Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dienst Justitiële Inrichtingen | Staatscourant 2021, 42760 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dienst Justitiële Inrichtingen | Staatscourant 2021, 42760 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister voor Rechtsbescherming
Gelet op de artikelen 34 en 35 van de Wet Justitie-subsidies;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan:
a. minister: de Minister voor Rechtsbescherming;
b. vrijwilliger: een persoon die de activiteiten, bedoeld in artikel 1.6, op vrijwillige basis zonder financieel gewin uitvoert in georganiseerd verband;
d. DJI: de Dienst Justitiële Inrichtingen;
e. justitiabele:
1°. de gedetineerde in de zin van de Penitentiaire beginselenwet;
2°. de verpleegde in de zin van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;
3°. de jeugdige in de zin van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen of
4°. de onder 1°, 2° en 3° genoemde personen gedurende 6 maanden na hun ontslag uit detentie.
f. inrichting: de inrichting waar de justitiabele verblijft;
g. cofinanciering: de aantoonbare additionele inkomsten ten behoeve van het aangevraagde subsidiebedrag voor de activiteiten, bedoeld in artikel 1.6, dat buiten de rijksoverheid is toegezegd en verkregen dan wel uit eigen middelen van de subsidieontvanger is ingezet.
1. De minister verstrekt subsidies aan de subsidieontvanger ter stimulering van de inzet van actieve vrijwilligers voor het verrichten van activiteiten als bedoeld in artikel 1.6 ten behoeve van een humaan detentieklimaat en succesvolle re-integratie van justitiabelen.
2. De verstrekte subsidie is niet kostendekkend voor de inzet van vrijwilligers.
De subsidie wordt voor een periode vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2026 verstrekt.
Voor de uitvoering van deze regeling is per kalenderjaar een bedrag ter grootte van € 4.100.000 beschikbaar. Dit bedrag geldt als een subsidieplafond in de zin van artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht.
Subsidie wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.
De subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:
1. tijdens het verblijf in detentie voor:
a. het ondersteunen bij het regelen van basisvoorwaarden voor een succesvolle re-integratie op de volgende terreinen:
1° werk en inkomen;
2° zorgtrajecten;
3° huisvesting (onderdak);
4° saneren van schulden;
5° identiteitsdocumenten;
b. het afleggen van individuele bezoeken of groepsbezoeken;
c. het ondersteunen bij diensten, vieringen en gespreksgroepen die door de geestelijke verzorging worden georganiseerd;
d. het ondersteunen van het gezinssysteem en het sociaal netwerk;
e. het ondersteunen van ouders in hun relatie met kinderen;
f. het organiseren van groepsbijeenkomsten in het kader van vrijetijdsbesteding;
g. het geven van cursussen;
h. het bevorderen van innerlijk herstel van justitiabelen en herstel met slachtoffers, familieleden en samenleving;
i. het leveren van een bijdrage aan het voorkomen van radicalisering;
j. het bijdragen aan activiteiten gericht op het uitvoeren van detentie & re-integratieplannen in den brede, bijvoorbeeld inzet taal- of voorleesmaatje bij laaggeletterdheid.
2. gedurende een periode van 6 maanden na detentie voor:
a. het begeleiden van justitiabelen ten behoeve van een succesvolle re-integratie in de samenleving, bijvoorbeeld ten aanzien van:
a. het regelen van basisvoorzieningen: vinden van (on)betaald werk, identiteitsbewijs, woning, uitkering, zorg(verzekering);
b. het afleggen van bezoeken;
c. het begeleiden van ouders bij het uitoefenen van hun opvoedingstaken;
d. het ondersteunen van het gezinssysteem en het sociaal netwerk;
e. het bevorderen van innerlijk herstel van justitiabelen en herstel met slachtoffers, familieleden en samenleving;
f. het leveren van een bijdrage aan het voorkomen van radicalisering;
g. het overleggen met ketenpartners over individuele justitiabelen.
De kosten waaraan de subsidie slechts op doelmatige wijze kan worden besteed, zijn:
a. kosten voor werving, deskundigheidsbevordering en binding (jaarlijkse attentie) van de vrijwilligers;
b. kosten voor het reizen van en naar de inrichting door de vrijwilligers;
c. administratiekosten;
d. coördinatiekosten voor de inzet van vrijwilligers, of
e. aantoonbare huisvestingskosten, voor zover deze voor het werk van de vrijwilligers noodzakelijk door de vrijwilligersorganisaties moeten worden gemaakt.
1. Subsidie wordt geweigerd indien:
a. de aanvraag gebreken bevat en deze niet binnen twee weken na een verzoek daartoe zijn hersteld;
b. de aanvrager geen rechtspersoon is met volledige rechtspersoonlijkheid en als zodanig is ingeschreven in de Kamer van Koophandel;
c. voor dezelfde activiteiten subsidie wordt verstrekt door de rijksoverheid;
d. de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd, niet in verband staan tot het doel, bedoeld in artikel 1.2, alsmede indien de in subsidieaanvraag opgesomde activiteiten onvoldoende bijdragen aan dat doel.
2. Onverminderd de in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht opgesomde weigeringsgronden kan subsidie geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien:
a. de aanvrager in de voorgaande subsidieperiode niet heeft voldaan aan een of meer aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen;
b. de vrijwilligersorganisatie is aangesloten bij een andere organisatie en van deze organisatie subsidie ontvangt;
c. bij een organisatie die subsidie aanvraagt, vrijwilligersorganisaties zijn aangesloten en die laatsten ook zelfstandig een subsidieaanvraag doen;
d. de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling.
Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is gedurende het subsidiejaar van toepassing ten aanzien van een subsidieontvanger aan wie op grond van onderhavige regeling van € 125.000 of meer per kalenderjaar subsidie is verleend met dien verstande dat:
a. de artikelen 4:71, eerste lid, onderdelen i en j, en 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht eveneens van toepassing zijn;
b. de in artikel 4:78, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde opdracht zich tevens uitstrekt tot het onderzoek van de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
1. De aanvrager kan slechts een aanvraag indienen in het kader van deze regeling.
2. Een aanvraag voor het verlenen van subsidie wordt digitaal ingediend door middel van een aanvraagformulier dat als bijlage bij deze regeling is opgenomen en wordt gepubliceerd op de internetpagina van DJI.
3. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig en juist ingevulde aanvraagformulier tijdig is ontvangen en vergezeld gaat van de gevraagde bijlagen, zoals op het aanvraagformulier gesteld.
4. In de aanvraag maakt de aanvrager duidelijk welke activiteiten als bedoeld in artikel 1.6 hij voornemens is te verrichten tijdens de subsidieperiode.
1. De subsidie wordt per kalenderjaar verstrekt.
2. De aanvraag dient elk jaar vanaf 1 mei maar uiterlijk voor 1 juli om 12.00 uur voor het subsidiejaar dat start op 1 januari daaropvolgend, digitaal te zijn ontvangen. Een aanvraag die na 1 juli wordt ingediend, wordt niet in behandeling genomen.
3. Per subsidieontvanger wordt slechts een aanvraag in behandeling genomen.
1. De minister beoordeelt of de aanvraag volledig en compleet is ingevuld.
2. In geval van een aanvraag met gebreken wordt de aanvrager door de minister twee weken de tijd gegeven om de gebreken te herstellen. Indien de gebreken niet binnen twee weken worden hersteld, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
1. De beschikbare subsidiegelden worden per jaar verdeeld volgens de volgende formule:
het aantal door de aanvrager per 1 januari van elk subsidiejaar opgegeven actieve vrijwilligers |
|
__________________________________________________ |
X € 4.100.000 |
het totaal aantal door alle aanvragers per 1 januari van elk subsidiejaar opgegeven actieve vrijwilligers |
2. Indien na de verdeling op grond van het eerste lid de beschikbare subsidiegelden niet in het geheel zijn verdeeld, zal op basis van dezelfde formule het resterende bedrag worden verdeeld over de subsidieontvangers die in het aanvraagformulier hebben aangegeven hiervoor in aanmerking te willen komen.
1. Uiterlijk 1 juli dient de aanvrager aan wie in het vorige kalenderjaar subsidie is verleend, een verzoek tot vaststelling van de subsidie voor het vorige kalenderjaar in.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de subsidie tot € 25.000 ambtshalve gelijk met de subsidieverlening vastgesteld.
3. Binnen 22 weken na 1 juli wordt een besluit op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie aan de aanvrager toegezonden.
4. De subsidie kan geheel of gedeeltelijk ambtshalve worden vastgesteld indien:
a. de aanvrager nalaat tijdig een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen;
b. de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de aanvrager wordt gewijzigd.
Aan de subsidie zijn de volgende verplichtingen verbonden:
a. De subsidieontvanger dient als rechtspersoon met volledige rechtspersoonlijkheid ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel.
b. De competenties die aan de vrijwilligers worden gesteld, worden vastgelegd in een competentieprofiel.
c. De selectie van vrijwilligers vindt plaats aan de hand van het vastgestelde competentieprofiel.
d. De subsidieontvangers dragen zorg voor het inwerken van nieuwe vrijwilligers aan de hand van een programma.
e. De aan de subsidieontvanger verbonden vrijwilligers die binnen of buiten de justitiële inrichting met justitiabelen werkzaam zijn, zijn in het bezit van een geldige Verklaring omtrent gedrag (VOG) voor vrijwilligerswerk.
f. De subsidieontvanger sluit met iedere vrijwilliger een schriftelijk vrijwilligerscontract. Dit contract bevat in ieder geval bepalingen met betrekking tot:
1°. rechten en de verplichtingen van de vrijwilliger bij de uitvoering van zijn activiteiten in de inrichtingen en instellingen of in het kader van de re-integratie van de justitiabele;
2°. geheimhouding;
3°. aansprakelijkheidsverzekering;
4°. onkostenvergoedingen;
5°. instemming van de vrijwilliger met de verwerking van zijn persoonsgegevens door de minister.
g. De subsidieontvanger is verplicht het jaarplan dat ziet op de subsidieperiode binnen twee weken na vaststelling van dit plan aan de minister toe te zenden. In het jaarplan wordt in ieder geval vermeld hoe vorm en inhoud gegeven wordt aan deskundigheidsbevordering.
h. De subsidieontvanger die in een inrichting of instelling actief is en minimaal 15 vrijwilligers heeft, stelt een coördinator aan die:
1°. eindverantwoordelijk is voor een adequate begeleiding, aansturing en ondersteuning van de vrijwilligers;
2°. verantwoordelijk is voor het registreren van de ureninzet van de vrijwilliger per activiteit per inrichting dan wel de plaats buiten de inrichting;
3°. voor de leiding van de inrichting als aanspreekpunt fungeert, en
4°. blijkens een verklaring heeft ingestemd met de verwerking van zijn persoonsgegevens door de minister.
i. De subsidieontvanger doet melding:
1°. zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;
2°. van feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot een intrekking of wijziging van de subsidieverlening, zoals geregeld in artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht dan wel zodra er wetenschap of een redelijk vermoeden is dat zich een dergelijk feit of een dergelijke omstandigheid op korte termijn zou kunnen voordoen;
3°. als op enig moment gedurende de looptijd van de subsidie zich gebeurtenissen voordoen of dreigen voor te doen die invloed kunnen hebben op de inhoud, de planning van de activiteiten en/of de voortgang van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend of anderszins op de subsidie van invloed kunnen zijn;
4°. van eventuele wijzigingen in de inhoud, financiering en/of planning van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend.
j. De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een controle door de minister.
k. De subsidieontvanger is verplicht de bij het besluit tot subsidieverlening opgenomen voorwaarden strikt na te leven.
De subsidieontvanger aan wie een subsidie van meer dan of gelijk aan € 25.000 is verleend houdt een administratie bij waaruit blijkt welke activiteit, in welke inrichting dan wel op welke plaats buiten de inrichting, door welke vrijwilliger, op welk tijdstip is verricht. De subsidieontvanger is gehouden de administratie bij te houden volgens het model dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd.
De subsidieontvanger waaraan een subsidie van meer dan of gelijk aan € 25.000 is verleend, is verplicht om de aanvraag tot subsidievaststelling te vergezellen van een verantwoording waarin wordt aangetoond:
1°. welke activiteit, in welke inrichting dan wel op welke plaats buiten de inrichting, door welke vrijwilliger, op welk tijdstip is verricht;
2°. dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;
3°. op welke wijze het totale bedrag aan subsidiabele kosten, eigen bijdragen en de mate van cofinanciering aan de gerealiseerde activiteiten zijn besteed.
Met betrekking tot cofinanciering geldt voor de subsidieontvanger gedurende het subsidiejaar de volgende procentuele verplichting inzake cofinanciering:
Subsidiejaar |
Subsidieverlening tussen € 25.000 tot € 125.000 |
Subsidieverlening vanaf € 125.000 |
---|---|---|
2023 |
5% |
10% |
2024 |
7,5% |
17,5% |
2025 |
10% |
25% |
De minister bewaart gedurende een periode van zeven jaar de schriftelijke stukken op grond van deze regeling.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026 met dien verstande dat voor de op deze datum nog niet afgeronde besluitvormings-, bezwaar en beroepsprocedures en verantwoordings- en controleprocedures deze regeling van kracht blijft.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Bij de sanctietoepassing zijn vrijwilligers actief om justitiabelen op verschillende manieren te begeleiden en zo de kansen op een duurzame re-integratie en het terugdringen van recidive te vergroten. De doelstellingen van de vrijwilligersorganisaties sluiten daarmee aan bij de doelstellingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid: een humane tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen die, vanuit een persoonsgerichte benadering, moeten leiden tot een veilige terugkeer en een succesvolle re-integratie in de samenleving. Door vrijwilligers gericht in te zetten in het detentie en re-integratietraject van justitiabelen wordt een nuttige en noodzakelijke bijdrage geleverd aan de re-integratie en terugkeer van justitiabelen naar de samenleving. Dit sluit aan bij de ambities die met de Wet Straffen en Beschermen worden nagestreefd. Het hebben van sociale contacten is voor justitiabelen van groot belang om zich weer geaccepteerd te voelen en niet terug te vallen in oud gedrag. Juist door de vrijwillige inzet en persoonlijke binding van vrijwilligers kunnen nieuwe positieve relaties ontstaan. Voor personen voor wie de datum van terugkeer in de Nederlandse samenleving nog ver weg is of uitblijft, dient de inzet van vrijwilligers voornamelijk ter versterking van het humane detentieklimaat. Het belang van vrijwilligers voor detentie wordt onderstreept in de visie op gevangenisstraffen: ‘Recht doen, kansen bieden. Naar effectievere gevangenisstraffen’.1
Met onderhavige subsidieregeling wordt de inzet van vrijwilligers vormgegeven. Het subsidiekader bevat achtereenvolgens:
– de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het vorige subsidiekader; (paragraaf 2);
– een omschrijving van de vrijwilligersactiviteiten die voor subsidiëring in aanmerking komen (paragraaf 3)
– de voorwaarden waaraan de vrijwilligersorganisaties moeten voldoen om voor subsidiëring in aanmerking te komen (paragraaf 4);
– de te subsidiëren kosten, de te subsidiëren kostensoorten en de verdeelsleutel (paragraaf 5);
– een toelichting met betrekking tot de aanvraag, subsidieverlening, toekenning en verantwoording van de subsidie (paragraaf 6).
In tegenstelling tot eerdere jaren zal dit subsidiekader gelden voor drie jaar, van 2023 tot en met 2025. Op deze manier wordt continuïteit en perspectief geboden aan de vrijwilligersorganisaties om de noodzakelijke veranderingen door te voeren binnen hun organisatie. Voor DJI biedt dit de mogelijkheid om de doelmatigheid van de wijzigingen in het kader te beoordelen. De periode van drie jaar zal ook benut worden voor het uitvoeren van evaluaties en het verzamelen van beleidsinformatie met als doel te bezien of onderhavige regeling verdere aanpassingen behoeft.
