Convenant BRZO

Partijen:

1. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de heer S.P.R.A. van Weyenberg, hierna te noemen: IenW;

2. De Minister van Justitie en Veiligheid, de heer F.B.J. Grapperhaus, hierna te noemen: JenV;

3. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer A.D. Wiersma, hierna te noemen: SZW;

4. De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door de Inspecteur- Generaal, de heer R.G. de Boer, hierna te noemen: Inspectie SZW;

Allen handelend in hun hoedanigheid van bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden;

5. Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland,

Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland,

Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht,

Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland,

Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel,

Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe,

Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân,

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen,

Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg,

Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant,

Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland,

Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland,

allen handelend als bestuursorgaan, namens dezen het Interprovinciaal Overleg (IPO), vertegenwoordigd door de heer M. Stolk, gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland, hierna te noemen: Provincies;

6. De DCMR milieudienst Rijnmond vertegenwoordigd door mevrouw R.M. Thé, als coördinerende Brzo omgevingsdienst handelend namens de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, de Omgevingsdienst Groningen, de DCMR Milieudienst Rijnmond, de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, de RUD Zuid-Limburg, de Omgevingsdienst Regio Nijmegen, hierna te noemen: Brzo omgevingsdiensten;

7. Het Veiligheidsberaad, vertegenwoordigd door de heer A.S. Scholten, handelend namens de Veiligheidsregio Groningen, de Veiligheidsregio Friesland, de Veiligheidsregio Drenthe, de Veiligheidsregio IJsselland, de Veiligheidsregio Twente, de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland, de Veiligheidsregio Gelderland Midden, de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, de Veiligheidsregio Noord-Holland-Noord, de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland, de Veiligheidsregio Kennemerland, de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, de Veiligheidsregio Gooi- en Vechtstreek, de Veiligheidsregio Flevoland, de Veiligheidsregio Utrecht, de Veiligheidsregio Hollands Midden, de Veiligheidsregio Haaglanden, de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, de Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid, de Veiligheidsregio Zeeland, de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, de Veiligheidsregio Brabant-Noord, de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost, de Veiligheidsregio Limburg-Noord en de Veiligheidsregio Zuid-Limburg, hierna te noemen: Veiligheidsregio’s;

8. De Unie van Waterschappen, vertegenwoordigd door de heer S. Mager handelend namens de zes regie voerende waterschappen: Waterschap Hollandse Delta, Waterschap Brabantse Delta, Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, Waterschap Vallei en Veluwe, Waterschap Hunze en Aa’s en Waterschap Limburg, hierna te noemen: UvW.

Overwegingen

  • 1. Partijen zetten zich in voor een schone, gezonde en veilige werk- en leefomgeving en erkennen het belang dat een professionele uitvoering van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (Brzo 2015) hierbij heeft.

  • 2. Met het Brzo 2015 heeft Nederland de Seveso III-richtlijn geïmplementeerd. Het Brzo 2015 beoogt het voorkomen en beheersen van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het Brzo 2015 is integraal van aard en stelt eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland (ca. 420) op het gebied van externe veiligheid, milieu, arbeidsveiligheid (interne veiligheid) en de voorbereiding op de rampenbestrijding. Het Brzo 2015 heeft de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet veiligheidsregio’s als grondslag.

  • 3. Het Brzo 2015 zal met de komst van de Omgevingswet komen te vervallen. Regelgeving met betrekking tot risico’s op zware ongevallen komt dan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Omgevingsbesluit (Ob) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Waar in dit convenant BRZO wordt gesproken over Brzo 2015, wordt hieronder ook verstaan de toekomstige regels in de Omgevingswet, het Bal, het Ob en het Bkl.

  • 4. Het toezicht op Brzo-bedrijven wordt uitgevoerd door een aantal verschillende publieke organisaties. Primair zijn dit de Provincies, die het toezicht hebben gemandateerd aan een zestal Brzo omgevingsdiensten, de Inspectie SZW en de Veiligheidsregio’s. Deze instanties houden gezamenlijk toezicht op de Brzo-bedrijven.

  • 5. IenW is verantwoordelijk voor de inrichting en goede werking van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) voor bedrijven en is tevens coördinerend voor het Brzo 2015.

  • 6. De verantwoordelijkheid van SZW betreft de wettelijke kaders van het stelsel van gezond en veilig werken (arbeidsomstandighedenstelsel). In het arbeidsomstandighedenstelsel schept de overheid de kaders waarbinnen het arbeidsgezondheid- en arbeidsveiligheidbeleid in bedrijven vorm moet krijgen. De werkgever en werknemers zijn primair verantwoordelijk om de gezondheid en veiligheid van werknemers te garanderen door gezamenlijk dit arbeidsgezondheid- en arbeidsveiligheidbeleid in te vullen.

  • 7. De verantwoordelijkheid van JenV betreft de wettelijke kaders van de stelsels van de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing en van het stelsel van de strafrechtelijke handhaving en vervolging.

  • 8. Rijkswaterstaat is – evenals de waterschappen – toezichthouder op de Waterwet en adviseur aan het Wabo bevoegd gezag bij VTH-taken voor onvoorziene lozingen. Rijkswaterstaat werkt nauw samen met de waterschappen.

  • 9. De Provincies zijn milieu-bevoegd gezag ter uitvoering van Brzo 2015 en vanuit de coördinerende rol van milieu-bevoegd gezag ter uitvoering van Brzo 2015 door de diverse overheidsorganen.

  • 10. De Brzo omgevingsdiensten zijn door de Provincies gemandateerd om een aantal taken uit te voeren bij Brzo bedrijven, waaronder toezicht en handhaving in het kader van de Wabo en het toezicht op naleving van het Brzo.

  • 11. De Inspectie SZW is toezichthouder als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van de Warenwet.

  • 12. De Veiligheidsregio’s zijn toezichthouder als bedoeld in artikel 10 en 61 van de Wet veiligheidsregio’s.

  • 13. De Waterschappen zijn, evenals Rijkswaterstaat, toezichthouder op de Waterwet en adviseur aan het Wabo bevoegd gezag bij VTH-taken voor onvoorziene lozingen. De waterschappen en Rijkswaterstaat zijn samen verantwoordelijk als waterkwaliteitsbeheerder voor wat betreft het Brzo en hebben afspraken gemaakt over samenwerking en wederzijdse overname van uitvoeringstaken.

  • 14. Het Brzo 2015 vraagt van de organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van het Brzo 2015 onder meer om intensieve samenwerking zoals het opstellen van een gezamenlijk inspectieplan, de uitwisseling van gegevens en de afstemming van de uitoefening van bevoegdheden en het gebruik van een gezamenlijk inspectiesysteem. Deze (wettelijk voorgeschreven) samenwerking vindt voornamelijk plaats op regionaal niveau. De landelijke samenwerking tussen toezichthouders belast met de uitvoering van Brzo-inspecties is informeel en heeft gestalte gekregen door het instellen van het samenwerkingsverband BRZO+.

  • 15. Hoewel de landelijke samenwerking tussen de toezichthouders in het Brzo-stelsel essentieel is voor de veiligheid, is deze op dit moment niet formeel vastgelegd en daarmee te vrijblijvend en te veel afhankelijk van de onderlinge relaties tussen en de goede wil van de individuele diensten en medewerkers. De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) concludeerde in 2013 dat veel afstemming en een intensieve samenwerking noodzakelijk zijn, maar dat geen informatie-uitwisseling plaatsvindt over toezichtsresultaten en dat handhaving soms gefragmenteerd is.1 In 2017 concludeerde de OvV dat het de deelnemende overheidspartijen in het Brzo-systeem zowel bij toezicht als handhaving nog steeds vrij staat een eigen koers te varen, ook als die afbreuk doet aan het gedeelde achterliggende belang: gezamenlijk Brzo-bedrijven aanzetten tot structurele beheersing van veiligheid.2

  • 16. De ambitie van de Partijen is om, met inachtneming van ieders taken en verantwoordelijkheden, de naleving van het Brzo 2015 door bedrijven op een zo hoog mogelijk niveau te brengen en mede daarmee de veiligheid van risicovolle bedrijven en installaties te borgen en op een hoger niveau te brengen vanuit de invalshoeken gezond en veilig werken, omgevingsveiligheid en crisisbeheersing en rampbestrijding. Uit het Brzo 2015 volgt dat bedrijven primair zelf verantwoordelijk zijn voor de veiligheid en het intern toezicht hierop.

  • 17. Partijen zijn van mening dat voor het waarmaken van deze ambitie een structurering en formalisering van de samenwerking nodig is.

  • 18. Om aan de verplichtingen uit de Seveso III-richtlijn en het Brzo 2015 blijvend te voldoen en de effectiviteit te vergroten werken Partijen vanuit een gezamenlijke aanpak met inachtneming van de eigen rollen en verantwoordelijkheden.

  • 19. Partijen stellen dat de gezamenlijke aanpak moet bijdragen aan een eenduidige benadering van Brzo-bedrijven en het borgen van een gelijk speelveld voor Brzo-bedrijven in Nederland. Daarnaast beoogt dit convenant de afstemming tussen beleid en uitvoering structureel vorm te geven. Er is bij betrokken Partijen consensus dat door het vastleggen in dit bestuursconvenant van bestaande en nieuwe afspraken tussen de Partijen een robuuste en toekomstbestendige taakuitvoering mogelijk wordt.

  • 20. Ter verankering van de samenwerking tussen de Partijen bij dit convenant, de samenwerking in BRZO+ en om de uitvoering van Brzo 2015 meer robuust en toekomstbestendig vorm te geven, maken Partijen afspraken over de opdracht BRZO+ en de onderlinge verhoudingen van Partijen.

Spreken het volgende af,

Artikel 1 Begrippen en afkortingen

In dit convenant wordt verstaan onder:

Brzo 2015:

Besluit risico’s zware ongevallen 2015

BRZO+:

het landelijke samenwerkingsprogramma tussen overheidsinstanties die betrokken zijn bij de uitvoering van het Brzo 2015 ten aanzien van toezicht en handhaving

Brzo-bedrijven:

bedrijven die vallen onder de reikwijdte van Brzo 2015

Bureau BRZO+:

het bureau dat DO BRZO+ ondersteunt bij het uitvoeren van haar taken

DO BRZO+:

Directeurenoverleg BRZO+

Governance:

de wijze van besturen, besluiten nemen en toezicht houden

Waterkwaliteitsbeheerders:

de Waterschappen en Rijkswaterstaat

Artikel 2 Doel

  • 1. Het doel van dit convenant Brzo is om, met inachtneming van ieders taken en verantwoordelijkheden, de bestaande afspraken inzake de samenwerking tussen de Partijen vast te leggen en waar nodig te versterken en meer gelijkwaardig in te richten. Hiertoe maken Partijen afspraken over de gezamenlijke aanpak en samenwerking in de uitvoering van het Brzo 2015, de opdracht en taken van BRZO+, het verbeteren van de verbinding tussen beleid en uitvoering, de governance en de financiering.

  • 2. De geïntensiveerde samenwerking moet leiden tot een verbetering van:

    • de verdere professionalisering van toezicht en handhaving,

    • wederzijdse terugkoppeling en afstemming tussen beleid en uitvoering,

    • de eenduidige benadering van Brzo-bedrijven,

    • de landelijke uniformiteit (gelijk speelveld voor bedrijven) en

    • het anticiperen op toekomstige ontwikkelingen.

Artikel 3 Taken BRZO+

  • 1. Partijen spreken af dat de taken van BRZO+ zijn:

    • Beheren, implementeren, (door)ontwikkelen en bewaken van – bindende – landelijk uniforme processen, werkwijzen, instrumenten en opleidingen om professionele, robuuste en toekomstbestendige uitvoering van alle (toezicht-)taken volgend uit het Brzo 2015 te borgen.

    • Delen, ontwikkelen en toepassen van kennis, informatie en kunde met elkaar.

    • Zorgen voor consistentie in de communicatie en het stellen van duidelijke eenduidige eisen aan bedrijven.

    • Gezamenlijk rapporteren en communiceren. Daarvoor zorgt BRZO+ in elk geval voor een gezamenlijke informatiehuishouding, monitoring van inspectieresultaten en signaleren van trends en ontwikkelingen relevant voor beleidsontwikkelingen.

    • Signaleren en aanpakken van knelpunten op uitvoeringsniveau. Uitvoeringsproblemen die gerelateerd (kunnen) zijn aan wet- en regelgeving of beleid worden geagendeerd in het overleg beleid, toezicht en uitvoering.

    • Opstellen en in stand houden van een samenwerkingsstructuur om bovenstaande taken uit te kunnen voeren.

Artikel 4 Governance

  • 1. Partijen nemen deel aan een nieuw overleg, te weten het overleg beleid, toezicht en uitvoering en overleggen minimaal tweemaal per jaar op directeurenniveau.

  • 2. De deelnemers aan dit in lid 1 genoemde overleg kiezen op basis van een zelf op te stellen procedure een voorzitter.

  • 3. Dit overleg beleid, toezicht en uitvoering stelt een gezamenlijke aanpak vast op het beleid en de uitvoering van het Brzo dat de kaders geeft voor de werkzaamheden van BRZO+ en de beleidsinzet voor de looptijd van het convenant Brzo. De gezamenlijke aanpak gaat gepaard met een raming van de financiën die nodig zijn voor een goede uitvoering van deze aanpak.

  • 4. De gezamenlijke aanpak bestaat uit een meerjarenprogramma BRZO+ dat wordt opgesteld door Brzo-omgevingsdiensten, Inspectie SZW, Veiligheidsregio’s en de waterkwaliteitsbeheerders en een meerjarenbeleidsplan Brzo, dat wordt opgesteld door IenW, SZW, JenV en de Provincies.

  • 5. Mede op basis van de gezamenlijke aanpak wordt jaarlijks een jaarplan BRZO+ (verder: jaarplan) door het DO BRZO+ opgesteld. Dit jaarplan wordt geagendeerd in het overleg beleid, toezicht en uitvoering, waarbij afspraken worden gemaakt over de opgenomen activiteiten en de bijbehorende personele en financiële inzet.

  • 6. In het overleg beleid, toezicht en uitvoering worden de voortgang van de werkzaamheden zoals opgenomen in het BRZO+ jaarplan besproken en de financiële verantwoording geaccordeerd. Daarnaast worden in dit overleg nadere afspraken gemaakt over eventuele tussentijdse wijzigingen of afwijkingen van het jaarplan.

  • 7. Tevens vindt tijdens het overleg afstemming plaats over in ieder geval politiek-bestuurlijke zaken met invloed op de uitvoering, uitvoeringskwesties met invloed op beleid en wetgeving, effectieve en efficiënte samenwerking tussen Partijen en signalering van nieuwe ontwikkelingen.

  • 8. Het overleg beleid, toezicht en uitvoering besluit op basis van consensus. Bij het ontbreken van consensus wordt geëscaleerd naar het centrale bestuurlijke overleg over vergunningverlening, toezicht en handhaving, het Bestuurlijk Omgevingsberaad.

  • 9. Partijen maken in het overleg beleid, toezicht en uitvoering afspraken over de door henzelf bij te dragen personele en/of financiële middelen voor uitvoering van de gezamenlijke aanpak en van de daarop gebaseerde jaarplannen.

  • 10. Voor gezamenlijke nieuwe thema’s of activiteiten die afwijken van het vastgestelde jaarplan kan extra inzet van personele en financiële middelen noodzakelijk zijn. Partijen spreken af dat over de extra inzet van personele en/of financiële middelen voor deze nieuwe thema’s of activiteiten afspraken worden gemaakt in het overleg beleid, toezicht en uitvoering.

Artikel 5 DO BRZO+

  • 1. De Brzo omgevingsdiensten, de Veiligheidsregio’s, de Inspectie SZW, de Waterschappen, Rijkswaterstaat, de Inspectie Leefomgeving en Transport en het Openbaar Ministerie vormen een Directeurenoverleg BRZO+ (DO BRZO+) bestaande uit vertegenwoordigers op directeurenniveau van deze organisaties.

  • 2. Het DO BRZO+ kiest op basis van een zelf op te stellen procedure een voorzitter.

  • 3. Het DO BRZO+ vergadert minimaal tweemaal per jaar.

  • 4. Het DO BRZO+ is verantwoordelijk voor de taken en werkzaamheden zoals omschreven in artikel 3.

  • 5. Het DO BRZO+ stelt elk jaar een jaarplan BRZO+ op aansluitend op de gezamenlijke aanpak en actuele behoeften en agendeert dit in het overleg beleid, toezicht en uitvoering. Het DO BRZO+ stelt het jaarplan vast nadat is voldaan aan de procedure in artikel 4 lid 5. Het DO BRZO+ stemt eventuele substantiële mutaties op het jaarplan BRZO+ af in het overleg beleid, toezicht en uitvoering.

  • 6. Het DO BRZO+ legt verantwoording af aan het overleg beleid, toezicht en uitvoering over de uitvoering van het jaarplan door middel van een jaarverslag inclusief financiële paragraaf.

  • 7. Het DO BRZO+ stelt procedures op voor het opstellen van een door haarzelf op te stellen werkplan BRZO+ inclusief begroting, en voor de uitvoering van dit werkplan BRZO+. Het DO BRZO+ kan voor de uitvoering van het werkplan BRZO+ en eventuele aanvullende taken of projecten gebruik maken van het bureau BRZO+.

  • 8. Het DO BRZO+ stelt procedures op voor vertegenwoordiging van het DO BRZO+ in externe gremia en in correspondentie.

  • 9. Het DO BRZO+ stelt een samenwerkingsstructuur vast en houdt deze in stand om de in artikel 3 genoemde taken uit te voeren.

  • 10. Het DO BRZO+ besluit op basis van consensus. Bij het ontbreken van consensus escaleert het DO BRZO+ naar het overleg beleid, toezicht en uitvoering.

Overige bepalingen

Artikel 6 Uitvoering in overeenstemming met het Unierecht

De afspraken van dit convenant en de nadere uitwerking daarvan zullen in overeenstemming met het internationale recht, het Unierecht en het Nederlandse recht worden uitgevoerd in het bijzonder voor zover de afspraken vallen onder de werking van de internationale, Europese en Nederlandse regels met betrekking tot aanbesteding, mededinging, staatssteun en technisch normen en voorschriften.

Artikel 7 Evaluatie

  • 1. Het overleg beleid, toezicht en uitvoering evalueert de realisatie van de doelen uit artikel 2, de uitvoering en de werking van dit convenant Brzo en van de gezamenlijke aanpak in het bijzonder twee jaar na inwerkingtreding van het convenant. De evaluatie kan ertoe leiden dat de Partijen besluiten tot:

    • a. voortzetting van het convenant Brzo,

    • b. actualisering of aanpassing van het convenant gevolgd door voortzetting hiervan, of

    • c. beëindiging van het convenant.

  • 2. De evaluatie en de verslaglegging hiervan kan worden uitgevoerd door een commissie. Deze commissie bestaat uit een nader te bepalen aantal door de Partijen te benoemen leden. De commissie kan worden ondersteund door een extern bureau.

  • 3. De kosten van de evaluatie worden door de Partijen onderling verdeeld.

  • 4. Indien de meningen binnen de commissie over de uitkomsten van de evaluatie verschillen, vermeldt het verslag de verschillende meningen.

  • 5. De commissie biedt haar evaluatieverslag uiterlijk vier maanden voor de einddatum van het convenant aan het overleg beleid, toezicht en uitvoering aan.

