Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 21 september 2021, nr. IENW/BSK-2021/253702, houdende wijziging van de regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 2 november 2020, nr. IENW/BSK-2020/211934, houdende een tijdelijke vrijstelling ten behoeve van het vervoer van ziekenhuisafval onder UN-nummer 3291, afkomstig van de verzorging van patiënten die zijn besmet met COVID-19 en afkomstig van testlocaties in het kader van de opsporing van COVID-19 besmettingen (Stcrt. 2020, 57691), in verband met de verlenging van de werkingsduur

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 9 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

BESLUIT:

ARTIKEL I

In artikel 4, tweede lid, van de regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 2 november 2020, nr. IENW/BSK-2020/211934, houdende een tijdelijke vrijstelling ten behoeve van het vervoer van ziekenhuisafval onder UN-nummer 3291, afkomstig van de verzorging van patiënten die zijn besmet met COVID-19 en afkomstig van testlocaties in het kader van de opsporing van COVID-19 besmettingen (Stcrt. 2020, 57691), wordt ‘1 oktober 2021’ vervangen door ‘1 april 2022’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg

TOELICHTING

Met de onderhavige regeling wordt de werkingsduur van de tijdelijke vrijstelling ten behoeve van het vervoer van ziekenhuisafval onder UN-nummer 3291, afkomstig van de verzorging van patiënten die zijn besmet met COVID-19 en afkomstig van testlocaties in het kader van de opsporing van COVID-19 besmettingen (Stcrt. 2020, 57691) (hierna: de tijdelijke vrijstelling) verlengd van 1 oktober 2021 tot 1 april 2022.

Met de tijdelijke vrijstellingsregeling op basis van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, wordt het mogelijk gemaakt om onder voorwaarden en in afwijking van de specifieke voorschriften die in het ADR gelden voor het vervoer van dit ziekenhuisafval, het ‘droog’ COVID-19 afval te verpakken en te vervoeren in kunststof zakken. De reden van de tijdelijke vrijstelling is gelegen in het feit dat de capaciteit van de gespecialiseerde afvalverwerker van dit ziekenhuisafval ontoereikend is om de door het ADR voorgeschreven verpakkingen van dit afval, in dit geval de zogenaamde klemdekselvaten, te verwerken. De afvalbranche heeft aangegeven dat dit tekort aan capaciteit bij de afvalverwerkers zich nog steeds voordoet. Ook is de verwachting dat door de toename van het aantal testen bij testlocaties, als gevolg van de recente besluitvorming over de corona-aanpak, de komende maanden deze capaciteitsproblemen niet zijn opgelost.

De tijdelijke vrijstelling heeft gedurende de werkingsduur ervan haar praktisch nut en noodzaak aangetoond en heeft niet geleid tot onaanvaardbare risico’s bij de veiligheid van het vervoer. De voorwaarden die aan de tijdelijke vrijstelling verbonden zijn, borgen voldoende de veiligheid in de gehele vervoersketen van dit afval en kunnen in de praktijk ook voldoende worden nageleefd. Derhalve wordt de geldigheidsduur met zes maanden verlengd.

Gedurende de geldigheidsduur van deze regeling zal de Inspectie Leefomgeving en Transport wederom toezien op de naleving van deze regeling en bij geconstateerde overtredingen handhavend optreden.

Gelet op de noodzaak van een spoedige inwerkingtreding is de onderhavige regeling niet twee maanden voor de inwerkingtreding gepubliceerd in de Staatscourant. Daarnaast treedt de regeling niet in werking op een vast verandermoment. Omdat de doelgroep van de regeling baat heeft bij een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de regeling, is met gebruikmaking van de uitzonderingsmogelijkheid die Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving daarvoor biedt, afgeweken van het stelsel van vaste verandermomenten.

Er is afgezien van internetconsultatie omdat deze regeling geen noemenswaardige gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven en instellingen heeft en omdat deze consultatie niet in betekenende mate kan leiden tot aanpassing van het voorstel. Omdat deze regeling geen gevolgen heeft voor de regeldruk is zij ook niet ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR).

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg

Naar boven