Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 28 september 2021, nr. WJZ/ 21184772, houdende wijziging van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2021 en de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie in verband met enkele correcties

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en de artikelen 2, vijfde en zevende lid, 3, eerste lid, onderdeel c, tweede lid, onderdeel c, derde lid, onderdeel c, vierde en zesde lid, 8, 10, eerste en derde lid, 15, derde en vierde lid, 25, 27, eerste en derde lid, 42, 43a, eerste en derde lid, 47, eerste lid, onderdeel c, en vijfde lid, 48, derde en vierde lid, 55c, 55e, eerste en derde lid, 55i, eerste lid, onderdeel c, en vierde lid, 56, tweede lid, 59, tweede en derde lid, 61, eerste en derde lid, en 62, vierde lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2021 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de omschrijving van de begripsomschrijving van ‘NTA 8003:2017’ ‘het Nederlands Normalisatie-instituut’ vervangen door ‘de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut’.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘; of voor de koolstofdioxide’ vervangen door ‘of’.

2. In het tweede lid, aanhef, vervalt de komma na ‘een subsidie als bedoeld in het eerste lid’.

C

Artikel 4 komt als volgt te luiden:

Artikel 4

  • 1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag, indien:

    • a. geen toestemming van de eigenaar van de beoogde locatie en geen gedoogplichtbeschikking op grond van artikel 2, vijfde lid, of 3, tweede lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht voor de beoogde locatie kan worden overgelegd voor het plaatsen van de productie-installatie op de beoogde locatie;

    • b. de subsidieaanvrager voor de investering in de productie-installatie beschikt over een verklaring van de minister dat sprake is van energie-investeringen op grond van artikel 3.42, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001; of

    • c. voor dezelfde productie-installatie reeds subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking.

  • 2. Bij het overleggen van de toestemming van de eigenaar, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gebruik gemaakt van het middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘een uitvoeringsovereenkomst is tot stand is gekomen’ vervangen door ‘is een uitvoeringsovereenkomst tot stand gekomen’.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien sprake is van een combinatie van twee subsidies als bedoeld in de artikelen 83, tweede of derde lid, en 85, tweede of derde lid, waardoor in totaal meer dan € 400.000.000,– aan subsidie wordt verleend.

E

In artikel 6 wordt onder vernummering van het derde tot vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Als te renoveren productie-installaties waarvoor subsidie kan worden verstrekt als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c, van het besluit worden aangewezen:

    • a. productie-installaties waarmee hernieuwbaar gas door biomassa wordt geproduceerd als bedoeld in artikel 27; en

    • b. productie-installaties waarmee hernieuwbare warmte of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte uit biomassa wordt geproduceerd als bedoeld in artikel 39.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt in de eerste zin ‘de’ en wordt in de derde zin een komma ingevoegd na ‘artikel 15, vierde lid’.

2. In het vierde lid wordt ‘55 en’ vervangen door ‘55,’ en wordt een komma ingevoegd na ‘59, eerste lid’.

G

In artikel 10 wordt in onderdeel a een komma ingevoegd na ‘artikel 19, eerste lid’.

H

In artikel 11, aanhef, vervalt de komma na ‘stromend water’.

I

Artikel 23, eerste lid, onderdelen e en f, komen te luiden:

  • e. met een totaal nominaal vermogen groter dan of gelijk aan 1 MWp, waarbij de zonnepanelen op water drijven;

  • f. met een totaal nominaal vermogen groter dan of gelijk aan 1 MWp, waarbij de zonnepanelen, niet met een gebouw verbonden, op land staan, en automatisch met de stand van de zon meebewegen door middel van een zonvolgsysteem; of

J

In de artikelen 27, aanhef, en 39, aanhef, wordt na ‘productie-installatie’ telkens ingevoegd ‘die ingrijpend wordt gerenoveerd en’.

K

In de artikelen 36, derde lid, 38, derde lid, 40, derde lid, 42, derde lid, 44, derde lid, 46, derde lid, 48, derde lid, 50, derde lid, 52, vierde lid, 54, vierde lid, 56, derde lid, 58, derde lid, 60, derde lid, en 62, derde lid, vervalt telkens de komma na ‘hernieuwbare warmte’.

L

In de artikelen 38, tweede lid, en 66, tweede lid, vervalt telkens de komma na ‘productie-installatie’.

M

In artikel 45, derde lid, wordt ‘met een groter dan’ vervangen door ‘met een vermogen groter dan’ en wordt na ‘selectieve niet-katalytische reductie’ ‘uit’ ingevoegd.

N

In de artikelen 46, zesde lid, 48, zesde lid, 50, zesde lid, en 58, vijfde lid, wordt ‘als bedoeld in de NTA 8003:2017 nummers 100 tot en met 199 van de NTA 8003: 2017’ telkens vervangen door ‘als bedoeld in de nummers 100 tot en met 199 van de NTA 8003:2017’.

O

In de artikelen 51, eerste lid, onderdeel c, 53, eerste lid, onderdeel c, en 55, onderdeel c, wordt telkens ‘de’ ingevoegd voor ‘onderdelen a en b’.

P

In artikel 62, tweede lid, vervalt ‘, bedoeld in artikel 54,’.

Q

Aan de artikelen 64, 66, 68, 70, 72, 74, 76 en 78 wordt telkens een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de opgewekte koolstofdioxide-arme warmte die voor subsidie in aanmerking komt, wordt aangewend als nuttig aangewende koolstofdioxide-arme warmte.

R

In artikel 71, tweede lid, wordt ‘3.0’ vervangen door ‘3,0’.

S

In artikel 77, eerste lid, aanhef, vervalt ‘waar deze warmte nuttig wordt aangewend en’.

T

Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘, of’ vervangen door ‘; of’.

2. In het tweede lid wordt ‘grondstoffen bedoeld’ vervangen door ‘grondstoffen als bedoeld’.

3. In het derde lid wordt ‘onderdeel’ vervangen door ‘onderdelen’ en wordt ‘vaste grondstoffen bedoeld’ vervangen door ‘vaste grondstoffen als bedoeld’.

U

Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘door een vergunninghouder’ vervangen door ‘door een houder van een vergunning voor het exploiteren van een broeikasgasinstallatie’.

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘buisleiding’ ingevoegd ‘, waarbij de producent valt onder het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer’.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na ‘transport van koolstofdioxide’ ingevoegd ‘en waarbij de producent valt onder het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer’.

4. In het eerste lid, onderdeel e, wordt aan het slot van dat onderdeel de punt vervangen door een puntkomma.

5. In het eerste lid, onderdeel m, vervalt na de puntkomma ‘of’.

6. Aan het eerste lid worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • o. het aantal subsidiabele vollasturen ten hoogste 4.000 vollasturen per jaar bedraagt, de afvang van koolstofdioxide gebeurt in een op het moment van indienen van de aanvraag bestaand productieproces, gebruik wordt gemaakt van gasvormig transport van koolstofdioxide door een buisleiding, waarbij de producent niet valt onder het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer en ten minste de compressor nieuw is; of

  • p. het aantal subsidiabele vollasturen ten hoogste 4.000 vollasturen per jaar bedraagt, de afvang van koolstofdioxide gebeurt in een op het moment van indienen van de aanvraag bestaand productieproces, gebruik wordt gemaakt van vloeibaar transport van koolstofdioxide, waarbij de producent niet valt onder het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer.

7. In het tweede lid wordt na ‘Een productie-installatie als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a’ ingevoegd ‘of o’.

8. In het derde lid wordt na ‘Een productie-installatie als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c’ ingevoegd ‘of p’.

V

Artikel 85 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘artikel 83, aanhef en onderdeel a’ ingevoegd ‘of o’.

2. In het derde lid wordt na ‘artikel 83, aanhef en onderdeel c’ ingevoegd ‘of p’.

W

Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel bij het eerste lid wordt in de derde regel van de tweede kolom een komma ingevoegd achter ‘8 november 2021’ en wordt in de vierde regel van de tweede kolom ‘8 november 2021 17:00 uur tot 11 november 2021 17:00 uur’ vervangen door ‘Van 8 november 2021, 17:00 uur tot 11 november 2021, 17.00 uur’.

2. In het tweede lid wordt een komma ingevoegd na ‘artikel 27, eerste lid’.

3. In de tabel bij het tweede lid worden in de numerieke volgorde van de kolom met aanduiding ‘Artikel regeling’ twee rijen ingevoegd, luidende:

Artikel 83, eerste lid, onderdeel o

CCS – Bestaande CO2-afvang bij bestaande installaties, gedeeltelijke opslag, gasvormig transport, niet-ETS-bedrijf

58,3800

77,8400

98,2454

98,2454

Artikel 83, eerste lid, onderdeel p

CCS – Bestaande CO2-afvang bij bestaande installaties, gedeeltelijke opslag, vloeibaar transport, niet-ETS-bedrijf

57,9005

71,6077

71,6077

71,6077

4. In het derde lid wordt een komma ingevoegd na ‘73’.

5. In het vierde lid wordt ‘lid,dat’ vervangen door ‘lid, dat’.

X

In de tabel bij artikel 88, tweede lid, worden in de numerieke volgorde van de kolom met aanduiding ‘Artikel regeling’ twee rijen ingevoegd, luidende:

Artikel 83, eerste lid, onderdeel o

CCS – Bestaande CO2-afvang bij bestaande installaties, gedeeltelijke opslag, gasvormig transport, niet-ETS-bedrijf

0,0000

973,0000

Artikel 83, eerste lid, onderdeel p

CCS – Bestaande CO2-afvang bij bestaande installaties, gedeeltelijke opslag, vloeibaar transport, niet-ETS-bedrijf

0,0000

965,0080

Y

In de artikelen 91, onderdeel d, en 92, onderdeel d, wordt in de subonderdelen 1°, 2° en 3° telkens na ‘besluit’ een komma ingevoegd.

Z

In de tabel bij artikel 92, eerste lid, worden in de numerieke volgorde van de kolom met aanduiding ‘Artikel regeling’ twee rijen ingevoegd, luidende:

Artikel 83, eerste lid, onderdeel o

CCS – Bestaande CO2-afvang bij bestaande installaties, gedeeltelijke opslag, gasvormig transport, niet ETS-bedrijf

98,2454

4000

0,0000

0,0000

0,0000

0,0000

Artikel 83, eerste lid, onderdeel p

CCS – Bestaande CO2-afvang bij bestaande installaties, gedeeltelijke opslag, vloeibaar transport, niet ETS-bedrijf

71,6077

4000

0,0000

0,0000

0,0000

0,0000

AA

Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Uitvoeringsovereenkomst tot zekerheid van het aanvangen van de afvang en opslag van koolstofdioxide, de afvang en het gebruik van koolstofdioxide en van activiteiten ter zake waarvan meer dan € 400 miljoen subsidie is verleend op basis van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2021

2. De overweging onder a komt te luiden:

  • a. de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft blijkens een beschikking met kenmerk....., hierna te noemen Beschikking, waarvan een kopie als Bijlage A bij deze overeenkomst is gevoegd aan de Ondernemer een subsidie verleend voor de afvang en opslag van koolstofdioxide / voor de afvang en gebruik van koolstofdioxide / van meer dan € 400 miljoen op grond van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie.

ARTIKEL II

De Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 12, vierde lid, komt te luiden:

  • 4 Onder renovatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, onderdeel c, van het besluit wordt verstaan het in nieuwstaat brengen van die voorzieningen van een productie-installatie die zorg dragen voor broeikasgasreductie of voor de omzetting van hernieuwbare energiebronnen in elektriciteit, gas of warmte.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 september 2021

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie, D. Yeşilgöz-Zegerius

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze regeling wijzigt de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie en klimaattransitie 2021 (Stct. 2021, 35131) (hierna: de aanwijzingsregeling) en de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (hierna: de uitvoeringsregeling). Naast wetstechnische wijzigingen worden enkele verduidelijkingen en inhoudelijke wijzigingen aangebracht, die hierna worden toegelicht.

Met artikel I, onderdeel C, is verduidelijkt dat de toestemming van de eigenaar voor de beoogde locatie voor het plaatsen van de productie-installatie, of, als dat niet mogelijk, is een gedoogplichtbeschikking voor de beoogde locatie moet worden overgelegd. Per abuis was eerder in de aanwijzingsregeling opgenomen dat zowel de toestemming als een gedoogplichtbeschikking nodig was.

Met artikel I, onderdeel D, subonderdeel 2, wordt een nieuw vijfde lid aan artikel 5 van de aanwijzingsregeling toegevoegd. Daarin wordt bepaald dat bij de gecombineerde aanvragen voor de categorieën productie-installaties voor de afvang en de permanente opslag van koolstofdioxide en de afvang en het gebruik van koolstofdioxide (zoals toegestaan op grond van de artikelen 83, tweede of derde lid, en 85, tweede of derde lid, van de aanwijzingsregeling) de opschortende voorwaarden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van die regeling van toepassing zijn. Dit geldt alleen als meer dan € 400.000.000 aan subsidie wordt verleend. Opgemerkt wordt dat op grond van artikel 5, eerste lid, voor de daarin genoemde categorieën productie-installaties voor de afvang en de permanente opslag van koolstofdioxide en de afvang en het gebruik van koolstofdioxide, de subsidie sowieso al onder de opschortende voorwaarden genoemd in dat artikellid wordt verleend, ongeacht het bedrag aan subsidie. In artikel I, onderdeel AA, is bijlage 1 van de aanwijzingsregeling in lijn hiermee aangepast.

De categorieën voor verlengde levensduur van vergisting zijn bedoeld om bestaande vergisters de mogelijkheid te geven om na afloop van hun subsidieperiode nog eens twaalf jaar hernieuwbare energie te produceren. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is het daarvoor nodig om aanpassingen te doen aan deze vergisters, aangezien bepaalde componenten versleten zijn. PBL heeft in het advies over de hoogte van het basisbedrag naast operationele kosten ook kapitaalkosten meegenomen. Het is daarom ook passend om in de categorieomschrijving op te nemen dat de installatie ingrijpend gerenoveerd wordt, zodat de installatie de volledige subsidietermijn van twaalf jaar kan blijven produceren. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland zal dit ook toetsen bij de beoordeling van de vragen. De artikelen I, onderdelen E en J, en II (dat strekt tot aanpassing van artikel 12 van de uitvoeringsregeling) hebben hierop betrekking.

In artikel I, onderdeel I, worden twee categorieën voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van fotovoltaïsche zonnepanelen omgewisseld. Het gaat daarbij om zon-pv op water en zonvolgende zon-pv-systemen. Hiermee wordt geborgd dat de volgorde in artikel 23 van de aanwijzingsregeling correct aansluit op de parameters in paragraaf 4 en 5 van de aanwijzingsregeling.

Voor projecten waarbij hernieuwbare of koolstofdioxide-arme warmte wordt geproduceerd is het van belang dat deze warmte nuttig wordt aangewend. Voor hernieuwbare warmte was dit reeds expliciet opgenomen. Door de toevoeging in artikel I, onderdeel Q wordt verduidelijkt dat ditzelfde ook geldt voor koolstofdioxide-arme warmte. Hierbij geldt dat sommige categorieën al aanvullende vereisten aan de aanwending van de koolstofdioxide-arme warmte kenden (bijvoorbeeld toepassing voor verwarming in de gebouwde omgeving). Voor de categorie restwarmte geldt dat de nuttige aanwending van warmte reeds op een andere plek was opgenomen. Nu vanuit het oogpunt de nieuwe bepaling geldt voor alle categorieën koolstofdioxide-arme warmte, is het niet langer nodig om dit ook nog in artikel 77, eerste lid, van de aanwijzingsregeling op te nemen. De aanpassing van artikel 77 eerste lid, is geregeld in artikel I, onderdeel S.

In artikel I, onderdelen U tot en met X en Z (die de artikelen 83, 85, 87, 88 en 92 van de aanwijzingsregeling betreffen), worden twee aanvullende categorieën voor de afvang en de permanente opslag van koolstofdioxide toegevoegd. Het gaat daarbij om de splitsing van de categorieën die reeds in artikel 83, eerste lid, onderdelen a en c, van de aanwijzingsregeling waren opgenomen. Het uitgangspunt bij de oorspronkelijke categorieën was dat de producent zou vallen onder het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten. Dat is echter niet altijd het geval. Producenten die niet vallen onder het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten kunnen nu subsidie aanvragen op basis van het nieuwe artikel 83, eerste lid, onderdeel o of p, van de aanwijzingsregeling.

2. Regeldruk

Het effect van deze wijzigingsregeling op de regeldruk is naar verwachting nihil. De wijzigingsregeling bevat geen informatieverplichtingen voor bedrijven en veroorzaakt geen administratieve lasten. ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

3. Technische voorschriften

Deze wijzigingsregeling is gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan artikel 5, eerste lid, van richtlijn 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241). Het gaat hier om technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen. Hiervoor geldt op grond van artikel 7, vierde lid, van de richtlijn 2015/1535 geen standstill-termijn.

4. Inwerkingtreding

Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatcourant. Hierdoor wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, bedoeld in aanwijzing 4.17, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Ook wordt afgeweken van de regel, opgenomen in aanwijzing 4.17, vierde lid, dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen.

Deze afwijkingen worden gerechtvaardigd doordat de doelgroep van deze regeling gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding, waarvoor afwijking volgens aanwijzing 4.17 wegens de eerste uitzonderingsgrond van het vijfde lid in dit geval is toegestaan. Ook is de afwijking noodzakelijk voor de wijziging van de aanwijzingsregeling, omdat laatstgenoemde regeling met ingang van 1 oktober 2021 in werking treedt.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie, D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven