Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 7 oktober 2021, nr. IENW/BSK-2021/256931, tot wijziging van de Regeling Europese afvalstoffenlijst en de Activiteitenregeling milieubeheer om teerhoudend asfalt aan te merken als gevaarlijk afval

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 1.1, dertiende lid, van de Wet milieubeheer;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 5 van de Regeling Europese afvalstoffenlijst wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘tweede tot en met het vierde lid’ vervangen door ‘tweede tot en met vijfde lid’.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot het derde tot en met zesde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Bij de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval asfaltproducten als een gevaarlijke afvalstof gezien als deze meer dan 75 mg/kg bevatten van een totale som aan PAK’s, genoemd in bijlage A, tabel 2, van de Regeling bodemkwaliteit.

3. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘eerste tot en met vierde lid’ vervangen door ‘eerste en derde tot en met vijfde lid’.

ARTIKEL II

Bijlage 11 van de Activiteitenregeling milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

1. Categorie 39A komt te luiden:

39

ga

PAK-rijk (PAK10 > 75 mg/kg) asfalt dat op basis van de Regeling Europese afvalstoffenlijst als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt [10]

2. Categorie 39B vervalt.

3. Voetnoot 10 komt te luiden:

Voor asfalt is het gehalte aan koolteer (‘teer’) bepalend voor het onderscheid tussen gevaarlijk afval en niet-gevaarlijk afval. Teer is rijk aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). Beleidsmatig wordt onderscheid gemaakt op basis van het gehalte van tien PAK die gemeten worden met gebruikelijke methoden voor chemische analyse (PAK10). Het gaat dan om de volgende drie varianten.

  • De gevaarlijke variant bevat meer dan 75 mg/kg aan PAK10 (PAK-rijk). Hiervoor is recycling na vernietiging van de teer de inzet.

  • De niet-gevaarlijke variant bevat minder dan 75 mg/kg PAK10 (PAK-arm). Voor dit niet-teerhoudend asfalt is de inzet recycling; het wordt daarom apart verwerkt van de PAK-rijke variant.

  • De variant met de combinatie – PAK-arm en toch gevaarlijk – komt niet apart voor in de tabel. Het gaat dan om uitzonderlijke gevallen waarin het asfalt niet vanwege de aanwezigheid van teer maar vanwege specifieke andere verontreinigingen als gevaarlijk moet worden aangemerkt. Deze uitzonderlijke partijen vallen onder categorie 107.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Teerhoudend asfalt bestaat voor een gedeelte uit koolteer, kortweg ‘teer’ genoemd. Dit wordt geproduceerd door destructieve destillatie van steenkool. Teer bestaat uit een grote hoeveelheid aan stoffen, waaronder PAK’s. Van PAK’s is vastgesteld dat ze kankerverwekkend zijn. Ze zijn aangemerkt als zeer zorgwekkende stof (ZZS). Sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw mag teer in Nederland niet meer in asfalt worden toegepast. Het Nederlandse beleid bepaalt voorts dat teerhoudend asfalt dat vrijkomt bij wegonderhoud niet rechtstreeks tot nieuw asfalt gerecycled mag worden, maar eerst thermisch gereinigd moet worden, zodat de PAK’s vernietigd worden (Derde Landelijk Afvalbeheerplan, LAP3).

Voor het aanmerken van asfalt als ‘teerhoudend’ hanteert Nederland als grenswaarde 75 mg/kg aan PAK’s van de lijst in bijlage A, tabel 2, van de Regeling bodemkwaliteit, aangeduid als ‘PAK10’ (zie paragraaf 2). Op basis van deze grenswaarde voorziet sinds 2007 de CROW-publicatie 210 ‘Richtlijn omgaan met vrijgekomen asfalt’ in monstername- en meetmethoden om vast te stellen of vrijkomend asfalt als teerhoudend aan te merken is. De partijen betrokken bij wegonderhoud in Nederland hanteren CROW-publicatie 210 om teerhoudend asfalt te identificeren, te administreren en gescheiden af te voeren met het oog op de voorgeschreven thermische reiniging.

Momenteel kan teerhoudend asfalt onder de noemer van niet-gevaarlijke afvalstof met een zogeheten groene-lijstprocedure onder de Europese Verordening voor overbrenging van afvalstoffen (EVOA)1 geëxporteerd worden, om in het land van bestemming te worden toegepast in nieuw asfalt, zonder voorafgaande thermische reiniging. De groene-lijstprocedure houdt in dat de overheden van het verzendende en van het ontvangende land niet door het exporterende bedrijf worden geïnformeerd. De export ondermijnt het Nederlandse beleid voor teerhoudend asfalt, namelijk de verwijdering van de aanwezige ZZS. Ongereinigde toepassing in andere landen leidt daar tot risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu.

2. Koolteer en PAK10-norm

Koolteer is onder het Europese stoffenbeleid ingedeeld in de gevaarklasse ‘kankerverwekkend’ (carcinogeen) onder de zogeheten categoriecode 1A. Een afvalstof die een stof met de eigenschap kankerverwekkend 1A bevat in een gehalte hoger dan 1.000 mg/kg (0,1%), moet volgens bijlage III van Richtlijn 2008/98/EG, de Kaderrichtlijn afvalstoffen2 (Kra) aangemerkt worden als gevaarlijk afval wegens gevaareigenschap HP 7.

Er bestaat een groot aantal soorten PAK’s. Ze komen van nature gezamenlijk voor, in onderlinge concentratieverhoudingen die relatief constant zijn. Vanwege de analytisch-chemische moeilijkheid om het gehalte van alle individuele PAK’s te meten, zijn normwaarden slechts bepaald voor enkele specifieke PAK’s en bepaalde groepen analytisch-chemisch goed te onderscheiden PAK’s. Bij het maken van milieuwetgeving is eind jaren ’80 gekeken welke PAK’s als maatgevende parameter konden dienen. In het Basisdocument PAK (RIVM, 1989) worden hiervoor tien PAK’s genoemd. Deze tien stoffen zijn o.a. geselecteerd op basis van hun carcinogene eigenschappen en de mogelijkheid tot selectieve analytisch-chemische bepaling. Ze werden in Nederland bekend als de PAK10 en worden bij name genoemd in bijlage A van de Regeling bodemkwaliteit. Deze regelt de grenswaarde voor de PAK10 in de bodem en in baggerspecie. Als indicator voor een gehalte koolteer van 1.000 mg/kg (0,1%) is een gehalte PAK10 van 75 mg/kg vastgesteld. De norm voor PAK10 was opgenomen in bijlage 2 van de eerste versie van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktebescherming uit 1995 (Stb. 1995, 567). Met het in werking treden van de Regeling bodemkwaliteit staat de norm in bijlage A van die regeling vermeld.

De EVOA staat export van vrijgekomen asfalt als groene-lijstafvalstof toe als het gehalte van de PAK benzo(a)pyreen lager is dan 50 mg/kg. Diezelfde grenswaarde geldt in de EU-wetgeving voor classificatie als gevaarlijk afval. Het asfalt dat in Nederland gescheiden wordt ingezameld met de kwalificatie ‘teerhoudend’, om te worden afgevoerd naar een installatie voor thermische reiniging, blijft meestal onder de Europese norm. Die beschermt daarom volgens Nederland onvoldoende tegen de risico’s van PAK’s voor de menselijke gezondheid en het milieu.

3. Oogmerk van de regeling

Als wettelijk wordt vastgelegd dat teerhoudend asfalt met een gehalte PAK10 groter dan 75 mg/kg geclassificeerd moet worden als gevaarlijk afval, ontstaat onder de EVOA de mogelijkheid om voor export de procedure van schriftelijke kennisgeving en toestemming te laten gelden (hierna: verplichting tot kennisgeving). Die ‘oranje lijst’ procedure houdt in dat aan de bevoegde gezagen in het land van verzending en het land van bestemming toestemming gevraagd moet worden. De EVOA biedt vervolgens mogelijkheden voor beide autoriteiten om de beoogde overbrenging van de afvalstof te verbieden.

Bij ministeriële regeling kan op grond van artikel 1.1, dertiende lid, onder b, van de Wet milieubeheer worden vastgesteld dat een afvalstof, hoewel deze niet is opgenomen als gevaarlijke afvalstof in de Europese afvalstoffenlijst (Beschikking van de Commissie 2000/532/EG), toch de eigenschappen bezit op grond waarvan deze ingevolge bijlage III van de Kra als gevaarlijke afvalstof dient te worden aangemerkt. Hiermee is artikel 7, tweede lid, van de Kra geïmplementeerd. Dit geeft lidstaten de mogelijkheid om ten aanzien van de classificatie van bepaalde afvalstoffen eigen beleid te voeren. Dit is in lijn met artikel 192 van het Europese werkingsverdrag, dat lidstaten toestaat stringentere normen te hanteren dan EU-wetgeving, mits hierdoor de vrije handel binnen de EU wordt verstoord.

4. Hoofdlijn van de regeling

Met deze regeling wordt de beschreven PAK10-norm in de Regeling Europese afvalstoffenlijst opgenomen. Hiermee wordt vrijgekomen asfalt met een gehalte PAK10 hoger dan 75 mg/kg aangemerkt als ‘gevaarlijk afval’. Tevens worden in de Activiteitenregeling milieubeheer, bijlage 11, de twee categorieën teerhoudend asfalt (39A en 39B) samengevoegd tot één categorie 39. Hiermee wordt al het PAK-rijk (meer dan 75 mg/kg) asfalt als gevaarlijk afval aangemerkt.

5. Relatie met andere regelgeving

De ontwerpregeling is op 29 juni 2021 ingevolge de artikel 7, tweede lid, van de Kra en artikel 5 van de Richtlijn (EU) 2015/1535 voorgelegd aan de Europese Commissie. Op deze notificatie zijn geen reacties gekomen.

Deze regeling is verenigbaar met de Europese verdragen, omdat de Kra en EVOA de ruimte geven voor de lidstaat om stoffen vast te stellen die gevaarlijk zijn op basis van de eigenschappen genoemd in bijlage III van de Kra (zie m.n. artikel 7 Kra en artikel 3 van de EVOA). Het primaire doel van de EVOA en de Kra is de bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid, de doelstelling verwoord in artikel 192 van het EU Werkingsverdrag. Ditzelfde doel heeft deze regeling, door de in Nederland onderbouwde striktere norm toe te passen.

Deze regeling maakt een zeer beperkte inbreuk op de interne markt. De regeling maakt geen onderscheid tussen teerhoudend asfalt afkomstig uit Nederland of een ander land (al dan niet EU-lidstaat). De regeling heeft geen gevolg voor de mogelijkheid om vrijgekomen asfalt met een gehalte PAK10 hoger dan 75 mg/kg op de Nederlandse markt aan te bieden. Met en zonder deze regeling is de toepassing van dit materiaal in Nederland uitsluitend mogelijk na thermische bewerking waarbij de teer wordt vernietigd. Daarom is een bepaling van wederzijdse erkenning, als bedoeld in Verordening (EU) 2019/515, niet aan de orde. De regeling beoogt een einde te maken aan de verkoop van teerhoudend asfalt aan bedrijven in het buitenland die het materiaal ongereinigd toepassen, ongeacht of die bedrijven een buitenlandse of Nederlandse hoofdvestiging hebben.

De verlaging van de grenswaarde voor PAK10 voor aanmerking van teerhoudend asfalt als ‘gevaarlijk afval’ werkt door in de EVOA. De EVOA geeft namelijk de mogelijkheid om afvalstoffen van de groene lijst ‘in uitzonderlijke gevallen’ te behandelen als afval van de oranje lijst wanneer zij gevaarlijke eigenschappen als bedoeld in bijlage III van de Kra vertonen. Dit is geregeld in artikel 3, derde lid, van de EVOA. Nederland heeft reden om deze bepaling toe te passen voor het enkele geval van asfalt met een gehalte PAK10 hoger dan 75 mg/kg, omdat voor deze afvalstof is onderbouwd dat hij een gevaarlijke eigenschap bezit als bedoeld in bijlage III van de Kra en dat nuttige toepassing niet op milieu-hygiënisch verantwoorde wijze mogelijk is zonder voorafgaande thermische reiniging die de PAK’s vernietigt. Door deze afvalstof te behandelen als oranje-lijstafvalstof is de overheid beter in staat toe te zien op de juiste wijze van verwerking voor het milieu en de menselijke gezondheid.

Overweging 39 van de EVOA (die overigens betrekking heeft op mengsels van afvalstoffen) zegt dat bij de afweging van het instellen van een verplichting tot kennisgeving onder meer de volgende informatie in aanmerking moet worden genomen: de kenmerken van de afvalstoffen, zoals de mogelijke gevaarlijke eigenschappen, de potentiële verontreiniging en de fysische toestand van het afval; de beheersaspecten, zoals de technologische capaciteit voor nuttige toepassing van het afval en de voordelen van die nuttige toepassing voor het milieu, met inbegrip van de vraag of het milieu-hygiënisch verantwoord beheer van het afval doorkruist zou kunnen worden.

Verder zegt artikel 3, derde lid, van de EVOA dat de gevallen waarop het van toepassing is worden behandeld overeenkomstig artikel 58 van de EVOA. Dit artikel betreft wijzigingen van de bijlagen van de EVOA door de Europese Commissie (zoals verplaatsing van een afvalstof van de groene naar de oranje lijst) maar komt niet terug op artikel 3, derde lid, van de EVOA. Aan de verwijzing naar artikel 58 kan daarmee nog slechts de betekenis gegeven worden dat de Commissie van een toepassing van artikel 3, derde lid, van de EVOA(een groene-lijstafvalstof wordt behandeld als oranje-lijstafvalstof) in kennis gesteld dient te worden en dan beziet of aanpassing van de EVOA-bijlagen nodig is.

Met de toepassing van de kennisgevingsprocedure geeft artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de EVOA een grond om de export niet toe te staan: het niet in overeenstemming zijn van de beoogde nuttige toepassing met de eisen die de nationale wetgeving van het land van verzending daaraan stelt. Nederland zal de export verbieden, indien de buitenlandse bestemming geen installatie is waar thermische reiniging plaatsvindt die de PAKs vernietigt. Volgens artikel 3.3.3, eerste lid, van de Regeling bodemkwaliteit, in samenhang met bijlage A, is toepassing van asfalt met een gehalte PAK10 hoger dan 75 mg/kg niet toegestaan. Voor toepassing (hergebruik) is voorafgaande thermische reiniging nodig.

5. Uitvoering, toezicht en handhaving

De in het Nederlandse wegonderhoud algemeen geaccepteerde en gehanteerde CROW-publicatie 210 ‘Richtlijn omgaan met vrijgekomen asfalt’ voorziet al sinds 2007 in de uitvoering van het Nederlandse beleid om vrijkomend teerhoudend asfalt op basis van de norm 75 mg PAK10 per kg materiaal te identificeren en gescheiden te laten afvoeren naar een installatie voor thermische reiniging. De door wegbeheerders opgestelde bestekken schrijven navolging voor van CROW-publicatie 210 en uitvoerende bedrijven werken volgens de betreffende voorschriften. De administratie van de betrokken bedrijven (inclusief bedrijven die vervoer en opslag van vrijgekomen asfalt verzorgen) is al ingesteld op het onderscheiden en gescheiden houden van partijen asfalt die als ‘teerhoudend’ zijn aangemerkt omdat ze materiaal met een gehalte PAK10 van 75 mg/kg of hoger bevatten.

De regeling leidt niet tot extra benodigde metingen van PAK-gehalten door bedrijven of de overheid (bij controles). CROW-publicatie 210 schrijft voor dat voorafgaand aan verwijdering van asfalt de eventuele aanwezigheid van materiaal met PAK10 hoger dan of gelijk aan 75 mg/kg aan de hand van boorkernen met een zekerheidsmarge door een daarvoor geaccrediteerd laboratorium in kaart wordt gebracht (oppervlakte, diepte, laagdikte), met behulp van een relatief snel uitvoerbare bepalingsmethode, gevolgd door het wegfrezen van de teerhoudende lagen inclusief een in CROW-publicatie 210 voorziene marge op basis van een vooraf opgesteld en goedgekeurd frees- en schollenplan. De vrijgekomen partij ‘teerhoudend asfaltgranulaat’ classificeert vanwege het aanwezige PAK-rijke materiaal in zijn geheel als gevaarlijk afval en moet thermisch gereinigd worden. Meting van het PAK-gehalte van de partij asfaltgranulaat is niet aan de orde. Het afzien van thermische reiniging zou het beleid om het kankerverwekkende teer uit de asfaltketen te halen ondermijnen.

Overheidstoezicht op de daadwerkelijke aflevering van teerhoudend asfalt bij een installatie voor thermische reiniging wordt tot nu toe bemoeilijkt door de mogelijkheid van export onder een groene-lijstprocedure (zonder kennisgeving aan de overheid). Zo kan teerhoudend asfalt uitgevoerd worden zonder dat dit zichtbaar wordt in de registratiesystemen van de overheid.

Decentrale overheden kunnen als opdrachtgever voor een werk waarbij teerhoudend asfalt vrijkomt toezicht houden op de feitelijke uitvoering van thermische reiniging die in het betreffende bestek is voorgeschreven (en waarvoor zij betalen). De verplichting tot thermische reiniging is via het contract met de aannemer privaatrechtelijk vastgelegd. Opdrachtgevers kunnen van de aannemer verlangen dat deze een certificaat van thermische reiniging overlegt. De thermische reinigers geven deze certificaten uit met vermelding van de projectgebonden informatie die eenduidig verwijst naar het teerhoudend asfalt uit het betreffende werk. In praktijk blijkt echter dat opdrachtgevers die worden opgeroepen in te zetten op dit toezicht hier vaak geen gehoor aan geven.

Met het aanmerken van asfaltafval met meer dan 75 mg/kg PAK10 als gevaarlijk afval, ter vervanging van de grenswaarde van 50 mg/kg benzo(a)pyreen voor de groene-lijstcode B2130, moet, zoals hierboven is toegelicht, export worden aangevraagd via een kennisgevingsprocedure, bij de ILT. Nu die verplichting wordt ingesteld, kan de ILT vooraf toetsen of in het buitenland thermische reiniging plaatsvindt. Bij het opstellen van deze regeling zijn er geen installaties buiten Nederland bekend waar thermische reiniging van teerhoudend asfalt mogelijk is. De export die afgelopen jaren plaatsvond had als doel de kosten van thermische reiniging te vermijden en had een bestemming waar het materiaal werd toegepast zonder reiniging. Een aanvraag voor export met dat oogmerk kan worden afgewezen op de zogeheten c-grond van artikel 12, eerste lid van de EVOA, zoals hierboven is toegelicht. In dat licht bestaat er een goede kans dat geen kennisgevingen gedaan zullen worden. Hoe minder kennisgevingen plaatsvinden, hoe minder lasten voor het opstellen respectievelijk behandelen ervan.

Deze regeling kan extra werk voor de ILT met zich meebrengen in het geval dat een bedrijf in weerwil van het Nederlandse beleid een kennisgeving indient voor export met het oog op ongereinigd hergebruik en eventueel zelfs tegen een negatieve beschikking van de ILT in beroep gaat. Ook zou inzet van de ILT nodig kunnen zijn als een handhavingsverzoek wordt ontvangen in geval van vermoedens van op handen zijnde export zonder kennisgeving (illegale overbrenging).

De door de ILT uitgevoerde HUF-toets (handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid, fraudebestendigheid) signaleert dat werk en kosten voor de ILT afhangen van de mate waarin bedrijven na het van kracht worden van deze regeling proberen door te gaan met exporteren van teerhoudend asfalt, tegen het ZZS-beleid in dat Nederland al 20 jaar voor asfalt hanteert. De HUF-toets is aanleiding geweest voor een verdere verduidelijking van de juridische uitleg in deze toelichting van de manier waarop de regeling een einde maakt aan de mogelijkheid om teerhoudend asfalt uit Nederland te exporteren voor hergebruik zonder thermische reiniging.

6. Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft. Dit is in lijn met de analyse in de voorgaande paragraaf.

7. Voorbereiding en consultatie

Deze regeling komt voort uit overleg van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met de partijen die betrokken zijn bij het uitvoeren van het beleid voor teerhoudend asfalt dat vrijkomt bij wegonderhoud. Voor dit overleg is sinds 2001 het zogeheten Landelijk monitoringoverleg teerhoudend asfalt granulaat (LmoTAG) ingesteld. Hierin zijn vertegenwoordigd: de beleidsdirectie van het ministerie, de uitvoeringsorganisatie Rijkswaterstaat (als wegbeheerder), de provincies, de gemeenten, de waterschappen, kennisinstituut CROW en de bedrijven die teerhoudend asfalt reinigen. Laatstgenoemde zijn lid van de brancheorganisatie BRBS, die het secretariaat van het overleg verzorgt. In het LmoTAG komt brede kennis over wegonderhoud samen, meer aspecten bestrijkend dan het beleid voor teerhoudend asfalt. Het LmoTAG contacteert geregeld brancheorganisaties van bedrijven betrokken bij wegonderhoud.

De partijen in het LmoTAG hebben de problematiek van de export van teerhoudend asfalt uitvoerig geanalyseerd en gedurende vele jaren diverse acties ondernomen om export tegen te gaan. Het LmoTAG heeft eenstemmig geconcludeerd dat een verplichting tot kennisgeving, zoals door deze regeling wordt ingesteld, noodzakelijk is om een relevante verbetering te bereiken.

Gezien het reeds meegenomen inzicht in de belangen van partijen waarvoor deze regeling relevant is, het ontbreken van een direct belang voor burgers en maatschappelijke geledingen buiten de bij het wegbeheer betrokken partijen en het hoge ‘technische’ gehalte van deze regeling (juridisch en inhoudelijk), is afgezien van een internetconsultatie.

Artikelsgewijs

Artikel I

Op grond van artikel 1.1 van de Wet milieubeheer kunnen afvalstoffen worden aangemerkt als gevaarlijke afvalstof als zij kenmerken bezitten die genoemd worden in bijlage III van de Kra. Teerhoudend asfalt bevat relatief hoge gehalten PAK’s, waarvan is vastgesteld dat ze kankerverwekkend zijn. In de regeling is een grenswaarde voor PAK’s geïntroduceerd waarboven asfalt als ‘gevaarlijk afval’ aangemerkt moet worden. Hiervoor wordt aangesloten bij de bestaande norm voor PAK10 in asfalt in de Regeling bodemkwaliteit, die ook in het Landelijk afvalbeheerplan (LAP3) wordt gehanteerd om asfalt als ‘teerhoudend’ aan te merken en als verwerkingswijze recycling na thermische reiniging voor te schrijven. Zie verder het algemene deel van deze toelichting.

Artikel II

Voor inrichtingen is in de omgevingsvergunning of in de voorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer uitgewerkt welke afvalstoffen gescheiden moeten worden gehouden of bij elkaar mogen. Bijlage F.5 van het Landelijk Afvalbeheerplan en bijlage 11 van de Activiteitenregeling milieubeheer zijn hierbij bepalend. Deze bijlagen zijn van toepassing op inrichtingen type a, b en c in de gehele afvalbeheerketen, dus ook op ontdoeners en bedrijven die zich alleen met op- en overslag bezighouden. Voor inzamelaars is in het Besluit inzamelen afvalstoffen vastgelegd dat ook zij de in bijlage 11 van de Activiteitenregeling milieubeheer genoemde afvalstoffen gescheiden moeten houden. Hierbij zou dezelfde norm moeten worden gehanteerd van 75 mg/kg aan PAK10 voor het aanmerken van gevaarlijk afval dat gescheiden moet worden gehouden.

Artikel III

Nu de regeling genotificeerd is geweest, moet ervan uitgegaan worden dat de beperkte kring actoren voor wie de regeling relevant is er weet van hebben. Actoren die geneigd zijn het reinigingsbeleid te omzeilen door teerhoudend asfalt te exporteren hebben, zolang inwerkintreding nog geen feit is, de mogelijkheid om nog voor ingang van de regeling zoveel mogelijk teerhoudend asfalt als groene-lijst afvalstof over de grens te brengen, voor ongereinigd hergebruik. Dit levert de landen van bestemming tot de datum van inwerkingtreding een ‘piekbelasting’ met geïmporteerd teerhoudend materiaal, met de gezondheids- en milieurisico’s die daaraan verbonden zijn. Dit pleit voor zo snel mogelijke inwerkingtreding. Om die reden wordt er afgeweken van de vaste verandermomenten.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg


X Noot
1

Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU L 190).

X Noot
2

richtlijn nr. 2008/98/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU L 312).

Naar boven