Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 oktober 2021, nr. WJZ/ 21135426, tot vaststelling van beleidsregels voor de beoordeling van aanvragen om een tegemoetkoming in de kosten van het aanleveren van gegevens door PAS-melders (Beleidsregel tegemoetkoming kosten PAS-melders)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

initiatiefnemer:

initiatiefnemer van een project die voor dat project in de periode van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019 een melding heeft gedaan en die ter verificatie zijn gegevens heeft verstrekt aan de Minister ten behoeve van het legaliseren van dat project, bedoeld in artikel 1.13a van de Wet natuurbescherming;

Minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

project:

project waarvoor een meldingsplicht gold op grond van artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof, zoals dat luidde tot 1 januari 2017, of artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming, zoals dat luidde op 28 mei 2019;

RVO:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

verificatie:

toets door de bevoegde gezagen of een project voldoet aan de voorwaarden voor het legaliseren van gemelde projecten;

verklaring de-minimissteun:

verklaring van de initiatiefnemer waarin deze bevestigt dat subsidieverlening niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van verordening (EU) nr. 1407/2013, onderscheidenlijk artikel 3, tweede lid, van verordening (EU) nr. 1408/2013;

verordening (EU) nr. 1407/2013:

verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L352/1);

verordening (EU) nr. 1408/2013:

verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PB L 352).

§ 2. Tegemoetkoming

Artikel 2. Tegemoetkoming

  • 1. De Minister verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan een initiatiefnemer die een verklaring de-minimissteun heeft verstrekt.

  • 2. De tegemoetkoming bedraagt € 1.600,– per toegewezen aanvraag.

§ 3. Aanvraag en besluit

Artikel 3. Aanvraag tegemoetkoming

  • 1. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een daartoe op www.rvo.nl beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2. De initiatiefnemer verstrekt bij de aanvraag de gegevens waarnaar in het aanvraagformulier wordt gevraagd.

  • 3. De aanvraag kan worden ingediend in de periode van 15 november 2021 tot en met 30 november 2022.

Artikel 4. Besluit en uitbetaling

  • 1. De Minister beslist binnen 8 weken op een volledige aanvraag om een tegemoetkoming.

  • 2. De Minister betaalt het bedrag van de tegemoetkoming in één keer uit.

Artikel 5. Intrekking

  • 1. De Minister kan een besluit tot uitbetaling van een tegemoetkoming intrekken indien:

    • a. de aanvrager aan wie een tegemoetkoming is toegekend onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft, waardoor een tegemoetkoming ten onrechte is toegekend; of

    • b. het besluit tot toekenning van een tegemoetkoming anderszins onjuist was en de aanvrager dat wist, dan wel behoorde te weten.

  • 2. De Minister vordert een bedrag dat als gevolg van een besluit als bedoeld in het eerste lid ten onrechte is uitbetaald terug van degene aan wie is uitbetaald.

§ 3. Slotbepalingen

Artikel 6

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 15 november 2021.

Artikel 7

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel tegemoetkoming kosten PAS-melders.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 oktober 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) draagt de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) tezamen met de provincies zorg voor het legaliseren van de projecten waarvoor ten tijde van het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 (PAS) geen Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning nodig was vanwege hun geringe stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden1 en die daarom destijds onder de meldingsplichtige categorieën vielen.2 Die projecten zijn alsnog vergunningplichtig geworden doordat het PAS op 29 mei 2019 door de bestuursrechter deels onverbindend is verklaard.3

Als gevolg van de uitspraak zijn de initiatiefnemers van deze projecten in grote onzekerheid komen te verkeren omdat zij geen rechtsgeldige toestemming hebben voor hun activiteit. Deze initiatiefnemers hebben in beginsel te goeder trouw gebruik gemaakt van de toenmalige vrijstelling van de vergunningplicht en een melding gedaan op basis van de destijds geldende regelgeving. De initiatiefnemers ondervinden niet alleen de voortdurende dreiging van mogelijke handhavingsverzoeken, maar ondervinden soms ook problemen bij banken voor de financiering van bedrijfsaanpassingen, aangezien deze daarvoor vaak eisen dat een onherroepelijke Natura2000-vergunning is verleend.

Om aan deze onzekerheid een einde te maken is in de Wet natuurbescherming bepaald dat deze PAS-meldingen zullen worden gelegaliseerd. Daartoe is in de Wnb de verplichting opgenomen voor de Minister van LNV om in het belang van de rechtszekerheid tezamen met gedeputeerde staten van de provincies zorg te dragen voor het legaliseren van de PAS-meldingen (artikel 1.13a, tweede lid).4De legalisering vindt plaats op basis van een door de Minister van LNV vast te stellen aanvullend legalisatieprogramma met bronmaatregelen en eventueel natuurmaatregelen. De maatregelen moeten worden uitgevoerd binnen drie jaar na de vaststelling van dat programma.5

In mijn brief aan de Tweede Kamer van 24 april 20206 is reeds aangekondigd dat een verificatie van de PAS-meldingen door de bevoegde gezagen nodig is. Zo wordt geborgd dat alleen de meldingen gelegaliseerd worden die zijn ingediend en uitgevoerd zoals dat destijds ten tijde van het PAS de bedoeling was. Ten behoeve van deze verificatie zijn initiatiefnemers die destijds een melding hebben gedaan per brief gevraagd om de benodigde gegevens aan te leveren als zij hun meldingen willen legaliseren. Overigens is legalisering van gemelde projecten alleen mogelijk indien wordt voldaan aan de voorwaarden die in de Regeling natuurbescherming worden opgenomen.

Deze gegevens zijn omvangrijk. Het betreft o.a. bedrijfsgegevens, informatie over technische installaties, een geactualiseerde AERIUS-berekening (inclusief onderbouwing van de betreffende invoergegevens) voor zowel de referentiesituatie als de situatie waarop de aanvraag betrekking heeft en informatie over reeds aanwezige natuur-, omgevings- of milieuvergunningen. Om deze gegevens te verzamelen en in te dienen, huren veel initiatiefnemers externe bureaus in. Ten behoeve van het indienen van hun oorspronkelijke melding hebben bedrijven destijds ook kosten gemaakt. Een deel van de kosten is daarom dubbelop en een ander deel additioneel ten opzichte van de oorspronkelijk ingediende melding.

Om de kosten van het legaliseren van hun melding voor initiatiefnemers te beperken, heb ik besloten om de initiatiefnemers eenmalig tegemoet te komen in de kosten voor het aanleveren van de gevraagde gegevens ten behoeve van het legaliseren van hun PAS-melding.7 Op basis van de gemiddelde kosten van het aantal benodigde uren voor het verzamelen en invoeren van de gevraagde gegevens is besloten een vaste tegemoetkoming toe te kennen van € 1.600,– per project waarvoor een PAS-melding is gedaan.

Het is niet vanzelfsprekend dat de overheid in dit soort situaties bijspringt. Het gaat hier echter om een uitzonderlijke situatie, die voor geen van de betrokkenen was te voorzien en waarbij betrokkenen destijds te goeder trouw conform de ten tijde van het PAS geldende wet- en regelgeving hebben gehandeld. Dat maakt dat in deze specifieke omstandigheden aanleiding wordt gezien om een gebaar te maken en de initiatiefnemers eenmalig tegemoet te komen.

De verstrekking van de tegemoetkoming wordt aangemerkt als staatssteun. Op grond van de verordening (EU) nr. 1407/2013 (hierna: de-minimisverordening) kan de subsidie echter worden verstrekt als de-minimissteun indien het totale bedrag aan steun door een lidstaat aan één onderneming niet hoger is dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren, en de onderneming daarvoor een zogenaamde de-minimisverklaring overlegt. Hetzelfde geldt op grond van verordening (EU) nr. 1408/2013 (hierna: landbouw de-minimisverordening) voor steun aan een agrarische onderneming die niet hoger is dan € 20.000 over een periode van drie belastingjaren, Met een de-minimisverklaring bevestigt de onderneming dat verlening van de tegemoetkoming niet zal leiden tot een overschrijding van deze de-minimisplafonds. De verplichting een dergelijke verklaring te overleggen volgt uit de artikelen 3, tweede lid, van de de-minimisverordening en 3, tweede lid, van de landbouw de minimisverordening en daarnaast ook uit artikel 2, eerste lid, van deze beleidsregel.

De periode om aanvragen in te dienen op grond van deze beleidsregel is ruim een jaar. Het aantal initiatiefnemers dat een PAS-melding aanmeldt voor legalisering is al een aantal maanden stabiel (circa 2500). De verwachting is dat de initiatiefnemers direct na openstelling de tegemoetkoming zullen aanvragen en dat een langere openstelling niet noodzakelijk is.

RVO is belast met de uitvoering van deze beleidsregel. RVO heeft een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uitgevoerd en acht deze beleidsregel uitvoerbaar en handhaafbaar.

II. ARTIKELEN

Artikel 1

Een initiatiefnemer als bedoeld in deze regeling is degene die voor een project in de periode van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019 een melding heeft gedaan en die ter verificatie zijn gegevens heeft aangeleverd ten behoeve van de legalisering van die melding.

Voor de begripsomschrijving van project is aangesloten bij de regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van tot wijziging van de Regeling natuurbescherming en de Omgevingsregeling (nieuwe versie AERIUS Calculator en wijziging stikstofregistratiesysteem).

Artikel 2

Op grond van het eerste lid is een de-minimisverklaring vereist. De initiatiefnemer kan deze verstrekken door middel van het aanvinken van een vakje op het aanvraagformulier. Daarmee bevestigt de initiatiefnemer dat het de-minimisplafond uit de de-minimisverordening, dan wel uit de landbouw de-minimisverordening niet wordt overschreven.

In verreweg de meeste gevallen krijgt de initiatiefnemer een tegemoetkoming voor één project. Het is echter denkbaar dat een initiatiefnemer meerdere meldingen heeft gedaan voor verschillende projecten op verschillende locaties en om die reden meermalen kosten heeft gemaakt om meldingen te legaliseren. In dat geval kan de initiatiefnemer voor elk van die projecten een aanvraag om een tegemoetkoming doen. Voor elke aanvraag om een tegemoetkoming die wordt toegewezen, wordt dan een tegemoetkoming verstrekt.

De tegemoetkoming wordt verstrekt door de Minister van LNV. Dat betekent dat de tegemoetkoming ten laste komt van het Rijk.

Artikel 3

In het derde lid is bepaald dat een tegemoetkoming op grond van deze beleidsregel uiterlijk op 30 november 2022 moet worden aangevraagd. De legalisering van projecten waarvoor een melding is gedaan, vindt plaats op basis van een door de Minister van LNV vast te stellen aanvullend legalisatieprogramma met bronmaatregelen en eventueel natuurmaatregelen. Op grond van dat legalisatieprogramma kunnen initiatiefnemers tot en met 30 november 2022 een project waarvoor eerder een melding is gedaan aanmelden voor legalisatie. De periode waarin een tegemoetkoming op grond van deze beleidsregel kan worden aangevraagd is daarmee gelijkgesteld.

Artikel 4

Wanneer het bestuursorgaan niet binnen de in het eerste lid vermelde beslistermijn kan beslissen op de aanvraag, moet het bestuursorgaan dit meedelen aan de aanvrager en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen wel een besluit wordt genomen (artikel 4:14, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht). De in artikel 4, eerste lid, vermelde beslistermijn wordt ingevolge artikel 4:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht ook opgeschort, wanneer het bestuursorgaan de aanvrager uitnodigt een (onvolledige) aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Deze projecten vielen destijds voor het aspect stikstof onder de vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht, op grond van artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming zoals dat luidde op 28 mei 2019.

X Noot
2

Zie de artikelen 1.13a-1.13c van de Wet natuurbescherming. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dit geregeld in paragraaf 22.4 van de Omgevingswet.

X Noot
3

ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, hierna: PAS-uitspraak.

X Noot
4

Wet natuurbescherming, zoals deze luidt sinds 1 juli 2021 (inwerkingtreding Wet stikstofreductie en natuurverbetering, Stb. 2021, nr. 140 en Stb. 288.

X Noot
5

Artikel 1.13a, tweede en vierde lid, Wnb en artikel 22.21, tweede en vierde lid, van de Omgevingswet.

X Noot
6

Kamerstukken II 2019/20, 35 334, nr. 82.

X Noot
7

Kamerstukken II 2020/21, 35 334, nr. 160.

Naar boven