Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 oktober 2021, nr. WJZ/ 21247520 tot wijziging van vier ministeriële regelingen in verband met het verbeteren van de identificatie en registratie van honden en het registeren van chippers

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PbEU L 178) en de artikelen 6.4, 7.1, 7.2, tweede lid, 7.3, vijfde lid, en 9.1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet dieren, de artikelen 1.58, 3.28, tweede lid, 3.29, eerste lid, en 3.30, derde lid, van het Besluit houders van dieren, artikel 2.9, zesde lid, van het Besluit diergeneeskundigen, artikel 2.2, derde lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren en artikel 28, eerste lid, van de Dienstenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling houders van dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

registratienummer van de houder:

nummer dat de houder heeft verkregen bij de registratie, bedoeld in artikel 3.29, eerste lid, van het besluit of bij een andere registratie als bedoeld in artikel 3.29, tweede lid, van het besluit;

B

Artikel 5b.8, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de verstrekking van:

    • a. injecteerbare transponders;

    • b. identificatiemiddelen voor papegaaiachtigen; en

    • c. tatoeages.

C

Na artikel 5b.8 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 5b.8a. Erkenning leverancier van injecteerbare transponders

  • 1. Een aanvraag tot erkenning van een leverancier als bedoeld in artikel 1.58c, eerste lid, van het besluit wordt ingediend bij de minister.

  • 2. Op een aanvraag wordt binnen een termijn van zes weken beslist. De minister kan de beslissing op de aanvraag eenmaal met zes weken verdagen.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een bewijs van inschrijving in het handelsregister;

    • b. documenten waarmee de leverancier aantoont injecteerbare transponders te kunnen leveren die voldoen aan de technische voorschriften, bedoeld in bijlage II van verordening (EU) nr. 576/2013;

    • c. documenten op basis waarvan kan worden beoordeeld dat wordt voldaan aan artikel 1.58c, eerste lid, onderdelen b en c.

  • 4. Indien de aanvrager geen onderneming heeft als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 wordt bij de aanvraag het bewijs van inschrijving in het handelsregister vervangen door een bewijs waarmee de aanvrager aantoont een rechtspersoon te zijn in de zin van artikel 54 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte is gevestigd.

  • 5. Artikel 28, eerste lid, van de Dienstenwet is niet van toepassing op een aanvraag tot erkenning van een leverancier als bedoeld in artikel 1.58c, eerste lid, van het besluit.

D

Na artikel 5b.10 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 5b.10a. Registratie overdracht van injecteerbare transponders

  • 1. De registratie, bedoeld in artikel 1.58c, vijfde lid, van het besluit, wordt gedaan via een op grond van artikel 3.32 van het besluit aangewezen elektronisch portaal.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de registratie rechtstreeks bij de minister gedaan indien de injecteerbare transponder wordt overgedragen door een leverancier van injecteerbare transponders.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt de registratie gedaan via een instantie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/963, indien de injecteerbare transponder is bestemd voor aanbrenging bij een paardachtige.

E

Aan afdeling 5b.2 wordt de volgende paragraaf toegevoegd:

§ 5b.2.4. Nadere voorschriften voor injecteerbare transponders

Artikel 5b.15a. Bijplaatsen, verwijderen en hergebruiken van injecteerbare transponders
  • 1. Indien bijplaatsing van een injecteerbare transponder vereist is, wordt dit gedaan binnen een week nadat geconstateerd is dat de injecteerbare transponder niet langer functioneert.

  • 2. Het bijplaatsen van een injecteerbare transponder bij een hond wordt uitgevoerd door een dierenarts.

  • 3. Een injecteerbare transponder wordt niet verwijderd.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan een injecteerbare transponder door een dierenarts worden verwijderd indien voor de verwijdering een diergeneeskundige noodzaak bestaat.

  • 5. De dierenarts registreert de verwijdering of het bijplaatsen van een injecteerbare transponder en de noodzaak daartoe bij de minister via een op grond van artikel 3.32 van het besluit aangewezen elektronisch portaal. Indien geen elektronisch portaal is aangewezen, wordt de registratie rechtstreeks bij de minister gedaan.

  • 6. Een injecteerbare transponder wordt niet hergebruikt.

Artikel 5b.15b. Melden verlies, diefstal of onbruikbare injecteerbare transponder
  • 1. Uiterlijk een week na verlies, diefstal of het onbruikbaar worden van een injecteerbare transponder, doet degene die de injecteerbare transponder direct voorafgaande aan het verlies of de diefstal bezat onderscheidenlijk in het bezit is van de onbruikbaar geraakte injecteerbare transponder hiervan melding bij de minister via een op grond van artikel 3.32 van het besluit aangewezen elektronisch portaal.

  • 2. De melding wordt rechtstreeks bij de minister gedaan:

    • a. indien geen elektronisch portaal is aangewezen;

    • b. de injecteerbare transponder in het bezit is onderscheidenlijk was van een leverancier van injecteerbare transponders.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de melding gedaan via een instantie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/963, indien de melding betrekking heeft op een injecteerbare transponder die is bestemd voor een paardachtige.

F

Aan afdeling 5b.3 wordt de volgende paragraaf toegevoegd:

§ 5b.3.6. Honden

Artikel 5b.43a. Termijn voor het aanbrengen van injecteerbare transponders
  • 1. Een injecteerbare transponder wordt bij een hond aangebracht uiterlijk:

    • a. zeven weken na de geboorte van de hond; of

    • b. twee weken nadat de hond is verkregen door een inrichting als bedoeld in artikel 3.7 van het besluit, waarin gezelschapsdieren worden gehouden ten behoeve van opvang.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt de injecteerbare transponder aangebracht voordat de hond aan een andere houder wordt overgedragen.

Artikel 5b.43b. Locatie aanbrengen injecteerbare transponders

Bij een hond wordt een injecteerbare transponder onderhuids aan de linkerzijde van de hals of aan de dorsale zijde tussen de schouderbladen aangebracht.

G

In hoofdstuk 5b wordt na artikel 5b.68 de volgende afdeling ingevoegd:

Afdeling 5b.4a. Regels over registraties door houders van honden

§ 5b.4a.1. Registraties via een aangewezen elektronisch portaal
Artikel 5b.68a. Registraties door de houder van een hond
  • 1. De registratie, bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, van het besluit, vindt plaats binnen een week nadat bij de hond een injecteerbare transponder is aangebracht en in ieder geval voordat de hond aan een andere houder wordt overgedragen.

  • 2. Bij de registratie, bedoeld in het eerste lid, wordt vermeld:

    • a. de geboortedatum van de hond;

    • b. de identificatiecode van de hond;

    • c. de identificatiecode van het moederdier van de hond; en

    • d. het registratienummer van de houder.

  • 3. De overdragende houder registreert binnen twee weken na overdracht van de hond bij de minister via een op grond van artikel 3.32 van het besluit aangewezen elektronisch portaal:

    • a. de datum van overdracht;

    • b. de identificatiecode van de hond; en

    • c. het registratienummer van de houder, voor zover verstrekt.

  • 4. De opvolgende houder registreert binnen twee weken na de overdracht van de hond bij de minister via een op grond van artikel 3.32 van het besluit aangewezen elektronisch portaal:

    • a. de naam en het adres van de houder;

    • b. de datum van overdracht;

    • c. de identificatiecode van de hond; en

    • d. het registratienummer van de houder, voor zover verstrekt.

  • 5. Binnen twee weken na het overlijden of zo spoedig mogelijk na de blijvende vermissing van een hond doet de houder van een hond hiervan een registratie bij de minister via een op grond van artikel 3.32 van het besluit aangewezen elektronisch portaal.

  • 6. Bij de registratie, bedoeld in het vijfde lid, wordt vermeld:

    • a. de datum van overlijden of blijvende vermissing;

    • b. de identificatiecode van de hond; en

    • c. het registratienummer van de houder, voor zover verstrekt.

  • 7. Indien geen elektronisch portaal is aangewezen, worden de registraties, bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid, rechtstreeks bij de minister gedaan.

Artikel 5b.68b. Registratie van een hond die is verkregen zonder injecteerbare transponder of identificatiedocument of registratie van een geïmporteerde hond
  • 1. Het registreren van een hond, bedoeld in artikel 3.30, tweede lid, onderdelen a en b, van het besluit vindt plaats uiterlijk twee weken nadat de hond is verkregen onderscheidenlijk in Nederland is gebracht.

  • 2. Bij de registratie, bedoeld in artikel 3.30, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, worden de gegevens vermeld, bedoeld in 7.6, tweede en derde lid, van de Regeling diergeneeskundigen.

  • 3. Bij de registratie, bedoeld in artikel 3.30, tweede lid, onderdeel b, van het besluit, wordt vermeld:

    • a. de datum waarop de hond in Nederland is gebracht;

    • b. de identificatiecode van de hond;

    • c. het registratienummer van de houder;

    • d. het nummer dat de dierenarts heeft verkregen bij de inschrijving in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet;

    • e. het praktijkadres van de dierenarts;

    • f. de identificatiecode van het identificatiedocument van de hond;

    • h. het nummer van het gezondheidscertificaat, indien beschikbaar; en

    • i. het land van herkomst van de hond.

§ 5b.4a.2. Registraties bij de minister
Artikel 5b.68c. Registratie van houders van honden bij de minister
  • 1. De registraties, bedoeld in artikel 3.29, eerste lid, onderdelen a en b, van het besluit, vinden plaats uiterlijk:

    • a. zeven weken na de geboorte van de hond; onderscheidenlijk

    • b. twee weken na het in Nederland brengen van de hond.

  • 2. De registratie van de houder wordt in ieder geval gedaan voorafgaand aan het aanbrengen van de injecteerbare transponder bij de hond.

  • 3. Bij de registratie vermeldt de houder zijn naam, adres en burgerservicenummer.

  • 4. De registratie wordt gedaan met een middel dat daartoe door de minister ter beschikking is gesteld.

H

In hoofdstuk 5b wordt na artikel 5b.73 de volgende paragraaf ingevoegd:

§ 5b.5.6. Honden, katten en fretten

Artikel 5b.73a. Identificatiedocument hond
  • 1. De termijn, bedoeld in artikel 3.28, tweede lid, onderdeel b, van het besluit, is uiterlijk zeven weken na de geboorte van de hond.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt de hond in elk geval voorafgaand aan de overdracht voorzien van een identificatiedocument.

  • 3. Voordat een dierenarts een identificatiedocument voor een hond afgeeft identificeert de houder zich bij de dierenarts met het registratienummer van de houder.

  • 4. De dierenarts die een identificatiedocument heeft afgegeven voor een hond registreert binnen twee werkdagen bij de minister via een op grond van artikel 3.32 van het besluit aangewezen elektronisch portaal:

    • a. de datum waarop het identificatiedocument is afgegeven;

    • b. de identificatiecode van het identificatiedocument;

    • c. het nummer dat de dierenarts heeft verkregen bij de registratie in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet;

    • d. het praktijkadres van de dierenarts; en

    • e. de identificatiecode van het vorige identificatiedocument, indien van toepassing;

    • f. de identificatiecode van de hond;

    • g. de geboortedatum van de hond, indien eerder onjuist geregistreerd;

    • h. het land van herkomst van de hond of, in voorkomende gevallen, dat het land van herkomst onbekend is; en

    • i. het registratienummer van de houder van de hond.

  • 5. Bij de overdracht van een hond draagt de houder het identificatiedocument van de hond over aan de opvolgende houder.

Artikel 5b.73b. Identificatiedocument kat en fret

Artikel 5b.73a, vierde lid, aanhef en onderdelen a tot en met e, is van overeenkomstige toepassing op het afgeven van een identificatiedocument voor een kat of een fret.

I

Artikel 8b.4 komt te luiden:

Artikel 8b.4. Registratie levering blanco identificatiedocumenten door erkende uitgevers

  • 1. Erkende uitgevers registreren de levering van blanco identificatiedocumenten bij de minister.

  • 2. Bij de registratie wordt vermeld:

    • a. het nummer dat de dierenarts aan wie de blanco identificatiedocumenten zijn geleverd heeft verkregen bij de registratie in het register, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet;

    • b. de unieke alfanumerieke codes van de uitgegeven blanco identificatiedocumenten; en

    • c. de datum waarop de blanco identificatiedocumenten zijn geleverd.

ARTIKEL II

De Regeling diergeneeskundigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van hoofdstuk 7 komt te luiden:

HOOFDSTUK 7. OVERIGE BEPALINGEN

B

Na artikel 7.6 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 7.7. Identificatie van de houder bij aanbrengen injecteerbare transponder bij een hond

Voordat een injecteerbare transponder bij een hond wordt aangebracht, identificeert de houder van de hond zich bij aanbrenger van de injecteerbare transponder met het registratienummer van de houder.

Artikel 7.8. Registraties door de aanbrenger van de injecteerbare transponder

  • 1. De registratie, bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, van het besluit, wordt gedaan binnen een week nadat de injecteerbare transponder bij het dier is aangebracht.

  • 2. Bij de registratie wordt vermeld:

    • a. de datum waarop de injecteerbare transponder is aangebracht;

    • b. de identificatiecode van het dier;

    • c. het nummer dat degene die de injecteerbare transponder heeft aangebracht heeft verkregen bij de registratie, bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van het besluit; en

    • d. het praktijkadres van degene die de injecteerbare transponder heeft aangebracht.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt de registratie, bedoeld in artikel 2.9 van het besluit, gedaan binnen twee werkdagen indien het dier een hond betreft. Bij de registratie van een hond wordt in aanvulling op het tweede lid vermeld:

    • a. dat de registratie een hond betreft; en

    • b. het registratienummer van de houder van de hond.

  • 4. Bij de registratie van een paardachtige wordt in aanvulling op het tweede lid de diersoort vermeld.

Artikel 7.9. Registratie van de aanbrenger van injecteerbare transponders bij de minister

  • 1. Bij de registratie, bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van het besluit, wordt vermeld:

    • a. naam, adres en burgerservicenummer van degene die de registratie doet;

    • b. het adres of de adressen waarop de degene die de registratie doet injecteerbare transponders geleverd krijgt;

    • c. het nummer van inschrijving in het handelsregister; en

    • d. gegevens waaruit blijkt dat degene die de registratie doet beroepsmatig met een zekere regelmaat injecteerbare transponders aanbrengt als bedoeld in artikel 8b.9 van de Regeling houders van dieren.

  • 2. Indien degene die de registratie doet injecteerbare transponders aanbrengt bij paardachtigen, wordt in aanvulling op het eerste lid het registratienummer vermeld dat is verkregen van een instantie waaraan de minister mandaat en machtiging heeft verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met artikel 38t, eerste lid, voor paardachtigen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EU) 262/2015.

ARTIKEL III

Aan hoofdstuk 1a van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren wordt de volgende paragraaf toegevoegd:

§ 3. Aanwijzing van elektronische portalen voor registratie van honden en houders van honden

Artikel 1.13a. Aanvraag tot aanwijzing van een elektronisch portaal
  • 1. Een aanvraag tot aanwijzing als elektronisch portaal als bedoeld in artikel 3.32, eerste lid, van het Besluit houders van dieren wordt ingediend bij de minister.

  • 2. Op een aanvraag wordt binnen een termijn van zes weken beslist. De minister kan de beslissing op de aanvraag eenmaal met zes weken verdagen.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. documenten waarmee de aanvrager aantoont dat voldaan kan worden aan artikel 3.32, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

    • b. documenten waarmee de aanvrager aantoont dat voldaan kan worden aan artikel 1.13b; en

    • c. een bewijs van inschrijving in het handelsregister.

  • 4. Indien de aanvrager geen onderneming heeft als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 wordt bij de aanvraag het bewijs van inschrijving in het handelsregister vervangen door een bewijs waarmee de aanvrager aantoont een rechtspersoon te zijn in de zin van artikel 54 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte is gevestigd.

Artikel 1.13b. Verstrekken bewijs van registratie

De beheerder van een aangewezen elektronisch portaal verstrekt aan de houder van een hond een digitaal of schriftelijk bewijs met de gegevens van een registratie.

Artikel 1.13c. Verwerkingsverantwoordelijke en doel verwerking
  • 1. De minister is verwerkingsverantwoordelijke voor gegevens die worden verwerkt op grond van de artikelen 1.58c, vijfde lid, 3.29, eerste lid, en 3.30 van het Besluit houders van dieren en artikel 2.9 van het Besluit diergeneeskundigen.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden verwerkt met als doel het ten behoeve van de bescherming van de diergezondheid, de volksgezondheid of het dierenwelzijn verkrijgen van inzicht in de verplaatsingen van dieren waarop de verplichting tot melding of registratie van toepassing is en een effectief systeem van toezicht op de naleving van en handhaving van de op deze dieren en de houders daarvan van toepassing zijnde regelgeving door de minister te bevorderen.

ARTIKEL IV

De Regeling tarieven identificatie en registratie Wet dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor paragraaf 7 wordt de volgende paragraaf ingevoegd:

§ 6a. Honden

Artikel 10a Registratie houder

Voor het verwerken van de registratie, bedoeld in artikel 3.29, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, is de houder een eenmalige retributie verschuldigd van € 19,00.

Artikel 10b Erkenning uitgever identificatiedocumenten

Een uitgever van identificatiedocumenten aan wie een erkenning is verleend als bedoeld in artikel 8b.3, eerste lid, van de Regeling houders van dieren is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 2.000,00 voor de instandhouding van die erkenning.

B

In paragraaf 8 worden na artikel 13 de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 13a Erkenning leverancier van injecteerbare transponders

Een leverancier van injecteerbare transponders aan wie een erkenning is verleend als bedoeld in artikel 1.58c, eerste lid, van het Besluit houders van dieren is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 2.000,00 voor de instandhouding van die erkenning.

Artikel 13b Verwerken van registraties van de levering van injecteerbare transponders

Voor het verwerken van de registratie, bedoeld in artikel 1.58c, vijfde lid, van het Besluit houders van dieren, is de leverancier van injecteerbare transponders een retributie verschuldigd van € 0,40 per geleverde injecteerbare transponder.

C

Voor paragraaf 9 wordt de volgende paragraaf ingevoegd:

§ 8a. Aangewezen elektronische portalen

Artikel 13c Aanwijzing van een elektronisch portaal

De beheerder van een aangewezen elektronisch portaal als bedoeld artikel 3.32 van het Besluit houders van dieren is jaarlijks een retributie verschuldigd van € 2.000,00 voor de instandhouding van die aanwijzing.

Artikel 13d Verwerken van registraties

Voor het verwerken van registraties als bedoeld in artikel 3.30, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit houders van dieren en artikel 2.9, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen is de beheerder van een aangewezen elektronisch portaal als bedoeld in artikel 3.32 van het Besluit houders van dieren een retributie verschuldigd van € 1,00 per registratie.

ARTIKEL V

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 oktober 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

Deel I. Algemeen

1. Inleiding

Het systeem voor de identificatie en registratie van honden (I&R-hond) wordt versterkt om beter toezicht op de hondenhandel te kunnen houden, zodat het dierenwelzijn en de diergezondheid beter kan worden gewaarborgd. Daartoe is een Besluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren en het Besluit diergeneeskundigen vastgesteld (Stb. 2021, 426, hierna: het besluit). In de onderhavige ministeriële regeling wordt aan het bepaalde in het besluit nader invulling gegeven.

Voor een nadere toelichting van het versterkte systeem, en de rol en verantwoordelijkheden van de bij I&R-hond betrokken personen en organisaties, wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het besluit.

De voorschriften in de onderhavige regeling worden hieronder achtereenvolgens toegelicht. Op verschillende plekken in de onderhavige regeling is bepaald dat een handeling door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) wordt verricht of bij deze minister moet plaatsvinden. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is gemandateerd om de onderhavige regelgeving namens de Minister van LNV uit te voeren. In deze toelichting wordt daarom doorgaans RVO genoemd in plaats van de Minister van LNV.

2. Voorschriften over het gebruik van chips met de Nederlandse landcode (528-chips)

2.1 Inleiding

Bij honden en paarden is het gebruik van chips met de Nederlandse landcode 528 (hierna: 528-chips) verplicht ingevolge Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PbEU 2019, L 314). Deze chips kunnen ook bij andere diersoorten worden gebruikt. Dit hoofdstuk gaat over de route die een chip aflegt, welke gebruikers in dit traject voorkomen en welke administratie- of registratieverplichtingen deze gebruikers hebben. Ook wordt uiteengezet wat van de gebruikers verwacht wordt als chips om medische redenen uit een dier worden weggehaald of als chips vermist, onbruikbaar of gestolen zijn. Het doel van deze voorschriften is het waarborgen van een sluitende chiplogistiek, waarmee voorkomen wordt dat chips in de illegale handel terechtkomen. Met de term ‘chiplogistiek’ wordt in deze toelichting bedoeld: de route die een chip aflegt vanaf de leverancier tot en met het aanbrengen van de chip bij een dier.

2.2 Sluitende chiplogistiek bij gebruik 528-chip voor alle diersoorten

Indien een leverancier op grond van het besluit door de minister erkend is, geeft RVO unieke nummers af aan deze erkende leverancier. De leveranciers leveren 528-chips met deze unieke nummers enkel aan geregistreerde chippers en dierenartsen. Chippers en dierenartsen kunnen de geleverde chips overdragen aan andere geregistreerde chippers of dierenartsen. Ingevolge artikel 2.9, derde lid, van het Besluit diergeneeskundigen is het uitsluitend toegestaan een chip aan te brengen bij een dier indien de aanbrenger is ingeschreven in een door de minister bijgehouden register. De sluitende chiplogistiek zorgt ervoor dat de chips met Nederlandse landcode niet in de illegale handel terecht komen en is van toepassing op alle diersoorten waarvoor de 528-chip gebruikt wordt. De leveranciers, dierenartsen en geregistreerde chippers hebben allemaal een registratieplicht. Ten aanzien van chips bestond reeds een administratieplicht. Het verschil als gevolg van de gewijzigde regeling is dat nu digitaal een centrale registratie bij RVO plaatsvindt, waardoor een snelle tracering mogelijk is. Dit geldt dus ook als de 528-chips bij andere dieren dan honden worden aangebracht.

De chiplogistiek brengt met zich dat een leverancier, chipper of dierenarts registreert welke chipnummers overgeschreven worden op naam van een andere gebruiker (artikel 5b.10a van de Regeling houders van dieren). Deze registratie vindt plaats bij RVO, via een op grond van artikel 3.32 van het Besluit houders van dieren aangewezen portaal. Leveranciers van chips doen deze registratie rechtstreeks bij RVO; bij chips die zijn bestemd voor paardachtigen wordt de registratie gedaan bij een paspoortuitgevende instantie voor paarden. De keten eindigt met het dier waarin de chip is aangebracht. Met de registratie van een aangebrachte chip bij een portaal, wordt de chip van de voorraad van de aanbrenger van de chip afgemeld.

Het kan ook voorkomen dat een 528-chip onbruikbaar blijkt of dat een chip verdwenen is of een partij chips gestolen zijn. Ook dit wordt gemeld bij een portaal. Degene die het laatst de beschikking had over de chips, dient deze registratie te doen. Hiermee wordt voorkomen dat deze chips op een later moment oneigenlijk gebruikt kunnen worden. De aanbrenger van de 528-chips is verantwoordelijk voor het juiste gebruik van de 528-chips. Omdat van alle chips steeds centraal geregistreerd staat waar deze zich bevinden, kan bij het aantreffen van onrechtmatige handelingen met een 528-chip de laatste gebruiker in de keten worden getraceerd.

2.3. Bijplaatsen, verwijderen en hergebruiken van 528-chips

Artikel 1.58b van het Besluit houders van dieren regelt dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld ten aanzien van chips. In het nieuwe artikel 5b.15a van de Regeling houders van dieren zijn regels gesteld ten aanzien van het bijplaatsen, verwijderen en hergebruiken van chips. Dit bijplaatsen en eventueel verwijderen van een chip mag uitsluitend door een dierenarts worden gedaan. In het eerste lid van artikel 5b.15a is een termijn van een week opgenomen voor het bijplaatsen van een nieuwe chip, indien de bestaande chip niet langer werkt. Het tweede en zevende lid van artikel 5b.15a zijn overgenomen uit het oude artikel 14 van het Besluit identificatie en registratie van dieren. In die artikelleden is geregeld dat een chip niet wordt verwijderd, tenzij hiervoor een diergeneeskundige noodzaak bestaat en dat een verwijderde injecteerbare transponder niet wordt hergebruikt. Een niet werkende transponder wordt niet verwijderd als hier geen directe aanleiding toe is, om te voorkomen dat bij een dier onnodig pijn of onnodig letsel wordt veroorzaakt (zie ook artikel 2.7, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen). Om misbruik van een nog werkende transponder te voorkomen is het verboden een chip te hergebruiken.

In artikel 5b.15a, vijfde lid, van de Regeling houders van dieren is bepaald dat de dierenarts de verwijdering van een chip en de noodzaak daartoe bij RVO registreert, via een op grond van artikel 3.32 van het Besluit houders van dieren aangewezen elektronisch portaal. Indien voor de desbetreffende diersoort geen elektronisch portaal is aangewezen, wordt de registratie rechtstreeks bij RVO gedaan.

2.4. Melden verlies, diefstal of onbruikbare 528-chip

In artikel 5b.15b van de Regeling houders van dieren is een verplichting opgenomen om een melding te doen bij RVO van het verlies, de diefstal of het onbruikbaar worden van een chip. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij chips die in het bezit zijn van een fabrikant, leverancier of aanbrenger van chips. Van belang is dat de melding zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk een week na het verlies, de diefstal of het onbruikbaar worden van de chip wordt gedaan. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een bezitter van een chip regelmatig, maar ten minste wekelijks, de voorraad controleert.

Onbruikbare, verloren of gestolen chips moeten worden gemeld om de chiplogistiek sluitend te maken. Als deze chips niet worden gemeld, dan blijven ze op naam staan van de degene die de chips in bezit had. Als de verloren of gestolen chips op een foute wijze zijn gebruikt, leidt bij onderzoek door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) het spoor naar de laatste bezitter. Bij het niet gestolen of verloren melden, is dit de bezitter die verzuimd heeft de melding te doen. Door het melden kan de centrale databank van RVO de nummers van de gestolen of verloren chips merken en kan voorkomen worden dat in de illegale hondenhandel gebruik wordt gemaakt van deze chips.

Deze meldplicht is gebaseerd op artikel 7.1 van de Wet dieren.

2.5. Registraties door de aanbrenger van 528-chips

Artikel 2.9 van het Besluit diergeneeskundigen bepaalt dat de dierenarts of chipper na het aanbrengen van een chip hiervan een registratie doet bij RVO via een aangewezen elektronisch portaal. In het nieuwe artikel 7.8 van de Regeling diergeneeskundigen is bepaald dat deze registratie moet worden gedaan uiterlijk een week nadat het dier is gechipt. Bij honden geldt een afwijkende termijn van twee werkdagen. Bij honden is het in verband met de vervolgmeldingen gewenst de termijn zo kort mogelijk te houden. De fokker of importeur kan de hond pas overdragen wanneer deze geregistreerd staat (en een chip en paspoort heeft). De vervolgmeldingen zijn het afmelden van de hond door de fokker of importeur en het aanmelden van de hond door de nieuwe eigenaar. Om deze reden wordt de aanbrenger ook aangeraden de registratie direct na het chippen uit te voeren. Het direct invoeren verkleint tevens de kans op fouten. Met deze registratie meldt de dierenarts of chipper de betreffende chip af van zijn voorraad en is de volledige keten die de chip heeft gevolgd in beeld. Dit afmelden moet altijd gebeuren, ongeacht in welk dier de chip is aangebracht.

Ook is bepaald dat bij de registratie van een 528- chip de volgende gegevens moeten worden vermeld: de datum van het chippen, het chipnummer en het praktijkadres en registratienummer waaronder de aanbrenger van de chip bij RVO bekend is. Indien de registratie een hond betreft, worden ook de volgende gegevens geregistreerd: dat de registratie een hond betreft, het registratienummer van de eerste houder van de hond.

Bij de registratie van een paardachtige moet ook worden vermeld dat het een paardachtige betreft, bij andere diersoorten is dat niet nodig. De reden hiervoor is dat het chippen en registreren van paarden met een 528-chip verplicht is.

Het elektronisch portaal registreert de gegevens direct in het I&R-systeem van de RVO. Het systeem controleert bijvoorbeeld of de opgegeven registratienummers en chipnummers bestaan. Komt dit niet overeen dan wordt dit gelijk teruggekoppeld aan degene die de registratie doet, zodat herstel direct plaats kan vinden.

2.6. Termijn voor chippen hond

In artikel 3.27 van het Besluit houders van dieren is bepaald dat alle honden in Nederland gechipt moeten worden. In het nieuwe artikel 5b.43a, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling houders van dieren is bepaald dat het chippen binnen zeven weken na de geboorte van de hond moet plaatsvinden. Deze termijn is gelijk aan de termijn die was opgenomen in het Besluit identificatie en registratie van dieren.

Voor inrichtingen waar gezelschapsdieren worden gehouden ten behoeve van opvang (asielen) geldt dat de chip moet zijn aangebracht uiterlijk twee weken nadat de hond is verkregen (artikel 5b.43a, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling houders van dieren). Dit is overgenomen uit het Besluit identificatie en registratie van dieren. Het gaat hier niet om honden die van een houder zijn verkregen, maar om honden die op een andere wijze bij een opvanglocatie zijn terechtgekomen. Het is namelijk niet toegestaan een hond te verkrijgen of over te dragen indien bij de hond geen chip is aangebracht.

2.7. Identificatie bij dierenarts of chipper voor chippen hond

Voordat een dierenarts of chipper een hond chipt met een 528-chip, dient de houder zich bij de dierenarts of chipper te identificeren met het registratienummer waaronder de houder bij RVO bekend staat (artikel 7.7 van de Regeling diergeneeskundigen). Indien de houder nog niet geregistreerd was bij RVO, dient de houder deze registratie te doen voordat de hond wordt gechipt. Met deze verplichting is beoogd te voorkomen dat een houder een hond laat chippen, terwijl de houder zich niet overeenkomstig artikel 3.29 van het Besluit houders van dieren heeft geregistreerd.

3. Registraties door houders van honden via een aangewezen elektronisch portaal

3.1. Aanvullen van de eerste registratie

In artikel 3.30, eerste lid, van het Besluit houders van dieren is bepaald dat de houder van een hond de eerste registratie van een hond, die is verricht door de aanbrenger van de chip, aanvult. In het nieuwe artikel 5b.68a, eerste lid, van de Regeling houders van dieren is bepaald dat de houder deze aanvullende registratie moet doen binnen een week nadat de hond is gechipt en in ieder geval voordat de hond is overgedragen. Bij de aanvullende registratie moet de houder de geboortedatum van de hond en het chipnummer van het moederdier van de hond vermelden. Met het chipnummer van het moederdier kan gecontroleerd worden of het een dier betreft waarmee gefokt mag worden gelet op artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren. Aangezien de geboorte van een pup bij de houder plaatsvindt, is ervoor gekozen de houder de geboortedatum te laten registeren. De registratie vindt plaats bij RVO, via een aangewezen elektronisch portaal.

3.2. Registeren overdracht, overlijden en blijvende vermissing van een hond

In het nieuwe artikel 5b.68a, tweede tot en met vijfde lid, van de Regeling houders van dieren zijn voorschriften opgenomen over registraties die houders moeten doen bij de overdracht, het overlijden en de blijvende vermissing van honden. Deze verplichtingen zijn opgenomen omdat de toezichthoudende instanties actuele gegevens nodig hebben om hun taken goed te kunnen uitvoeren.

Bij de overdracht van een hond moeten de overdragende houder en de opvolgende houder beide een registratie doen. De overdragende houder registreert de datum van overdracht; de opvolgende houder registreert zijn naam en adres. Deze registraties moeten plaatsvinden binnen twee weken na de overdracht bij RVO, via een aangewezen elektronisch portaal.

Bij het overlijden van een hond doet de houder hiervan een registratie binnen twee weken bij RVO, via een aangewezen elektronisch portaal. In de situatie dat een hond blijvend vermist is, moet de houder de gelegenheid hebben om de hond af te melden. De houder doet een registratie van de vermissing nadat hij het vermoeden heeft dat de hond niet meer naar huis terug zal keren. Wanneer een dier toch weer terugkeert, dan kan de houder het dier weer aanmelden via een aangewezen portaal.

3.3. Registratie van een hond die is verkregen zonder chip of paspoort of registratie van een geïmporteerde hond

Een houder van een hond is ervoor verantwoordelijk dat het dier geregistreerd staat bij RVO. Indien een houder in strijd met artikel 3.31 van het Besluit houders van dieren een niet-geregistreerde hond heeft verkregen, dient de houder ervoor te zorgen dat de hond alsnog wordt geregistreerd. De volledige registratie wordt in dit geval door de dierenarts uitgevoerd (artikel 3.30, tweede lid, van het Besluit houders van dieren). De termijn hiervoor is uiterlijk twee weken nadat de hond is verkregen. (artikel 5b.68b, eerste lid, van de Regeling houders van dieren). Deze termijn is gelijk aan de termijn waarbinnen een niet-gechipte hond of hond zonder EU-paspoort moet worden gechipt dan wel moet worden voorzien van een paspoort.

Personen die honden in Nederland brengen (importeurs) kunnen bedrijfsmatige importeurs of particuliere importeurs zijn, maar ook Zwerfdierstichtingen die zwerfhonden uit het buitenland halen met als doel een goed tehuis voor de honden in Nederland te vinden. Zij zijn verplicht de honden binnen twee weken door een dierenarts te laten registeren in I&R-hond. Deze honden moeten al gechipt zijn en hebben in veel gevallen ook al een EU-dierenpaspoort. In het geval een geïmporteerde hond geen EU-dierenpaspoort heeft, voorziet de dierenarts de hond van een dierenpaspoort waarin de dierenarts het land van herkomst vermeldt. Indien beschikbaar wordt ook het nummer van het gezondheidscertificaat geregistreerd.

4. Paspoorten voor honden, katten en fretten

4.1. Inleiding

Op grond van Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PbEU 2013, L 178) is het verplicht honden, katten en fretten te voorzien van een EU-dierenpaspoort wanneer deze dieren tussen EU-lidstaten worden verplaatst of in de EU worden gebracht. Uit artikel 3.28 van het Besluit houders van dieren volgt dat alle honden in Nederland voorzien moeten zijn van een EU-dierenpaspoort (identificatiedocument). In het nieuwe artikel 5b.73a van de Regeling houders van dieren zijn termijnen opgenomen en zijn voorschriften gesteld over de afgifte en overdracht van EU-dierenpaspoorten.

4.2. Termijn voor beschikken over paspoort voor hond

In het eerste lid van artikel 5b.73a is bepaald dat de houder van een hond binnen zeven weken na de geboorte van de hond moet beschikken over een EU-dierenpaspoort. De houder moet in ieder geval beschikken over een paspoort voordat de hond wordt overgedragen aan een andere houder. De houder die, in strijd met artikel 3.31 van het Besluit houders van dieren, een hond heeft verkregen zonder paspoort, moet binnen twee weken na het verkrijgen van de hond beschikken over een paspoort (artikel 5b.73a, tweede lid).

4.3. Identificatie bij dierenarts voor verkrijgen paspoort voor hond

Voordat een dierenarts een paspoort voor een hond afgeeft, dient de houder zich bij de dierenarts te identificeren met het registratienummer van de houder (artikel 5b.73a, derde lid). In het geval het een oudere hond betreft waarvoor de eigenaar een paspoort aanvraagt, zal de eerste houder (fokker, importeur) in de meeste gevallen nog niet geregistreerd staan bij RVO. In dat geval registreert de huidige houder zich bij RVO, zodat de dierenarts het paspoort kan koppelen aan de houder die het paspoort aanvraagt.

4.4. Registratie afgifte paspoort voor hond, kat of fret

Na afgifte van een EU-dierenpaspoort voor een hond, kat of fret, moet de dierenarts een registratie doen bij RVO via een aangewezen elektronisch portaal. Hiervoor geldt een termijn van twee dagen na afgifte van het paspoort. De reden voor deze verplichting is dat hiermee de zogenoemde paspoortlogistiek sluitend kan worden gemaakt: het wordt duidelijk waar paspoorten zich bevinden. Omdat EU-dierenpaspoorten zowel voor honden, katten als fretten worden afgegeven, is deze registratieverplichting van toepassing op paspoorten die voor deze drie diersoorten worden afgegeven. Na de registratie door de dierenarts, wordt het paspoort van de digitale voorraad van de dierenarts afgeschreven.

Bij de registratie moet worden vermeld:

  • de datum waarop het paspoort is afgegeven;

  • de identificatiecode van het paspoort;

  • het nummer waaronder de dierenarts bekend staat bij de RVO;

  • het praktijkadres van de dierenarts;

  • de identificatiecode van het vorige identificatiedocument, indien van toepassing.

Indien een paspoort voor een hond wordt geregistreerd, moet ook worden vermeld:

  • identificatiecode van de hond;

  • de geboortedatum van de hond, indien eerder onjuist geregistreerd;

  • het land van herkomst van de hond;

  • het registratienummer van de houder van de hond.

4.5. Overdracht van het paspoort

Bij de overdracht van een hond moet de houder het paspoort overdragen aan de opvolgende houder (artikel 5b.73a, zesde lid). Het paspoort wordt namelijk eenmalig uitgegeven en blijft bij de hond tijdens zijn leven. Als een paspoort vol is kan een nieuw paspoort worden verkregen. De dierenarts registreert naast het nummer van het nieuwe paspoort ook het nummer van het ‘volle’ paspoort.

4.6. Verkrijgen van een hond zonder paspoort

Het is niet toegestaan een hond te verkrijgen zonder EU-dierenpaspoort (artikel 3.31, aanhef en onderdeel b, van het Besluit houders van dieren). Indien dit toch is gebeurd, moet de hond binnen een termijn van twee weken na het verkrijgen van de hond worden voorzien van een paspoort. Indien het een hond betreft uit een ander land, wordt het land van herkomst in het paspoort vermeld (artikel 8b.6, eerste lid, van de Regeling houders van dieren). Wanneer het land van herkomst onbekend is, wordt dit vermeld in het paspoort.

4.7. Extra geboortedatum vermelden door dierenarts

Als een dierenarts de door de eerste houder opgegeven geboortedatum niet vertrouwt, heeft hij de mogelijkheid dit aan te geven met een door hem geschatte geboortedatum. Deze geboortedatum staat los van de geboortedatum opgegeven door de eerste houder. Beide geboortedatums blijven in de centrale databank van RVO staan en kunnen gebruikt worden voor gerichte controle en handhaving.

4.8. Registratie levering blanco identificatiedocumenten door erkende uitgevers

Erkende uitgevers van EU-dierenpaspoorten voor honden, katten en fretten waren reeds verplicht een administratie bij te houden van de levering van blanco paspoorten aan dierenartsen. Dit was geregeld in artikel 8b.4 van de Regeling houders van dieren. Met de onderhavige regeling is deze verplichting gewijzigd. Erkende uitgevers zijn nu verplicht de levering van blanco identificatiedocumenten aan dierenartsen te registreren bij RVO, via een aangewezen elektronisch portaal. De reden voor deze verplichting is ook dat hiermee de zogenoemde paspoortlogistiek sluitend kan worden gemaakt: het wordt duidelijk waar (blanco) paspoorten zich bevinden. Erkende uitgevers hoeven aldus geen eigen administratie meer bij te houden van de levering van blanco paspoorten. De registraties worden nu centraal bij RVO bewaard.

5. Registratie van houders en chippers bij RVO

5.1. Registratie van houders

In artikel 3.29 van het Besluit houders van dieren is geregeld dat bepaalde houders van honden zich moeten registeren bij RVO. In het nieuwe artikel 5b.68c, eerste lid, van de Regeling houders van dieren is bepaald binnen welke termijn deze registratie moet worden gedaan. De termijn is uiterlijk:

  • zeven weken na de geboorte van een hond;

  • twee weken na het in Nederland brengen van een hond; onderscheidenlijk

  • twee weken na het verkrijgen van een hond die niet is voorzien van een chip of niet is geregistreerd.

De houder moet zich in ieder geval registeren voordat de hond wordt gechipt. Hiervoor logt de houder in op mijn.rvo.nl. Bij de registratie moet de houder zijn naam, adres en burgerservicenummer vermelden.

5.2. Registratie van chippers

In artikel 7.9 van de Regeling diergeneeskundigen is bepaald welke gegevens chippers moeten vermelden bij hun registratie in het register van RVO. Voor chippers die chips aanbrengen bij paardachtigen geldt aanvullend de eis dat een registratienummer dient te worden overgelegd van een paspoortuitgevende instantie. Dit betreft voortzetting van de huidige praktijk, waarin de chips worden geleverd aan de paspoortuitgevende instantie die ze vervolgens onder voorwaarden levert aan de chippers. Zo is het mogelijk de chippers te instrueren hoe de gegevens van het paard moeten worden vastgelegd in de administratie en hoe deze dient te worden aangeleverd bij de paspoortuitgevende instantie, zodat een geschikt paardenpaspoort kan worden opgemaakt.

Paspoortuitgevende instanties zijn met name de stamboeken die zich met het fokkerijbeleid rond paardenrassen bezig houden. Een verhouding tussen chipper en paspoortuitgevende instantie was en is dan ook gewenst zodat voorwaarden kunnen worden gesteld aan de manier waarop gegevens met betrekking tot de afstamming van het paard dienen te worden overgelegd.

Omdat deze chippers vaak werken voor meerdere paspoortuitgevende instanties, is de mogelijkheid opgenomen dat deze chippers bij hun registratie bij RVO meerdere adressen kunnen vermelden als adres waarop de chips worden geleverd (artikel 7.8, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling diergeneeskundigen).

6. Aanvraag erkenning leverancier en aanwijzing elektronisch portaal

6.1. Erkenning leverancier

In artikel 1.58c, eerste lid, van het Besluit houders van dieren is een verplichting opgenomen voor leveranciers van chips om te beschikken over een erkenning van RVO. In artikel 5b.8a van de Regeling houders van dieren is bepaald dat deze aanvraag moet worden ingediend bij RVO (eerste lid). Op de aanvraag wordt binnen een termijn van zes weken beslist en de beslissing kan eenmaal met zes weken worden verdaagd (tweede lid). De aanvraag gaat vergezeld van:

  • het nummer van de inschrijving in het handelsregister;

  • documenten waarmee de leverancier aantoont chips te kunnen leveren;

  • documenten waarmee de leverancier aantoont te kunnen voldoen aan de wetgeving inzake de verwerking van persoonsgegevens.

De fabrikanten krijgen van de International Committee of Agricultural Recording (ICAR) een productcode toegekend. Bij de aanvraag wordt gevraagd om die productcode en een bevestiging van de fabrikant dat deze chips produceert voor de leverancier. Op deze wijze kan de fabrikant aantonen chips te kunnen leveren, maar dit kan eventueel ook op een andere wijze. Ook dient de fabrikant aan te tonen dat de chips voldoen aan de technische voorschriften die zijn opgenomen in bijlage II van verordening (EU) nr. 576/2013.

6.2. Aanwijzing elektronisch portaal

In artikel 1.13a van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren zijn nadere voorschriften opgenomen over de aanwijzing van elektronische portalen op grond van artikel 3.32, eerste lid, van het Besluit houders van dieren. De aanvraag wordt ingediend bij RVO (eerste lid). Op de aanvraag wordt binnen zes weken beslist en RVO kan deze termijn eenmaal met zes weken verdagen (tweede lid). De aanvraag moet vergezeld gaan van de bewijsstukken genoemd in het derde lid. Dit kan bijvoorbeeld door het aanleveren van een verklaring dat wordt voldaan aan de eisen die de overheid stelt in het kader van Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO), of door contracten met dienstverleners over de bereikbaarheid of functionele ontwerpen en beschrijvingen van de applicatie.

Zoals hiervoor aangegeven, zijn de voorschriften opgenomen in de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren. Hiervoor is gekozen, omdat in deze regeling reeds regels van vergelijkbare aard waren opgenomen over andere elektronische portalen.

7. Verwerkingsverantwoordelijke en doel verwerking

Met het eerste lid van het nieuwe artikel 1.13c van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren is de minister aangewezen als verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van bepaalde gegevens die worden verwerkt op grond van het besluit en de onderhavige ministeriële regeling. In artikel 1.13c, tweede lid, is het doel opgenomen waarvoor de gegevens worden verwerkt. Voor de formulering van het doel is aangesloten bij de formulering van artikel 1.11b, eerste lid, van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren. Hiervoor is gekozen omdat die bepaling ook betrekking heeft op de verwerking van gegevens die zijn verzameld in het kader van de identificatie en registratie van dieren, namelijk op grond van de diergezondheidsverordening.

Andere overheden hebben geen directe toegang tot de gegevens die op grond van dit besluit worden verzameld. De gegevens worden immers verzameld voor het in artikel 1.13c, tweede lid, omschreven doel. Om die reden kunnen bijvoorbeeld gemeenten de gegevens niet gebruiken voor bijvoorbeeld de inning van de hondenbelasting.

8. Tarieven

Artikel 9.1 van de Wet dieren bepaalt dat de minister een heffing kan opleggen ter vergoeding van kosten overeenkomstig een door hem vastgesteld tarief voor bepaalde handelingen die worden verricht.

In navolging van identificatie- en registratiesystemen voor andere diersoorten, wordt een deel van de kosten die RVO maakt voor het I&R-systeem doorbelast aan de beheerders van een aangewezen databank. Het betreft hier de kosten voor de realisatie van het systeem en de kosten die RVO verwacht te maken voor de aanwijzing van een portaal en het beheer, onderhoud en kwaliteitsborging van het systeem waarin RVO de gegevens registreert. De retributies zijn opgenomen in de Regeling tarieven identificatie en registratie Wet dieren.

Per aangewezen databank wordt jaarlijks een basisbedrag en een bedrag per doorgevoerde registratie in rekening gebracht. De tarieven voor de aangewezen databanken zijn een jaarlijks basisbedrag voor een aangewezen databank van € 2.000,00 en een bedrag van € 1,00 voor elke eerste registratie van een hond. Dit kan zijn de registratie van een pup, van een importhond of een registratie van een op illegale wijze verkregen hond.

Daarnaast wordt jaarlijks een basisbedrag van € 2.000,00 per erkende leverancier van chips (injecteerbare transponders) en erkende leverancier van paspoorten (identificatiedocumenten) in rekening gebracht. Waarbij de erkende leverancier van chips jaarlijks € 0,40 per geleverde chip aan RVO verschuldigd is.

De registratie van de eerste houder van een hond bedraagt eenmalig € 19,00. Indien een houder reeds bij RVO is geregistreerd, wordt niet een aanvullende registratie van de houder gedaan (artikel 3.29, tweede lid, van het Besluit houders van dieren).

De doorberekende kosten betreffen kosten in verband met de volgende werkzaamheden: aanwijzing van een databank, controle op bewerkings- en beveiligingseisen bij aangewezen databanken, een deel van de kosten van de bouw en realisatie van het systeem waarin de gegevens worden geregistreerd, kosten van onderhoud aan dit systeem, kosten als gevolg van het verwerken van de eerste registratie van een pup en van de wijzigingen tijdens het leven van een hond, zoals een verhuizing van de houder of het overlijden van de hond, alsook de kosten als gevolg van de uitgifte en beheer van unieke registratienummers aan de leveranciers van de chips.

De tarieven zijn mede gebaseerd op een inschatting van 80.000 eerste registraties van pups per jaar. De tarieven kunnen jaarlijks worden bijgesteld op basis van de door RVO verwachte kosten voor deze identificatie en registratieverplichting in het daaropvolgende jaar.

Artikel 15, tweede lid, van de Regeling tarieven identificatie en registratie Wet dieren bepaalt dat bij de vaststelling van de retributies de minister de verschuldigde retributies kan verrekenen met de werkelijk bij de uitvoering van de desbetreffende handelingen gemaakte kosten, indien de gemaakte kosten lager uitvallen dan de verschuldigde bedragen.

Deze tarieven gelden voor alle databanken, dus ook voor de databanken die niet tegelijk met de inwerkingtreding van het besluit worden aangewezen, maar die pas enige tijd ná inwerkingtreding van het besluit worden aangewezen. Bij aanwijzing van een databank lopende een jaar zal het jaarlijkse basisbedrag naar rato van de resterende maanden in dat jaar worden berekend.

9. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

De NVWA is betrokken bij het vormgeven van de onderhavige regeling. Een concept is aan de NVWA aangeboden voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets (UHT). De NVWA achtte het merendeel van de conceptregeling handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig. Voor zover de NVWA bedenkingen of vragen had, zijn de artikelen en toelichting waar mogelijk aangepast.

Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID)

De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) is betrokken bij het vormgeven van de regeling. Een concept is aan LID aangeboden voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets. De LID gaf aan dat de voor de LID belangrijke punten al in de uitvoerings- en handhavingstoets bij het besluit zijn genoemd. Op aangeven van de LID zijn enkele onderdelen van de toelichting verduidelijkt.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

RVO is betrokken bij het vormgeven van de regeling. Een concept is aan RVO aangeboden voor een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets. RVO heeft vertrouwen in het goed kunnen uitvoeren van de regeling. De rol van RVO in de handhaving is beperkt. RVO heeft enkel een rol in het maken van analyses en selecties voor handhaving en toezicht door de NVWA. Tot slot zijn op aangeven van RVO op een aantal punten de regeling en de toelichting verduidelijkt.

10. Notificatie

Een aantal voorschriften in deze regeling zal bij de Europese Commissie worden genotificeerd in het kader van de Dienstenrichtlijn (Richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376)). Het betreft de volgende voorschriften: de meldplicht in artikel 5b.15b van de Regeling houders van dieren, de registratie van de afgifte van een identificatiedocument in de artikelen 5b.73a, vierde lid, en 5b.74b en de registratie van de levering van blanco identificatiedocumenten door erkende uitgevers in artikel 8b.4 van de Regeling houders van dieren.

De voorschriften zijn non-discriminatoir, omdat de voorschriften geen onderscheid maken naar de nationaliteit van de dienstverleners. De voorschriften zijn ook noodzakelijk op grond van de openbare orde en de volksgezondheid. De bescherming van dierenwelzijn en diergezondheid valt onder het begrip ‘openbare orde’. De huidige misstanden in de hondenhandel en -fokkerij zijn schadelijk voor het dierenwelzijn, de diergezondheid en de volksgezondheid. Zonder de genoemde voorschriften kunnen deze misstanden niet goed worden aangepakt. Tot slot zijn de maatregelen evenredig, want er zijn geen minder belastende alternatieven beschikbaar die kunnen worden genomen om de genoemde doelen te behalen. De notificatie in het kader van de Dienstenrichtlijn vindt plaats na vaststelling van deze regeling.

11. Regeldruk

Deze regeling heeft beperkte gevolgen voor de regeldruk. De meeste artikelen regelen de termijnen en zaken die geregistreerd moeten worden. Ook worden in sommige artikelen tarieven vermeld voor het verwerken van registraties en het in stand houden van erkenningen. Regeldruk komt enkel voort uit de artikelen 5b.15a, vijfde lid en 5b.15b.

In artikel 5b.15a, vierde lid, is geregeld dat de dierenarts de verwijdering of het bijplaatsen van een injecteerbare transponder registreert met daarbij de noodzaak voor de verwijdering of het bijplaatsen. Het kost de dierenarts tien minuten om de melding te doen.

In artikel 5b.15b is geregeld dat de bezitter van een chip melding doet bij een portaal na verlies, diefstal of het onbruikbaar worden van een chip. Het kost de bezitter van een chip tien minuten om de melding te doen. Alle andere aspecten vloeien voort uit het besluit of betroffen al bestaande regelgeving.

Een ontwerp van de onderhavige regeling is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (Atr). Atr heeft besloten om geen formeel advies uit te brengen over de regeling.

Deel II. Artikelsgewijs

Hieronder wordt een aantal artikelen nader toegelicht, voor zover dit wenselijk is in aanvulling op hetgeen reeds in het Algemeen deel van deze toelichting is vermeld.

Artikel I, onderdeel A

In artikel 1.1 van de Regeling houders van dieren is een begripsbepaling opgenomen van het begrip ‘registratienummer van de houder’. In de nota van toelichting bij het besluit werd dit aangeduid met ‘houdernummer’ of ‘registratienummer van de fokker’. Houders van honden moeten op grond van de onderhavige regeling in bepaalde gevallen een persoonlijk identificatienummer registreren. Het gaat hierbij om het nummer dat is verstrekt bij de registratie van de houder op grond van artikel 3.29, eerste lid, van het Besluit houders van dieren of om een ander nummer dat de minister heeft verstrekt in het kader van de registratie van een houder. Een voorbeeld van een ‘ander nummer’ is het nummer dat de houder heeft verkregen bij de aanmelding van een inrichting waar bedrijfsmatig wordt gefokt met gezelschapsdieren (hoofdstuk 3, § 2, van het Besluit houders van dieren).

Artikel I, onderdeel B

Artikel 5b.8, eerste lid, van de Regeling houders van dieren verbiedt het zonder erkenning van de minister verstrekken van een identificatiemiddel, slachtmerk of gebruiksmerk aan een exploitant die landdieren houdt. In het tweede lid van artikel 5b.8 zijn uitzonderingen opgenomen op dit verbod. Met artikel I, onderdeel B, van de onderhavige regeling is dit verbod niet meer van toepassing op de verstrekking van injecteerbare transponders, ongeacht voor welke diersoort. De reden hiervoor is dat het verbod anders zou overlappen met artikel 1.58c, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

Artikel I, onderdeel C

Met het vierde lid van artikel 5b.8a is het regime van de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen niet van toepassing op een aanvraag tot erkenning van een leverancier van chips. De positieve fictieve beschikking is geregeld in § 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht en is via de Dienstenwet van toepassing verklaard op aanvragen voor vergunningen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Hierdoor wordt een vergunning geacht te zijn verleend wanneer het bestuursorgaan niet binnen de beslistermijn een besluit heeft genomen op de aanvraag. Met artikel 5b.8a, vierde lid, is echter gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hiervan af te wijken. De reden hiervoor is dat het noodzakelijk is om vooraf te toetsen of een leverancier van chips voldoet aan de voorwaarden. Voor een toelichting op de noodzaak tot toetsing vooraf wordt verwezen naar de nota van toelichting bij de meest recente wijziging van de desbetreffende besluiten.

Artikel I, onderdeel F

Indien een hond binnen zeven weken na de geboorte wordt overgedragen of wordt overgedragen binnen twee weken nadat deze is verkregen zonder chip, dient de houder de hond voor de overdracht te laten chippen (artikel 5b.43a, tweede lid, van de Regeling houders van dieren). Het overdragen van een pup binnen zeven weken na de geboorte kan aan de orde zijn wanneer de pup samen met de moeder wordt overgedragen aan een andere houder. Het is namelijk niet toegestaan een pup binnen zeven weken na de geboorte van het ouderdier te scheiden (artikel 1.20, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit houders van dieren).

Artikel V

Artikel V regelt de inwerkingtreding van de onderhavige regeling. De inwerkingtreding zal plaatsvinden met ingang van 1 november 2021. Hiermee wordt een uitzondering gemaakt op de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn voor regelgeving. Deze uitzondering is mogelijk, omdat hiermee, gelet op de doelgroep van de regelgeving, aanmerkelijke ongewenste private en publieke nadelen worden voorkomen. De aangewezen elektronische portalen hebben zich namelijk in overleg met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorbereid op inwerkingtreding met ingang van 1 november 2021 en hebben hiervoor investeringen gedaan. Latere inwerkingtreding zou daarom niet redelijk zijn. Door tijdige en uitgebreide voorlichting hebben dierenartsen en andere betrokkenen bij I&R-hond zich kunnen voorbereiden op de wijzigingen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven