Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 juni 2021, nr. 27952408, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs mede in verband met wijzigingen als gevolg van de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het begrotingsjaar 2021 en in verband met de vaststelling van de hoogte van het wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2022–2023

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2.2, tweede lid, 2.4a tweede lid, 2.4b tweede lid, 4.7, derde lid, 4.11, 4.20 eerste lid, 4.21 eerste en tweede lid, 4.23 eerste lid, 4.24 eerste lid en 4.27 derde en vierde lid van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3h, eerste lid, onder b, komt te luiden:

  • b. indien de ontvanger een hogeschool betreft, op basis van het aandeel van de ontvanger in de studentgebonden financiering, bedoeld in artikel 4.7, derde lid, onder a en onder b, van het besluit, van de desbetreffende hogeschool voor het desbetreffende begrotingsjaar en het aandeel van de ontvanger in de onderwijsopslag in percentages, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit, van de desbetreffende hogeschool voor begrotingsjaar 2019.

B

Artikel 4, vierde tot en met zesde lid, komen te luiden:

C

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9. Bedragen wettelijk collegegeld

Voor het in de volgende tabel genoemde studiejaar worden na de toepassing van artikel 2.2, tweede lid, 2.4a, tweede lid, en 2.4b, tweede lid, van het besluit, de volgende bedragen van het wettelijk collegegeld vastgesteld:

Vorm wettelijk collegegeld

Studiejaar 2021–2022

Studiejaar 2022–2023

Volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit

€ 2.168

€ 2.209

Gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4a, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 1.291

Maximumbedrag: € 2.168

Minimumbedrag: € 1.315

Maximumbedrag: € 2.209

Collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid, van de wet, per studiepunt

Minimumbedrag: € 36,14

Maximumbedrag: € 72,28

Minimumbedrag: € 36,82

Maximumbedrag: € 73,64

Hoger collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, vierde lid, van de wet

Minimumbedrag: € 2.168

Maximumbedrag: € 10.842

Minimumbedrag: € 2.209

Maximumbedrag: € 11.046

Verlaagd wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

€ 1.084

€ 1.105

Verlaagd gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 645

Maximumbedrag: € 1.084

Minimumbedrag: € 658

Maximumbedrag: € 1.105

Verlaagd collegegeld OU, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit, per studiepunt

Minimumbedrag: € 18,07

Maximumbedrag: € 36,14

Minimumbedrag: € 18,41

Maximumbedrag: € 36,82

Verlaagd hoger collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 1.084

Maximumbedrag: € 9.758

Minimumbedrag: € 1.105

Maximumbedrag: € 9.941

D

Bijlage 1 komt te luiden:

BIJLAGE 1. BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDERDEEL A, VAN DE REGELING

Bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

   

€ 417.415

€ 417.415

21PB

Universiteit Leiden

 

€ 2.773.483

€ 18.743.338

€ 21.516.821

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

 

€ 2.230.651

€ 18.525.516

€ 20.756.167

21PD

Universiteit Utrecht

 

€ 6.439.906

€ 21.672.494

€ 28.112.400

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

 

€ 509.975

€ 24.767.345

€ 25.277.320

21PF

Technische Universiteit Delft

 

€ 232.270

€ 29.070.864

€ 29.303.134

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

 

€ 21.775

€ 6.526.628

€ 6.548.403

21PH

Universiteit Twente

 

€ 29.033

€ 20.868.873

€ 20.897.906

21PI

Wageningen University

 

€ 50.809

€ 5.785.983

€ 5.836.792

21PJ

Universiteit Maastricht

 

€ 650.494

€ 12.220.798

€ 12.871.292

21PK

Universiteit van Amsterdam

 

€ 3.059.570

€ 22.198.825

€ 25.258.395

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

 

€ 1.119.951

€ 21.974.323

€ 23.094.274

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

 

€ 1.619.398

€ 13.079.724

€ 14.699.122

21PN

Tilburg University

 

€ 570.311

€ 8.706.741

€ 9.277.052

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

   

€ 38.360

€ 38.360

22NC

Open Universiteit

 

€ 315.244

€ 3.425.232

€ 3.740.476

23BF

Universiteit voor Humanistiek

   

€ 251.596

€ 251.596

25AV

Theologische Universiteit Kampen

   

€ 161.692

€ 161.692

 

Totaal

 

€ 19.622.870

€ 228.435.747

€ 248.058.617

E

Bijlage 2 komt te luiden:

BIJLAGE 2. BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDERDEEL B, VAN DE REGELING

Percentages onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Universiteit

Percentage

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

0,55106%

21PB

Universiteit Leiden

8,84551%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

9,29480%

21PD

Universiteit Utrecht

11,72158%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

6,95410%

21PF

Technische Universiteit Delft

9,48814%

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

5,44276%

21PH

Universiteit Twente

5,06235%

21PI

Wageningen University

4,49691%

21PJ

Universiteit Maastricht

5,74842%

21PK

Universiteit van Amsterdam

11,35981%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

7,49351%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

7,69285%

21PN

Tilburg University

3,57766%

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

0,08058%

22NC

Open Universiteit

1,95610%

23BF

Universiteit voor Humanistiek

0,16730%

25AV

Theologische Universiteit Kampen

0,06656%

 

Totaal

100,00000%

F

Bijlage 3 komt te luiden:

BIJLAGE 3. BIJ ARTIKEL 3, TWEEDE LID, ONDERDEEL A, VAN DE REGELING

Bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

   

€ 1.272.102

€ 1.272.102

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

 

€ 412.321

€ 2.722.889

€ 3.135.210

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

   

€ 17.205.427

€ 17.205.427

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

€ 893.443

€ 514.679

€ 1.408.122

02NR

Hotelschool The Hague

   

€ 1.694.109

€ 1.694.109

02NT

Design Academy Eindhoven

 

€ 408.026

€ 404.229

€ 812.255

07GR

Avans Hogeschool

 

€ 373.076

€ 18.037.543

€ 18.410.619

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

   

€ 1.231.922

€ 1.231.922

09OT

Iselinge Hogeschool

   

€ 605.672

€ 605.672

10IZ

Marnix Academie

   

€ 2.064.655

€ 2.064.655

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 709.074

€ 858.340

€ 1.567.414

15BK

Driestar educatief

   

€ 1.840.874

€ 1.840.874

21CW

HAS Hogeschool

   

€ 1.945.328

€ 1.945.328

21MI

HZ University of Applied Sciences

   

€ 4.257.881

€ 4.257.881

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 696.683

€ 2.546.090

€ 3.242.773

21RI

Hogeschool Leiden

 

€ 247.075

€ 7.705.482

€ 7.952.557

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

   

€ 1.861.479

€ 1.861.479

21UI

Breda University of Applied Sciences

   

€ 3.750.290

€ 3.750.290

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

   

€ 1.549.516

€ 1.549.516

22OJ

Hogeschool Rotterdam

 

€ 1.132.679

€ 23.989.910

€ 25.122.589

23AH

Saxion Hogeschool

 

€ 332.601

€ 15.505.913

€ 15.838.514

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

 

€ 646.738

€ 1.029.311

€ 1.676.049

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

   

€ 3.677.153

€ 3.677.153

25BE

Hanzehogeschool Groningen

 

€ 1.847.693

€ 17.610.674

€ 19.458.367

25DW

Hogeschool Utrecht

 

€ 1.159.352

€ 23.253.240

€ 24.412.592

25JX

Zuyd Hogeschool

 

€ 1.213.660

€ 8.120.479

€ 9.334.139

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

 

€ 1.558.474

€ 23.496.893

€ 25.055.367

27NF

ArtEZ

 

€ 1.119.126

€ 2.499.543

€ 3.618.669

27PZ

Hogeschool INHolland

 

€ 646.196

€ 16.754.972

€ 17.401.168

27UM

De Haagse Hogeschool

   

€ 14.432.236

€ 14.432.236

28DN

Hogeschool van Amsterdam

   

€ 29.385.363

€ 29.385.363

30GB

Fontys Hogescholen

 

€ 1.263.689

€ 31.292.943

€ 32.556.632

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

   

€ 2.317.210

€ 2.317.210

30TX

Aeres Hogeschool

   

€ 2.115.333

€ 2.115.333

30VP

Hogeschool Thomas More

   

€ 1.024.465

€ 1.024.465

31FR

NHL Stenden Hogeschool

   

€ 16.335.021

€ 16.335.021

 

Totaal

 

€ 14.659.906

€ 304.909.166

€ 319.569.072

G

Bijlage 4 komt te luiden:

BIJLAGE 4, BEHOREND BIJ ARTIKEL 3, TWEEDE LID, ONDERDEEL B, VAN DE REGELING

Percentages onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Hogeschool

Percentage

00IC

Katholieke PABO Zwolle

0,16165%

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

2,98190%

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

3,11039%

02BY

Gerrit Rietveld Academie

0,93834%

02NR

Hotelschool The Hague

0,41008%

02NT

Design Academy Eindhoven

0,44036%

07GR

Avans Hogeschool

4,49382%

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

0,21903%

09OT

Iselinge Hogeschool

0,13683%

10IZ

Marnix Academie

0,35727%

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

2,36996%

15BK

Driestar educatief

0,28733%

21CW

HAS Hogeschool

1,18591%

21MI

HZ University of Applied Sciences

0,96750%

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

6,09939%

21RI

Hogeschool Leiden

1,82833%

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

0,31589%

21UI

Breda University of Applied Sciences

0,94069%

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

0,26842%

22OJ

Hogeschool Rotterdam

6,19860%

23AH

Saxion Hogeschool

4,09225%

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

3,02886%

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

0,54968%

25BE

Hanzehogeschool Groningen

5,93582%

25DW

Hogeschool Utrecht

5,58181%

25JX

Zuyd Hogeschool

4,56515%

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

5,51508%

27NF

ArtEZ

4,34996%

27PZ

Hogeschool INHolland

6,45560%

27UM

De Haagse Hogeschool

3,94375%

28DN

Hogeschool van Amsterdam

6,09714%

30GB

Fontys Hogescholen

8,92397%

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

1,88817%

30TX

Aeres Hogeschool

1,07676%

30VP

Hogeschool Thomas More

0,11892%

31FR

NHL Stenden Hogeschool

4,16539%

 

Totaal

100,00000%

H

Bijlage 5 komt te luiden:

BIJLAGE 5. BIJ ARTIKEL 4, EERSTE LID, VAN DE REGELING

Bedragen onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 46.952

21PB

Universiteit Leiden

€ 32.020.188

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 22.703.834

21PD

Universiteit Utrecht

€ 30.220.528

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 10.772.815

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 30.602.783

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 19.289.339

21PH

Universiteit Twente

€ 21.456.705

21PI

Wageningen University

€ 8.047.804

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 7.551.234

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 20.492.938

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 16.970.738

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 23.355.641

21PN

Tilburg University

€ 2.947.977

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 13.246

22NC

Open Universiteit

€ 660.519

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 57.453

25AV

Theologische Universiteit Kampen

€ 17.952

 

Totaal

€ 247.228.646

I

Bijlage 7 komt te luiden:

BIJLAGE 7. BIJ ARTIKEL 6 VAN DE REGELING

Bedragen en percentages academische ziekenhuizen, bedoeld in artikel 4.27, derde lid onder c. respectievelijk artikel 4.27, vierde lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

Percentage

21PB

Universiteit Leiden

€ 3.438.655

12,39730%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 4.436.281

12,84522%

21PD

Universiteit Utrecht

€ 4.259.673

13,69763%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 5.090.425

13,35443%

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 4.927.018

9,11353%

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 4.893.807

16,69170%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 3.285.600

10,87244%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 4.263.541

11,02775%

 

Totaal

€ 34.595.000

100,00000%

J

Bijlage 9 komt te luiden:

BIJLAGE 9. BIJ ARTIKEL 4, DERDE LID, VAN DE REGELING

Bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Bedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 71.516

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 24.616

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 279.630

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

02NR

Hotelschool The Hague

 

02NT

Design Academy Eindhoven

 

07GR

Avans Hogeschool

€ 41.585

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 67.879

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 29.744

10IZ

Marnix Academie

€ 114.966

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 12.867

15BK

Driestar educatief

€ 90.444

21CW

HAS Hogeschool

 

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 23.497

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 34.219

21RI

Hogeschool Leiden

€ 129.418

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 80.280

21UI

Breda University of Applied Sciences

 

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

€ 42.145

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 256.319

23AH

Saxion Hogeschool

€ 89.698

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 4.009

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 51.655

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 128.393

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 296.599

25JX

Zuyd Hogeschool

€ 31.329

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 347.043

27NF

ArtEZ

€ 58.276

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 169.046

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 85.875

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 327.276

30GB

Fontys Hogescholen

€ 494.830

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

 

30TX

Aeres Hogeschool

€ 37.390

30VP

Hogeschool Thomas More

€ 49.604

31FR

NHL Stenden Hogeschool

€ 295.294

 

Totaal

€ 3.765.442

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

  • 1. Artikel I, met uitzondering van onderdeel C, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

  • 2. Artikel I, onderdeel C, treedt in werking met ingang van 1 september 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs (Rfho) gewijzigd. De wijzigingen hangen onder meer samen met de eerste herberekening van de rijksbijdrage 2021 in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting 2021 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eerste berekening van de rijksbijdrage 2021 betrof de berekening in overeenstemming met de ontwerpbegroting 2021 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Gevoerd overleg

Een concept van de regeling is voorgelegd aan de VSNU, Vereniging Hogescholen en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging mede vanwege de tweede suppletoire (ontwerp-) begroting 2021 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

5. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Artikelen

Grondslagen

  • In artikel 2.2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (UWHW) is bepaald dat bij ministeriële regeling het bedrag voor het volledig wettelijk collegegeld wordt vastgesteld aan de hand van de consumentenprijsindex. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 9 van de Rfho waarin de bedragen voor het wettelijk collegegeld en het collegegeld OU zijn opgenomen.

  • In artikel 2.4a, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling het minimumbedrag voor het gedeeltelijk wettelijk collegegeld wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2.2, tweede en derde lid, van het UWHW. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 9 van de Rfho waarin de bedragen voor het gedeeltelijk wettelijk collegegeld zijn opgenomen.

  • In artikel 2.4b, derde lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling de omvang van de verschillende soorten verlaagd wettelijk collegegeld wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 9 van de Rfho waarin de verschillende bedragen voor het verlaagd wettelijk collegegeld zijn opgenomen.

  • In artikel 4.7, derde lid, van het UWHW is bepaald dat het studentgebonden bedrag per bekostigde inschrijving of graad voor opleidingen in het hoger beroepsonderwijs het quotiënt van een door Onze Minister te bepalen percentage van het onderwijsdeel hbo, resterend na toepassing van artikel 4.11, eerste lid, en de som van het aantal inschrijvingen en bekostigde graden bij opleidingen in het hoger beroepsonderwijs is. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 3h, waarin de hoogte van de kwaliteitsbekostiging wordt berekend.

  • In artikel 4.11, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het onderwijsdeel van de rijksbijdrage aan een universiteit onderscheidenlijk hogeschool een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag kan toekennen in relatie tot kwaliteit, kwetsbare opleidingen of bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlagen 1 en 3 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.11, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat het resterende gedeelte van het onderwijsdeel wordt verdeeld over universiteiten onderscheidenlijk hogescholen volgens percentages vastgesteld bij ministeriële regeling. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 2 en 4 van de Rfho waarin deze percentages worden vastgesteld.

  • In artikel 4.20, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden per opleiding, die in de peilperiode onderzoek door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vierde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor de graden, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.21, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen proefschriften die hebben geleid tot een promotie ten overstaan van het college voor promoties of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid van de wet en de aantallen ontwerperscertificaten die in het tweede, derde en vierde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vijfde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor promoties en ontwerperscertificaten, wordt vastgesteld. In artikel 4.21, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat de per promotie en ontwerperscertificaat toe te kennen bedragen bij ministeriële regeling worden bepaald. Dit is de grondslag voor het aanpassen artikel 4, zesde lid, van de Rfho waarin de bedragen per promotie en ontwerperscertificaat worden vastgesteld.

  • In artikel 4.23, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het onderzoekdeel wo aan universiteiten worden toegekend in verband met toponderzoekscholen en bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 5 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.24, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het deel ontwerp en ontwikkeling hbo aan een instelling een bedrag kan toekennen dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 9 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.27, derde lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek aan universiteiten worden toegekend. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 7 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

Artikel I

A

In het hoger beroepsonderwijs worden de middelen voor kwaliteitsbekostiging verdeeld naar rato van het aandeel van een hogeschool in de studentgebonden financiering en de onderwijsopslag in percentages. In artikel 3h van deze regeling is opgenomen dat de aandelen van het lopende begrotingsjaar worden gebruikt waardoor het aandeel van een hogeschool van jaar tot jaar licht kan variëren. Door de overheveling van middelen van de studentgebonden financiering naar de onderwijsopslag in percentages bij de herziening van de bekostiging van het hoger onderwijs in 2020 (naar aanleiding van het advies van de Adviescommissie Bekostiging Hoger Onderwijs en Onderzoek) is het relatieve aandeel van de hogescholen in de onderwijsopslag in percentages vanaf 2020 gewijzigd. Dit is daarmee ook van invloed op de verdeling van de middelen voor kwaliteitsafspraken. De veranderingen naar aanleiding van de herziening van de bekostiging kunnen niet gezien worden als jaar-op-jaar schommelingen maar zijn een trendbreuk. Om die reden worden vanaf 2021 de middelen voor kwaliteitsbekostiging voor hogescholen verdeeld naar rato van het aandeel van een hogeschool in de onderwijsopslag in percentages zoals dat was vlak voor de herziening van de bekostiging (begrotingsjaar 2019). Voor het aandeel in de studentgebonden financiering wordt wel uitgegaan van de actuele verdeling in het lopende begrotingsjaar.

B

Dit onderdeel betreft een aanpassing van de percentages voor graden en promoties en ontwerperscertificaten in het onderzoekdeel wo en een aanpassing van de bedragen promoties en ontwerperscertificaten in artikel 4. De percentages en bedragen zijn gewijzigd vanwege de wijziging van de omvang van het totale onderzoekdeel wo in de rijksbijdrage. Het onderzoekdeel is gewijzigd als gevolg van het toevoegen van middelen vanwege loon- en prijsbijstelling 2021 en loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2021 (HGIS), vanwege een bijdrage voor de Vrije Universiteit Amsterdam afkomstig van de SEO-middelen bestemd voor EATRIS en vanwege het toevoegen van middelen afkomstig van het Nationaal Programma Onderwijs (zie toelichting onderdeel H).

C

Op grond van artikel 2.2, tweede lid, van het UWHW wordt het wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2022/2023 aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex. Onder de consumentenprijsindex wordt verstaan: de consumentenprijsindex ‘reeks alle huishoudens’ zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bedrag van het volledig wettelijk collegegeld voor het studiejaar 2021/2022 wordt vermenigvuldigd met 109,36 (indexcijfer april 2021) en gedeeld door 107,34 (indexcijfer april 2020). De hieruit resulterende bedragen zijn afgerond opgenomen in deze regeling conform het onderstaande overzicht voor het studiejaar 2022-2023. In het Nationaal Programma Onderwijs is een halvering van het collegegeld aangekondigd voor het studiejaar 2021/2022. Met het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 betreffende tijdelijke voorzieningen voor het studiejaar 2021–2022 in verband met COVID-19’ wordt uitvoering gegeven aan deze maatregel. Er is voor gekozen de wettelijke systematiek intact te laten en de in het UWHW en de Rfho genoemde bedragen net als voorgaande jaren bij ministeriële regeling aan te passen aan hand van de consumentenprijsindex. Voor het studiejaar 2021/2022 zijn echter de met het wetsvoorstel in de WHW opgenomen bedragen van toepassing en niet de in het UWHW opgenomen bedragen.

 

2021/2022

2022/2023

Niet-afgerond

Niet-afgerond

Niet-afgerond

Afgerond

Volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit

€ 2.168,34

€ 2.168

€ 2.209,14

€ 2.209

Gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4a, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 1.290,84

Maximumbedrag: € 2.168,34

Minimumbedrag: € 1.291

Maximumbedrag: € 2.168

Minimumbedrag: € 1.315,14

Maximumbedrag: € 2.209,14

Minimumbedrag: € 1.315

Maximumbedrag: € 2.209

Collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid, van de wet, per studiepunt

Minimumbedrag: € 36,14

Maximumbedrag: € 72,28

Minimumbedrag: € 36,14

Maximumbedrag: € 72,28

Minimumbedrag: € 36,82 Maximumbedrag: € 73,64

Minimumbedrag: € 36,82 Maximumbedrag: € 73,64

Hoger collegegeld, bedoeld in artikel 6.7, vierde lid, van de wet

Minimumbedrag: € 2.168,34

Maximumbedrag: € 10.841,69

Minimumbedrag: € 2.168

Maximumbedrag: € 10.842

Minimumbedrag: € 2.209,14

Maximumbedrag: € 11.045,72

Minimumbedrag: € 2.209

Maximumbedrag: € 11.046

Verlaagd wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

€ 1.084,17

€ 1.084

€ 1.104,57

€ 1.105

Verlaagd gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 645,42

Maximumbedrag: € 1.084,17

Minimumbedrag: € 645

Maximumbedrag: € 1.084

Minimumbedrag: € 657,57 Maximumbedrag: € 1.104,57

Minimumbedrag: € 658 Maximumbedrag: € 1.105

Verlaagd collegegeld OU, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit, per studiepunt

Minimumbedrag: € 18,07

Maximumbedrag: € 36,14

Minimumbedrag: € 18,07

Maximumbedrag: € 36,14

Minimumbedrag: € 18,41 Maximumbedrag: € 36,82

Minimumbedrag: € 18,41 Maximumbedrag: € 36,82

Verlaagd hoger collegegeld, bedoeld in artikel 2.4b, eerste lid, van het besluit

Minimumbedrag: € 1.084,17

Maximumbedrag: € 9.757,52

Minimumbedrag: € 1.084

Maximumbedrag: € 9.758

Minimumbedrag: € 1.104,57

Maximumbedrag: € 9.941,14

Minimumbedrag: € 1.105

Maximumbedrag: € 9.941

D

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2021 en loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2021 (HGIS) van alle ‘bedragen onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 1 met 2,22335%. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer ‘kwetsbare opleidingen’ is een bijdrage van € 1.064.573 opgenomen voor het experiment educatieve module voor het jaar 2021. Het experiment educatieve module in het wetenschappelijk onderwijs maakt het mogelijk dat reeds afgestudeerde bachelorstudenten alsnog een educatieve minor (nu module geheten) kunnen volgen die tot een beperkte tweedegraads bevoegdheid leidt. De educatieve module is één van de flexibele routes waarmee wordt beoogd nieuwe doelgroepen aan te trekken voor het leraarschap in verband met het lerarentekort. Het experiment is verlengd tot en met 2022 (Stb. 2019, nr.291). Er is sprake van een vaste bijdrage per ingeschrevene via de onderwijsopslag in bedragen universiteiten die als volgt wordt opgebouwd: 1/2 van het bedrag dat bij reguliere bekostiging voor één jaarinschrijving in de betreffende bacheloropleiding beschikbaar zou worden gesteld vermeerderd met 1/6 van de diplomabonus voor onderwijs en onderzoek dat bij reguliere bekostiging per afgestudeerde zou zijn ontvangen. De vergoeding wordt in de jaren 2020 tot en met 2022 jaarlijks verwerkt bij de rijksbijdragebrief die samenhangt met de eerste suppletoire begroting van OCW. De aantallen voor de educatieve module kunnen bij een volgende herberekening van de rijksbijdrage voor het jaar 2021 nog wijzigen.

  • b. onder de noemer ‘bijzondere voorzieningen’ is voor het jaar 2021 een bedrag van € 155.800.000 en voor het jaar 2022 een bedrag van €278.800.000 opgenomen ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs dat zich richt op het herstel en de ontwikkeling van het onderwijs tijdens en na corona. Specifiek voor het wetenschappelijk onderwijs zijn de volgende bedragen beschikbaar:

     

    2021

    2022

    Halvering volledig wettelijk collegegeld studiejaar 2021–2022

    € 112.000.000

    € 239.000.000

    Lerarenopleidingen

    € 3.800.000

    € 3.800.000

    Begeleiding studenten en Extra hulp in de klas

    € 32.000.000

    € 36.000.000

    Verbreden met wo voor zorg en verlengen van stage-offensief

    € 8.000.000

    € 0

    Deze middelen worden toegevoegd aan de onderwijsopslag van universiteiten. De middelen voor halvering collegegeld, begeleiding studenten en extra hulp in de klas worden verdeeld op basis van het totaal aantal ingeschreven studenten op 1 oktober 2020. Deze aantallen studenten worden zowel voor de verdeling van de middelen in 2021 als in 2022 gebruikt. De middelen voor stageaanpak zorg/tandheelkunde worden verdeeld worden op basis van het aantal ingeschreven studenten aan de Master Geneeskunde en de Master Tandheelkunde op 1 oktober 2020. De middelen voor lerarenopleidingen worden verdeeld op basis van het aantal ingeschreven studenten in lerarenopleidingen, inclusief het experiment educatieve module, op 1 oktober 2020 (brief van 31 maart 2021 met kenmerk 27559272 en Kamerbrief van 21 mei 2021 met nummer 2021Z08737).

  • c. aan de onderwijsopslag van vijf universiteiten is voor de jaren 2021 tot en met 2024 een jaarlijkse bijdrage opgenomen van € 300.000 (€ 1.500.000 in totaal) vóór indexering ten behoeve van de instandhouding en versterking van de vijf bestaande volwaardige vestigingen Neerlandistiek met een bachelor en een of meer op de Neerlandistiek gerichte masters. Op deze manier kan worden gewerkt aan toekomstbestendige opleidingen die meer studenten aantrekken. De middelen worden in eerste instantie voor vier jaar toegekend, waarna wordt bezien hoe de studenteninstroom zich heeft ontwikkeld. De middelen hiervoor zijn afkomstig uit het macrobudget wo (brieven van 15 april 2021 met kenmerk 27689007, 27712303, 27714377, 27714866 en 27715172).

  • d. aan de onderwijsopslag van vier universiteiten is voor het jaar 2021 een totaalbedrag van € 7.756.666 vóór indexering toegevoegd vanwege de start van de pilots met sneltesten in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs (brieven van 24 februari 2021 met kenmerk 27190551, 27191564, 27194194 en 27197156).

  • e. aan de onderwijsopslag van drie universiteiten is voor de jaren 2021 tot en met 2024 jaarlijks een totaalbedrag van € 625.000 vóór indexering toegevoegd vanwege de toekenning van de Nederlandse Hogeronderwijspremie 2021 (brieven van 1 april 2021 met kenmerk 27416697, 27421455 en 27437091).

  • f. aan de onderwijsopslag van Universiteit Leiden is vanaf 2021 een bijdrage opgenomen van € 600.000 vóór indexering ten behoeve van het Nederlands Instituut in Marokko (NIMAR) (brief van 2 oktober 2020 met kenmerk 25658640).

  • g. aan de onderwijsopslag van Universiteit Leiden is voor de jaren 2021 en 2022 een bedrag (€ 332.000 in 2021 en € 168.000 in 2022 vóór indexering) toegevoegd vanwege de organisatie van Leiden European City of Science 2022 (brief van 22 maart 2021 met kenmerk 26979802).

  • h. aan de onderwijsopslag van Universiteit Utrecht is voor de jaren 2021 tot en met 2023 een bedrag (€ 2.400.000 in 2021, € 2.400.000 in 2022 en € 900.000 in 2023 vóór indexering) toegevoegd ten behoeve van het Bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen. Doel van de besteding van de middelen is om iedereen die leraar wil en kan worden, goed te ondersteunen om een gepersonaliseerd opleidingstraject te kunnen volgen. Intensievere samenwerking en het afstemmen en waar mogelijk harmoniseren van beleid tussen lerarenopleidingen is daarbij van belang, zowel binnen de sectoren hbo en wo, als tussen beide sectoren. De lerarenopleidingen kunnen voor een flexibel opleidingstraject ook niet zonder samenwerking met het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, bijvoorbeeld bij de vormgeving van het praktijkdeel van de opleiding en aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk. Zij zullen bij de uitwerking van de ambities betrokken worden (brief van 20 mei 2021 met kenmerk 28112397).

  • i. aan de onderwijsopslag van Universiteit Utrecht is voor de jaren 2021 tot en met 2024 jaarlijks een bedrag van € 250.000 vóór indexering opgenomen ten behoeve van het penvoerderschap over de Studenten Onderwijskwalificatie (brief van 15 april 2021 met kenmerk 27678065).

  • j. aan de onderwijsopslag van de Universiteit van Amsterdam is voor het jaar 2021 een bedrag van € 30.000 vóór indexering opgenomen als financiële ondersteuning voor de Commissie Verwantschapstabel. Deze commissie is verantwoordelijk voor de beoordeling van nieuwe verzoeken tot opname van wo-bachelors in de verwantschapstabel Educatieve Minor (brief van 25 maart 2021 met kenmerk 27309815).

  • k. aan de onderwijsopslag van de Vrije Universiteit Amsterdam is voor het jaar 2021 een bijdrage opgenomen van € 58.000 vóór indexering ten behoeve van de pilot ‘You Share, We Take Care’ (brief van 10 september 2020 met kenmerk 25457871).

  • l. aan de onderwijsopslag van de Vrije Universiteit Amsterdam is voor het jaar 2021 een bijdrage opgenomen van € 20.000 vóór indexering ten behoeve van ‘Impact 2021’( brief van 11 december 2020 met kenmerk 26378235).

  • m. aan de onderwijsopslag van de Vrije Universiteit Amsterdam is voor de jaren 2021 en 2022 een jaarlijks bedrag van € 90.000 vóór indexering toegevoegd als tijdelijke compensatie vanwege het vertrek van het seminarie ten dienste van de Orthodoxe geloofsgemeenschap van de Vrije Universiteit Amsterdam naar de Radboud Universiteit Nijmegen. De bijdrage van het seminarie van € 260.000 wordt in 2021 voor 50% overgeheveld van de Vrije Universiteit Amsterdam naar de Radboud Universiteit Nijmegen. Er is gekozen voor 50% van de bijdrage in 2021 vanwege de overstap per 1 juli 2021. Vanaf 2022 zal het volledige bedrag van € 260.000 worden overgeheveld. Dit zal worden verwerkt worden bij de wijziging van de Rfho die samenhangt met de berekening van de rijksbijdrage 2022 in overeenstemming met de ontwerpbegroting 2022 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (brieven van 20 december 2019 met kenmerk 17897881, 10 september 2020 met kenmerk 25431405, 20 mei 2021 met kenmerk 28115039 en 20 mei 2021 met kenmerk 28113324).

  • n. aan de onderwijsopslag van de Theologische Universiteit Kampen is voor de jaren 2021 en 2022 een bedrag (€ 101.000 in 2021 en € 55.000 in 2022 vóór indexering) opgenomen ter compensatie van het wegvallen van de loon- en prijsbijstelling op het deel kerkelijke bekostiging dat de Theologische Universiteit Kampen ontvangt. Dit leidt derhalve tot tekorten (brief van 12 mei 2021 met kenmerk 27952280).

E

Dit onderdeel betreft de wijziging van de ‘percentages onderwijsopslag universiteiten’ vanwege het structureel toevoegen van een bedrag van € 2.579.687 vanwege structurele compensatie 2-jarige educatieve masteropleidingen. Al enige jaren zetten universiteiten in op brede introductie van tweejarige educatieve masteropleidingen. Universiteiten willen deze opleidingen als de gangbare route naar het leraarschap aanbieden. De introductie heeft echter gevolgen voor de bekostiging, omdat studenten van deze opleidingen slechts eenmaal in aanmerking kunnen worden gebracht voor diplomabekostiging voor onderwijs en onderzoek. Als deze studenten de tot voor kort gangbare route van ulo-na-master zouden volgen, zouden zij tweemaal voor diplomabekostiging in aanmerking kunnen worden gebracht. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in haar Kamerbrief van 8 januari 2016 aangegeven dat zij het verschil in bekostiging wil toevoegen aan de onderwijsopslag van de universiteiten en dat dit verschil beschikbaar blijft voor het opleiden van leraren. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met VSNU de wijze van compenseren afgestemd en de instellingen hierover geïnformeerd (brief van 4 oktober 2019 met kenmerk 16108454).

F

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2021 van alle ‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3 met 2,25537%. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer ‘bijzondere voorzieningen’ is voor het jaar 2021 een bedrag van € 272.200.000 en voor het jaar 2022 een bedrag van €477.200.000 opgenomen ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs dat zich richt op het herstel en de ontwikkeling van het onderwijs tijdens en na corona. Specifiek voor het hoger beroepsonderwijs zijn de volgende bedragen beschikbaar:

     

    2021

    2022

    Halvering volledig wettelijk collegegeld studiejaar 2021–2022

    € 149.000.000

    € 316.000.000

    Lerarenopleidingen

    € 34.200.000

    € 34.200.000

    Begeleiding studenten, Verbreden met hbo en verlengen van stage-offensief, Extra hulp in de klas en Inhaal en ondersteuningsonderwijs

    € 89.000.000

    € 127.000.000

    Deze middelen worden toegevoegd aan de onderwijsopslag van hogescholen. De middelen voor halvering collegegeld, begeleiding studenten, stages, extra hulp in de klas en inhaal en ondersteuningsonderwijs, worden verdeeld op basis van het totaal aantal ingeschreven studenten op 1 oktober 2020. Deze aantallen studenten worden zowel voor de verdeling van de middelen in 2021 als in 2022 gebruikt. De middelen voor lerarenopleidingen worden verdeeld op basis van het aantal ingeschreven studenten in lerarenopleidingen op 1 oktober 2020 (brief van 31 maart 2021 met kenmerk 27559271 en Kamerbrief van 21 mei 2021 met nummer 2021Z08737).

  • b. aan de onderwijsopslag van alle hogescholen met lerarenopleidingen is voor de jaren 2021 tot en met 2023 (€ 5.600.000 in 2021, € 5.600.000 in 2022 en € 2.100.000 in 2023 vóór indexering) een bijdrage opgenomen ten behoeve van het Bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen. Doel van de besteding van de middelen is om iedereen die leraar wil en kan worden, goed te ondersteunen om een gepersonaliseerd opleidingstraject te kunnen volgen. Intensievere samenwerking en het afstemmen en waar mogelijk harmoniseren van beleid tussen lerarenopleidingen is daarbij van belang, zowel binnen de sectoren hbo en wo, als tussen beide sectoren. De lerarenopleidingen kunnen voor een flexibel opleidingstraject ook niet zonder samenwerking met het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, bijvoorbeeld bij de vormgeving van het praktijkdeel van de opleiding en aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk. Zij zullen bij de uitwerking van de ambities betrokken worden. De middelen voor het jaar worden verdeeld naar rato van het studentenaandeel van hogescholen in het deel ‘bedragen ontwerp en ontwikkeling’ in 2021. Het studentenaandeel wijzigt ieder jaar en om die reden worden de bedragen per hogeschool voor de jaren 2022 en 2023 vastgesteld op basis van de gewijzigde verdeling in studentenaandeel in het deel ‘bedragen ontwerp en ontwikkeling’ (brief van 20 mei 2021 met kenmerk 28114422).

  • c. aan de onderwijsopslag van vier hogescholen is voor het jaar 2021 een totaalbedrag van € 1.238.800 vóór indexering toegevoegd vanwege de start van de pilots met sneltesten in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs (brieven van 24 februari 2021 en 11 maart 2021 met kenmerk 27190462, 27191038, 27192452, 27195790 en 27383364).

  • d. aan de onderwijsopslag van drie hogescholen is voor de jaren 2021 tot en met 2024 jaarlijks een totaalbedrag van € 625.000 vóór indexering toegevoegd vanwege de toekenning van de Nederlandse Hogeronderwijspremie 2021 (brieven van 1 april 2021 met kenmerk 27420780, 27421668 en 27422658).

  • e. aan de onderwijsopslag van Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar is voor de jaren 2021 tot en met 2023 (€ 225.000 in 2021, € 150.000 in 2022 en € 60.000 in 2023 vóór indexering) een bijdrage opgenomen voor de doorontwikkeling van het Landelijk Expertisecentrum Jonge Kind en voor de uitvoering van een verkenning naar de ontwikkeling van een expertisecentrum gericht op het oudere kind, waaraan door de Vereniging Hogescholen gerefereerd is als een ‘Expertisecentrum Over Grenzen’ (brief van 12 mei 2021 met kenmerk 27951427).

  • f. aan de onderwijsopslag van Fontys Hogescholen is voor de jaren 2021 tot en met 2023 jaarlijks een bedrag van € 450.824 vóór indexering toegevoegd ten behoeve van het Onderwijsloket. Het doel van het Onderwijsloket is het bieden van een online loket om geïnteresseerden in het leraarsberoep te kunnen adviseren en informeren over de mogelijkheden om leraar te worden in het onderwijs (brief van 8 april 2021 met kenmerk 27591465).

G

Dit onderdeel is gewijzigd vanwege de aanpassing in de verdeling van de kwaliteitsbekostiging van hogescholen (zie toelichting onderdeel A).

H

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2021 en loon- en prijsbijstelling internationale uitgaven 2021 (HGIS) van ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 5 met 2,22264%. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. aan de voorziening onderzoek in bedragen van Vrije Universiteit Amsterdam is een structurele bijdrage opgenomen van € 133.000 vóór indexering afkomstig van de SEO-middelen bestemd voor EATRIS (European Advanced Translational Infrastructure in Medicine) die voorheen door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) werden uitgekeerd (brief van 6 oktober 2020 met kenmerk 25710672).

  • b. aan de voorziening onderzoek in bedragen van alle universiteiten is voor de jaren 2021 en 2022 een jaarlijks bedrag van € 39.614.000 opgenomen ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs met als doel dat onderzoekers met een tijdelijk contract, waarvan het onderzoek vertraging heeft opgelopen veroorzaakt door de coronacrisis in 2020, die tot extra kosten leidt in 2021 en 2022, in staat worden gesteld om hun onderzoek af te ronden in het belang van hun wetenschappelijke carrière, de continuïteit van het onderzoek en de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland. De financiële middelen worden verdeeld op basis van het aandeel van een universiteit in de omvang van het aantal onderzoekers met een tijdelijk contract (fte) van de universiteiten, berekend op basis van het gemiddeld aantal onderzoekers met een tijdelijk contract in de periode 2017 tot en met 2019 (Kamerbrief van 21 mei 2021 met nummer 2021Z08737).

I

Dit onderdeel is gewijzigd vanwege het toevoegen van een jaarlijks bedrag van € 34.595.000 voor de jaren 2021 en 2022 ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs met als doel dat onderzoekers met een tijdelijk contract, waarvan het onderzoek vertraging heeft opgelopen veroorzaakt door de coronacrisis in 2020, die tot extra kosten leidt in 2021 en 2022, in staat worden gesteld om hun onderzoek af te ronden in het belang van hun wetenschappelijke carrière, de continuïteit van het onderzoek en de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland. De financiële middelen worden verdeeld op basis van het aandeel van een Universitair Medisch Centrum in de omvang van het aantal promovendi met een tijdelijk contract (fte) van de Universitair Medisch Centra, berekend op basis de verhouding van het aantal promovendi in 2020 (50%) en het gemiddeld aantal gepromoveerden in de periode 2017 tot en met 2019 (50%) (Kamerbrief van 21 mei 2021 met nummer 2021Z08737).

J

Dit onderdeel betreft de verhoging vanwege loon- en prijsbijstelling 2021 van alle ‘bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen’ in bijlage 9 met 2,25759%.

Artikel II

Artikel I, met uitzondering van onderdeel C, heeft betrekking op het begrotingsjaar 2021 en werkt daarom terug tot en met 1 januari 2021.

Artikel I, onderdeel C, heeft betrekking op de vaststelling van het collegegeld voor het studiejaar 2022/2023 en treedt daarom in werking op 1 september 2022.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven