TOELICHTING
ALGEMEEN
1. Inleiding
1.1 Regeling basisregistratie personen
De wijziging van de Regeling basisregistratie personen (hierna: Regeling BRP) vloeit
voort uit de Wet van 14 juli 2021 tot wijziging van de Wet basisregistratie personen
(hierna: Wet BRP) in verband met het bevorderen van de goede uitvoering van die wet
op enkele onderdelen en het herstellen van enige omissies, alsmede van de Wet basisadministratie
persoonsgegevens BES (hierna: Wet bap BES) in verband met het opnemen van gegevens
over kinderen die op het moment van geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie
een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik
van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene
te zijn (Stb. 2021, 396; hierna: de wijzigingswet)1 en het Besluit van 18 september 2021 tot wijziging van het Besluit basisregistratie
personen (hierna: Besluit BRP) in verband met het bevorderen van de goede uitvoering
van dat besluit op enkele onderdelen en het herstellen van enige omissies, alsmede
van het Besluit basisadministratie persoonsgegevens BES (hierna: Besluit bap BES)
in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van geboorte
niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt
die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, dan wel
die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn (Stb. 2021, 439; hierna: het wijzigingsbesluit). Daarnaast is van de gelegenheid gebruikgemaakt om
een aantal kleinere, zelfstandige wijzigingen van de Regeling BRP die als zodanig
dus niet voorvloeien uit de wijzigingswet en het wijzigingsbesluit, door te voeren.
De verschillende wijzigingen van de Regeling BRP worden nader toegelicht in het artikelsgewijze
deel van deze toelichting.
1.2 Regeling basisadministraties persoonsgegevens BES
De wijziging van de Regeling basisadministraties persoonsgegevens BES (hierna: Regeling
bap BES) vloeit eveneens voort uit de wijzigingswet en het wijzigingsbesluit. De wijzigingswet
en het wijzigingsbesluit maken het onder meer mogelijk dat de ouder van een kind dat
op het moment van de geboorte niet meer in leven is of omtrent wie een akte in een
openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte
niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn, een
verzoek indient bij het bestuurscollege tot het opnemen van gegevens omtrent dit kind
op de eigen persoonslijst in de basisadministratie.
In het artikelsgewijze deel van deze toelichting worden de wijzigingen van de Regeling
bap BES nader toegelicht.
2. Privacyaspecten en regeldrukgevolgen
Bij gelegenheid van de wijzigingswet en het wijzigingsbesluit is in de respectieve
memorie en nota van toelichting ingegaan op de daaraan verbonden privacyaspecten en
de gevolgen voor burgers en overheidsinstanties. De onderhavige wijzigingen in de
Regeling BRP en Regeling bap BES betreffen een technische uitwerking van de bovengenoemde
aanpassingen en leiden op de voornoemde punten niet tot andere gevolgen.
3. Consultatie en advies
Van internetconsulatie is afgezien, gelet op de technische aard van de wijzigingen
en de doelgroep (overheidsorganisaties die betrokken zijn bij de bijhouding van de
BRP of daarvan gebruikmaken) waarvoor deze in overwegende mate relevantie hebben.
Deze doelgroep is op andere wijze geconsulteerd, en wel via het Gebruikersoverleg
BRP.2 Voor de leden van het Gebruikersoverleg was de ontwerpregeling geen aanleiding tot
het maken van opmerkingen.
Tevens is de ontwerpregeling voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (hierna:
ATR). Het ATR heeft te kennen gegeven deze niet te hebben geselecteerd voor een formeel
advies maar deze ambtelijk te hebben afgedaan, omdat de regeling naar verwachting
geen (omvangrijke) regeldrukeffecten tot gevolg zal hebben.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
ARTIKEL I
Onderdelen A, B, I, J, L en M
De onderhavige wijzigingen hebben betrekking op de vaststelling van versie 3.14 van
het Logisch Ontwerp GBA (hierna: LO GBA) en versie 2.15 van het Logisch Ontwerp RNI
(hierna: LO RNI). Deze versies, die deels3 voortvloeien uit de wijzigingswet en het wijzigingsbesluit, hebben gevolgen voor
de inhoud van de systeembeschrijving van de basisregistratie personen (BRP) en de
registratie niet-ingezetenen (RNI). Daarnaast bevatten de LO-versies ook zelfstandige
wijzigingen, niet samenhangend met de wijzigingswet en het wijzigingsbesluit.4 Bij de vorige wijziging van deze LO’s was voorzien dat de wijzigingen die samenhangen
met de wijzigingswet en het wijzigingsbesluit zouden worden ingevoerd met een separate
LO-wijziging (versie 3.13b). Hiervan kon echter worden afgezien nu de zelfstandige
wijzigingsonderdelen eveneens technisch gereed waren.
De systeembeschrijving vormt de beschrijving van de voorzieningen waarmee het stelsel
van de BRP wordt uitgevoerd; door middel van de systeembeschrijving worden gedetailleerde
regels gesteld die noodzakelijk zijn om de voorzieningen te laten werken. Op grond
van de Wet BRP en het Besluit BRP wordt deze systeembeschrijving bij ministeriële
regeling vastgesteld. De systeembeschrijving wordt gevormd door de als zodanig gemarkeerde
hoofdstukken en bijlagen, of onderdelen daarvan, van het LO GBA en het LO RNI, die
als bijlagen bij de Regeling BRP zijn gevoegd.
Hieronder worden de verschillende wijzigingen van het LO GBA en het LO RNI ten opzichte
van de vorige versies beschreven.
1. Registratie overlijden in Nederland van niet-ingezetenen (LO GBA en LO RNI)
Tot inwerkingtreding van de wijzigingswet werd het overlijden van een niet-ingezetene
in Nederland die geen relatie had met een aangewezen bestuursorgaan, slechts vastgelegd
in een akte van overlijden door de ambtenaar van de burgerlijkste stand (hierna: ABS)
van de gemeente waar de niet-ingezetene was overleden. Omdat de gemeente geen aangewezen
bestuursorgaan is, was de ABS gelet op het voorgaande niet bevoegd om de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) te verzoeken een gegeven
van overlijden op te nemen in de RNI. Om deze omissie te verhelpen, is door middel
van de wijzigingswet artikel 2.70, derde lid, van de Wet BRP uitgebreid met een onderdeel
c. Met dit onderdeel werd het mogelijk om het overlijden van een niet-ingezetene in
de BRP op te nemen door ontlening van dit gegeven aan een mededeling van de ABS die
de akte van overlijden van de niet-ingezetene heeft opgemaakt, zodat tussenkomst van
een aangewezen bestuursorgaan waarmee de overleden niet-ingezetene een relatie heeft,
niet vereist is. In artikel 2.78 van de Wet BRP is vervolgens bepaald dat de betreffende
ABS na het opmaken van een akte van overlijden ‘terstond een mededeling doet’ aan
de Minister van BZK, zodat deze het overlijden in de BRP kan registreren. Om het gegeven
van overlijden te registeren, kan gebruik worden gemaakt van zogenaamde Tb02-berichten.
Het LO RNI bood de mogelijkheid deze berichten te verwerken nog niet en het LO GBA
bood de mogelijkheid ook niet deze berichten aan de RNI te versturen. Daarom moesten
de LO’s worden aangepast. In het LO GBA is aan potentiële ontvangers van Tb02-berichten
de RNI toegevoegd. Het LO RNI is zo aangepast dat Tb02-berichten kunnen worden verwerkt.
De berichten worden beperkt tot het ontvangen en verwerken van een Tb02-bericht inhoudende
melding van het overlijden van een niet-ingezetene.
2. Recht op verwijderen (LO GBA)
In artikel 2.57, vierde lid, van de Wet BRP was aan een ingeschrevene die de leeftijd
van 16 jaar heeft bereikt, reeds het recht toegekend om op zijn persoonslijst de algemene
gegevens te laten verwijderen over de naam en het geslacht van een ouder, een eerdere
echtgenoot of een eerder geregistreerde partner of het algemeen gegeven over de naam
van het kind van de ingeschrevene, die zijn gewijzigd in verband met een wijziging
van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte van de ouder, eerdere echtgenoot,
eerdere geregistreerde partner of het kind. Dergelijke wijzigingen in de geboorteakte
leiden niet alleen tot aanpassing van de gegevens op de persoonslijst van de betrokkene
zelf, maar werken ook automatisch door op de persoonslijsten van de ouder, eerdere
echtgenoot, eerdere geregistreerde partner of het kind van de betrokken persoon. Deze
personen kunnen verzoeken dat de automatische wijziging van gegevens op hun persoonslijst
weer ongedaan wordt gemaakt.
De wijzigingswet wijzigde artikel 2.57, vierde lid, van de Wet BRP in de eerste plaats
door te bepalen dat ook huidige echtgenoten en geregistreerde partners de verwijdering
van de bedoelde gegevens kan vragen. Daarnaast is voorzien in de mogelijkheid om gegevens
zoals die luidden voorafgaand aan de wijziging (die als historische gegevens nog steeds
op hun persoonslijst zijn opgenomen) te laten verwijderen. Het college van burgemeester
en wethouders (hierna: B&W) dient binnen vier weken na het verzoek kosteloos de desbetreffende
gegevens te verwijderen.
De twee via de wijzigingswet doorgevoerde aanpassingen van artikel 2,57, vierde lid,
van de Wet BRP vragen om aanpassing van het LO GBA. Daarom zijn de volgende wijzigingen
in het LO GBA doorgevoerd. De zinsnede in de paragrafen 3.6.9 ‘Wijziging in naam’
en 3.6.11 ‘Wijziging in geslacht’ die luidt: ‘als het huwelijk/geregistreerd partnerschap
is ontbonden dan wel beëindigd’ is in het LO GBA 3.14 vervallen. De zin in paragraaf 4.4
‘hierbij geldt bij categorie 05 dat het huwelijk/geregistreerd partnerschap moet zijn
ontbonden dan wel beëindigd’ is in het LO GBA 3.14 vervallen. Aan de tekst over het
doorvoeren van een wijziging van de historische gegevens onder het eerste aandachtspunt,
is de volgende zin toegevoegd: ‘het verzoek kan betreffen het overschrijven van de
gegevens zoals die waren voor de wijziging van het geslacht, of het overschrijven
van de gegevens die door de verwerking van de wijziging van het geslacht zijn gewijzigd.’.
De verwijzing naar paragraaf 3.10.12 is gewijzigd in een verwijzing naar paragraaf
3.10.13.
3. Deelresultaat adresonderzoek (LO GBA)
Deze wijziging betreft het opnemen van een code op de persoonslijst van een ingeschrevene
wanneer het college van B&W heeft vastgesteld dat de burger niet verblijft op het
adres dat in de BRP van hem is opgenomen. Dit tussenresultaat van een adresonderzoek
kan bijvoorbeeld worden bereikt als er inmiddels nieuwe bewoners op het adres zijn
ingeschreven. De code die wordt opgenomen, maakt onderdeel uit van de onderzoeksgegevens
op de persoonslijst. Hiermee wordt bereikt dat alle gebruikers van de BRP dit gegeven
automatisch (mee)verstrekt krijgen.
In dit kader worden concreet de volgende wijzigingen doorgevoerd in het LO GBA, bijlage
I, paragraaf I.7 Beschrijving van de elementen, p. 326. Bij ‘Toelichting’ wordt toegevoegd:
‘In categorie 08 Verblijfplaats kan de aanduiding tevens aangeven dat er is vastgesteld
dat betrokkene niet op het geregistreerde adres woont.’. Bij ‘Mogelijke waarden’ wordt
toegevoegd: ‘In categorie 08 (Verblijfplaats) wordt 089999 opgenomen wanneer als deelresultaat
van een adresonderzoek blijkt dat betrokkene niet meer op dat adres woont.’.
4. Documentindicatie (LO GBA en LO RNI)
Deze wijziging ziet op het administratieve gegeven ‘Documentindicatie’ op de persoonslijst.
Het betreft gegevens over het feit dat gedurende de opschorting van de bijhouding
van de persoonslijst documenten zijn binnengekomen die betrekking hebben op die bijhouding.
Het gaat bijvoorbeeld om de situatie dat er een huwelijksakte bekend wordt van een
persoon die als niet-ingezetene is geregistreerd. Hoewel de nieuwe huwelijksgegevens
niet op de persoonslijst van de niet-ingezetene worden opgenomen, leidt dit wel tot
opname van een documentindicatie: die aangeeft dat er een dergelijke akte beschikbaar
is. Het plaatsen van een documentindicatie was tot nu toe alleen mogelijk wanneer
de bijhouding van de persoonslijst met reden ‘E’ (Emigratie) of ‘M’ (Ministerieel
besluit) was opgeschort. Deze mogelijkheid (plaatsen van documentindicatie) wordt
nu technisch mogelijk voor alle persoonslijsten waarvan de bijhouding is opgeschort:
bijvoorbeeld bij personen die nooit ingezetene zijn geweest, maar wel als niet-ingezetene
in de BRP staan. Daarnaast wordt het technisch mogelijk dat de documentindicatie tijdelijk
voorkomt op een persoonslijst waarvan de bijhouding niet (meer) is opgeschort, zodat
de gemeente de gelegenheid heeft de achterliggende brondocumenten te beoordelen en
indien nodig de gegevens op de persoonslijst aan te passen. Pas na deze beoordeling
en eventuele aanpassing wordt de documentindicatie verwijderd.
5. Adellijke titel (LO GBA en LO RNI)
In tabel 38 ‘Adellijke titel/predikaat’ beginnen de titels met een hoofdletter. Volgens
De Hoge Raad van Adel is dit niet juist en moeten de titels met een kleine letter
geschreven worden. Ook de schrijfwijze van het woord ‘predikaat’ is sinds 2006 niet
meer de correcte spelling. Doordat de Wet GBA over ‘predikaten’ sprak, is deze spelling
destijds overgenomen in het LO. Echter, de Wet BRP spreekt over ‘predicaten’, waardoor
het de voorkeur heeft om ook meteen de schrijfwijze van het woord ‘predikaat’ in het
gehele LO te wijzigen in ‘predicaat’. Tabel 38 voor ‘Adellijke titel/predikaat’ is
een vaste tabel, waardoor de inhoud niet gewijzigd kan worden. Om de schrijfwijze
van de adellijke titels en predicaat te kunnen wijzigen, is een LO-wijziging nodig
om dit te corrigeren.
6. A-nummervoorraad (LO GBA)
Bij de eerste inschrijving in de BRP (RNI) of in de bevolkingsadministratie van een
van de openbare lichamen of Caribische landen, wordt een administratienummer (A-nummer)
geregistreerd. Daarvoor hebben de bijhouders van de registratie, zoals het college
van B&W in Europees Nederland, de beschikking over een voorraad A-nummers. In de praktijk
is de huidige procedure van het aanvragen en versturen van een voorraad A-nummers
foutgevoelig gebleken. Om die reden wordt in het LO GBA een webservice geïntroduceerd
voor het opvragen van een voorraad A-nummers door deze bijhouders.
7. Italiaans persoonsnummer (LO GBA)
De gemeente van vestiging dient, bij een eerste inschrijving op grond van aangifte
van verblijf en adres en bij een hervestiging in Nederland, bij de beheervoorziening
burgerservicenummer (hierna: BV BSN) te verifiëren of de persoon reeds bekend is.
Om de kans te verkleinen dat iemand na naamswijziging in het buitenland niet wordt
herkend in de BV BSN, wordt bij vreemdelingen met een EU-nationaliteit tevens gezocht
of het buitenlands persoonsnummer reeds voorkomt bij een ingeschreven persoon. Deze
controle geeft er inzicht in of het nummer correct kan zijn (dat wil zeggen: aan alle
bekende eisen voldoet) of welke afwijking er is geconstateerd (niet de juist lengte,
geboortedatum in het nummer wijkt af van die van de persoon, etc.). Tot LO GBA, versie 3.14,
waren de resultaten van die controles onderdeel van het LO GBA. Maar omdat er vaak
controles wijzigen of – zoals in het geval van Italië – het nummer (‘codice fiscale’)
op het ID-document wordt opgenomen, bestaat er behoefte aan meer flexibiliteit. Het
is wenselijk om de tabel uit het LO GBA te halen en separaat te publiceren. Zo is
deze tabel voortaan aan te passen, zonder dat daartoe een geheel nieuw LO dient te
worden vastgesteld.
8. Wachtwoordeisen (LO GBA)
In het LO GBA is het wachtwoordbeheer voor de webservices van GBA-V (centrale verstrekkingsvoorziening)
beschreven. De regels voor het wachtwoord zijn gekoppeld aan die van de mailboxserver.
De huidige regels zijn echter verouderd. De technische eisen waaraan een wachtwoord
moet voldoen voor de webservices van GBA-V, worden in het LO GBA losgekoppeld van
de eisen aan de mailboxserver. De bijgestelde eisen voor de webservices worden opgenomen
in de Dienstverleningsafspraken die op de website van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens
(RVIG) worden gepubliceerd.
Onderdelen C en Q
De wijzigingswet zag onder meer op het doen vervallen van artikel 2.21, vijfde lid,
van de Wet BRP.5 Tot de inwerkingtreding van het betreffende onderdeel van de wijzigingswet, bepaalde
dat artikel dat indien de ingezetene in de aangifte van vertrek meldde te gaan verblijven
in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een van de openbare lichamen, het college van B&W
aan hem kosteloos een verhuisbericht verstrekte volgens een door de Minister van BZK
vast te stellen model. Deze regeling kon vervallen, omdat ingevolge artikel 3.12 van
de Wet BRP in samenhang bezien met artikel 43 van het Besluit BRP in dergelijke gevallen
wordt voorzien in een rechtstreekse verstrekking van gegevens door de Minister van
BZK. Aan artikel 16 van de Regeling BRP, dat bepaalde dat het model van het verhuisbericht,
bedoeld in artikel 2.21, vijfde lid, van de Wet BRP, was opgenomen in bijlage 9 bij
de Regeling BRP kwam – evenals aan die bijlage zelf – dan ook geen betekenis meer
toe.
Onderdeel D
Op grond van artikel 2.40, eerste lid, van de Wet BRP heeft iemand die zijn woonadres
heeft in een op grond van dat artikel aangewezen instelling de mogelijkheid om bij
de adresaangifte een briefadres te kiezen. Het betreft instellingen van een zodanige
aard dat door opneming van het adres van de instelling als woonadres de persoonlijke
levenssfeer van de betrokkenen onevenredig zou kunnen worden geschaad. Op grond van
artikel 2.40, derde lid, van de Wet BRP zijn in artikel 17 van de Regeling BRP instellingen
voor gezondheidszorg aangewezen waarvoor deze uitzondering – registratie van een briefadres
in plaats van een woonadres – geldt.
Met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (hierna:
AWtza) per 1 januari 2022,6 verdwijnen de bepalingen in de Wet toelating zorginstellingen (hierna: Wtzi) en het
Uitvoeringsbesluit Wtzi met betrekking tot de Wtzi-toelating. Daarom is het noodzakelijk
om de verwijzingen naar de instellingen, bedoeld in artikel 1.2, onder 14 en 18, van
het Uitvoeringsbesluit Wtzi in artikel 17 van de Regeling BRP te wijzigen. Uit deze
verwijzingen volgt dat als instellingen voor gezondheidszorg als bedoeld in artikel
2.40, derde lid, onderdeel a, van de Wet BRP worden aangewezen instellingen voor behandeling
van gedragswetenschappelijke aard in verband met een psychiatrische aandoening en
instellingen voor verpleging. Doordat artikel 5 van de Wtzi in de AWtza wordt aangepast,
vervalt artikel 1.2 van het Uitvoeringsbesluit Wtzi. Gelet daarop, wordt met de onderhavige
wijzing artikel 17 van de Regeling BRP zo aangepast dat daarin een omschrijving van
deze instellingen wordt opgenomen. De onderhavige wijziging is er een van louter technische
aard; inhoudelijk zijn geen veranderingen beoogd ten aanzien van de categorieën instellingen
voor gezondheidszorg waarbij in plaats van een woonadres een briefadres kan worden
geregistreerd.
Onderdeel E
Door middel van de onderhavige wijziging wordt in artikel 19 van de Regeling BRP de
aanduiding van de betreffende Minister aangepast naar aanleiding van de naamswijziging
van het betrokken ministerie.7
Onderdeel F
Door middel van de onderhavige wijziging wordt in de artikelen 25 en 34 van de Regeling
BRP een verschrijving met betrekking tot het werkwoord ‘gebruikmaken’ hersteld.
Onderdeel G
Door middel van de onderhavige wijziging wordt in de artikelen 31 en 32 van de Regeling
BRP een verschrijving met betrekking tot het onbepaalde voornaamwoord ‘eenieder’ hersteld.
Onderdeel H
De onderhavige wijziging ziet op indexering van vergoedingen die moeten worden betaald
voor verstrekkingen van gegevens uit het centraal archief van overledenen. De Minister
van BZK is op grond van artikel 4.7, tweede lid, van de Wet BRP verantwoordelijk voor
de verwerking van persoonsgegevens in het centraal archief van overledenen. Het centraal
archief van overledenen bestaat uit de persoonskaarten, bedoeld in artikel 69, tweede
lid, van het tot 1 oktober 1994 van kracht zijnde Besluit bevolkingsboekhouding. Het
feitelijk beheer van het centraal archief wordt namens de Minister van BZK op grond
van de overeenkomst van 24 maart 1995 uitgevoerd door het bestuur van de Stichting
Centraal Bureau voor Genealogie (hierna: CBG).
Op grond van artikel 49 van het Besluit BRP stelt de Minister van BZK regels omtrent
heffingen in verband met de verstrekking van gegevens uit het centraal archief van
overledenen. De bedragen van de vergoedingen voor een niet-systematische verstrekking
van gegevens uit het centraal archief van overledenen, zijn opgenomen in artikel 33
van de Regeling BRP. Met de onderhavige wijziging van artikel 33 worden de betreffende
bedragen geïndexeerd per 1 januari 2022, opdat deze in lijn blijven met de werkelijke
kosten van de geleverde diensten van het CBG.
De jaarlijkse indexering van de vergoedingen per 1 januari vindt plaats aan de hand
van de voor het komende jaar ingeschatte kostenontwikkeling, waarbij wordt uitgegaan
van de mutatie van het consumentenprijsindexcijfer (hierna: cpi), zoals vastgesteld
door het Centraal Bureau voor de Statistiek over de maand juni van het lopende jaar
(in casu 2021) in vergelijking met de maand juni van het voorgaande jaar (in casu
2020). De aldus berekende factor wordt toegepast op de niet afgeronde bedragen van
de geïndexeerde vergoedingen, zoals die eerder zijn berekend. Daarmee wordt een opeenstapeling
van afrondingen voorkomen.
De tot het moment van inwerkingtreding van deze regeling in de Regeling BRP opgenomen
vergoeding voor een verstrekking uit het centraal archief van overledenen, bedroeg
€ 4,45 per persoon op wie het verzoek betrekking had, met dien verstande dat ten minste
€ 8,90 in rekening werd gebracht (artikel 33, tweede lid, onderdeel a) en € 4,05 per
persoon op wie het verzoek betrekking had, indien het verzoek betrekking had op meer
dan honderd personen (artikel 33, tweede lid, onderdeel b). De factor waarmee het
cpi voor de maand juni van het jaar 2021 is gestegen ten opzichte van de maand juni
van het jaar 2020, is vastgesteld op 1,020091. Deze factor wordt toegepast op de bovengenoemde
bedragen, met dien verstande dat ten minste een bedrag van € 9,– (2 x € 4,50) in rekening
wordt gebracht voor een verstrekking uit het centraal archief van overledenen (onder
1; artikel 33, tweede lid, onderdeel a). De keuze voor een minimumvergoeding, die
tweemaal de vergoeding per persoon bedraagt, is ingegeven vanuit de vaste administratieve
kosten die verstrekking uit een fysiek archief met zich brengt. De nieuwe vergoedingen,
die voor het jaar 2022, en de wijze van berekening van de vergoedingen zijn weergegeven
in onderstaande tabel.
Tabel. Vergoedingen (in €) voor het jaar 2022 en de wijze van berekening daarvan
|
2021 (niet afgerond)
|
2022 (niet afgerond; na CPI-factor 1,020091)
|
2022 (afgerond)
|
Per persoon
|
4,429066
|
4,518051
|
4,50
|
Bij meer dan 100 personen
|
4,046306
|
4,127600
|
4,15
|
Onderdeel K, onder 1, onder a, en 2
Gelet op artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Regeling BRP wordt in de Regeling
BRP onder ‘de Wet BRP’ verstaan ‘de Wet basisregistratie personen’. Ondanks deze begripsbepaling,
werd – wanneer de Wet BRP werd bedoeld – in bijlage 3 de aanduiding ‘de wet’ gebruikt.
Met deze wijzigingen is dit hersteld.
Onderdeel K, onder 1, onder b
Gelet op artikel 1, aanhef en onderdeel c, van de Regeling BRP wordt in de Regeling
BRP onder ‘de minister’ verstaan ‘de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’.
Niettegenstaande deze begripsbepaling, werd in bijlage 3 de aanduiding ‘Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ gebezigd. Dit nu is met de onderhavige
wijziging hersteld.
Onderdeel N
Door middel van de onderhavige wijziging wordt in bijlage 6 bij de Regeling BRP een
verschrijving met betrekking tot de wijze van verwijzen naar artikel 2.7 van de Wet
BRP hersteld.
Onderdeel O, onder 1
Door middel van de onderhavige wijziging wordt in bijlage 7 bij de Regeling BRP een
verschrijving met betrekking tot de wijze van verwijzen naar een EU-verordening hersteld.
Onderdeel O, onder 2
Door middel van de onderhavige wijziging wordt in bijlage 7 bij de Regeling BRP een
verschrijving met betrekking tot de aanduiding van het Europees Hof voor de rechten
van de Mens hersteld.
Onderdelen O, onder 3, en P, onder 2, onder a
Door middel van de onderhavige wijzigingen wordt in de bijlagen 7 en 8 bij de Regeling
BRP de aanduiding van de betreffende Minister aangepast naar aanleiding van de naamswijziging
van het betrokken ministerie.8
Onderdeel P, onder 1, en 2, onder b, onder 1°
De onderhavige wijzigingen betreffen het herstel van verschrijvingen.
Onderdeel P, onder 2, onder b, onder 2
In artikel 15 van de Regeling BRP is geregeld dat in bijlage 8 bij de Regeling BRP
de administratieve gegevens, bedoeld in de artikelen 23, tweede lid, en 32, tweede
lid, van het Besluit BRP nader zijn bepaald. De wijzigingswet zag onder meer op de
uitbreiding van de reikwijdte van de categorie kinderen (artikel 2.7, eerste lid,
onderdeel a, onder 2°, van de Wet BRP) op wie een verzoek tot opneming van gegevens
betrekking kan hebben tot overleden kinderen die niet zelf met een persoonslijst zijn
ingeschreven in de BRP.9 Niet wenselijk is echter dat deze uitbreiding zich eveneens zou uitstrekken tot de
onderhavige aantekening: anders dan bij verzoeken die zien op de registratie van levenloos
geboren of voor de aangifte overleden kinderen, zal de registratie van kinderen die
geleefd hebben maar zijn overleden voor eerste inschrijving van de ouder, niet als
zodanig (gecodeerd) kenbaar worden gemaakt in de BRP. De verstrekking van de op verzoek
opgenomen gegevens van kinderen die geleefd hebben, wordt dan ook op voorhand niet
beperkt tot specifieke situaties. Dit onderscheid is mede gelegen in het feit dat
deze kinderen rechtssubjecten zijn, wier gegevens om die reden van belang kunnen zijn
voor overheidsorganen en derden die gebruikmaken van de BRP bij de uitvoering van
hun (publieke) taken. Door middel van de onderhavige wijziging is daarom bepaald dat
die aantekening slechts kan zien op een kind dat op het moment van de geboorte niet
meer in leven is of omtrent wie een akte in Nederland is opgemaakt die vermeldt dat
het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, zijnde de reikwijdte van
artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet BRP voor inwerkingtreding
van het betrokken onderdeel van de wijzigingswet.
ARTIKEL II
Onderdelen A en D
De onderhavige wijzigingen hebben betrekking op de vaststelling van versie 1.5 van
het Logisch Ontwerp BES (hierna: LO BES). Deze versie, die voortvloeit uit de wijzigingswet
en het wijzigingsbesluit, heeft gevolgen voor de inhoud van de systeembeschrijving
van de basisadministraties persoonsgegevens van de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius
en Saba (BES) en de verstrekkingsvoorziening.
De systeembeschrijving vormt de beschrijving van de voorzieningen waarmee het stelsel
van de basisadministratie wordt uitgevoerd; door middel van de systeembeschrijving
worden gedetailleerde regels gesteld die noodzakelijk zijn om de voorzieningen te
laten werken. Op grond van de Wet bap BES en het Besluit bap BES wordt deze systeembeschrijving
bij ministeriële regeling vastgesteld. De systeembeschrijving wordt gevormd door de
als zodanig gemarkeerde hoofdstukken en bijlagen, of onderdelen daarvan, van het LO
BES, dat als bijlage bij de Regeling bap BES is gevoegd.
Hieronder worden de verschillende wijzigingen van het LO BES ten opzichte van de vorige
versie beschreven.
1. Registratie levenloos geboren of voor aangifte overleden kinderen
De wijzigingswet en het wijzigingsbesluit maken het onder meer mogelijk dat de ouder
van een kind dat op het moment van de geboorte niet meer in leven is of omtrent wie
een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik
van de aangifte niet in leven is, dan wel dat is overleden zonder zelf ingeschrevene
te zijn, een verzoek indient bij het bestuurscollege tot het opnemen van gegevens
omtrent dit kind op de eigen persoonslijst in de basisadministratie. Om dit in de
praktijk mogelijk te maken is wijziging van het LO BES noodzakelijk, onder meer om
daarin nieuwe gegevensvelden ten behoeve van deze registratie op te nemen.
2. Adellijke titel
Voor een toelichting op dit onderdeel wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting
bij artikel I (onder 5), nu de inhoud van deze wijziging voor het LO BES gelijkluidend
is.
3. A-nummervoorraad
Voor een toelichting op dit onderdeel wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting
bij artikel I (onder 6), nu de inhoud van deze wijziging voor het LO BES gelijkluidend
is.
4. Wachtwoordeisen
Voor een toelichting op dit onderdeel wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting
bij artikel I (onder 8), nu de inhoud van deze wijziging voor het LO BES gelijkluidend
is.
Onderdelen B en C
Door middel van de onderhavige wijzigingen worden in de artikelen 13 en 17 van de
Regeling bap BES verschrijvingen hersteld.
ARTIKEL III
In overeenstemming met het stelsel van vaste verandermomenten, treedt deze regeling
– evenals de wijzigingswet en het wijzigingsbesluit –10 in werking met ingang van 1 januari 2022 (eerste lid). Daarbij is een uitzondering
gemaakt voor de onderdelen van deze regeling die zien op het model verhuisbericht.11 Deze onderdelen treden in werking op het moment waarop het daarmee samenhangende
onderdeel van de wijzigingswet in werking treedt (tweede lid).12
BIJLAGEN A, B EN C
In de bijlagen A, B en C zijn het LO GBA, versie 3.14, het LO RNI, versie 2.15, onderscheidenlijk
het LO BES, versie 1.5, opgenomen.13 In deze regeling is, zoals gebruikelijk, aan het slot vermeld dat deze met de toelichting
in de Staatscourant wordt geplaatst. Daarbij is voor wat deze bijlagen betreft een
uitzondering gemaakt; de bijlagen A, B en C worden geplaatst op de website van RvIG
(https://www.rvig.nl). De bijlagen zijn namelijk door hun omvang en opmaak niet geschikt om in de Staatscourant
te worden geplaatst.
Voor de inwerkingtreding van de Wet elektronische publicaties,14 kende de Bekendmakingswet de figuur van het bekendmaken van bijlagen door terinzagelegging.15 De in dit kader relevante artikelen in Regeling BRP en Regeling bap BES waren op
die figuur geënt. De Bekendmakingswet voorziet thans echter niet meer in bekendmaking
door terinzagelegging. In plaats daarvan is in artikel 7 van de Bekendmakingswet bepaald
dat in afwijking van het in die wet vervatte bekendmakingsstramien een wet, een algemene
maatregel van bestuur of een ander besluit kan bepalen dat – na voorafgaande instemming
van de Minister van BZK – een bij die wet, die algemene maatregel van bestuur of dat
besluit behorende bijlage wegens aard of omvang wordt bekendgemaakt door middel van
een in die wet, die algemene maatregel van bestuur of dat besluit aangewezen ander
algemeen toegankelijk elektronisch medium – bijvoorbeeld de website van een openbaar
lichaam – dan het publicatieblad.16 In het onderhavige geval is – zeker nu de relevante bepalingen in de Regeling BRP
en de Regeling bap BES reeds repten van het tevens beschikbaar stellen via https://www.rvig.nl – de website van RvIG het aangewezen medium voor bekendmaking. Met het oog op de
kenbaarheid in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba is verder bepaald
dat bijlage C tevens ter inzage wordt gelegd bij voornoemde openbare lichamen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops