
onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, bijvoorbeeld bij de vormgeving van het praktijkdeel
van de opleiding en aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk. Zij zullen
bij de uitwerking van de ambities betrokken worden. De middelen voor het jaar worden
verdeeld naar rato van het studentenaandeel van hogescholen in het deel ‘bedragen
ontwerp en ontwikkeling’ in 2021. Het studentenaandeel wijzigt ieder jaar en om die
reden worden de bedragen per hogeschool voor de jaren 2022 en 2023 vastgesteld op
basis van de gewijzigde verdeling in studentenaandeel in het deel ‘bedragen ontwerp
en ontwikkeling’ (brief van 20 mei 2021 met kenmerk 28114422).
-
c. aan de onderwijsopslag van vier hogescholen is voor het jaar 2021 een totaalbedrag
van € 1.238.800 vóór indexering toegevoegd vanwege de start van de pilots met sneltesten
in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs (brieven van 24 februari 2021
en 11 maart 2021 met kenmerk 27190462, 27191038, 27192452, 27195790 en 27383364).
-
d. aan de onderwijsopslag van drie hogescholen is voor de jaren 2021 tot en met 2024
jaarlijks een totaalbedrag van € 625.000 vóór indexering toegevoegd vanwege de toekenning
van de Nederlandse Hogeronderwijspremie 2021 (brieven van 1 april 2021 met kenmerk
27420780, 27421668 en 27422658).
-
e. aan de onderwijsopslag van Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar is voor de jaren 2021
tot en met 2023 (€ 225.000 in 2021, € 150.000 in 2022 en € 60.000 in 2023 vóór indexering)
een bijdrage opgenomen voor de doorontwikkeling van het Landelijk Expertisecentrum
Jonge Kind en voor de uitvoering van een verkenning naar de ontwikkeling van een expertisecentrum
gericht op het oudere kind, waaraan door de Vereniging Hogescholen gerefereerd is
als een ‘Expertisecentrum Over Grenzen’ (brief van 12 mei 2021 met kenmerk 27951427).
-
f. aan de onderwijsopslag van Fontys Hogescholen is voor de jaren 2021 tot en met 2023
jaarlijks een bedrag van € 450.824 vóór indexering toegevoegd ten behoeve van het
Onderwijsloket. Het doel van het Onderwijsloket is het bieden van een online loket
om geïnteresseerden in het leraarsberoep te kunnen adviseren en informeren over de
mogelijkheden om leraar te worden in het onderwijs (brief van 8 april 2021 met kenmerk
27591465).
G
Dit onderdeel is gewijzigd vanwege de aanpassing in de verdeling van de kwaliteitsbekostiging
van hogescholen (zie toelichting onderdeel A).
H
Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2021 en loon-
en prijsbijstelling internationale uitgaven 2021 (HGIS) van ‘bedragen voorziening
onderzoek universiteiten’ in bijlage 5 met 2,22264%. Daarnaast is er sprake van wijzigingen
om de volgende redenen:
-
a. aan de voorziening onderzoek in bedragen van Vrije Universiteit Amsterdam is een structurele
bijdrage opgenomen van € 133.000 vóór indexering afkomstig van de SEO-middelen bestemd
voor EATRIS (European Advanced Translational Infrastructure in Medicine) die voorheen
door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) werden uitgekeerd
(brief van 6 oktober 2020 met kenmerk 25710672).
-
b. aan de voorziening onderzoek in bedragen van alle universiteiten is voor de jaren
2021 en 2022 een jaarlijks bedrag van € 39.614.000 opgenomen ten behoeve van het Nationaal
Programma Onderwijs met als doel dat onderzoekers met een tijdelijk contract, waarvan
het onderzoek vertraging heeft opgelopen veroorzaakt door de coronacrisis in 2020,
die tot extra kosten leidt in 2021 en 2022, in staat worden gesteld om hun onderzoek
af te ronden in het belang van hun wetenschappelijke carrière, de continuïteit van
het onderzoek en de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland. De financiële
middelen worden verdeeld op basis van het aandeel van een universiteit in de omvang
van het aantal onderzoekers met een tijdelijk contract (fte) van de universiteiten,
berekend op basis van het gemiddeld aantal onderzoekers met een tijdelijk contract
in de periode 2017 tot en met 2019 (Kamerbrief van 21 mei 2021 met nummer 2021Z08737).
I
Dit onderdeel is gewijzigd vanwege het toevoegen van een jaarlijks bedrag van € 34.595.000
voor de jaren 2021 en 2022 ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs met als
doel dat onderzoekers met een tijdelijk contract, waarvan het onderzoek vertraging
heeft opgelopen veroorzaakt door de coronacrisis in 2020, die tot extra kosten leidt
in 2021 en 2022, in staat worden gesteld om hun onderzoek af te ronden in het belang
van hun wetenschappelijke carrière, de continuïteit van het onderzoek en de kwaliteit
van het hoger onderwijs in Nederland. De financiële middelen worden verdeeld op basis
van het aandeel van een Universitair Medisch Centrum in de omvang van het aantal promovendi
met een tijdelijk contract (fte) van de Universitair Medisch Centra, berekend op basis
de verhouding van het aantal promovendi in 2020 (50%) en het gemiddeld aantal gepromoveerden
in de periode 2017 tot en met 2019 (50%) (Kamerbrief van 21 mei 2021 met nummer 2021Z08737).
J
Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2021 van alle
‘bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen’ in bijlage 9 met 2,25759%.
Artikel II
Artikel I, met uitzondering van onderdeel C, heeft betrekking op het begrotingsjaar
2021 en werkt daarom terug tot en met 1 januari 2021.
Artikel I, onderdeel C, heeft betrekking op de vaststelling van het collegegeld voor
het studiejaar 2022/2023 en treedt daarom in werking op 1 september 2022.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven