Omzetbelasting. Wijziging van Voorschrift Tabel II (besluit van 28 maart 1993, nr. VB 93/575, zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van 13 december 2018, nr. 2018-31107)

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 28 oktober 2021, nr. 2021-22475, Staatscourant 2021, 45434

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt onderdeel 1.5.3.3 van Voorschrift Tabel II (besluit van 28 maart 1993, nr. VB 93/575, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 2018, nr. 2018-31107, Stcrt. 2018, 68654). De wijziging houdt verband met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 20 juni 2019, zaak C-291/18 (Grup Servicii Petroliere SA).

ARTIKEL I

Het besluit van 28 maart 1993, nr. VB 93/575, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 2018, nr. 2018-31107, Stcrt. 2018, 68654), wordt als volgt gewijzigd:

A

Vóór onderdeel 1 (Inleiding) wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Onderdeel 1.5.3.3 van dit besluit is gewijzigd bij besluit van 28 oktober 2021, nr. 2021-22475, (Stcrt. 2021, 45434). De wijziging houdt verband met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 20 juni 2019, zaak C-291/18 (Grup Servicii Petroliere SA) en treedt in werking per 1 januari 2023.

B

De tweede en derde alinea van onderdeel 1.5.3.3 van Voorschrift Tabel II worden vervangen door de volgende alinea’s:

Ook vaartuigen waarbij het varen van bijkomstige betekenis is ten opzichte van hun hoofdfunctie kunnen kwalificeren als schepen die worden gebruikt op volle zee. Met ‘hoofdfunctie’ wordt bedoeld: het gebruik van het vaartuig op volle zee voor activiteiten bedoeld in post a.3, onderdeel a, 2° van de tabel. Het gaat hier om vaartuigen die vanwege hun hoofdfunctie alleen in de offshore-industrie2 worden ingezet, zoals bijvoorbeeld baggerschepen, pontons en schepen waarmee in zee kabels of pijpleidingen worden gelegd. Opvijzelbare offshore boorplatforminstallaties die met aan het boorplatform gemonteerde pijlers op de zeebodem worden gezet om te worden gebruikt als een statisch platform, vallen niet onder de post.3 Drijvende boorplatforms die voldoen aan de in onderdeel 1.5.3.1 opgenomen voorwaarden kunnen onder de post worden gerangschikt.

Met ‘volle zee’ wordt in dit verband bedoeld: alle delen van de zee die niet behoren tot de territoriale wateren4 of tot de binnenwateren van Nederland.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 oktober 2021

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen, Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken

TOELICHTING

In artikel I, onderdeel A, wordt aan onderdeel 1 (Inleiding) een passage toegevoegd ter toelichting van de wijziging via dit besluit.

De in artikel I, onderdeel B, opgenomen wijziging heeft betrekking op de wijziging van onderdeel 1.5.3.3. van Voorschrift Tabel II. In het aangepaste onderdeel 1.5.3.3. is het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 20 juni 2019, zaak C-291/18 (Grup Servicii Petroliere SA) verwerkt.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijziging. Het besluit treedt op 1 januari 2023 in werking om de betrokken ondernemers de gelegenheid te bieden om zich te kunnen voorbereiden op de wijziging. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling (zie Aanwijzing 625 Aanwijzingen voor de regelgeving (Stcrt. 1992, 230).

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen, Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken


X Noot
2

Hieronder begrepen de wind offshore-industrie.

X Noot
3

HvJ 20 juni 2019, zaak C-291/18 (Grup Servicii Petroliere SA), ECLI:EU:C:2019:521.

X Noot
4

De territoriale wateren van Nederland strekken zich uit tot een afstand van 12 internationale zeemijlen gerekend vanaf de laagwaterlijn van de Nederlandse kust.

Naar boven