TOELICHTING
I. Algemeen
1. Aanleiding en doel
Met deze wijzigingsregeling wordt de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s
startups en scale-ups, opgenomen in titel 3.17 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies,
gewijzigd opengesteld.
Op grond van deze subsidiemodule wordt subsidie verstrekt aan (private) partijen die
zogenaamde opschalingsprojecten uitvoeren. Een opschalingsproject bestaat uit het
opschalen van één of meer bewezen succesvolle supportprogramma’s.
De subsidiabele activiteiten bestaan uit het verzorgen van communicatie, coördinatie,
kennisdeling, procesmanagement, advisering inzake de opschaling en overige projectactiviteiten
die bijdragen aan het (doel van het) desbetreffende opschalingsproject.
Met deze subsidiemodule wordt dus voorzien in financiering van de kosten van de subsidiabele
activiteiten behorend bij de opschalingsprojecten. De kosten voor de uitvoering van
het op te schalen supportprogramma zelf zijn niet subsidiabel.
Voor een uitgebreidere achtergrond van deze subsidiemodule wordt verwezen naar paragraaf
1 van de algemene toelichting van de wijzigingsregeling 1 waarmee deze subsidiemodule is ingevoerd (hierna: de invoeringsregeling).
Met deze wijzigingsregeling wordt de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s
startups en scale-ups als volgt aangepast en opnieuw opengesteld.
Allereerst is geregeld dat onderzoeksorganisaties die een innovatiecluster beheren
de voormelde subsidiabele activiteiten in het vervolg ook kunnen uitvoeren door middel
van de exploitatie van dit innovatiecluster. Bij de eerste openstelling van deze subsidiemodule
bleek er veel belangstelling te zijn vanuit deze onderzoeksorganisaties. In de praktijk
voeren onderzoeksorganisaties een groot aantal supportprogramma’s uit, met name voor
kennisintensieve startups. Deze onderzoeksorganisaties zijn dus belangrijke ondersteuners
in het zogenaamde startup en scale-up ecosysteem. Daarom is het voor voormelde type
onderzoeksorganisaties in het vervolg mogelijk om op grond van deze subsidiemodule in de hoedanigheid van de beheerder van een innovatiecluster als bedoeld in
artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening2 via de exploitatie van dit innovatiecluster (subsidiabele) activiteiten te verrichten.
Op deze wijze wordt gestimuleerd dat ook deze onderzoeksorganisaties zullen samenwerken
om de opschaling van supportprogramma’s mogelijk te maken.
Ten tweede is geregeld dat individuele subsidieaanvragen niet langer gehonoreerd zullen
worden. In het vervolg kunnen alleen subsidieaanvragers die het Opschalingsproject
uitvoeren in een samenwerkingsverband voor subsidie in aanmerking komen. De reden
voor deze aanpassing is dat uit de praktijk is gebleken dat de kwaliteit van de Opschalingsprojecten
die door een samenwerkingsverband uitgevoerd werden beter was dan die van individuele
subsidieaanvragers. Bovendien zou opschaling van individuele programma’s juist tot
meer versnippering kunnen leiden als hierdoor (in een andere regio) meerdere gelijksoortige
programma’s ontstaan, terwijl samenwerking leidt tot bundeling van ieders krachten.
Tot slot is van belang dat de openstellingsperiode van deze aangepaste subsidiemodule
loopt van 2 november 2021 tot en met 11 januari 2021. Het subsidieplafond is vastgesteld
op € 7.500.000.
2. Staatssteun
Op grond van de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups
wordt subsidie verleend voor een opschalingsproject. De projectactiviteiten hebben
betrekking op de opschaling van een supportprogramma, en dus niet op de inhoudelijke
uitvoering van een supportprogramma.
De projectactiviteiten kunnen worden uitgevoerd door natuurlijke personen, ondernemers,
onderzoeksorganisaties (die geen innovatiecluster beheren of exploiteren ten behoeve
van de subsidiabele activiteiten), onderwijsinstellingen, stichtingen, verenigingen
en andere organisaties die al dan niet een onderneming in stand houden (hierna: reguliere
projectuitvoerders). Daarnaast kunnen in het vervolg de subsidiabele activiteiten
ook worden uitgevoerd door één of meer onderzoeksorganisaties die een innovatiecluster
(1°) beheren en (2°) exploiteren ten behoeve van de subsidiabele activiteiten (hierna:
beheerder van een innovatiecluster). Voor de uitwerking van het begrip innovatiecluster
en onderzoeksorganisatie wordt in artikel 3.17.1 verwezen naar artikel 2, onderdeel
92, respectievelijk onderdeel 83, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Van belang is dat zowel de reguliere projectuitvoerders als de beheerder van een innovatiecluster
subsidiabele activiteiten voor hetzelfde opschalingsproject kunnen uitvoeren.
Omdat de subsidiabele activiteiten economisch van aard zijn, zullen de gebruikers
van deze subsidiemodule (zowel de reguliere projectuitvoerders als beheerders van
een innovatiecluster) als onderneming gekwalificeerd worden. De subsidie voor deze
projectactiviteiten bevat dan ook staatsteun.
2.1 Reguliere projectuitvoerders
Voor de reguliere projectuitvoerders wordt het verlenen van subsidie gerechtvaardigd
door de algemene de-minimisverordening. De regeling is in overeenstemming met de voorwaarden
van deze verordening en het gehanteerde de-minimisplafond.
De algemene de-minimisverordening bevat geen maximum steunintensiteiten. Omdat van
de subsidieaanvragers wel gedeeltelijk een eigen bijdrage wordt verwacht is de steunintensiteit
voor de projectactiviteiten vastgesteld op 50 procent van de subsidiabele kosten.
Met de voormelde subsidie (van 50 procent van de subsidiabele kosten) wordt voorzien
in financiering van de voormelde type subsidiabele activiteiten. waarvoor slechts
aangetoond moet worden dat de kosten hiermee verband houden. Dit betekent dat (overeenkomstig
artikel 10, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies) alleen
de redelijk gemaakte kosten in aanmerking komen voor subsidie die direct verbonden
zijn met de uitvoering van een opschalingsproject. De kosten die gemaakt worden voor
het uitvoeren van het opgeschaalde supportprogramma zelf komen niet in aanmerking
voor subsidie. Voor een uitwerking van de reikwijdte van de subsidiabele kosten wordt
verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.17.3a.
Voorts is de steun (overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de algemene de-minimisverordening)
transparant en heeft (overeenkomstig artikel 22 van het Kaderbesluit nationale EZK-
en LNV-subsidies) een stimulerend effect.
2.2 Beheerder van een innovatiecluster
Voor onderzoeksorganisaties die beheerder van een innovatiecluster zijn, wordt het
verlenen van subsidie (lees: staatssteun) gerechtvaardigd door artikel 27 van de algemene
groepsvrijstellingsverordening. De regeling is in overeenstemming met de voorwaarden
van deze verordening, de gehanteerde steunintensiteit en de subsidiabele kosten, die
zijn opgenomen in de artikelen 3.17.2, 3.17.3, 3.17.3a en 3.17.8a.
Op het beheer en de exploitatie van een innovatiecluster ten behoeve van de uitvoering
van de subsidiabele activiteiten is (mede om de in paragraaf 2.1 van deze toelichting
genoemde reden) een steunintensiteit van 50 procent van toepassing. Daarbij wordt
hiermee ook gebleven binnen de marges van de toepasselijke steunintensiteit uit artikel 27,
negende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Met de voormelde subsidie (van 50 procent van de subsidiabele kosten) wordt voorzien
in financiering van de kosten die met de subsidiabele activiteiten gemoeid zijn. Voor
zover ten behoeve van de uitvoering van de subsidiabele activiteiten een innovatiecluster
wordt geëxploiteerd, komen de kosten, bedoeld in artikel 27, achtste lid, van de algemene
groepsvrijstellingsverordening, die direct verband houden met de subsidiabele activiteiten
voor subsidie in aanmerking. Het betreft hier de personeelskosten, kosten derden en
administratieve kosten (met inbegrip van de algemene kosten). Voor een verdere uitleg
over de subsidiabele kosten wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op
artikel 3.17.3a.
Voorts is de steun overeenkomstig artikelen 5 en 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening
transparant en heeft een stimulerend effect. Van de openstelling van de subsidiemodule
Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups zal een kennisgeving aan de Europese
Commissie worden gedaan, conform artikel 11, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Indien een subsidie die op grond van deze subsidiemodule wordt verleend, staatssteun
bevat die door de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt gerechtvaardigd, maakt
de minister op grond van artikel 1.8 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:
-
a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de algemene
groepsvrijstellingsverordening; en
-
b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening,
voor zover de individuele steun meer bedraagt dan € 500.000.
2.3 Reguliere projectuitvoerders en beheerders van een innovatiecluster
Tot slot is van belang dat een samenwerkingsverband verschillende samenstellingen
kan hebben. Een samenwerkingsverband kan bestaan uit uitsluitend reguliere projectuitvoerders,
ofwel uitsluitend beheerders van een innovatiecluster. In dat laatste geval kunnen
ook meerdere innovatieclusters met elkaar samenwerken. Het is echter ook mogelijk
dat een samenwerkingsverband bestaat uit één of meer reguliere projectuitvoerders
en beheerders van een innovatiecluster. In dat geval zal de subsidiabiliteit van de
kosten van het opschalingsproject voor de reguliere projectuitvoerder(s) beoordeeld
worden op grond van de artikelen 10 tot en met 14 van het Kaderbesluit nationale EZK-
en LNV-subsidies en voor de beheerder(s) van een innovatiecluster op grond van zowel
voormelde artikelen uit het Kaderbesluit als artikel 3.17.3a van deze regeling, dat
invulling geeft aan artikel 27, achtste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Ook moeten de reguliere projectuitvoerder(s) zich houden aan de voorwaarden van de
algemene de-minimisverordening en de beheerder(s) van een innovatiecluster aan de
algemene groepsvrijstellingsverordening.
3. Regeldruk
Deze wijzigingsregeling bevat aanpassingen van de subsidiemodule Opschaling Supportprogramma’s
Startups en scale-ups. Het gaat hierbij om de volgende twee soorten aanpassingen.
Allereerst betreft het hier technische aanpassingen, die niet leiden tot een toename
van informatieverplichtingen en die (naar verwachting) geen gevolgen voor het aantal
aanvragen hebben, omdat de doelgroep met deze wijzigingen gelijk blijft. Het gaat
hierbij om verduidelijking van begripsbepalingen, formuleringen en informatieverplichtingen.
Ten tweede is er een aantal inhoudelijke aanpassingen in deze subsidiemodule doorgevoerd.
Deze hebben beperkt effect op de informatieverplichtingen. Het betreft hier aanpassingen
die betrekking hebben op het laten vervallen van de mogelijkheid om (zelfstandig)
buiten een samenwerkingsverband subsidie te kunnen ontvangen en het toevoegen van
een nieuw soort subsidieaanvrager, namelijk een onderzoeksorganisatie die een innovatiecluster
(1) beheert en (2) exploiteert ten behoeve van de subsidiabele activiteiten (de beheerder
van een innovatiecluster).
De oorspronkelijke informatieverplichtingen zijn grotendeels in stand gebleven. Alleen
voor een beheerder van een innovatiecluster is aan de informatieverplichtingen toegevoegd
dat de aanvraag voor subsidieverlening vergezeld moet gaan van een beschrijving van
de activiteiten die het desbetreffende innovatiecluster uitvoert en de partijen die
onderdeel uitmaken van het innovatiecluster. Met deze informatieverplichtingen wordt
beoogd te kunnen beoordelen of een project past binnen het toepasselijke Europese
staatssteunkader (artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening). Voor
de overige subsidieaanvragers gaat deze nieuwe informatieverplichting niet gelden,
omdat deze onder een ander Europees staatsteunkader (de algemene de-minimisverordening)
vallen. Aan dit laatste type subsidieaanvrager wordt (net als bij de vorige openstellingsperiode)
een verklaring de-minimissteun gevraagd. Verder zijn de informatieverplichtingen bij
de aanvraag voor subsidieverlening gelijk gebleven en van toepassing op alle aanvragers.
Ook na subsidiëring zijn bij (eventuele) voortgangsrapportages en subsidievaststelling
de informatieverplichtingen grotendeels gelijk. Vanzelfsprekend geldt voor een beheerder
van een innovatiecluster bij de subsidievaststelling een uitgebreidere informatieverplichting
dan in het geval de subsidieverlening op andere subsidieaanvragers betrekking heeft.
De beheerder van een innovatiecluster moet op grond van artikel 3.17.10 in de eindrapportage
opnemen op welke wijze hij heeft voldaan aan de voor een beheerder van een innovatiecluster
toepasselijke verplichtingen, opgenomen in artikel 3.17.8a. Deze informatie is van
belang om bij een mogelijke monitoring door de Europese Commissie te kunnen aantonen
dat voldaan is aan het toepasselijke Europese staatssteunkader (artikel 27 van de
algemene groepsvrijstellingsverordening).
De additionele informatieverplichtingen voor de beheerders van innovatieclusters leveren
beperkte extra regeldrukkosten op. De regeldruk wordt berekend aan de hand van de
standaarduurtarieven voor intern personeel als beschreven in het Handboek meting regeldrukkosten.
Uitgegaan wordt van een standaarduurtarief van € 54,– vermenigvuldigd met de verwachte
tijdsbesteding en het verwachte aantal aanvragen. Met een verwachte tijdsbesteding
van 35 uur voor de voorbereiding, het doen van een aanvraag, de tussenrapportage en
de eindrapportage voor de subsidievaststelling werd bij de eerste openstelling van
deze subsidiemodule verwacht dat de regeldrukkosten per subsidieaanvrager uit zouden
komen op € 1.890,–. Zie hoofdstuk 3 van de algemene toelichting bij de invoeringsregeling.
Er zijn in de eerste tender 29 aanvragen voor subsidieverlening ingediend, waarvan
er 9 zijn gehonoreerd. De ingeschatte tijdsbesteding voor niet-gehonoreerde subsidieaanvragen
was 24 uur per aanvraag, wat neerkomt op € 1.296. Dit bracht de totale administratieve
lasten voor de eerste tender op € 42.930.
Naar verwachting zal de tijdsbesteding voor beheerders van innovatieclusters door
het toevoegen van additionele informatieverplichtingen toenemen met 2 uur bij de subsidieaanvraag
en 1 uur bij vaststelling van de subsidie. Hierdoor zouden de regeldrukkosten neerkomen
op € 2.052 per aanvraag door een beheerder van een innovatiecluster.
De uitbreiding voor beheerders van innovatieclusters, de grotere bekendheid met de
regeling en de grotere inzet op voorlichting zouden kunnen leiden tot een groter aantal
(gehonoreerde) subsidieaanvragen bij de komende tweede openstelling van deze subsidiemodule.
Naar verwachting zullen 40 van de 60 ingediende aanvragen worden gehonoreerd, waarvan
10 aanvragen door de beheerders van innovatieclusters. Met deze inschatting komen
de totale regeldrukkosten uit op € 77.220,–, waarvan € 56.700 voor de reguliere projectuitvoerders
en € 20.520,– voor beheerders van innovatieclusters. De totale regeldruk zal naar
verwachting 1,02 procent zijn ten opzichte van het beschikbaar gestelde budget bij
de tweede openstelling (€ 7.500.000,–).
Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR).
Naar aanleiding hiervan is deze wijzigingsregeling niet geselecteerd voor formele
advisering, omdat deze geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
4. Uitvoering
De uitvoering van deze subsidiemodule is in handen van RVO.nl, onderdeel van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat. Deze wijzigingsregeling wordt uitvoerbaar en handhaafbaar
geacht.
II. Artikelsgewijs
Artikel I
Met dit artikel is titel 3.17 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies aangepast.
Deze titel bevat de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups.
Onderdelen a en b (artikelen 1.1 en 3.17.1 Begripsbepalingen)
In artikel 3.17.1 zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor de
subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups. De begripsomschrijvingen
geven een nadere invulling aan de subsidiabele activiteiten.
Aanpassing van de begripsomschrijving ‘supportprogramma’
De begripsomschrijving ‘supportprogramma’ is aangepast. Een supportprogramma is een
samenhangend geheel van activiteiten dat gericht is op het creëren van gunstige randvoorwaarden
voor de oprichting en groei van startups of scale-ups. Het gaat hierbij om de ondersteuning
bij het verkrijgen van toegang tot financiering, markten, talent, samenwerkingspartners
of technologische of wetenschappelijke kennis die bruikbaar is bij het ontwikkelen
van een product. Omdat het in de praktijk niet altijd duidelijk bleek te zijn wat
onder talent verstaan werd, is deze begripsbepaling aangepast. Er is verduidelijkt
dat het hierbij gaat om het zogenaamde menselijk kapitaal in de vorm van het verkrijgen
van voldoende gekwalificeerde werknemers. Het is dus van belang dat potentiële werknemers
door middel van deze supportprogramma’s digitale of technische kennis of vaardigheden
kunnen ontwikkelen, waar vraag naar is bij startups en scale-ups. Een andere mogelijkheid
op het gebied van talent zijn de supportprogramma’s gericht op het aantrekken van
internationaal digitaal of technisch gekwalificeerde werknemers. Hiermee wordt gewerkt
aan de aanwezigheid van digitaal of technisch talent, die startups en scale-ups nodig
hebben als werknemers om te kunnen groeien. Voor een uitleg van het begrip werknemer
wordt verwezen naar de omschrijving in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Hieruit volgt dat onder de werknemer moet worden verstaan de partij die zich via een
arbeidsovereenkomst verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon
gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
Toevoeging van innovatiecluster en onderzoeksorganisatie
De begripsomschrijvingen ‘innovatiecluster’ en ‘onderzoeksorganisatie’ zijn toegevoegd,
omdat in het vervolg ook subsidie verstrekt wordt aan onderzoeksorganisaties die een
innovatiecluster (1°) beheren en (2°) exploiteren ten behoeve van de subsidiabele
activiteiten. Van belang hierbij is dat de begripsomschrijving van innovatiecluster
is verplaatst van artikel 1.1 naar artikel 3.17.2 van de Regeling nationale EZK- en
LNV-subsidies. De reden hiervoor is dat de begripsomschrijving van innovatiecluster
alleen van belang is voor de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups
en scale-ups.
Voor de uitleg van het begrip innovatiecluster en het begrip onderzoeksorganisatie
wordt in artikel 3.17.1 verwezen naar artikel 2, onderdeel 92, respectievelijk onderdeel
83, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Allereerst wordt onder innovatieclusters verstaan de structuren of georganiseerde
groeperingen van onafhankelijke partijen (zoals innovatieve starters, kleine, middelgrote
en grote ondernemingen, maar ook organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding,
niet-commerciële organisaties en andere verwante economische spelers) die tot doel
hebben innovatieve activiteiten te stimuleren door het delen van faciliteiten en de
uitwisseling van kennis en deskundigheid te bevorderen, en door daadwerkelijk bij
te dragen aan technologieoverdracht, en werking, informatieverspreiding en samenwerking
tussen de ondernemingen en andere organisaties binnen het cluster. Op grond van artikel
3.17.2, tweede lid, onderdeel b, wordt hieraan toegevoegd dat het innovatiecluster
door één of meer onderzoeksorganisaties moet worden beheerd, alsook ten behoeve van
de subsidiabele activiteiten moet worden geëxploiteerd.
Ten tweede is een onderzoeksorganisatie (in het toepasselijke Europese staatssteunkader
ook wel organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding genoemd) een entiteit (zoals
universiteiten of onderzoeksinstellingen, agentschappen voor technologieoverdracht,
innovatie-intermediairs, entiteiten voor fysieke of virtuele onderzoek gerichte samenwerking),
ongeacht haar rechtsvorm (een publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze,
die zich in hoofdzaak bezighoudt met het onafhankelijk verrichten van fundamenteel
onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, of met het breed verspreiden
van de resultaten van die activiteiten door middel van onderwijs, publicaties of kennisoverdracht.
Opgemerkt wordt dat Mbo-scholen geen onderzoeksorganisaties zijn en in het kader van
deze module niet als een beheerder van een innovatiecluster kunnen optreden. Wel kunnen
zij als reguliere projectuitvoerder aan een samenwerkingsverband deelnemen.
Op wat voorgaande begripsomschrijvingen in de praktijk betekenen, zal (zo nodig) nader
ingegaan worden in de artikelsgewijze toelichting op de artikelen 3.17.2, 3.17.3,
3.17.3a en 3.17.8a, waar ook wordt ingegaan op de invulling van de randvoorwaarden
uit het toepasselijke Europese staatssteunkader (artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening).
Onderdeel C (Artikel 3.17.2 Subsidieverstrekking)
Op grond van deze subsidiemodule wordt subsidie verstrekt voor de opschaling van een
supportprogramma dat na inhoudelijke toepassing positieve gevolgen heeft gehad voor
het ontstaan of de groei van startups of scale-ups in een bepaalde stad, provincie
of regio in Nederland of in het buitenland. Een supportprogramma is een samenhangend
geheel van activiteiten dat gericht is op het creëren van gunstige randvoorwaarden
voor de oprichting en groei van startups of scale-ups. Het gaat hierbij om de ondersteuning
bij het verkrijgen van toegang tot financiering, markten, voldoende gekwalificeerde
werknemers, samenwerkingspartners of technologische of wetenschappelijke kennis die
bruikbaar is bij het ontwikkelen van een product. De opschaling dient plaats te vinden
door het uitvoeren van activiteiten waarmee het desbetreffende supportprogramma wordt
uitgebreid naar minimaal twee andere Nederlandse provincies, eventueel door middel
van samenvoeging met één of meer andere supportprogramma’s tot één groter supportprogramma.
Voor voorbeelden van supportprogramma’s en op welke wijze de opschaling hiervan in
zijn werk kan gaan wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.17.2
van de invoeringsregeling.
Subsidieaanvrager
Van belang is dat voorheen de subsidie uitsluitend kon worden aangevraagd door zogenaamde
reguliere projectuitvoerders die zelfstandig of in een samenwerkingsverband een opschalingsproject
uitvoerde. In het vervolg is het mogelijk dat subsidie wordt aangevraagd door zowel
deze reguliere projectuitvoerders als beheerders van innovatieclusters, indien het
opschalingsproject door meerdere subsidieaanvragers wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband.
Concreet betekent het voorgaande dat de subsidie kan worden aangevraagd (de projectactiviteiten
kunnen worden uitgevoerd) door natuurlijke personen, ondernemers, onderzoeksorganisaties
(die geen innovatiecluster beheren of exploiteren ten behoeve van de subsidiabele
activiteiten), onderwijsinstellingen, stichtingen, verenigingen of andere organisaties
die al dan niet een onderneming in stand houden (hierna: reguliere projectuitvoerders).
De reguliere projectuitvoerders mogen geen onderneming in stand houden die actief
is in bepaalde sectoren. Voor de achtergrond wordt verwezen naar de artikelsgewijze
toelichting op artikel 3.17.2, derde lid (oud) uit de invoeringsregeling.
Ook kan in het vervolg subsidie worden aangevraagd (kunnen voormelde subsidiabele
activiteiten ook worden uitgevoerd) door onderzoeksorganisaties die een innovatiecluster
(1°) beheren en (2°) exploiteren ten behoeve van de subsidiabele activiteiten (hierna:
beheerder van een innovatiecluster). Voor de uitleg van de begrippen onderzoeksorganisatie
en innovatiecluster wordt verwezen naar artikel 3.17.1 en de artikelsgewijze toelichting
hierbij.
