Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 28 oktober 2021, nr. WJZ/ 21224238, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met de wijziging en openstelling van de subsidiemodule opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, onderdelen a, b, c, d en h, 5, eerste en tweede lid, 15, 16, 17, eerste lid, onderdeel b, 19, tweede en derde lid, 25, 34, eerste lid, en 44 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 vervalt de begripsbepaling ‘innovatiecluster’.

B

Artikel 3.17.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Er worden in de alfabetische volgorde twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

innovatiecluster:

innovatiecluster als bedoeld in artikel 2, onderdeel 92, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

onderzoeksorganisatie:

organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding als bedoeld in artikel 2, onderdeel 83, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;.

2. In de begripsbepaling ‘supportprogramma’ wordt ‘c. talent;’ vervangen door ‘c. voldoende gekwalificeerde werknemers als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;’.

C

Artikel 3.17.2 komt te luiden:

Artikel 3.17.2. Subsidieverstrekking

  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een deelnemer in een samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een opschalingsproject dat door middel van de opschaling van één of meer supportprogramma’s gericht is op een effectieve en efficiënte ondersteuning van de oprichting of groei van startups en scale-ups.

  • 2. Een opschalingsproject bestaat uit het opschalen van één of meer supportprogramma’s via het verzorgen van communicatie, coördinatie, kennisdeling, procesmanagement, advisering inzake de opschaling en overige projectactiviteiten die bijdragen aan het doel van het opschalingsproject.

  • 3. Een samenwerkingsverband bevat ten minste twee deelnemers, bestaande uit één of meer:

    • a. natuurlijke personen, ondernemers, onderzoeksorganisaties, onderwijsinstellingen, stichtingen, verenigingen of andere organisaties die, ten behoeve van de subsidiabele activiteiten, bedoeld in het tweede lid, geen onderneming in stand houden, die actief is in:

      • 1°. de sector visserij en aquacultuur;

      • 2°. de primaire productie van landbouwproducten; of

      • 3°. de sector verwerking en afzet van landbouwproducten in de gevallen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de algemene de-minimisverordening; of

    • b. onderzoeksorganisaties die een innovatiecluster:

      • 1°. beheren; en

      • 2°. exploiteren ten behoeve van de subsidiabele activiteiten, bedoeld in het tweede lid.

D

Artikel 3.17.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a vervalt de zinsnede ‘die het opschalingsproject zelfstandig dan wel in een samenwerkingsverband uitvoert’.

b. In onderdeel b vervalt de zinsnede ‘, indien een opschalingsproject wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband’.

2. In het derde lid wordt de zinsnede ‘bij een opschalingsproject voor een subsidieontvanger die dit project zelfstandig dan wel in een samenwerkingsverband uitvoert’ vervangen door ‘per subsidieontvanger als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel a,’.

E

Na artikel 3.17.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.17.3a. Subsidiabele kosten voor de exploitatie van een innovatiecluster

  • 1. Voor zover de subsidie wordt verstrekt aan een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel b, komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking de kosten, bedoeld in artikel 27, achtste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening die direct met de activiteiten, bedoeld in artikel 3.17.2, tweede lid, verband houden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid komen niet voor subsidie in aanmerking de kosten voor het beheer van de faciliteiten van het innovatiecluster, bedoeld in artikel 27, achtste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

F

In artikel 3.17.6, onderdeel c, aanhef, wordt na ‘de aanvraag’ ingevoegd ‘, voor zover deze aanvraag is ingediend door een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel a,’.

G

Artikel 3.17.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt ‘de kwaliteit van het opschalingsproject’ vervangen door ‘de kwaliteit van het projectplan’.

b. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. het samenwerkingsverband dat het project uitvoert meer geschikt is om een opschalingsproject uit te voeren, blijkend uit:

    • 1°. de mate waarin de daarvoor benodigde competenties daarvoor aanwezig zijn in het samenwerkingsverband;

    • 2°. de intrinsieke motivatie die de deelnemers aan het samenwerkingsverband hebben voor het project;

    • 3°. de mate waarin er extern draagvlak bestaat voor het desbetreffende opschalingsproject;

    • 4°. de mate waarin de deelnemers aan het samenwerkingsverband succesvolle ervaring hebben met de uitvoering van supportprogramma’s; en

    • 5°. de kwaliteit van de projectorganisatie binnen het samenwerkingsverband.

c. Onderdeel d vervalt.

2. In het derde lid wordt ‘het eerste lid, onderdeel c, vermenigvuldigd met 2, het eerste lid, onderdeel d, vermenigvuldigd met 1,’ vervangen door ‘het eerste lid, onderdeel c, vermenigvuldigd met 3,’.

H

Na artikel 3.17.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.17.8a. Verplichtingen voor de beheerder van een innovatiecluster

  • 1. Indien op grond van deze titel subsidie wordt verstrekt aan een beheerder van een innovatiecluster als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel b, draagt deze subsidieontvanger er zorg voor dat:

    • a. de toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het innovatiecluster openstaat voor meerdere gebruikers en dat deze op transparante en niet-discriminerende basis verleend wordt; en

    • b. de vergoedingen die voor het gebruik van de faciliteiten van het innovatiecluster en voor deelname aan de activiteiten van het cluster worden berekend, overeenstemmen met de marktprijs of de kosten ervan weerspiegelen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, kunnen ondernemingen die ten minste 10 procent van de investeringskosten van het innovatiecluster hebben gefinancierd preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden, indien deze toegang evenredig is aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en deze gunstigere voorwaarden publiek beschikbaar worden gesteld.

I

Artikel 3.17.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. voor zover de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 3.17.2, tweede lid, worden uitgevoerd door een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel a, een verklaring de-minimissteun van deze subsidieaanvrager;.

b. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. voor zover de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 3.17.2, tweede lid, worden uitgevoerd door een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel b, een beschrijving van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.17.2, tweede lid, die deze subsidieaanvrager via het beheer en de exploitatie van een innovatiecluster uit zal voeren en de partijen die onderdeel uitmaken van het innovatiecluster.

2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt 'documenten met daarin een beknopte omschrijving' vervangen door 'een omschrijving van de samenwerking met lokale partners en documenten met daarin een beknopte omschrijving'.

J

In artikel 3.17.10 wordt, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. een omschrijving van de wijze waarop voldaan is aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 3.17.8a;.