Artikel 8 Wijziging

  • 1. Elke Partij kan de andere Partij(en) schriftelijk verzoeken het convenant te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen twee maanden nadat een Partij de wens tot wijziging aan de andere Partij(en) schriftelijk heeft meegedeeld.

  • 3. De wijziging en de verklaring(en) tot instemming worden als bijlage aan het convenant gehecht.

  • 4. De wijziging wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 9 Opzegging

  • 1. Elke Partij kan dit convenant met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat dit convenant billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.

  • 2. Wanneer een Partij het convenant opzegt blijft het convenant voor de overige Partijen in stand voor zover de inhoud en de strekking ervan zich daartegen niet verzetten. De overgebleven Partijen kunnen ook besluiten dat het convenant dient te worden beëindigd.

  • 3. Indien een Partij opzegt en voor het lopende jaar heeft ingestemd met het jaarplan, is die Partij gehouden om de op haar uit het jaarplan rustende verplichtingen, ook na de opzegging, in redelijkheid na te komen.

  • 4. In geval van opzegging of beëindiging van het convenant is geen van de Partijen jegens een ander tot schadevergoeding gehouden.

Artikel 10 Toetredingsregeling

  • 1. Er kunnen nieuwe Partijen toetreden tot het convenant.

  • 2. Een nieuwe Partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan het overleg beleid, toezicht en uitvoering. Zodra alle Partijen schriftelijk hebben ingestemd met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende Partij de status van Partij van het convenant Brzo en gelden voor die Partij de voor haar uit het convenant Brzo voortvloeiende rechten en verplichtingen.

  • 3. Het verzoek tot toetreding en de verklaringen tot instemming worden in afschrift als bijlagen aan het convenant Brzo gehecht.

  • 4. Van de toetreding wordt melding gemaakt in de Staatscourant.

Artikel 11 Afdwingbaarheid

Dit convenant Brzo is niet in rechte afdwingbaar.

Artikel 12 Inwerkintreding en looptijd

  • 1. Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door alle Partijen en loopt tot en met 1 maart 2025. Partijen treden uiterlijk zes maanden voor laatstgenoemde datum in overleg over voortzetting van dit convenant.

  • 2. Partijen nemen de uitvoering van alle in dit convenant genoemde afspraken direct na ondertekening ter hand.

Artikel 13 Toepasselijk recht

Op dit convenant is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

Artikel 14 Openbaarmaking

  • 1. Binnen een maand na ondertekening van het convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 2. Bij wijzigingen in het convenant Brzo is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Citeertitel

Dit convenant Brzo kan worden aangehaald als Convenant Brzo.

Aldus overeengekomen en ondertekend teDen Haag op 11 oktober 2021

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg

Aldus overeengekomen en ondertekend teDen Haag op 7 oktober 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Aldus overeengekomen en ondertekend teDen Haag op 11 oktober 2021

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma

Aldus overeengekomen en ondertekend teDen Haag op 7 oktober 2021

De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid R.G. de Boer, Inspecteur-Generaal,

Aldus overeengekomen en ondertekend teDen Haag op 11 oktober 2021

Interprovinciaal Overleg (IPO) M. Stolk, gedeputeerde provincie Zuid-Holland,

Aldus overeengekomen en ondertekend teSchiedam op 11 oktober 2021

De DCMR milieudienst Rijnmond R.M. Thé, directeur DCMR milieudienst Rijnmond, tevens coördinerende Brzo omgevingsdienst

Aldus overeengekomen en ondertekend11 oktober 2021

Het Veiligheidsberaad A.S. Scholten, Voorzitter Veiligheidsregio Noord-Limburg

Aldus overeengekomen en ondertekend teAmsterdam op 6 oktober 2021

De Unie van Waterschappen S. Mager, dagelijks bestuurslid Waterschap Amstel, Gooi en Vecht


X Noot
1

Onderzoeksraad voor de Veiligheid (2013). Veiligheid Odfjell Terminals Rotterdam; periode 2000–2012

X Noot
2

Onderzoeksraad voor de Veiligheid (2017). Veiligheid Brzo-bedrijven; Lessen na Odfjell.

Naar boven