Met het opstellen van de aanvraag-, toekenning- en verantwoordingsbepalingen in dit subsidiekader is rekening gehouden met de Rijksbrede Aanwijzingen voor subsidieverstrekking.2 Deze aanwijzingen voorzien onder meer in een differentiatie in het toekennings- en verantwoordingsproces gerelateerd aan de omvang van het subsidiebedrag. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht geldt dat de subsidiebedragen jaarlijks bij een eenmalige beschikking worden verleend en vastgesteld. Dit geschiedt op basis van het tijdig digitaal ingezonden aanvraagformulier. In het subsidiekader blijft voor 2023-2025 de verdeelsleutel ‘het aantal actieve vrijwilligers per 1 januari per organisatie’ gehandhaafd; zie daarvoor artikel 3.2. Hierbij geldt dat niet-actieve (‘slapende’) vrijwilligers niet meegerekend mogen worden.
In de afgelopen periode is reeds veel gesproken omtrent de contouren van een nieuw subsidiekader voor de vrijwilligersorganisaties. Daarbij is op 20 juni 2019 een motie door de Minister voor Rechtsbescherming overgenomen die vraagt om een andere inzet van de vrijwilligersorganisaties. Het betreft onder meer een intensievere betrokkenheid van de vrijwilligersorganisatie bij de uitvoering van het detentie- en re-integratieplan. Besloten is tot een aantal voor sommige vrijwilligersorganisaties ingrijpende wijzigingen die in onderhavige regeling worden doorgevoerd. Hieronder worden de belangrijkste wijzigingen uiteengezet.
De bestaande toekenning van forfaitaire bedragen verdwijnt. De systematiek van het toekennen van forfaitaire bedragen aan een viertal organisaties is in 2014 formeel ingevoerd voor een periode van in ieder geval vier jaar, en is daarna stilzwijgend verlengd. Inmiddels is gebleken dat niet alle organisaties hierdoor gelijke kansen en ruimte wordt geboden om een subsidie te ontvangen die recht doet aan de door hen daadwerkelijk geleverde bijdrage. Bovendien hebben steeds meer vrijwilligersorganisaties een hoger aantal actieve vrijwilligers dan de forfaitaire vrijwilligersorganisaties. Hierdoor kan voortzetting van de forfaitaire vergoedingen steeds moeilijker een toetsing aan het gelijkheidsbeginsel doorstaan. Vrijwilligersorganisaties die in 2022 nog een forfaitair bedrag ontvangen zullen vanaf 2023 subsidie ontvangen via de verdeelsleutel die wordt gehanteerd voor alle vrijwilligersorganisaties die voor subsidie in aanmerking willen komen.
Om inzicht te krijgen in de gepleegde inzet van vrijwilligers op verschillende activiteiten wordt een urenverantwoording opgenomen als verplichting in het nieuwe subsidiekader (zie artikel 6.2.). Vrijwilligersorganisaties aan wie een subsidie van meer dan € 25.000 gedurende een kalenderjaar is verleend worden verplicht bij te houden welke activiteit, in welke inrichting dan wel op welke plaats buiten de inrichting, door welke vrijwilliger, op welk tijdstip is verricht. Een dergelijke verplichting was reeds opgenomen in de subsidieverleningsbesluiten van 2021. Al jaren bestaat de wens de bekostiging niet meer (alleen) op het aantal (actieve) vrijwilligers te laten berusten, maar deze bijvoorbeeld aan te vullen met het aantal uren dat vrijwilligers daadwerkelijk worden ingezet. De reden hiervoor is dat de bekostigingsgrondslag enkel op basis van het aantal actieve vrijwilligers geen recht doet aan de daadwerkelijk geleverde inzet en als onrechtvaardig wordt ervaren door een deel van de vrijwilligersorganisaties en de inrichtingen van DJI. Hierover is dikwijls gesproken met de vrijwilligersorganisaties. Op welke wijze het aantal uren als aanvulling op de bestaande bekostigingsgrondslag precies vorm zal krijgen, vergt verdere uitwerking. Daarvoor is het gewenst dat inzicht worden verkregen in het aantal uren inzet dat per activiteit door vrijwilligers wordt gepleegd. Het vragen van een urenverantwoording gedurende een periode van drie jaar zal zorgen voor dat inzicht. Om administratieve lasten voor vrijwilligersorganisaties te beperken zal hiervoor een format vanuit DJI worden aangeleverd waarop de gevraagde verantwoording over de ingezette uren eenvoudig wordt ingevuld en aangeleverd.
Het is duidelijk dat deze verplichting leidt tot hogere administratieve lasten voor de vrijwilligersorganisaties en zelfs bij sommige vrijwilligersorganisaties tot weerstand. Toch wordt deze wijziging doorgevoerd. In de weging van alle belangen wordt aan het belang om inzicht te krijgen in de inzet per vrijwilliger per activiteit een groter gewicht toegekend dan aan het belang van zo min mogelijk administratieve lasten. Daarbij wordt gewezen op het belang van een doelmatige verdeling van de subsidiegelden en dat vrijwilligersorganisaties vanaf 2021 reeds ervaring hebben opgedaan met deze verplichting. Een dergelijke verplichting is proportioneel gelet op het doel wat hiermee is gediend en kan niet op een voor de vrijwilligersorganisaties minder belastende manier worden bereikt. Eveneens worden subsidieontvangers verplicht de ingezette uren te administreren volgens een standaard model dat als bijlage is gevoegd bij onderhavige regeling.
Voor subsidieontvangers die gedurende een kalenderjaar minder dan € 25.000 aan subsidie ontvangen geldt deze verplichting niet. Deze organisaties zijn te klein om een dergelijke verplichting te worden opgelegd.
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling dient een verantwoording te worden meegezonden door de subsidieontvanger aan wie in een kalenderjaar meer dan € 25.000 subsidie is verleend (artikel 6.3), In deze verantwoording wordt de urenadministratie inzichtelijk gemaakt.
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het parlementaire jaar 2014-2015 heeft het Tweede Kamerlid Van der Staaij een motie ingediend die opriep tot extra budget voor vrijwilligerswerk.3 Van der Staaij verzocht het kabinet de subsidie voor vrijwilligersorganisaties structureel te verhogen met in totaal € 1,5 miljoen waarvan € 750.000 beschikbaar is voor cofinanciering door particuliere fondsen of eigen inkomsten. Deze motie is kamerbreed ondersteund. Bij brief van 19 juni 2014 heeft de toenmalige Staatssecretaris aangegeven uitvoering te geven aan deze motie4. Naar aanleiding van de motie Van der Staaij is in het subsidiekader voor vrijwilligersorganisaties een aparte voorziening gecreëerd voor subsidieaanvragen van vrijwilligersorganisaties met cofinanciering. Zo werden door vrijwilligersorganisaties subsidieaanvragen voor een en dezelfde activiteit ingediend uit zowel de pot met als de pot zonder cofinanciering. Daarnaast stimuleerde de voorziening niet het aanvragen van subsidie met cofinanciering, waarmee het beoogde doel van de motie in de praktijk niet werd bereikt. Om deze redenen wordt thans voor een andere systematiek gekozen.
Het tot nu toe gemaakte onderscheid tussen de twee kavels (te weten met en zonder cofinanciering) wordt vanaf 2023 losgelaten. Met het hanteren van één kavel wordt het aanvragen van subsidie eenvoudiger en overzichtelijker en neemt de kans op dubbelingen af. Om recht te blijven doen aan het in de motie van Van der Staaij bepaalde, wordt vanaf 2023 bij een subsidieaanvraag vanaf € 25.000 het zoeken van cofinanciering als verplichting gesteld. Om te voorkomen dat kleinere vrijwilligersorganisaties worden uitgesloten omdat zij niet kunnen voldoen aan de eis van cofinanciering, geldt het zoeken van cofinanciering bij een subsidiebedrag onder de € 25.000 niet als verplichting. Sommige vrijwilligersorganisaties hebben geen ervaring met het werven van fondsen. Daarom zal als gewenning een steeds hogere drempel conform onderstaande tabel in de subsidieperiode worden gehanteerd.
Subsidiejaar |
Subsidieaanvraag tussen € 25.000 tot € 125.000 |
Subsidieaanvraag van meer dan € 125.000 |
---|---|---|
2023 |
5% |
10% |
2024 |
7,5% |
17,5% |
2025 |
10% |
25% |
Voor vrijwilligersorganisaties die een subsidieaanvraag vanaf € 25.000 indienen, geldt als verplichting dat het in deze tabel genoemd percentage uit een andere bron dan het Rijk verkregen moet worden. Indien aan de subsidie-ontvanger bijvoorbeeld in 2023 een bedrag ter hoogte van € 30.000 gedurende een kalenderjaar wordt verleend, zal hij 5% van voornoemd bedrag, te weten € 1.500, uit een andere financieringsbron moeten besteden aan de opgegeven activiteiten. Bij de subsidievaststelling zal worden gecontroleerd of bovengenoemde percentages aan cofinanciering zijn gehaald (zie artikel 6.4).
Naast het verdwijnen van het onderscheid in kavels is ook het onderscheid in kostensoorten (personeelskosten en organisatiekosten) verlaten. Dit laatste onderscheid was kunstmatig en had geen zelfstandige betekenis (artikel 1.7).
Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is bedoeld voor subsidies die per boekjaar worden verstrekt aan rechtspersonen ter bekostiging van hun structurele activiteiten. De regeling is vooral geschikt voor exploitatiesubsidies en ook voor budgetsubsidiëring, waarbij het subsidiebedrag direct gerelateerd wordt aan een bepaald niveau van prestaties of activiteiten. In onderhavige regeling is bepaald dat deze afdeling van toepassing is op subsidieaanvragen van € 125.000 of meer. Vanwege de in de Rijksbrede Aanwijzingen voor subsidieverstrekking opgenomen verantwoordingsverplichtingen komt het van toepassing verklaren van afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht voor subsidieaanvragen van minder dan € 125.000 niet in aanmerking. In artikel 1.9 van onderhavige regeling wordt dit geregeld. In dit artikel wordt eveneens bepaald dat voor het ontbinden van de rechtspersoon, de aangifte van tot faillissement en het aanvragen van surséance van betaling de toestemming van de Minister voor Rechtsbescherming nodig is. Deze verplichting is opgenomen om tijdig in te kunnen grijpen indien deze situaties zich voordoen (artikel 4:71, eerste lid onderdelen i en j, van de Algemene wet bestuursrecht). Ook is bepaald dat het onderzoek van de accountant zich eveneens strekt tot onderzoek van de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen (artikel 4:78, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
Deze wijzigingen kunnen betekenen dat de tot op heden aan subsidieontvangers verstrekte subsidie vanaf het kalenderjaar 2023 aanmerkelijk wordt gewijzigd. Dit kan een verhoging, maar ook een (aanmerkelijke) verlaging of zelfs een stopzetting van de subsidie betekenen. In verband met deze mogelijke wijzigingen worden vrijwilligersorganisaties opnieuw geadviseerd om hun bedrijfsvoering zo flexibel mogelijk te houden en geen langdurige overeenkomsten aan te gaan.
Ingevolge artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht geldt dat in het geval dat een subsidie voor drie of meer jaar is verstrekt voor dezelfde activiteiten, een (gedeeltelijke) weigering voor een nieuw tijdvak slechts kan worden doorgevoerd met inachtneming van een redelijke termijn. De hierboven gestelde wijzigingen gaan pas vanaf 1 januari 2023 in. De termijn tot 1 januari 2023 wordt aangemerkt als een redelijke termijn in de zin van artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht. Op deze wijze wordt elke vrijwilligersorganisatie in staat gesteld zich voor te bereiden op de komende wijzigingen. Bij afzonderlijk besluit zal aan elke vrijwilligersorganisatie worden medegedeeld dat de termijn tot 1 januari 2023 als een redelijke termijn in de zin van artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht wordt aangemerkt.
Als algemeen uitgangspunt geldt dat de vrijwilligersactiviteiten de werkzaamheden van de beroepskrachten in de justitiële inrichtingen niet mogen overlappen of verdringen. Niet alleen vrijwilligersactiviteiten tijdens het verblijf in een justitiële inrichting komen voor financiering in aanmerking, maar ook vrijwilligersactiviteiten die tot zes maanden na de beëindiging van het verblijf in een justitiële inrichting of daarbuiten uitgevoerd worden.
Vrijwilligersorganisaties komen alleen in aanmerking voor subsidie van activiteiten die passen binnen de persoonsgerichte benadering en gericht zijn op het bevorderen van de zelfredzaamheid en re-integratie van justitiabelen. Het betreft hier de volgende activiteiten die in artikel 1.6 zijn opgesomd:
Tijdens verblijf in een justitiële inrichting
– Ondersteunen bij het regelen van basisvoorwaarden voor een succesvolle re-integratie: 1) werk en inkomen; 2) zorgtrajecten; 3) huisvesting (onderdak); 4) saneren van schulden; 5) identiteitsdocumenten;
– Afleggen van individuele bezoeken of groepsbezoeken;
– Ondersteunen bij diensten, vieringen en gespreksgroepen die door de geestelijke verzorging worden georganiseerd;
– Ondersteunen van het gezinssysteem en het sociaal netwerk;
– Ondersteunen van ouders in hun relatie met kinderen;
– Organiseren van groepsbijeenkomsten in het kader van vrijetijdsbesteding;
– Geven van cursussen;
– Bevorderen van innerlijk herstel van justitiabelen en herstel met slachtoffers, familieleden en samenleving;
– Leveren van een bijdrage aan het voorkomen van radicalisering;
– Leveren van bijdragen aan activiteiten gericht op het uitvoeren van Detentie & Re-integratieplannen in den brede, bijvoorbeeld inzet taal- of voorleesmaatje bij laaggeletterdheid.
Na verblijf in een justitiële inrichting, gedurende een periode van maximaal zes maanden
– Begeleiden van justitiabelen ten behoeve van een succesvolle re-integratie in de samenleving, bijvoorbeeld ten aanzien van:
– Vinden van werk of onbetaald werk;
– Regelen van basisvoorzieningen: identiteitsbewijs, woning, uitkering, zorg(verzekering);
– Afleggen van bezoeken;
– Begeleiden van ouders bij het uitoefenen van hun opvoedingstaken;
– Ondersteunen van het gezinssysteem en het sociaal netwerk;
– Bevorderen van innerlijk herstel van justitiabelen en herstel met slachtoffers, familieleden en samenleving;
– Leveren van een bijdrage aan het voorkomen van radicalisering;
– Overleggen met ketenpartners over individuele justitiabelen.
Voor subsidiëring komen uitsluitend zelfstandige vrijwilligersorganisaties in aanmerking die voldoen aan de volgende verplichtingen.
– In het algemeen geldt dat er een verbinding dient te zijn tussen de aangeboden activiteiten en het aantal daarbij in te zetten vrijwilligers (artikel 1.2., eerste lid).
– De vrijwilligersorganisatie dient als rechtspersoon met volledige rechtspersoonlijkheid ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel (artikel 6.1., onderdeel a).
– Per subsidieontvanger wordt maar één aanvraag voor alle activiteiten ingediend (artikel 2.2., derde lid). Er kan enkel subsidie worden aangevraagd door de organisatie waar de vrijwilliger ingeschreven staat en actief is (artikel 1.2).
– Alleen actieve vrijwilligers mogen meegerekend worden als vrijwilliger (artikelen 1.2 en 3.2).5
– De subsidieontvanger heeft de eisen die aan de vrijwilligers worden gesteld, vastgelegd in een competentieprofiel (artikel 6.1, onderdeel b).
– De selectie van vrijwilligers door de vrijwilligersorganisatie vindt plaats aan de hand van dat competentieprofiel (artikel 6.1, onderdeel c).
– De subsidieontvanger draagt zelf zorg voor het inwerken van nieuwe vrijwilligers (artikel 6.1, onderdeel d).
– Alle aan de subsidieontvanger verbonden vrijwilligers die binnen of buiten justitiële inrichtingen met justitiabelen werkzaam zijn, moeten in beginsel in het bezit zijn van een Verklaring omtrent gedrag (VOG) of een Beschrijving Getoond Gedrag.6 De screening dient uitgevoerd te worden conform de circulaire van DJI.7De circulaire regelt dat de screening wordt uitgevoerd met het juiste profiel (in het geval van vrijwilligers: medewerker met contact justitiabele) en de juiste terugkijktermijn en dat er een controle is op de echtheid van de VOG (door het SSC) (artikel 6.1, onderdeel e).
– De vrijwilligersorganisatie sluit een schriftelijk vrijwilligerscontract met iedere vrijwilliger die activiteiten verricht in het kader van de sanctietoepassing. Dit contract bevat in ieder geval bepalingen met betrekking tot:
○ de rechten en de verplichtingen van de vrijwilliger bij de uitvoering van activiteiten in of buiten de justitiële inrichtingen;
○ geheimhouding;
○ aansprakelijkheidsverzekering;
○ onkostenvergoedingen;
○ de instemming van de vrijwilliger met de verwerking van zijn persoonsgegevens door de minister(artikel 6.1, onderdeel f).
– De vrijwilligersorganisatie beschrijft in het jaarplan aan te geven hoe zij vorm en inhoud geeft aan deskundigheidsbevordering. Thema’s kunnen zijn: gesprekstechniek, herstelgericht werken, omgaan met licht verstandelijk beperkten, enzovoorts (artikel 6.1, onderdeel g).
– Iedere subsidieontvanger die minimaal 15 actieve vrijwilligers heeft, stelt een betaalde of onbetaalde coördinator aan die:
○ eindverantwoordelijk is voor een adequate begeleiding en ondersteuning van de vrijwilligers;
○ verantwoordelijk is voor het registreren van de ureninzet van de vrijwilliger per activiteit per inrichting dan wel plaats buiten de inrichting;
○ voor de leiding van de inrichting of instelling als aanspreekpunt fungeert;
○ blijkens een verklaring heeft ingestemd met de verwerking van zijn persoonsgegevens door de minister (artikel 6.1., onderdeel h).
– De subsidieontvanger heeft een uitgebreide mededelingsverplichting die in artikel 1.6, onderdeel i, is uitgewerkt.
– Het digitale aanvraagformulier waarmee de subsidie wordt aangevraagd dient volledig ingevuld en ondertekend te worden door het bevoegde gezag, en de aanvraag dient tijdig, op de juiste wijze en op het opgegeven adres digitaal te worden ingediend. Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (artikel 2.1).
– Een subsidieontvanger dient mee te werken aan een (steekproefsgewijze) controle om na te gaan of zij voldoen aan de in dit subsidiekader gestelde voorwaarden voor toekenning van subsidie (artikel 1.6, onderdeel j).
– Deze subsidieregeling heeft betrekking op activiteiten in het Europese gedeelte van het land Nederland uitvoeren. De landen Bonaire, St Eustachius en Saba als ook de landen Aruba, Curaçao en St Maarten vallen buiten de reikwijdte van dit kader (artikel 1:10).
De volgende kostensoorten komen in aanmerking voor subsidiëring (artikel 1.7):
– kosten voor het reizen van en naar de plek waar de vrijwilliger werkzaamheden verricht;
– kosten voor werving, deskundigheidsbevordering en binding (jaarlijkse attentie) van de vrijwilligers;
– administratiekosten;
– coördinatiekosten voor vrijwilligersorganisaties waaraan ten minste 15 vrijwilligers zijn verbonden;
– aantoonbare huisvestingskosten, voor zover deze voor het werk van de vrijwilligers noodzakelijkerwijs door de vrijwilligersorganisaties moeten worden gemaakt.
Deze kostensoorten zijn geen onderdeel van de berekening van de hoogte van de subsidie.
In dit subsidiekader wordt één verdeelsleutel gehanteerd. Subsidiëring vindt plaats op basis van het aantal vrijwilligers dat op 1 januari daadwerkelijk actief aan de vrijwilligersorganisatie is verbonden en dat de onder paragraaf 3 vermelde vrijwilligersactiviteiten verricht (artikel 3.2).
In totaal is er een budget van € 4.100.000 beschikbaar. Het gaat hier om een subsidieplafond in de zin van artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 1.4). De verdeling van de beschikbare subsidiegelden geschiedt volgende onderstaande formule:
het aantal door de aanvrager per 1 januari van elk subsidie jaar opgegeven actieve vrijwilligers |
|
__________________________________________________ |
X € 4.100.000 |
het totaal aantal door alle aanvragers per 1 januari van elk subsidiejaar opgegeven actieve vrijwilligers |
Met deze verdeelsleutel wordt voorkomen dat het totaalbedrag van de aanvragen de beschikbare budgettaire ruimte voor het vrijwilligerswerk overschrijdt. Indien na de verdeling op grond van het eerste lid de beschikbare subsidiegelden niet in het geheel zijn verdeeld, zal op basis van dezelfde formule het resterende bedrag worden verdeeld over de subsidieontvangers die in het aanvraagformulier hebben aangegeven hiervoor in aanmerking te willen komen. Wel moet worden bedacht dat hierdoor de subsidieontvanger meer subsidie kan ontvangen en dientengevolge meer verantwoordingsverplichtingen kan hebben.
Voor subsidieverleningen tussen de € 25.000 en € 125.000 én vanaf € 125.000 geldt een cofinancieringseis zoals hierboven in de in artikel 6.4 opgenomen tabel is aangegeven. De voorwaarde van cofinanciering betreft aantoonbare inkomsten van andere financiers dan de Dienst Justitiële Inrichtingen c.q. het Rijk. Deze vereiste is opgenomen om subsidieontvangers te stimuleren een maatschappelijke inbedding van hun activiteiten te verkrijgen en te borgen. Er geldt een in percentage oplopende verplichting aan cofinanciering gedurende de opeenvolgende subsidiejaren zodat subsidieontvangers aan deze verplichting kunnen wennen. Indien een subsidieontvanger in staat om meer cofinanciering te generen dan is voorgeschreven, heeft dit geen effect op de hoogte van het subsidiebedrag.
Het verkrijgen van cofinanciering is bij een subsidiebedrag onder de € 25.000 geen vereiste.
De subsidie wordt per kalenderjaar verstrekt (artikel 2.2, eerste lid). Voor 1 juli dient de subsidieaanvraag voor het daaropvolgend jaar digitaal te worden ingediend (artikel 2.2, tweede lid). Het betreft hier een fatale termijn. Aanvragen die na deze termijn worden ingediend, dan wel aanvragen die niet naar het goede (digitale) adres zijn gezonden en na het verstrijken van de fatale termijn alsnog worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.
Besluitvorming inzake subsidieverlening vindt plaats uiterlijk voor 1 juli (artikel 4.1).
Een organisatie die een subsidie ontvangt vanaf € 25.000 wordt in eerste instantie een voorschot van 90% van het verleende subsidiebedrag in een keer uitbetaald (artikel 4.2).
De subsidieontvanger dient uiterlijk op 1 juli een aanvraag voor subsidievaststelling met betrekking tot het vorige kalenderjaar in (artikel 5.1, eerste lid). Dit geldt niet voor subsidiebedragen van € 25.000 of minder. De vaststelling geschiedt dan gelijktijdig bij de verlening (artikel 5.2, tweede lid). Binnen 22 weken na 1 juli wordt de subsidie vastgesteld (artikel 5.1, derde lid).
Vanaf 1 januari 2010 gelden de Rijksbrede Aanwijzingen voor subsidieverstrekking. Deze aanwijzingen zijn van belang voor de subsidieverstrekking van de rijksoverheid, maar vooral ook voor de verantwoording door de organisaties. Op grond van deze aanwijzingen zijn, afhankelijk van de omvang van de toe te kennen subsidies, voor de toekenning en verantwoording de navolgende bepalingen van toepassing. In artikel 6.1, onderdeel i, is een uitgebreide meldingsverplichting opgenomen voor de subsidieontvanger ongeacht de hoogte van het verstrekte subsidiebedrag. Voor subsidieontvangers aan wie een subsidiebedrag vanaf € 25.000 is verleend geldt een specifieke verantwoordingverplichting, die hierboven in paragraaf 3.2 is toegelicht.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Het aantal actieve vrijwilligers kan worden gecontroleerd door controle van afgegeven Verklaringen Omtrent Gedrag (VOG) of Beschrijvingen Getoond Gedrag (BGG) en mede op de verklaring van de vrijwilligersorganisatie dat de opgegeven vrijwilligers daadwerkelijk ingezet worden.
Wanneer de vrijwilligersorganisatie een vrijwilliger die geen Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) kan overleggen – bijvoorbeeld een ervaringsdeskundige – wel geschikt acht voor vrijwilligerswerk bij de Sanctietoepassing kan ook worden volstaan met het overleggen van een Beschrijving Getoond Gedrag (BGG) die aan de vrijwilliger tijdens diens detentie is verstrekt door de vestigingsdirecteur. Die beschrijving kan de justitiabele gebruiken bij sollicitaties en bij de procedure voor het verkrijgen van een VOG. Deze verklaring zal ook voldoende zijn om de justitiabele toe te laten voor vrijwilligerswerk binnen een justitiële inrichting, mits in combinatie met een overeenkomst welke namens de directeur van de inrichting is ondertekend en waarin nadere afspraken zijn gemaakt over de wijze van begeleiding (nooit een op een contact) en bij welke activiteiten de vrijwilliger inzet pleegt. Een BGG kan worden afgegeven als een justitiabele zich binnen de detentie dusdanig gedragen heeft dat deze het grootste gedeelte van de detentie, in ieder geval meer dan de helft van de detentieperiode, heeft deelgenomen aan het plusprogramma, met succes in de arbeid gefunctioneerd heeft (bijvoorbeeld door meer verantwoordelijk of complex werk) én tijdens de detentieperiode een positieve werkervaring buiten de justitiële inrichting heeft opgedaan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-42760.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.