29 270 Reclasseringsbeleid

Nr. 92 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2014

Inleiding

Uw Kamer heeft bij de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het parlementaire jaar 2014–2015 op 21 november 2013 de volgende moties aangenomen:

  • 1) Motie van het lid Van der Staaij c.s. over extra budget voor vrijwilligerswerk bij sanctietoepassing (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 81)

  • 2) Motie van het lid Van der Staaij c.s. over 3 miljoen euro extra voor de inkoop van forensische zorg (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 82)

  • 3) Motie van het lid Van der Staaij c.s. over 2,5 miljoen euro voor begeleiding rond werken en wonen voor ex-gedetineerden (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 83)

Tijdens het Algemeen Overleg Masterplan DJI van 29 januari jl. heb ik u toegezegd de Kamer te informeren over de voortgang van deze drie moties.

Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.

Algemene stand van zaken Forensische zorg, vrijwilligers en Nazorg

Het gaat om drie op zich zelf staande moties die ieder om een aparte uitwerking vragen. Ik heb bij de uitwerking van de moties gekeken naar de gedachte die achter de moties zit, namelijk het bevorderen van de re-integratie van de (ex-)gedetineerde. Ik zie de moties als een belangrijke ondersteuning van het beleid rond re-integratie van (ex-)gedetineerden. Ik zal eerst kort ingaan op de huidige stand van zaken rond vrijwilligersbeleid, Forensische zorg en Nazorg. Per onderwerp zal ik de uitwerking van de moties toelichten.

1. Vrijwilligers

Vrijwilligersactiviteiten leveren een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van detentieschade en een succesvolle re-integratie van (ex-)gedetineerden. Om deze reden heeft mijn ministerie sinds 1984 door middel van subsidies geïnvesteerd in vrijwilligersorganisaties die zich inzetten voor (ex-)justitiabelen. Dit geschiedde via de subsidieverlening aan de reclassering, waarvan 1procent bestemd was voor deze zogenaamde niet-Justitiegebonden organisaties. Vanaf 2004 is het ministerie direct verantwoordelijk geworden voor de subsidiëring van het vrijwilligerswerk.

Sinds de verantwoordelijkheid voor de subsidiëring van vrijwilligers in 2004 is overgeheveld naar het ministerie, is het vrijwilligersbudget aanzienlijk gestegen. Van minder dan € 1.000.000 in 2004 tot circa € 1.600.000 in 2013. Er is dus de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in het vrijwilligerswerk.

Met de onderhavige motie wordt beoogd het budget voor de uitvoering van vrijwilligerswerk verder te verhogen, te weten met een bedrag van € 1.500.000. Van dit bedrag is € 750.000,– beschikbaar voor subsidie voor vrijwilligersorganisaties met cofinanciering. Ik hecht aan het idee van co-financiering, omdat dit aansluit op mijn visie dat er op dit terrein niet alleen een taak en verantwoordelijkheid is weggelegd voor de overheid, maar ook voor de samenleving zelf. Dit in de vorm van burgers die zich als vrijwilliger inzetten en van maatschappelijke partijen, zoals kerken, fondsen, loterijen en grote bedrijven en particulieren (middels de donatie van giften) die bereid zijn dit vrijwilligerswerk financieel te ondersteunen. Door in te zetten op voornoemde cofinanciering wordt bovendien bewerkstelligd dat initiatieven worden ondersteund die goed geworteld zijn in de samenleving en waarbij mensen zich betrokken voelen.

Het vele werk dat vrijwilligers onbezoldigd vervullen is van groot belang voor de sociale cohesie van onze maatschappij. Mede om deze reden ben ik van plan een speciale dag te organiseren waarop de bijdrage die vrijwilligers leveren aan de terugkeer van gedetineerden in de samenleving, centraal staat. Momenteel ben ik in overleg met maatschappelijke organisaties om te bezien op welke wijze deze dag met een bescheiden subsidie kan worden georganiseerd. Het concept van de «Yellow Ribbon Dag» is daarbij het uitgangspunt. Met de te organiseren «Yellow Ribbon Dag Nederland» wil ik deze vrijwilligers centraal zetten. Het doel is om duidelijk te maken dat vrijwilligers zowel binnen als buiten de muren actief zijn en daardoor een brug vormen tussen (ex-) justitiabelen en de samenleving en dat de re-integratie van gedetineerden daarmee is gediend.

Extra budget voor vrijwilligerswerk bij sanctietoepassing.

De tekst van de motie het verhogen van het budget voor vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing luidt als volgt:

«verzoekt de regering, het huidige budget voor vrijwilligerswerk structureel te verhogen met in totaal 1,5 miljoen euro, waarvan 750.000 euro beschikbaar is voor cofinanciering door particuliere fondsen of eigen inkomsten en dit in 2014 te dekken uit artikel 92 (nominaal en onvoorzien) en structureel uit de beleidsbudgetten van artikel 34 (sanctietoepassing)».

Zoals ik reeds heb aangegeven zijn vrijwilligers een belangrijke aanvulling op het werk van professionele krachten. Uitvoering van deze motie biedt de gelegenheid om de inzet van vrijwilligers bij de sanctietoepassing verder uit te breiden. DJI zal hiertoe zoveel mogelijk aansluiten bij de huidige werkwijze, zoals deze is opgenomen in het Subsidiekader Vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing. Dit betekent onder meer dat de activiteiten van de vrijwilligersorganisaties dienen te passen in de persoonsgerichte aanpak en gericht te zijn op het versterken van een humaan detentieklimaat en/of het terugdringen van recidive. Een voorbeeld hiervan is het zogeheten maatjesproject. Met het maatjesproject wordt beoogd te bezien op welke wijze (getrainde) vrijwilligers – of te wel maatjes – kunnen worden ingezet bij de ondersteuning van een (ex-)gedetineerde in het kader van nazorg.

Ondanks het feit dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het reeds bestaande subsidiekader, dienen wel enkele wijzigingen te worden doorgevoerd (bijvoorbeeld ten behoeve van het gedeelte van de subsidie welke beschikbaar is voor vrijwilligersorganisaties met cofinanciering) zodat ook na de verhoging van het budget helder is welke trajecten voor subsidie in aanmerking komen en wat de spelregels zijn voor subsidieverstrekking. Deze wijzigingen worden thans uitgewerkt. Het aangepaste subsidiekader zal op 1 juli 2014 in de Staatscourant worden gepubliceerd.

2. Forensische zorg

Over de forensische zorg heb ik, zoals uw Kamer bekend, op 3 april 2013 een meerjarenovereenkomst gesloten met de voorzitters van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en GGZ Nederland. De overeenkomst bevat een inhoudelijke agenda op basis waarvan, ondanks forse bezuinigingen, een stevige stap voorwaarts wordt gezet in de ontwikkeling van de forensische zorg in Nederland. Onderdeel hiervan is dat de individuele zorgbehoefte en beveiligingsnoodzaak van forensische patiënten centraal komen te staan en de doorstroom van forensische patiënten naar zorgplaatsen met een lagere beveiligingsniveau en/of behandelingsintensiteit wordt versneld. De additionele middelen die als gevolg van de motie vrijkomen zijn bedoeld voor de inkoop van plaatsen in instellingen voor beschermd wonen, en dragen daarmee bij aan deze doorstroom.

Drie miljoen euro extra voor de inkoop van forensische zorg

De tekst van de motie over 3 miljoen euro extra voor de inkoop van forensische zorg luidt als volgt:

«De Kamer verzoekt de regering structureel 3 miljoen euro extra te investeren in het budget van DJI voor de inkoop van forensische zorg, waaronder de DEMO-instellingen, ten behoeve van intensievere begeleiding en de inkoop van extra plaatsen en dit in 2014 te dekken uit artikel 92 (nominaal en onvoorzien) en structureel uit de beleidsbudgetten van artikel 34 (sanctietoepassing)»1.

In reactie op deze motie hebben de Minister van Veiligheid en Justitie en ik bij brief van 3 december jl. (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 93) reeds aangegeven dat het DJI-budget conform het dictum van de motie wordt verhoogd met € 3 miljoen structureel voor de inkoop van forensische zorg, zoals die onder meer door de DEMO-instellingen wordt geleverd. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de begroting van de Directie Forensische Zorg. Het bedrag voor 2014 is reeds aan de begroting toegevoegd.

3. Nazorg (ex-)gedetineerden

Op het terrein van nazorg spannen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en gemeenten zich in om gedetineerden zo goed mogelijk te laten terugkeren in de maatschappij. Een belangrijke uitwerking hiervan is het Samenwerkingsmodel Nazorg (ex-gedetineerden). Vanwege veranderingen binnen het gevangeniswezen zoals de invoering van Detentie, Beveiliging en Toezicht op maat (DBT), promoveren/ degraderen, het voornemen om elektronische detentie in te voeren maar ook de decentralisaties bij gemeenten is het noodzakelijk dat het Samenwerkingsmodel Nazorg wordt herzien. Het is mijn streven om dit jaar, samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Samenwerkingsmodel Nazorg te herzien. Voorgesteld zal worden dat het Samenwerkingsmodel ook een nieuwe naam krijgt: Samenwerkingsmodel Re-integratie. Om de ontwikkelingen binnen het gevangeniswezen ook goed bekend te maken bij gemeenten en maatschappelijke organisaties heb ik samen met de VNG en het Centrum voor Criminaliteitsbestrijding en Veiligheid (CCV) in april acht regionale bijeenkomsten georganiseerd. De uitkomsten van deze bijeenkomsten worden ook weer verwerkt in het nieuwe Samenwerkingsmodel.

Hieronder zal ik kort de uitwerking van de drie moties aan u toelichten.

2,5 miljoen euro voor begeleiding rond werken en wonen voor ex-gedetineerden.

Voor 2,5 miljoen euro voor begeleiding rond werk en wonen voor ex-gedetineerden is de volgende motie ingediend:

«De Kamer, overwegende dat trajecten voor begeleiding rond werken en wonen voor ex-gedetineerden noodzakelijk zijn voor een succesvolle re-integratie in de maatschappij en het beperken van recidive;

overwegende dat samenwerking tussen Rijk, gemeenten en maatschappelijke instellingen hierbij van groot belang is voor vrijwillige nazorg die naadloos aansluit op de justitiële titel;

verzoekt de regering structureel 2,5 miljoen euro ter beschikking te stellen voor trajecten voor begeleiding rond wonen en werken voor ex-gedetineerden alsmede voor vrijwillige nazorg in aansluiting op justitiële titel onder de voorwaarde dat aanvragende instellingen of gemeenten zorgen voor cofinanciering van 25% en dit in 2014 te dekken uit artikel 92 (nominaal en onvoorzien en structureel uit de beleidsbudgetten van artikel 34 (sanctietoepassing)2»

In de afgelopen jaren is tussen DJI en de gemeenten al veel op het gebied van re-integratie en nazorg in gang is gezet. Deze motie zie ik dan ook als een stimulans voor het gevoerde beleid. Voor uitvoering van deze motie wordt door DJI, samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties een financieel kader, uitgewerkt waarin wordt beschreven welke trajecten voor een bijdrage in aanmerking komen en wat de spelregels hiervoor zijn. Dit kader zal uiterlijk op 1 juli 2014 bekend worden gemaakt.

Doelstelling van het bovengenoemde kader is om trajecten op het terrein van wonen en werken voor ex-gedetineerden te stimuleren. Daarbij geldt een integrale aanpak op de vijf leefgebieden: werk & inkomen, zorg, identiteitsbewijs, schuldhulpverlening en huisvesting. Met dit kader wil ik namelijk een integrale aanpak bevorderen dat als uiteindelijk doel heeft een duurzame oplossing voor de ex-gedetineerde te bewerkstelligen op het terrein van wonen en werken. Dit betekent dat trajecten niet uitsluitend betrekking hoeven te hebben op het terrein van wonen en werken. Trajecten kunnen hun pijlen ook richten op andere leefgebieden, bijvoorbeeld schuldhulpverlening of trajecten waardoor het sociale netwerk van de ex-gedetineerde wordt versterkt, waardoor de kans van de ex-gedetineerde op een duurzame oplossing op het gebied van wonen en werken wordt vergroot.

Het kader zal aansluiten bij het gemeentelijk beleid op het terrein van nazorg voor ex-gedetineerden. Gelet op dit gemeentelijke beleid, de gemeentelijke (beleids)autonomie en het integrale karakter is ervoor gekozen de gemeente een grote rol toe te kennen bij het bepalen van de trajecten.

Over de uitvoering van deze motie heeft een expertsessie plaatsgevonden op 17 maart 2014. Doel van deze expertsessie was om gemeenten en maatschappelijke instellingen te betrekken bij het opstellen van de uitgangspunten van dit kader.

Ik heb er alle vertrouwen in dat op deze wijze de extra middelen die met deze moties ter beschikking zijn gekomen voor de sanctietoepassing op een verantwoorde wijze en in goed overleg met alle partijen zullen worden besteed.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamerstuk 33 750 VI, nr. 82.

X Noot
2

Kamerstuk 33 750 VI, nr. 81.

Naar boven