K

Artikel 3.17.11 komt te luiden:

Artikel 3.17.11. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.17.2, eerste lid, bevat staatsteun en wordt gerechtvaardigd door:

  • a. de algemene de-minimisverordening, indien de subsidie wordt verstrekt aan een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel a; en

  • b. artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, indien de subsidie wordt verstrekt aan een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel b.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 wordt onder de laatste rij van titel 3.16 een rij ingevoegd, luidende:

Titel 3.17: Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups

3.17.2, eerste lid

   

02-11-2021 t/m 11-01-2022

€ 7.500.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 2 november 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 oktober 2021

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

Met deze wijzigingsregeling wordt de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups, opgenomen in titel 3.17 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, gewijzigd opengesteld.

Op grond van deze subsidiemodule wordt subsidie verstrekt aan (private) partijen die zogenaamde opschalingsprojecten uitvoeren. Een opschalingsproject bestaat uit het opschalen van één of meer bewezen succesvolle supportprogramma’s.

De subsidiabele activiteiten bestaan uit het verzorgen van communicatie, coördinatie, kennisdeling, procesmanagement, advisering inzake de opschaling en overige projectactiviteiten die bijdragen aan het (doel van het) desbetreffende opschalingsproject.

Met deze subsidiemodule wordt dus voorzien in financiering van de kosten van de subsidiabele activiteiten behorend bij de opschalingsprojecten. De kosten voor de uitvoering van het op te schalen supportprogramma zelf zijn niet subsidiabel.

Voor een uitgebreidere achtergrond van deze subsidiemodule wordt verwezen naar paragraaf 1 van de algemene toelichting van de wijzigingsregeling 1 waarmee deze subsidiemodule is ingevoerd (hierna: de invoeringsregeling).

Met deze wijzigingsregeling wordt de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups als volgt aangepast en opnieuw opengesteld.

Allereerst is geregeld dat onderzoeksorganisaties die een innovatiecluster beheren de voormelde subsidiabele activiteiten in het vervolg ook kunnen uitvoeren door middel van de exploitatie van dit innovatiecluster. Bij de eerste openstelling van deze subsidiemodule bleek er veel belangstelling te zijn vanuit deze onderzoeksorganisaties. In de praktijk voeren onderzoeksorganisaties een groot aantal supportprogramma’s uit, met name voor kennisintensieve startups. Deze onderzoeksorganisaties zijn dus belangrijke ondersteuners in het zogenaamde startup en scale-up ecosysteem. Daarom is het voor voormelde type onderzoeksorganisaties in het vervolg mogelijk om op grond van deze subsidiemodule in de hoedanigheid van de beheerder van een innovatiecluster als bedoeld in artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening2 via de exploitatie van dit innovatiecluster (subsidiabele) activiteiten te verrichten. Op deze wijze wordt gestimuleerd dat ook deze onderzoeksorganisaties zullen samenwerken om de opschaling van supportprogramma’s mogelijk te maken.

Ten tweede is geregeld dat individuele subsidieaanvragen niet langer gehonoreerd zullen worden. In het vervolg kunnen alleen subsidieaanvragers die het Opschalingsproject uitvoeren in een samenwerkingsverband voor subsidie in aanmerking komen. De reden voor deze aanpassing is dat uit de praktijk is gebleken dat de kwaliteit van de Opschalingsprojecten die door een samenwerkingsverband uitgevoerd werden beter was dan die van individuele subsidieaanvragers. Bovendien zou opschaling van individuele programma’s juist tot meer versnippering kunnen leiden als hierdoor (in een andere regio) meerdere gelijksoortige programma’s ontstaan, terwijl samenwerking leidt tot bundeling van ieders krachten.

Tot slot is van belang dat de openstellingsperiode van deze aangepaste subsidiemodule loopt van 2 november 2021 tot en met 11 januari 2021. Het subsidieplafond is vastgesteld op € 7.500.000.

2. Staatssteun

Op grond van de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups wordt subsidie verleend voor een opschalingsproject. De projectactiviteiten hebben betrekking op de opschaling van een supportprogramma, en dus niet op de inhoudelijke uitvoering van een supportprogramma.

De projectactiviteiten kunnen worden uitgevoerd door natuurlijke personen, ondernemers, onderzoeksorganisaties (die geen innovatiecluster beheren of exploiteren ten behoeve van de subsidiabele activiteiten), onderwijsinstellingen, stichtingen, verenigingen en andere organisaties die al dan niet een onderneming in stand houden (hierna: reguliere projectuitvoerders). Daarnaast kunnen in het vervolg de subsidiabele activiteiten ook worden uitgevoerd door één of meer onderzoeksorganisaties die een innovatiecluster (1°) beheren en (2°) exploiteren ten behoeve van de subsidiabele activiteiten (hierna: beheerder van een innovatiecluster). Voor de uitwerking van het begrip innovatiecluster en onderzoeksorganisatie wordt in artikel 3.17.1 verwezen naar artikel 2, onderdeel 92, respectievelijk onderdeel 83, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Van belang is dat zowel de reguliere projectuitvoerders als de beheerder van een innovatiecluster subsidiabele activiteiten voor hetzelfde opschalingsproject kunnen uitvoeren.

Omdat de subsidiabele activiteiten economisch van aard zijn, zullen de gebruikers van deze subsidiemodule (zowel de reguliere projectuitvoerders als beheerders van een innovatiecluster) als onderneming gekwalificeerd worden. De subsidie voor deze projectactiviteiten bevat dan ook staatsteun.

2.1 Reguliere projectuitvoerders

Voor de reguliere projectuitvoerders wordt het verlenen van subsidie gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening. De regeling is in overeenstemming met de voorwaarden van deze verordening en het gehanteerde de-minimisplafond.

De algemene de-minimisverordening bevat geen maximum steunintensiteiten. Omdat van de subsidieaanvragers wel gedeeltelijk een eigen bijdrage wordt verwacht is de steunintensiteit voor de projectactiviteiten vastgesteld op 50 procent van de subsidiabele kosten.

Met de voormelde subsidie (van 50 procent van de subsidiabele kosten) wordt voorzien in financiering van de voormelde type subsidiabele activiteiten. waarvoor slechts aangetoond moet worden dat de kosten hiermee verband houden. Dit betekent dat (overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies) alleen de redelijk gemaakte kosten in aanmerking komen voor subsidie die direct verbonden zijn met de uitvoering van een opschalingsproject. De kosten die gemaakt worden voor het uitvoeren van het opgeschaalde supportprogramma zelf komen niet in aanmerking voor subsidie. Voor een uitwerking van de reikwijdte van de subsidiabele kosten wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.17.3a.

Voorts is de steun (overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de algemene de-minimisverordening) transparant en heeft (overeenkomstig artikel 22 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies) een stimulerend effect.

2.2 Beheerder van een innovatiecluster

Voor onderzoeksorganisaties die beheerder van een innovatiecluster zijn, wordt het verlenen van subsidie (lees: staatssteun) gerechtvaardigd door artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. De regeling is in overeenstemming met de voorwaarden van deze verordening, de gehanteerde steunintensiteit en de subsidiabele kosten, die zijn opgenomen in de artikelen 3.17.2, 3.17.3, 3.17.3a en 3.17.8a.

Op het beheer en de exploitatie van een innovatiecluster ten behoeve van de uitvoering van de subsidiabele activiteiten is (mede om de in paragraaf 2.1 van deze toelichting genoemde reden) een steunintensiteit van 50 procent van toepassing. Daarbij wordt hiermee ook gebleven binnen de marges van de toepasselijke steunintensiteit uit artikel 27, negende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Met de voormelde subsidie (van 50 procent van de subsidiabele kosten) wordt voorzien in financiering van de kosten die met de subsidiabele activiteiten gemoeid zijn. Voor zover ten behoeve van de uitvoering van de subsidiabele activiteiten een innovatiecluster wordt geëxploiteerd, komen de kosten, bedoeld in artikel 27, achtste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, die direct verband houden met de subsidiabele activiteiten voor subsidie in aanmerking. Het betreft hier de personeelskosten, kosten derden en administratieve kosten (met inbegrip van de algemene kosten). Voor een verdere uitleg over de subsidiabele kosten wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.17.3a.

Voorts is de steun overeenkomstig artikelen 5 en 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening transparant en heeft een stimulerend effect. Van de openstelling van de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups zal een kennisgeving aan de Europese Commissie worden gedaan, conform artikel 11, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Indien een subsidie die op grond van deze subsidiemodule wordt verleend, staatssteun bevat die door de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt gerechtvaardigd, maakt de minister op grond van artikel 1.8 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening; en

  • b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 500.000.

2.3 Reguliere projectuitvoerders en beheerders van een innovatiecluster

Tot slot is van belang dat een samenwerkingsverband verschillende samenstellingen kan hebben. Een samenwerkingsverband kan bestaan uit uitsluitend reguliere projectuitvoerders, ofwel uitsluitend beheerders van een innovatiecluster. In dat laatste geval kunnen ook meerdere innovatieclusters met elkaar samenwerken. Het is echter ook mogelijk dat een samenwerkingsverband bestaat uit één of meer reguliere projectuitvoerders en beheerders van een innovatiecluster. In dat geval zal de subsidiabiliteit van de kosten van het opschalingsproject voor de reguliere projectuitvoerder(s) beoordeeld worden op grond van de artikelen 10 tot en met 14 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies en voor de beheerder(s) van een innovatiecluster op grond van zowel voormelde artikelen uit het Kaderbesluit als artikel 3.17.3a van deze regeling, dat invulling geeft aan artikel 27, achtste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Ook moeten de reguliere projectuitvoerder(s) zich houden aan de voorwaarden van de algemene de-minimisverordening en de beheerder(s) van een innovatiecluster aan de algemene groepsvrijstellingsverordening.

3. Regeldruk

Deze wijzigingsregeling bevat aanpassingen van de subsidiemodule Opschaling Supportprogramma’s Startups en scale-ups. Het gaat hierbij om de volgende twee soorten aanpassingen.

Allereerst betreft het hier technische aanpassingen, die niet leiden tot een toename van informatieverplichtingen en die (naar verwachting) geen gevolgen voor het aantal aanvragen hebben, omdat de doelgroep met deze wijzigingen gelijk blijft. Het gaat hierbij om verduidelijking van begripsbepalingen, formuleringen en informatieverplichtingen.

Ten tweede is er een aantal inhoudelijke aanpassingen in deze subsidiemodule doorgevoerd. Deze hebben beperkt effect op de informatieverplichtingen. Het betreft hier aanpassingen die betrekking hebben op het laten vervallen van de mogelijkheid om (zelfstandig) buiten een samenwerkingsverband subsidie te kunnen ontvangen en het toevoegen van een nieuw soort subsidieaanvrager, namelijk een onderzoeksorganisatie die een innovatiecluster (1) beheert en (2) exploiteert ten behoeve van de subsidiabele activiteiten (de beheerder van een innovatiecluster).

De oorspronkelijke informatieverplichtingen zijn grotendeels in stand gebleven. Alleen voor een beheerder van een innovatiecluster is aan de informatieverplichtingen toegevoegd dat de aanvraag voor subsidieverlening vergezeld moet gaan van een beschrijving van de activiteiten die het desbetreffende innovatiecluster uitvoert en de partijen die onderdeel uitmaken van het innovatiecluster. Met deze informatieverplichtingen wordt beoogd te kunnen beoordelen of een project past binnen het toepasselijke Europese staatssteunkader (artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening). Voor de overige subsidieaanvragers gaat deze nieuwe informatieverplichting niet gelden, omdat deze onder een ander Europees staatsteunkader (de algemene de-minimisverordening) vallen. Aan dit laatste type subsidieaanvrager wordt (net als bij de vorige openstellingsperiode) een verklaring de-minimissteun gevraagd. Verder zijn de informatieverplichtingen bij de aanvraag voor subsidieverlening gelijk gebleven en van toepassing op alle aanvragers.

Ook na subsidiëring zijn bij (eventuele) voortgangsrapportages en subsidievaststelling de informatieverplichtingen grotendeels gelijk. Vanzelfsprekend geldt voor een beheerder van een innovatiecluster bij de subsidievaststelling een uitgebreidere informatieverplichting dan in het geval de subsidieverlening op andere subsidieaanvragers betrekking heeft. De beheerder van een innovatiecluster moet op grond van artikel 3.17.10 in de eindrapportage opnemen op welke wijze hij heeft voldaan aan de voor een beheerder van een innovatiecluster toepasselijke verplichtingen, opgenomen in artikel 3.17.8a. Deze informatie is van belang om bij een mogelijke monitoring door de Europese Commissie te kunnen aantonen dat voldaan is aan het toepasselijke Europese staatssteunkader (artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening).

De additionele informatieverplichtingen voor de beheerders van innovatieclusters leveren beperkte extra regeldrukkosten op. De regeldruk wordt berekend aan de hand van de standaarduurtarieven voor intern personeel als beschreven in het Handboek meting regeldrukkosten. Uitgegaan wordt van een standaarduurtarief van € 54,– vermenigvuldigd met de verwachte tijdsbesteding en het verwachte aantal aanvragen. Met een verwachte tijdsbesteding van 35 uur voor de voorbereiding, het doen van een aanvraag, de tussenrapportage en de eindrapportage voor de subsidievaststelling werd bij de eerste openstelling van deze subsidiemodule verwacht dat de regeldrukkosten per subsidieaanvrager uit zouden komen op € 1.890,–. Zie hoofdstuk 3 van de algemene toelichting bij de invoeringsregeling. Er zijn in de eerste tender 29 aanvragen voor subsidieverlening ingediend, waarvan er 9 zijn gehonoreerd. De ingeschatte tijdsbesteding voor niet-gehonoreerde subsidieaanvragen was 24 uur per aanvraag, wat neerkomt op € 1.296. Dit bracht de totale administratieve lasten voor de eerste tender op € 42.930.

Naar verwachting zal de tijdsbesteding voor beheerders van innovatieclusters door het toevoegen van additionele informatieverplichtingen toenemen met 2 uur bij de subsidieaanvraag en 1 uur bij vaststelling van de subsidie. Hierdoor zouden de regeldrukkosten neerkomen op € 2.052 per aanvraag door een beheerder van een innovatiecluster.

De uitbreiding voor beheerders van innovatieclusters, de grotere bekendheid met de regeling en de grotere inzet op voorlichting zouden kunnen leiden tot een groter aantal (gehonoreerde) subsidieaanvragen bij de komende tweede openstelling van deze subsidiemodule. Naar verwachting zullen 40 van de 60 ingediende aanvragen worden gehonoreerd, waarvan 10 aanvragen door de beheerders van innovatieclusters. Met deze inschatting komen de totale regeldrukkosten uit op € 77.220,–, waarvan € 56.700 voor de reguliere projectuitvoerders en € 20.520,– voor beheerders van innovatieclusters. De totale regeldruk zal naar verwachting 1,02 procent zijn ten opzichte van het beschikbaar gestelde budget bij de tweede openstelling (€ 7.500.000,–).

Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Naar aanleiding hiervan is deze wijzigingsregeling niet geselecteerd voor formele advisering, omdat deze geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

4. Uitvoering

De uitvoering van deze subsidiemodule is in handen van RVO.nl, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Deze wijzigingsregeling wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Met dit artikel is titel 3.17 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies aangepast. Deze titel bevat de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups.

Onderdelen a en b (artikelen 1.1 en 3.17.1 Begripsbepalingen)

In artikel 3.17.1 zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups. De begripsomschrijvingen geven een nadere invulling aan de subsidiabele activiteiten.

Aanpassing van de begripsomschrijving ‘supportprogramma’

De begripsomschrijving ‘supportprogramma’ is aangepast. Een supportprogramma is een samenhangend geheel van activiteiten dat gericht is op het creëren van gunstige randvoorwaarden voor de oprichting en groei van startups of scale-ups. Het gaat hierbij om de ondersteuning bij het verkrijgen van toegang tot financiering, markten, talent, samenwerkingspartners of technologische of wetenschappelijke kennis die bruikbaar is bij het ontwikkelen van een product. Omdat het in de praktijk niet altijd duidelijk bleek te zijn wat onder talent verstaan werd, is deze begripsbepaling aangepast. Er is verduidelijkt dat het hierbij gaat om het zogenaamde menselijk kapitaal in de vorm van het verkrijgen van voldoende gekwalificeerde werknemers. Het is dus van belang dat potentiële werknemers door middel van deze supportprogramma’s digitale of technische kennis of vaardigheden kunnen ontwikkelen, waar vraag naar is bij startups en scale-ups. Een andere mogelijkheid op het gebied van talent zijn de supportprogramma’s gericht op het aantrekken van internationaal digitaal of technisch gekwalificeerde werknemers. Hiermee wordt gewerkt aan de aanwezigheid van digitaal of technisch talent, die startups en scale-ups nodig hebben als werknemers om te kunnen groeien. Voor een uitleg van het begrip werknemer wordt verwezen naar de omschrijving in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Hieruit volgt dat onder de werknemer moet worden verstaan de partij die zich via een arbeidsovereenkomst verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.

Toevoeging van innovatiecluster en onderzoeksorganisatie

De begripsomschrijvingen ‘innovatiecluster’ en ‘onderzoeksorganisatie’ zijn toegevoegd, omdat in het vervolg ook subsidie verstrekt wordt aan onderzoeksorganisaties die een innovatiecluster (1°) beheren en (2°) exploiteren ten behoeve van de subsidiabele activiteiten. Van belang hierbij is dat de begripsomschrijving van innovatiecluster is verplaatst van artikel 1.1 naar artikel 3.17.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. De reden hiervoor is dat de begripsomschrijving van innovatiecluster alleen van belang is voor de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups.

Voor de uitleg van het begrip innovatiecluster en het begrip onderzoeksorganisatie wordt in artikel 3.17.1 verwezen naar artikel 2, onderdeel 92, respectievelijk onderdeel 83, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Allereerst wordt onder innovatieclusters verstaan de structuren of georganiseerde groeperingen van onafhankelijke partijen (zoals innovatieve starters, kleine, middelgrote en grote ondernemingen, maar ook organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, niet-commerciële organisaties en andere verwante economische spelers) die tot doel hebben innovatieve activiteiten te stimuleren door het delen van faciliteiten en de uitwisseling van kennis en deskundigheid te bevorderen, en door daadwerkelijk bij te dragen aan technologieoverdracht, en werking, informatieverspreiding en samenwerking tussen de ondernemingen en andere organisaties binnen het cluster. Op grond van artikel 3.17.2, tweede lid, onderdeel b, wordt hieraan toegevoegd dat het innovatiecluster door één of meer onderzoeksorganisaties moet worden beheerd, alsook ten behoeve van de subsidiabele activiteiten moet worden geëxploiteerd.

Ten tweede is een onderzoeksorganisatie (in het toepasselijke Europese staatssteunkader ook wel organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding genoemd) een entiteit (zoals universiteiten of onderzoeksinstellingen, agentschappen voor technologieoverdracht, innovatie-intermediairs, entiteiten voor fysieke of virtuele onderzoek gerichte samenwerking), ongeacht haar rechtsvorm (een publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het onafhankelijk verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, of met het breed verspreiden van de resultaten van die activiteiten door middel van onderwijs, publicaties of kennisoverdracht. Opgemerkt wordt dat Mbo-scholen geen onderzoeksorganisaties zijn en in het kader van deze module niet als een beheerder van een innovatiecluster kunnen optreden. Wel kunnen zij als reguliere projectuitvoerder aan een samenwerkingsverband deelnemen.

Op wat voorgaande begripsomschrijvingen in de praktijk betekenen, zal (zo nodig) nader ingegaan worden in de artikelsgewijze toelichting op de artikelen 3.17.2, 3.17.3, 3.17.3a en 3.17.8a, waar ook wordt ingegaan op de invulling van de randvoorwaarden uit het toepasselijke Europese staatssteunkader (artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening).

Onderdeel C (Artikel 3.17.2 Subsidieverstrekking)

Op grond van deze subsidiemodule wordt subsidie verstrekt voor de opschaling van een supportprogramma dat na inhoudelijke toepassing positieve gevolgen heeft gehad voor het ontstaan of de groei van startups of scale-ups in een bepaalde stad, provincie of regio in Nederland of in het buitenland. Een supportprogramma is een samenhangend geheel van activiteiten dat gericht is op het creëren van gunstige randvoorwaarden voor de oprichting en groei van startups of scale-ups. Het gaat hierbij om de ondersteuning bij het verkrijgen van toegang tot financiering, markten, voldoende gekwalificeerde werknemers, samenwerkingspartners of technologische of wetenschappelijke kennis die bruikbaar is bij het ontwikkelen van een product. De opschaling dient plaats te vinden door het uitvoeren van activiteiten waarmee het desbetreffende supportprogramma wordt uitgebreid naar minimaal twee andere Nederlandse provincies, eventueel door middel van samenvoeging met één of meer andere supportprogramma’s tot één groter supportprogramma. Voor voorbeelden van supportprogramma’s en op welke wijze de opschaling hiervan in zijn werk kan gaan wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.17.2 van de invoeringsregeling.

Subsidieaanvrager

Van belang is dat voorheen de subsidie uitsluitend kon worden aangevraagd door zogenaamde reguliere projectuitvoerders die zelfstandig of in een samenwerkingsverband een opschalingsproject uitvoerde. In het vervolg is het mogelijk dat subsidie wordt aangevraagd door zowel deze reguliere projectuitvoerders als beheerders van innovatieclusters, indien het opschalingsproject door meerdere subsidieaanvragers wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband.

Concreet betekent het voorgaande dat de subsidie kan worden aangevraagd (de projectactiviteiten kunnen worden uitgevoerd) door natuurlijke personen, ondernemers, onderzoeksorganisaties (die geen innovatiecluster beheren of exploiteren ten behoeve van de subsidiabele activiteiten), onderwijsinstellingen, stichtingen, verenigingen of andere organisaties die al dan niet een onderneming in stand houden (hierna: reguliere projectuitvoerders). De reguliere projectuitvoerders mogen geen onderneming in stand houden die actief is in bepaalde sectoren. Voor de achtergrond wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.17.2, derde lid (oud) uit de invoeringsregeling.

Ook kan in het vervolg subsidie worden aangevraagd (kunnen voormelde subsidiabele activiteiten ook worden uitgevoerd) door onderzoeksorganisaties die een innovatiecluster (1°) beheren en (2°) exploiteren ten behoeve van de subsidiabele activiteiten (hierna: beheerder van een innovatiecluster). Voor de uitleg van de begrippen onderzoeksorganisatie en innovatiecluster wordt verwezen naar artikel 3.17.1 en de artikelsgewijze toelichting hierbij.

Tot slot kan subsidie in het vervolg uitsluitend worden aangevraagd door een deelnemer in een samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband moet uit ten minste twee deelnemers bestaan. De redenen voor deze aanpassing is dat samenwerking uitdaagt om gebruik te maken van expertise of netwerken van anderen. Uit de praktijk blijkt namelijk dat de kwaliteit van opschalingsprojecten beter was indien deze in een samenwerkingsverband werden uitgevoerd. Door samenwerking bij de opschaling ontstaan (niet persé meer supportprogramma’s, maar wel) breder toegankelijke supportprogramma’s en/of een bundeling van succesvolle supportprogramma’s. Voor meer uitleg over de verhoudingen in een samenwerkingsverband (tussen de penvoerder en deelnemers) wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.17.2 (oud) uit de invoeringsregeling.

Subsidiabele activiteiten

De beschrijving van de subsidiabele activiteiten, opgenomen in artikel 3.17.2, tweede lid, is aangepast, omdat het in de praktijk niet altijd duidelijk was dat de gesubsidieerde advisering uitsluitend betrekking heeft op de opschaling (en dus niet op de opschaling, communicatie, coördinatie, kennisdeling en procesmanagement). Ook is hieraan toegevoegd dat kennisdeling onder de subsidiabele activiteiten valt. Op deze wijze wordt nog beter geëxpliciteerd waarvoor de subsidie bestemd is.

Ook is (met de aanpassing van artikel 3.17.2, derde lid) hieraan toegevoegd dat de subsidiabele activiteiten in het vervolg ook door een beheerder van een innovatiecluster via de exploitatie van het desbetreffende innovatiecluster uitgevoerd kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan innovatieclusters van meerdere onderzoeksorganisaties die gezamenlijk supportprogramma’s gaan opschalen. Voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten van het opschalingsproject (de activiteiten waarmee de opschaling van deze programma’s gerealiseerd wordt) zal de beheerder of zullen de beheerders van het innovatiecluster gebruik (moeten) maken van de aanwezige faciliteiten, kennis en deskundigheid van het innovatiecluster betreffende (het opschalen van) supportprogramma’s en deze ook moeten delen met partijen binnen het innovatiecluster, waaronder begrepen deelnemers uit het innovatiecluster die ook het opschalingsproject uitvoeren. Wanneer het opschalingsproject wordt uitgevoerd door zowel de beheerder(s) van een innovatiecluster als andere reguliere projectuitvoerders zal de kennis ook gedeeld kunnen worden in het bredere samenwerkingsverband dat het opschalingsproject uitvoert, voor zover dit past binnen de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 27, derde en vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, zoals nader uitgewerkt in artikel 3.17.8a van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.

Concreet zal de exploitatie van het innovatiecluster in dit geval gericht zijn op het uitvoeren van de subsidiabele projectactiviteiten (bestaande uit het verzorgen van communicatie, coördinatie, kennisdeling, procesmanagement, advisering inzake de opschaling en overige projectactiviteiten). De subsidiabele activiteiten moeten verricht worden via de aansturing van het innovatiecluster (bijvoorbeeld in de vorm van coördinatie en procesmanagement, communicatie van het innovatiecluster (bijvoorbeeld in de vorm van brochures, voorlichting en marketing) en het door het innovatiecluster organiseren van opleidingsprogramma’s en workshops als bedoeld in artikel 27, achtste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Deze activiteiten moeten leiden tot de opschaling van een supportprogramma, zodat deze opschaling kan bijdragen aan (additionele) technologieoverdracht, en werking, informatieverspreiding en samenwerking tussen de organisaties binnen het innovatiecluster. Deze deelnemers uit het innovatiecluster zullen namelijk zelf bij de uitvoering van het opschalingsproject betrokken zijn of gebruik kunnen maken van de kennis die door de beheerder van het innovatiecluster is opgedaan.

Onderdeel d (artikel 3.17.3 Hoogte subsidie)

In dit artikel is voor deze subsidiemodule aangegeven welke steunintensiteiten en welke maximum subsidiebedragen gehanteerd worden.

Het eerste lid van dit artikel bepaalt (net zoals tijdens de vorige openstelling) dat voor reguliere projectuitvoerders op de projectactiviteiten een steunintensiteit van 50 procent van toepassing is. Ook is in het vervolg een steunintensiteit van 50 procent van toepassing in het geval de subsidiabele projectactiviteiten uitgevoerd worden door de beheerder van een innovatiecluster. Hiermee wordt gebleven binnen de marges van de toepasselijke steunintensiteit uit artikel 27, negende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Voor meer informatie over de achtergrond bij de steunintensiteit en hoe deze zich verhoudt tot de toepasselijke steunkaders wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.17.3, eerste lid, van de invoeringsregeling respectievelijk paragraaf 2 van de algemene toelichting van de onderhavige wijzigingsregeling.

Verder bepaalt artikel 3.17.2, tweede lid, wat de subsidie ten hoogste kan bedragen. Omdat op grond van artikel 3.17.2, eerste lid, (nieuw in het vervolg alleen nog subsidie wordt verstrekt aan een samenwerkingsverband is het maximumsubsidiebedrag voor zelfstandige aanvragers in artikel 3.17.3, tweede lid, komen te vervallen. De subsidie bedraagt in het vervolg dan ook ten hoogste € 500.000 per opschalingsproject). Daarnaast is (nog steeds) geregeld dat de subsidie minder dan € 125.000 bedraagt per deelnemer in een samenwerkingsverband die het opschalingsproject uitvoert. Ook mag de te verlenen subsidie niet minder dan € 25.000 per subsidieaanvrager bedragen. Zie voor de achtergrond bij het gekozen minimum subsidiebedrag de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.17.6, onderdeel b, van de invoeringsregeling. Er is gekozen voor deze maximum- en minimumsubsidiebedragen om ervoor te zorgen dat hiermee in voldoende mate geschikte (omvangrijke) projecten ondersteund kunnen worden, zonder dat bijvoorbeeld één project het subsidieplafond grotendeels gebruikt.

Tot slot is artikel 3.17.3, derde lid, waarin wordt bepaald wat het totale bedrag aan de-minimissteun bedraagt, (hierna het de-minimisplafond) aangepast om te verduidelijken dat in het vervolg het de-minimisplafond alleen van toepassing is op subsidieverlening aan een reguliere projectuitvoerder in een samenwerkingsverband. Dit betekent concreet dat per reguliere projectuitvoerder in het samenwerkingsverband het totale bedrag aan de-minimissteun niet meer kan bedragen dan het de-minimisplafond (€ 200.000 over een periode van drie belastingjaren). Dit plafond ziet op alle vormen van steun die op grond van de desbetreffende de-minimisverordening verleend kunnen worden.

Onderdeel E (artikel 3.17.3a Subsidiabele kosten voor de exploitatie van een innovatiecluster)

Bij de vorige openstellingsperiode was er voor de projectactiviteiten geen bepaling over de subsidiabele kosten opgenomen. De reden hiervoor was dat geen specifieke regels over subsidiabele kosten gesteld zijn in de algemene de-minimisverordening die op deze projectactiviteiten van toepassing is, alsook dat met deze subsidiemodule beoogd wordt om diverse soorten opschalingsprojecten te subsidiëren waarvoor slechts aangetoond moet worden dat de kosten verband houden met de subsidiabele activiteiten. Wat deze subsidiabele activiteiten zijn, volgt uit artikel 3.17.2, tweede lid. Welke kosten in voldoende mate verband houden met de subsidiabele activiteiten volgt uit het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Hierbij is van belang dat artikel 10, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies bepaalt dat alleen de redelijk gemaakte kosten in aanmerking komen voor subsidie die direct verbonden zijn met de uitvoering van een opschalingsproject. Kosten die gemaakt worden voor het uitvoeren van het opgeschaalde supportprogramma zelf komen niet in aanmerking voor subsidie.

De voorgaande regels betreffende de subsidiabele kosten zijn bij de tweede openstelling van onderhavige subsidiemodule wederom van toepassing op de subsidiabele activiteiten die uitgevoerd worden door zowel reguliere projectuitvoerders als beheerders van een innovatiecluster. Voor de beheerder van een innovatiecluster wordt de voormelde redelijkheid van de gemaakte kosten en de mate waarin deze voor subsidie in aanmerking komen echter ook bepaald door het toepasselijke Europese staatssteunkader (artikel 27, achtste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening), waarin een limitatieve lijst van subsidiabele kosten is opgenomen. Ook is van belang dat uitsluitend de kosten die direct verband houden met de activiteiten van het opschalingsproject, bedoeld in artikel 3.17.2, tweede lid, voor subsidie in aanmerking komen (lees: direct verband hebben met het opschalen van één of meer supportprogramma’s via het verzorgen van communicatie, coördinatie, kennisdeling, procesmanagement, advisering inzake de opschaling en overige projectactiviteiten die bijdragen aan het doel van een opschalingsproject). Wanneer de kosten dus wel binnen de kaders van de algemene groepsvrijstellingsverordening vallen, maar er geen direct verband met de voormelde activiteiten aanwezig is, komen deze niet voor subsidie in aanmerking. Voor zover ten behoeve van de uitvoering van de voormelde activiteiten een innovatiecluster wordt geëxploiteerd, moeten de subsidiabele kosten dus (1) redelijk zijn (in casu passen binnen de voormelde lijst) en (2) ook nog eens een (duidelijk) direct verband houden met de subsidiabele activiteiten, die zijn omschreven in artikel 3.17.2, tweede lid.

Uit het voorgaande volgt dat de personeelskosten, kosten derden en administratieve kosten (met inbegrip van de algemene kosten) subsidiabel zijn. Deze kosten kunnen specifiek betrekking hebben op het aansturen van het innovatiecluster ter bevordering van samenwerking, informatiedeling en het verschaffen van gespecialiseerde en op maat gemaakte zakelijke ondersteuningsdiensten ten behoeve van het opschalingsproject. Ook kunnen deze kosten betrekking hebben op de marketing van het cluster ten behoeve van het opschalingsproject om nieuwe ondernemingen of organisaties aan te trekken en de zichtbaarheid te verhogen. Bij een opschalingsproject kan hierbij onder meer gedacht worden aan de ontwikkeling van een brochure, programmaboekje, digitale of social mediacampagnes om potentiële deelnemers aan te trekken voor het op te schalen supportprogramma van het innovatiecluster. Daarnaast kunnen deze kosten betrekking hebben op de organisatie van opleidingsprogramma’s, (digitale) conferenties en workshops ter ondersteuning van kennisdeling en netwerken en transnationale samenwerking ten behoeve van het opschalingsproject. Bij een opschalingsproject kan hierbij gedacht worden aan trainingen om de uitvoerders van het supportprogramma (die zich bevinden binnen het innovatiecluster) op te leiden.

Al met al komen bijna alle kosten uit artikel 27, achtste lid, onderdelen a, b en c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor subsidie in aanmerking. Het is echter niet gewenst om één kostensoort (de kosten voor het beheer van de faciliteiten van het innovatiecluster), bedoeld in artikel 27, achtste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, te subsidiëren. Om dit te expliciteren bepaalt artikel 3.17.3a, tweede lid, dat deze kosten niet voor subsidie in aanmerking komen. De reden hiervoor is dat het beheer van de faciliteit (gebouwen en activa) van het innovatiecluster een algemene activiteit is van het innovatiecluster, die reeds op andere wijze wordt vergoed, die niet direct bijdraagt aan de opschaling van een supportprogramma door een samenwerkingsverband en als zodanig buiten de scope van het opschalingsproject valt.

Onderdeel F (artikel 3.17.6, onderdeel c, aanhef, afwijzingsgrond)

Dit artikel bevat de afwijzingsgronden die, in aanvulling op de afwijzingsgronden uit artikel 22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, van toepassing zijn. Zo is er in artikel 3.17.6, onderdeel c, een afwijzingsgrond opgenomen die ervoor zorgt dat de subsidie voor de opschalingsprojecten (zo nodig) gerechtvaardigd wordt door de algemene de-minimisverordening. Deze afwijzingsgrond is aangepast, zodat deze in het vervolg alleen van toepassing is, voor zover een subsidieaanvraag is ingediend door een reguliere projectuitvoerder van deze subsidiemodule.

Onderdeel G (artikel 3.17.7 Rangschikkingscriteria)

In dit artikel zijn criteria opgenomen op basis waarvan de aanvragen gerangschikt worden. In dit artikel zijn een aantal aanpassingen doorgevoerd.

Allereerst is het rangschikkingscriterium betreffende de kwaliteit van het project, dat was opgenomen in artikel 3.17.7, eerste lid, onderdeel b, aangepast, zodat in het vervolg duidelijk is dat hierbij vooral getoetst wordt aan de kwaliteit van het projectplan, in plaats van de inhoud van het project dat al getoetst wordt op grond van het criterium betreffende de doelstelling van het project, opgenomen in artikel 3.17.7, eerste lid, onderdeel a. Bij de kwaliteit van het projectplan gaat het immers om de beoordeling van de aanpak, methodiek, uitwerking van risico’s, de uitvoerbaarheid, de efficiënte inzet van middelen en mate van private vervolgfinanciering voor het in stand houden of uitbreiden van het opschalingsproject.

Ten tweede is het rangschikkingscriterium betreffende de geschiktheid van een individuele subsidieaanvrager en het samenwerkingsverband, opgenomen in artikel 3.17,6, eerste lid, onderdeel c, aangepast. Op grond van dit rangschikkingscriterium werd een subsidieaanvraag hoger gerangschikt naar mate de subsidieaanvrager die het opschalingsproject zelfstandig uitvoerde dan wel het samenwerkingsverband dat het project uitvoerde meer geschikt was om een opschalingsproject uit te voeren. Omdat er geen subsidie meer verstrekt wordt aan individuele subsidieaanvragers die een opschalingsproject zelfstandig uitvoeren, speelt in het vervolg alleen de geschiktheid van het samenwerkingsverband een rol bij de rangschikking. Daarom is dit rangschikkingscriterium hierop aangepast. Ook is via een verdere uitsplitsing van dit rangschikkingscriterium in subonderdelen verduidelijkt waarop getoetst wordt.

Ten derde is het rangschikkingscriterium betreffende de effecten van de coronacrisis, dat was opgenomen in artikel 3.17.7, eerste lid, onderdeel d, (oud) komen te vervallen. Hieruit volgde dat een opschalingsproject hoger werd gerangschikt naarmate het door het opschalingsproject op te schalen supportprogramma naar verwachting een positieve impact zou hebben op het herstel van de negatieve gevolgen van de economische crisis, die was veroorzaakt door de uitbraak van het coronavirus, voor startups en scale-ups. Dit rangschikkingscriterium is komen te vervallen. Dit was geen onderscheidend criterium, omdat uit de praktijk is gebleken dat de uitbraak van het coronavirus geen aanleiding vormde om supportprogramma’s op te schalen.

Ten vierde is ook de zogenaamde wegingsfactor voor de diverse rangschikkingscriteria aangepast. Per rangschikkingscriterium wordt op grond van artikel 3.17.7, tweede lid, ten minste één en ten hoogste tien punten toegekend. Op grond van artikel 3.17.7, derde lid, wordt het aantal behaalde punten per rangschikkingscriterium ook nog vermenigvuldigd met een bepaalde wegingsfactor waarin verdisconteerd is welk rangschikkingscriterium het meest belangrijk wordt geacht. Het rangschikkingscriterium betreffende de coronacrisis, dat was opgenomen in artikel 3.17.7, eerste lid, onderdeel d, en de aanverwante wegingsfactor 1, is komen te vervallen. Voor de komende openstellingsperiode blijven de wegingsfactoren ongewijzigd op 4 en 3 voor de rangschikkingscriteria betreffende het doel van de subsidie respectievelijk de kwaliteit van het projectplan, opgenomen in artikel 3.17.7, eerste lid, onderdeel a en b. Voor het rangschikkingscriterium betreffende de geschiktheid van het samenwerkingsverband, opgenomen in artikel 3.17,7, eerste lid, onderdeel c, is de wegingsfactor echter verhoogd van 2 naar 3. De reden hiervoor is dat uit de praktijk is gebleken dat een opschalingsproject succesvoller is in het geval de leden van een samenwerkingsverband complementair zijn (lees: dat hun kennis, kunde en netwerk een (evenredige en substantiële) bijdrage zou kunnen leveren aan een opschalingsproject). Daarbij wordt met de toevoeging van een extra punt aan de wegingsfactor van het rangschikkingscriterium uit het eerste lid, onderdeel c, ervoor gezorgd dat de verhouding tussen de wegingsfactoren ongeveer gelijk blijft.

Onderdeel H (artikel 3.17.8a Verplichtingen voor de beheerder van een innovatiecluster)

Op grond van de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups wordt (overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening) steun verleend aan de rechtspersoon die het innovatiecluster opereert (de clusterorganisatie), in dit geval een onderzoeksorganisatie die het innovatiecluster beheert. Het betreft hier (overeenkomstig artikel 27, zevende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening) steun voor de exploitatie van een innovatiecluster.

Verder bevat artikel 27, derde en vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening aanvullende voorwaarden voor (de beheerder van) het innovatiecluster. Om te waarborgen dat ook aan deze randvoorwaarden voldaan wordt, is in artikel 3.17.8a nog een aantal aanvullende verplichtingen voor de beheerder van het innovatiecluster opgenomen. Zo moet de toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het cluster openstaan voor meerdere gebruikers van het innovatiecluster en moet deze toegang op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Hierbij geldt dat ondernemingen die ten minste 10 procent van de investeringskosten van het innovatiecluster hebben gefinancierd preferente toegang moeten krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, moet deze toegang evenredig zijn aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en moeten deze voorwaarden publiek beschikbaar worden gesteld. De vergoedingen die voor het gebruik van de faciliteiten van het cluster en voor deelname aan de activiteiten van het cluster worden berekend, moeten overeenstemmen met de marktprijs of de kosten ervan weerspiegelen.

Onderdeel I (artikel 3.17.9 Informatieverplichtingen)

In dit artikel zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die de subsidieaanvraag moet bevatten of waarvan deze vergezeld dient te gaan. Met deze wijzigingsregeling is in dit artikel een aantal aanpassingen doorgevoerd.

Allereerst is artikel 3.17.9, eerste lid, onderdeel d, aangepast. Hierin werd bepaald dat een aanvraag om subsidie een verklaring de-minimissteun moet bevatten. Op grond van artikel 1.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gaat het hierbij om een verklaring van de subsidieaanvrager waarin deze bevestigt dat subsidieverlening niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening. Deze verklaring is van belang om aan de monitoringsverplichting te voldoen die elke lidstaat van de Europese Unie richting de Europese Commissie heeft. Dit onderdeel is aangepast, zodat deze verplichting in het vervolg alleen van toepassing is op de zogenaamde reguliere projectuitvoerder.

Ten tweede is onderdeel e aan het eerste lid van artikel 3.17.9 toegevoegd. Hierin wordt bepaald dat een aanvraag om subsidie, voor zover deze aanvraag om subsidie is ingediend door een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel b, die een innovatiecluster beheert en beoogt te exploiteren ten behoeve van de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.17.2, tweede lid, een beschrijving moet bevatten van de activiteiten die het desbetreffende innovatiecluster uitvoert en de partijen die hierbij betrokken zijn. Op deze wijze kan beoordeeld worden of de (subsidiabele) activiteiten overeenkomen met de voorwaarden die het toepasselijke Europese staatssteunkader (artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening) hieraan stelt.

Ten derde is aan artikel 3.17.9, tweede lid, onderdeel c, toegevoegd dat de subsidieaanvraag vergezeld moet gaan van een omschrijving van de samenwerking met lokale partners. Deze informatie is van belang om de geschiktheid van het samenwerkingsverband dat het project uitvoert, omschreven in het rangschikkingscriterium dat is opgenomen in artikel 3.17.7, eerste lid, onderdeel c, te kunnen beoordelen. Met voormelde aanpassing zou meer concrete informatie verkregen moeten worden, zodat beter inzicht wordt verkregen over de aanwezigheid van voldoende kennis, ervaring en capaciteiten (bij onder andere de lokale samenwerkingspartners, die mede van belang zijn om te kunnen beoordelen wat het externe draagvlak is, bedoeld in artikel 3.17.7, eerste lid, onderdeel c).

Onderdeel J (artikel 3.17.10. Aanvraag subsidievaststelling)

Voor de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn de verplichtingen inzake subsidievaststelling opgenomen in artikel 50 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Er is evenwel voor gekozen om deze verplichtingen in artikel 3.17.10 nader in te vullen. Dit artikel bevat een opsomming van informatie die in ieder geval opgenomen moet worden in het eindverslag dat bij de aanvraag voor subsidievaststelling wordt ingediend, bedoeld in artikel 50, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit. Deze onderdelen dienen ervoor om te bezien of de subsidiabele activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, alsook of de subsidiabele activiteiten tot het gewenste eindresultaat hebben geleid. Dit artikel is op een wijze aangepast, zodat het eindverslag, voor zover van toepassing, in het vervolg een omschrijving dient te bevatten van de wijze waarop voldaan is aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 3.17.8a. Deze informatie is van belang om bij een mogelijke monitoring door de Europese Commissie te kunnen aantonen dat voldaan is aan het toepasselijke Europese staatssteunkader (artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening).

Onderdeel K (artikel 3.17.11 Staatssteun)

De subsidie, bedoeld in artikel 3.17.2, eerste lid, bevat staatsteun en wordt gerechtvaardigd door (a) de algemene de-minimisverordening, indien de subsidie wordt verstrekt aan een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel a, en (b) artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, indien de subsidie wordt verstrekt aan een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel b. Voor een uitgebreidere toelichting op de staatssteunaspecten wordt verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 is aangegeven in welke periode de diverse subsidiemodules zijn opengesteld en wat het subsidieplafond bedraagt.

Voor de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups loopt de openstellingsperiode van 2 november 2021 tot en met 11 januari 2022. Het subsidieplafond is vastgesteld op € 7.500.000.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 2 november 2021. Met deze datum wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep op deze wijze de mogelijkheid wordt geboden al snel (vanaf 2 november 2021) subsidieaanvragen in te dienen. Vasthouden aan de systematiek van de vaste verandermomenten en voormelde bekendmakingstermijn zou hebben betekend dat subsidieaanvragen pas na 1 januari 2022 ingediend zouden kunnen worden. Daarbij heeft de doelgroep voldoende tijd om subsidieaanvragen voor te bereiden en in te dienen, omdat de openstellingsperiode zal lopen van 2 november 2021 tot en met 11 januari 2022.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok


X Noot
1

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 31 augustus 2020, nr. WJZ/ 20215778, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 in verband met de invoering en openstelling van de subsidiemodule opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups (Stcrt. 2020, 45956).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

Naar boven