Tot slot kan subsidie in het vervolg uitsluitend worden aangevraagd door een deelnemer
in een samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband moet uit ten minste twee deelnemers
bestaan. De redenen voor deze aanpassing is dat samenwerking uitdaagt om gebruik te
maken van expertise of netwerken van anderen. Uit de praktijk blijkt namelijk dat
de kwaliteit van opschalingsprojecten beter was indien deze in een samenwerkingsverband
werden uitgevoerd. Door samenwerking bij de opschaling ontstaan (niet persé meer supportprogramma’s,
maar wel) breder toegankelijke supportprogramma’s en/of een bundeling van succesvolle
supportprogramma’s. Voor meer uitleg over de verhoudingen in een samenwerkingsverband
(tussen de penvoerder en deelnemers) wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting
op artikel 3.17.2 (oud) uit de invoeringsregeling.
Subsidiabele activiteiten
De beschrijving van de subsidiabele activiteiten, opgenomen in artikel 3.17.2, tweede
lid, is aangepast, omdat het in de praktijk niet altijd duidelijk was dat de gesubsidieerde
advisering uitsluitend betrekking heeft op de opschaling (en dus niet op de opschaling,
communicatie, coördinatie, kennisdeling en procesmanagement). Ook is hieraan toegevoegd
dat kennisdeling onder de subsidiabele activiteiten valt. Op deze wijze wordt nog
beter geëxpliciteerd waarvoor de subsidie bestemd is.
Ook is (met de aanpassing van artikel 3.17.2, derde lid) hieraan toegevoegd dat de
subsidiabele activiteiten in het vervolg ook door een beheerder van een innovatiecluster
via de exploitatie van het desbetreffende innovatiecluster uitgevoerd kunnen worden.
Hierbij kan gedacht worden aan innovatieclusters van meerdere onderzoeksorganisaties
die gezamenlijk supportprogramma’s gaan opschalen. Voor de uitvoering van de subsidiabele
activiteiten van het opschalingsproject (de activiteiten waarmee de opschaling van
deze programma’s gerealiseerd wordt) zal de beheerder of zullen de beheerders van
het innovatiecluster gebruik (moeten) maken van de aanwezige faciliteiten, kennis
en deskundigheid van het innovatiecluster betreffende (het opschalen van) supportprogramma’s
en deze ook moeten delen met partijen binnen het innovatiecluster, waaronder begrepen
deelnemers uit het innovatiecluster die ook het opschalingsproject uitvoeren. Wanneer
het opschalingsproject wordt uitgevoerd door zowel de beheerder(s) van een innovatiecluster
als andere reguliere projectuitvoerders zal de kennis ook gedeeld kunnen worden in
het bredere samenwerkingsverband dat het opschalingsproject uitvoert, voor zover dit
past binnen de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 27, derde en vierde lid,
van de algemene groepsvrijstellingsverordening, zoals nader uitgewerkt in artikel 3.17.8a
van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.
Concreet zal de exploitatie van het innovatiecluster in dit geval gericht zijn op
het uitvoeren van de subsidiabele projectactiviteiten (bestaande uit het verzorgen
van communicatie, coördinatie, kennisdeling, procesmanagement, advisering inzake de
opschaling en overige projectactiviteiten). De subsidiabele activiteiten moeten verricht
worden via de aansturing van het innovatiecluster (bijvoorbeeld in de vorm van coördinatie
en procesmanagement, communicatie van het innovatiecluster (bijvoorbeeld in de vorm
van brochures, voorlichting en marketing) en het door het innovatiecluster organiseren
van opleidingsprogramma’s en workshops als bedoeld in artikel 27, achtste lid, van
de algemene groepsvrijstellingsverordening. Deze activiteiten moeten leiden tot de
opschaling van een supportprogramma, zodat deze opschaling kan bijdragen aan (additionele)
technologieoverdracht, en werking, informatieverspreiding en samenwerking tussen de
organisaties binnen het innovatiecluster. Deze deelnemers uit het innovatiecluster
zullen namelijk zelf bij de uitvoering van het opschalingsproject betrokken zijn of
gebruik kunnen maken van de kennis die door de beheerder van het innovatiecluster
is opgedaan.
Onderdeel d (artikel 3.17.3 Hoogte subsidie)
In dit artikel is voor deze subsidiemodule aangegeven welke steunintensiteiten en
welke maximum subsidiebedragen gehanteerd worden.
Het eerste lid van dit artikel bepaalt (net zoals tijdens de vorige openstelling)
dat voor reguliere projectuitvoerders op de projectactiviteiten een steunintensiteit
van 50 procent van toepassing is. Ook is in het vervolg een steunintensiteit van 50
procent van toepassing in het geval de subsidiabele projectactiviteiten uitgevoerd
worden door de beheerder van een innovatiecluster. Hiermee wordt gebleven binnen de
marges van de toepasselijke steunintensiteit uit artikel 27, negende lid, van de algemene
groepsvrijstellingsverordening. Voor meer informatie over de achtergrond bij de steunintensiteit
en hoe deze zich verhoudt tot de toepasselijke steunkaders wordt verwezen naar de
artikelsgewijze toelichting op artikel 3.17.3, eerste lid, van de invoeringsregeling
respectievelijk paragraaf 2 van de algemene toelichting van de onderhavige wijzigingsregeling.
Verder bepaalt artikel 3.17.2, tweede lid, wat de subsidie ten hoogste kan bedragen.
Omdat op grond van artikel 3.17.2, eerste lid, (nieuw in het vervolg alleen nog subsidie
wordt verstrekt aan een samenwerkingsverband is het maximumsubsidiebedrag voor zelfstandige
aanvragers in artikel 3.17.3, tweede lid, komen te vervallen. De subsidie bedraagt
in het vervolg dan ook ten hoogste € 500.000 per opschalingsproject). Daarnaast is
(nog steeds) geregeld dat de subsidie minder dan € 125.000 bedraagt per deelnemer
in een samenwerkingsverband die het opschalingsproject uitvoert. Ook mag de te verlenen
subsidie niet minder dan € 25.000 per subsidieaanvrager bedragen. Zie voor de achtergrond
bij het gekozen minimum subsidiebedrag de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.17.6,
onderdeel b, van de invoeringsregeling. Er is gekozen voor deze maximum- en minimumsubsidiebedragen
om ervoor te zorgen dat hiermee in voldoende mate geschikte (omvangrijke) projecten
ondersteund kunnen worden, zonder dat bijvoorbeeld één project het subsidieplafond
grotendeels gebruikt.
Tot slot is artikel 3.17.3, derde lid, waarin wordt bepaald wat het totale bedrag
aan de-minimissteun bedraagt, (hierna het de-minimisplafond) aangepast om te verduidelijken
dat in het vervolg het de-minimisplafond alleen van toepassing is op subsidieverlening
aan een reguliere projectuitvoerder in een samenwerkingsverband. Dit betekent concreet
dat per reguliere projectuitvoerder in het samenwerkingsverband het totale bedrag
aan de-minimissteun niet meer kan bedragen dan het de-minimisplafond (€ 200.000 over
een periode van drie belastingjaren). Dit plafond ziet op alle vormen van steun die
op grond van de desbetreffende de-minimisverordening verleend kunnen worden.
Onderdeel E (artikel 3.17.3a Subsidiabele kosten voor de exploitatie van een innovatiecluster)
Bij de vorige openstellingsperiode was er voor de projectactiviteiten geen bepaling
over de subsidiabele kosten opgenomen. De reden hiervoor was dat geen specifieke regels
over subsidiabele kosten gesteld zijn in de algemene de-minimisverordening die op
deze projectactiviteiten van toepassing is, alsook dat met deze subsidiemodule beoogd
wordt om diverse soorten opschalingsprojecten te subsidiëren waarvoor slechts aangetoond
moet worden dat de kosten verband houden met de subsidiabele activiteiten. Wat deze
subsidiabele activiteiten zijn, volgt uit artikel 3.17.2, tweede lid. Welke kosten
in voldoende mate verband houden met de subsidiabele activiteiten volgt uit het Kaderbesluit
nationale EZK- en LNV-subsidies. Hierbij is van belang dat artikel 10, eerste lid,
van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies bepaalt dat alleen de redelijk
gemaakte kosten in aanmerking komen voor subsidie die direct verbonden zijn met de
uitvoering van een opschalingsproject. Kosten die gemaakt worden voor het uitvoeren
van het opgeschaalde supportprogramma zelf komen niet in aanmerking voor subsidie.
De voorgaande regels betreffende de subsidiabele kosten zijn bij de tweede openstelling
van onderhavige subsidiemodule wederom van toepassing op de subsidiabele activiteiten
die uitgevoerd worden door zowel reguliere projectuitvoerders als beheerders van een
innovatiecluster. Voor de beheerder van een innovatiecluster wordt de voormelde redelijkheid
van de gemaakte kosten en de mate waarin deze voor subsidie in aanmerking komen echter
ook bepaald door het toepasselijke Europese staatssteunkader (artikel 27, achtste
lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening), waarin een limitatieve lijst
van subsidiabele kosten is opgenomen. Ook is van belang dat uitsluitend de kosten
die direct verband houden met de activiteiten van het opschalingsproject, bedoeld
in artikel 3.17.2, tweede lid, voor subsidie in aanmerking komen (lees: direct verband
hebben met het opschalen van één of meer supportprogramma’s via het verzorgen van
communicatie, coördinatie, kennisdeling, procesmanagement, advisering inzake de opschaling
en overige projectactiviteiten die bijdragen aan het doel van een opschalingsproject).
Wanneer de kosten dus wel binnen de kaders van de algemene groepsvrijstellingsverordening
vallen, maar er geen direct verband met de voormelde activiteiten aanwezig is, komen
deze niet voor subsidie in aanmerking. Voor zover ten behoeve van de uitvoering van
de voormelde activiteiten een innovatiecluster wordt geëxploiteerd, moeten de subsidiabele
kosten dus (1) redelijk zijn (in casu passen binnen de voormelde lijst) en (2) ook
nog eens een (duidelijk) direct verband houden met de subsidiabele activiteiten, die
zijn omschreven in artikel 3.17.2, tweede lid.
Uit het voorgaande volgt dat de personeelskosten, kosten derden en administratieve
kosten (met inbegrip van de algemene kosten) subsidiabel zijn. Deze kosten kunnen
specifiek betrekking hebben op het aansturen van het innovatiecluster ter bevordering
van samenwerking, informatiedeling en het verschaffen van gespecialiseerde en op maat
gemaakte zakelijke ondersteuningsdiensten ten behoeve van het opschalingsproject.
Ook kunnen deze kosten betrekking hebben op de marketing van het cluster ten behoeve
van het opschalingsproject om nieuwe ondernemingen of organisaties aan te trekken
en de zichtbaarheid te verhogen. Bij een opschalingsproject kan hierbij onder meer
gedacht worden aan de ontwikkeling van een brochure, programmaboekje, digitale of
social mediacampagnes om potentiële deelnemers aan te trekken voor het op te schalen
supportprogramma van het innovatiecluster. Daarnaast kunnen deze kosten betrekking
hebben op de organisatie van opleidingsprogramma’s, (digitale) conferenties en workshops
ter ondersteuning van kennisdeling en netwerken en transnationale samenwerking ten
behoeve van het opschalingsproject. Bij een opschalingsproject kan hierbij gedacht
worden aan trainingen om de uitvoerders van het supportprogramma (die zich bevinden
binnen het innovatiecluster) op te leiden.
Al met al komen bijna alle kosten uit artikel 27, achtste lid, onderdelen a, b en
c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor subsidie in aanmerking. Het
is echter niet gewenst om één kostensoort (de kosten voor het beheer van de faciliteiten
van het innovatiecluster), bedoeld in artikel 27, achtste lid, onderdeel c, van de
algemene groepsvrijstellingsverordening, te subsidiëren. Om dit te expliciteren bepaalt
artikel 3.17.3a, tweede lid, dat deze kosten niet voor subsidie in aanmerking komen.
De reden hiervoor is dat het beheer van de faciliteit (gebouwen en activa) van het
innovatiecluster een algemene activiteit is van het innovatiecluster, die reeds op
andere wijze wordt vergoed, die niet direct bijdraagt aan de opschaling van een supportprogramma
door een samenwerkingsverband en als zodanig buiten de scope van het opschalingsproject
valt.
Onderdeel F (artikel 3.17.6, onderdeel c, aanhef, afwijzingsgrond)
Dit artikel bevat de afwijzingsgronden die, in aanvulling op de afwijzingsgronden
uit artikel 22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, van toepassing
zijn. Zo is er in artikel 3.17.6, onderdeel c, een afwijzingsgrond opgenomen die ervoor
zorgt dat de subsidie voor de opschalingsprojecten (zo nodig) gerechtvaardigd wordt
door de algemene de-minimisverordening. Deze afwijzingsgrond is aangepast, zodat deze
in het vervolg alleen van toepassing is, voor zover een subsidieaanvraag is ingediend
door een reguliere projectuitvoerder van deze subsidiemodule.
Onderdeel G (artikel 3.17.7 Rangschikkingscriteria)
In dit artikel zijn criteria opgenomen op basis waarvan de aanvragen gerangschikt
worden. In dit artikel zijn een aantal aanpassingen doorgevoerd.
Allereerst is het rangschikkingscriterium betreffende de kwaliteit van het project,
dat was opgenomen in artikel 3.17.7, eerste lid, onderdeel b, aangepast, zodat in
het vervolg duidelijk is dat hierbij vooral getoetst wordt aan de kwaliteit van het
projectplan, in plaats van de inhoud van het project dat al getoetst wordt op grond
van het criterium betreffende de doelstelling van het project, opgenomen in artikel
3.17.7, eerste lid, onderdeel a. Bij de kwaliteit van het projectplan gaat het immers
om de beoordeling van de aanpak, methodiek, uitwerking van risico’s, de uitvoerbaarheid,
de efficiënte inzet van middelen en mate van private vervolgfinanciering voor het
in stand houden of uitbreiden van het opschalingsproject.
Ten tweede is het rangschikkingscriterium betreffende de geschiktheid van een individuele
subsidieaanvrager en het samenwerkingsverband, opgenomen in artikel 3.17,6, eerste
lid, onderdeel c, aangepast. Op grond van dit rangschikkingscriterium werd een subsidieaanvraag
hoger gerangschikt naar mate de subsidieaanvrager die het opschalingsproject zelfstandig
uitvoerde dan wel het samenwerkingsverband dat het project uitvoerde meer geschikt
was om een opschalingsproject uit te voeren. Omdat er geen subsidie meer verstrekt
wordt aan individuele subsidieaanvragers die een opschalingsproject zelfstandig uitvoeren,
speelt in het vervolg alleen de geschiktheid van het samenwerkingsverband een rol
bij de rangschikking. Daarom is dit rangschikkingscriterium hierop aangepast. Ook
is via een verdere uitsplitsing van dit rangschikkingscriterium in subonderdelen verduidelijkt
waarop getoetst wordt.
Ten derde is het rangschikkingscriterium betreffende de effecten van de coronacrisis,
dat was opgenomen in artikel 3.17.7, eerste lid, onderdeel d, (oud) komen te vervallen.
Hieruit volgde dat een opschalingsproject hoger werd gerangschikt naarmate het door
het opschalingsproject op te schalen supportprogramma naar verwachting een positieve
impact zou hebben op het herstel van de negatieve gevolgen van de economische crisis,
die was veroorzaakt door de uitbraak van het coronavirus, voor startups en scale-ups.
Dit rangschikkingscriterium is komen te vervallen. Dit was geen onderscheidend criterium,
omdat uit de praktijk is gebleken dat de uitbraak van het coronavirus geen aanleiding
vormde om supportprogramma’s op te schalen.
Ten vierde is ook de zogenaamde wegingsfactor voor de diverse rangschikkingscriteria
aangepast. Per rangschikkingscriterium wordt op grond van artikel 3.17.7, tweede lid,
ten minste één en ten hoogste tien punten toegekend. Op grond van artikel 3.17.7,
derde lid, wordt het aantal behaalde punten per rangschikkingscriterium ook nog vermenigvuldigd
met een bepaalde wegingsfactor waarin verdisconteerd is welk rangschikkingscriterium
het meest belangrijk wordt geacht. Het rangschikkingscriterium betreffende de coronacrisis,
dat was opgenomen in artikel 3.17.7, eerste lid, onderdeel d, en de aanverwante wegingsfactor
1, is komen te vervallen. Voor de komende openstellingsperiode blijven de wegingsfactoren
ongewijzigd op 4 en 3 voor de rangschikkingscriteria betreffende het doel van de subsidie
respectievelijk de kwaliteit van het projectplan, opgenomen in artikel 3.17.7, eerste
lid, onderdeel a en b. Voor het rangschikkingscriterium betreffende de geschiktheid
van het samenwerkingsverband, opgenomen in artikel 3.17,7, eerste lid, onderdeel c,
is de wegingsfactor echter verhoogd van 2 naar 3. De reden hiervoor is dat uit de
praktijk is gebleken dat een opschalingsproject succesvoller is in het geval de leden
van een samenwerkingsverband complementair zijn (lees: dat hun kennis, kunde en netwerk
een (evenredige en substantiële) bijdrage zou kunnen leveren aan een opschalingsproject).
Daarbij wordt met de toevoeging van een extra punt aan de wegingsfactor van het rangschikkingscriterium
uit het eerste lid, onderdeel c, ervoor gezorgd dat de verhouding tussen de wegingsfactoren
ongeveer gelijk blijft.
Onderdeel H (artikel 3.17.8a Verplichtingen voor de beheerder van een innovatiecluster)
Op grond van de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups
wordt (overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening)
steun verleend aan de rechtspersoon die het innovatiecluster opereert (de clusterorganisatie),
in dit geval een onderzoeksorganisatie die het innovatiecluster beheert. Het betreft
hier (overeenkomstig artikel 27, zevende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening)
steun voor de exploitatie van een innovatiecluster.
Verder bevat artikel 27, derde en vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening
aanvullende voorwaarden voor (de beheerder van) het innovatiecluster. Om te waarborgen
dat ook aan deze randvoorwaarden voldaan wordt, is in artikel 3.17.8a nog een aantal
aanvullende verplichtingen voor de beheerder van het innovatiecluster opgenomen. Zo
moet de toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het cluster openstaan
voor meerdere gebruikers van het innovatiecluster en moet deze toegang op transparante
en niet-discriminerende basis verleend. Hierbij geldt dat ondernemingen die ten minste
10 procent van de investeringskosten van het innovatiecluster hebben gefinancierd
preferente toegang moeten krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te
vermijden, moet deze toegang evenredig zijn aan de bijdrage van de onderneming in
de investeringskosten en moeten deze voorwaarden publiek beschikbaar worden gesteld.
De vergoedingen die voor het gebruik van de faciliteiten van het cluster en voor deelname
aan de activiteiten van het cluster worden berekend, moeten overeenstemmen met de
marktprijs of de kosten ervan weerspiegelen.
Onderdeel I (artikel 3.17.9 Informatieverplichtingen)
In dit artikel zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens
die de subsidieaanvraag moet bevatten of waarvan deze vergezeld dient te gaan. Met
deze wijzigingsregeling is in dit artikel een aantal aanpassingen doorgevoerd.
Allereerst is artikel 3.17.9, eerste lid, onderdeel d, aangepast. Hierin werd bepaald
dat een aanvraag om subsidie een verklaring de-minimissteun moet bevatten. Op grond
van artikel 1.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gaat het hierbij om
een verklaring van de subsidieaanvrager waarin deze bevestigt dat subsidieverlening
niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel
3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening. Deze verklaring is van belang
om aan de monitoringsverplichting te voldoen die elke lidstaat van de Europese Unie
richting de Europese Commissie heeft. Dit onderdeel is aangepast, zodat deze verplichting
in het vervolg alleen van toepassing is op de zogenaamde reguliere projectuitvoerder.
Ten tweede is onderdeel e aan het eerste lid van artikel 3.17.9 toegevoegd. Hierin
wordt bepaald dat een aanvraag om subsidie, voor zover deze aanvraag om subsidie is
ingediend door een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel
b, die een innovatiecluster beheert en beoogt te exploiteren ten behoeve van de uitvoering
van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.17.2, tweede lid, een beschrijving moet
bevatten van de activiteiten die het desbetreffende innovatiecluster uitvoert en de
partijen die hierbij betrokken zijn. Op deze wijze kan beoordeeld worden of de (subsidiabele)
activiteiten overeenkomen met de voorwaarden die het toepasselijke Europese staatssteunkader
(artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening) hieraan stelt.
Ten derde is aan artikel 3.17.9, tweede lid, onderdeel c, toegevoegd dat de subsidieaanvraag
vergezeld moet gaan van een omschrijving van de samenwerking met lokale partners.
Deze informatie is van belang om de geschiktheid van het samenwerkingsverband dat
het project uitvoert, omschreven in het rangschikkingscriterium dat is opgenomen in
artikel 3.17.7, eerste lid, onderdeel c, te kunnen beoordelen. Met voormelde aanpassing
zou meer concrete informatie verkregen moeten worden, zodat beter inzicht wordt verkregen
over de aanwezigheid van voldoende kennis, ervaring en capaciteiten (bij onder andere
de lokale samenwerkingspartners, die mede van belang zijn om te kunnen beoordelen
wat het externe draagvlak is, bedoeld in artikel 3.17.7, eerste lid, onderdeel c).
Onderdeel J (artikel 3.17.10. Aanvraag subsidievaststelling)
Voor de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn de verplichtingen inzake subsidievaststelling
opgenomen in artikel 50 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Er is evenwel
voor gekozen om deze verplichtingen in artikel 3.17.10 nader in te vullen. Dit artikel
bevat een opsomming van informatie die in ieder geval opgenomen moet worden in het
eindverslag dat bij de aanvraag voor subsidievaststelling wordt ingediend, bedoeld
in artikel 50, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit. Deze onderdelen dienen
ervoor om te bezien of de subsidiabele activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden,
alsook of de subsidiabele activiteiten tot het gewenste eindresultaat hebben geleid.
Dit artikel is op een wijze aangepast, zodat het eindverslag, voor zover van toepassing,
in het vervolg een omschrijving dient te bevatten van de wijze waarop voldaan is aan
de verplichtingen, bedoeld in artikel 3.17.8a. Deze informatie is van belang om bij
een mogelijke monitoring door de Europese Commissie te kunnen aantonen dat voldaan
is aan het toepasselijke Europese staatssteunkader (artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening).
Onderdeel K (artikel 3.17.11 Staatssteun)
De subsidie, bedoeld in artikel 3.17.2, eerste lid, bevat staatsteun en wordt gerechtvaardigd
door (a) de algemene de-minimisverordening, indien de subsidie wordt verstrekt aan
een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel a, en (b)
artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, indien de subsidie wordt
verstrekt aan een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 3.17.2, derde lid, onderdeel
b. Voor een uitgebreidere toelichting op de staatssteunaspecten wordt verwezen naar
paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel II
In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021
is aangegeven in welke periode de diverse subsidiemodules zijn opengesteld en wat
het subsidieplafond bedraagt.
Voor de subsidiemodule Opschaling supportprogramma’s startups en scale-ups loopt de
openstellingsperiode van 2 november 2021 tot en met 11 januari 2022. Het subsidieplafond
is vastgesteld op € 7.500.000.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 2 november 2021. Met deze datum wordt
afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële
regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden. Dat kan
in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep op deze wijze de mogelijkheid
wordt geboden al snel (vanaf 2 november 2021) subsidieaanvragen in te dienen. Vasthouden
aan de systematiek van de vaste verandermomenten en voormelde bekendmakingstermijn
zou hebben betekend dat subsidieaanvragen pas na 1 januari 2022 ingediend zouden kunnen
worden. Daarbij heeft de doelgroep voldoende tijd om subsidieaanvragen voor te bereiden
en in te dienen, omdat de openstellingsperiode zal lopen van 2 november 2021 tot en
met 11 januari 2022.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
S.A. Blok