De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 18 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;
Besluit:
ARTIKEL I
In de Tijdelijke regeling overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers worden na
artikel 4b twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 4c Aanvraag met terugwerkende kracht
In afwijking van artikel 3, tweede lid, onderdeel d, van het besluit wordt voor de
toepassing van artikel 44, eerste lid, derde zinsdeel, van de Participatiewet de aanvraag
die is ingediend:
-
a. op of na 1 december 2020 en voor 1 februari 2021 geacht te zijn ingediend op de eerste
van de kalendermaand waarin de aanvraag is ingediend;
-
b. op of na 1 februari 2021 en voor 1 april 2021 geacht te zijn ingediend op de eerste
van de kalendermaand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.
Artikel 4d Versoepeling voorwaarden lening ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal
-
1. In afwijking van artikel 14, onderdeel b, van het besluit bedraagt de looptijd van
de lening ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal drie jaar en zes maanden.
-
2. In afwijking van artikel 16, tweede lid, van het besluit vangt de verplichting tot
betaling van rente en aflossing van de lening ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal
aan op 1 juli 2021 en wordt in het tijdvak van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021
geen rente opgebouwd.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.
Den Haag, 25 januari 2021
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
TOELICHTING
Inleiding
Artikel 18 van de Tozo biedt de mogelijkheid om bij ministeriële regeling regels te
stellen met betrekking tot het recht op bijstand en daarbij ten gunste van de zelfstandige
af te wijken van de Tozo. Met onderhavige wijziging van de Tijdelijke regeling overbruggingsregeling
zelfstandig ondernemers (Trozo) wordt thans van deze mogelijkheid gebruik gemaakt
om terugwerkende kracht te verlenen aan aanvragen op grond van de Tozo. Hiermee wordt
vooruitgelopen op een voorgenomen wijziging van de Tijdelijke overbruggingsregeling
zelfstandig ondernemers (Tozo). Onderhavige wijziging is uitgewerkt op het moment
dat deze is geregeld in de Tozo.
Terugwerkende kracht aanvraag
Tijdens Tozo 1 en Tozo 2 was er de mogelijkheid om met terugwerkende kracht tot het
begin van de betreffende Tozo-periode algemene bijstand aan te vragen. Dit om ervoor
te zorgen dat de aanvragen verspreid binnen zouden komen zodat de belasting op de
uitvoering minder groot was. Dit is bij Tozo 3 aangepast. Toen was het vanaf 1 december
2020 alleen nog maar mogelijk om algemene bijstand met terugwerkende kracht aan te
vragen tot de eerste van de kalendermaand waarin de aanvraag werd ingediend (dus:
als men op 15 december 2020 een aanvraag indiende kon deze terugwerken tot en met
1 december 2020). Deze wijziging werd onder andere doorgevoerd omdat de looptijd van
Tozo 3 aanzienlijk langer is dan bij Tozo 1 en 2 waardoor er niet meer werd verwacht
dat er binnen een korte tijd enorme aantallen aan nieuwe aanvragen zouden worden ingediend.
Een andere belangrijke reden was dat er hiermee een stap richting de normale bijstandsverlening
werd gedaan. Bij de normale bijstand is immers het moment van aanvraag leidend. Echter,
het blijkt dat ondernemers door schommelende inkomsten soms niet op tijd in staat
zijn te bepalen of zij in een bepaalde maand algemene bijstand op basis van de Tozo
nodig hebben. Om deze reden is besloten om het mogelijk te maken dat vanaf 1 februari
2021 algemene bijstand op basis van de Tozo kan worden aangevraagd met terugwerkende
kracht vanaf de maand voorafgaand aan de aanvraag. Dit betekent bijvoorbeeld dat een
aanvraag op 15 februari 2021 terugwerkende kracht kan hebben tot en met 1 januari
2021. Een aanvraag ingediend op 10 maart 2021 kan terugwerkende kracht hebben tot
1 februari 2021, enzovoort. Hiermee krijgen ondernemers meer tijd om te bepalen of
zij een Tozo-uitkering nodig hebben. De terugwerkende kracht van de aanvraag is mogelijk
tot 1 april 2021; vanaf die datum geldt Tozo 4, waarbij een nieuwe aanvraag ingediend
dient te worden. Dit wordt geregeld in bovengenoemde wijziging van de Tozo.
Uitstel van terugbetalingsverplichting bij een lening bedrijfskapitaal
In de Tozo was geregeld dat zelfstandig ondernemers de aflossing en rente van de Tozo-lening
zouden moeten beginnen terug te betalen op 1 januari 2021. Ook was geregeld dat ondernemers
die na 1 januari 2021 een Tozo-lening zouden verkrijgen gelijk dienden te starten
met terugbetaling. In verband met de voortdurende coronacrisis en de daartegen genomen
maatregelen waaronder een verscherping per 15 december 2020 zijn veel zelfstandig
ondernemers echter nog niet in staat om vanaf 1 januari 2021 of tegelijk na het aangaan
van de lening aan hun aflossings- en renteverplichtingen te voldoen. De voortdurende
coronacrisis, die verhindert dat ondernemers omzet maken, is hier debet aan. Om die
reden wordt generiek geregeld dat de terugbetalingsdatum met maximaal zes maanden
wordt uitgesteld tot 1 juli 20211. Het uitstel geldt uniform voor alle zelfstandig ondernemers die vóór 1 januari 2021
de Tozo-lening zijn aangegaan. Voor de zelfstandig ondernemers die deze lening na
1 januari 2021 aangaan, geldt dat zij niet gelijk hoeven te starten met terugbetaling,
maar pas op 1 juli 2021. Tevens wordt voor alle Tozo-leningen de looptijd (de periode
vanaf het moment van verstrekking tot het moment waarop deze moet zijn terugbetaald)
met zes maanden verlengd van 3 jaar tot 3,5 jaar. Gedurende de maanden januari 2021
tot en met juni 2021 wordt tevens geen rente opgebouwd.
Gemeentelijke uitvoerders zijn gevraagd hun aanvraagprocessen aan de nieuwe systematiek
aan te passen. Tevens zijn de door het Ministerie van SZW, VNG en Divosa opgestelde
modelformulieren, alsmede de ‘Handreiking Tozo’, aangepast en digitaal beschikbaar
gesteld.
Financiële gevolgen
De aanpassing van de Tozo gaat gepaard met extra budgettaire gevolgen. Zelfstandigen
kunnen tot 1 juli 2021 een uitkering voor levensonderhoud aanvragen met terugwerkende
kracht vanaf de maand voorafgaand aan de aanvraag. De budgettaire gevolgen van de
verruimingen zijn naar verwachting € 170 miljoen. Daarmee komt de raming voor de verwachte
kosten voor de Tozo in 2021 op dit moment op € 740 miljoen uit. Naar verwachting bedragen
de uitgaven voor levensonderhoud in totaal circa € 710 miljoen en voor kapitaalverstrekkingen
circa € 30 miljoen. In deze bedragen zijn niet alleen de uitkeringslasten, maar ook
de uitvoeringskosten van gemeenten inbegrepen. De bedragen zijn met grote onzekerheden
omgeven. De werkelijke uitgaven zullen sterk afhangen van het verdere verloop van
de coronacrisis en de maatregelen om deze te beteugelen.
Zelfstandigen met een lening voor kapitaalverstrekkingen hoeven niet voor 1 juli 2021
af te lossen. Daardoor komen de ontvangsten op een later moment terug dan eerder verwacht.
Dit leidt tot een kasschuif op de ontvangsten.
Den Haag, 25 januari 2021
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees