Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dienst Justitiële Inrichtingen | Staatscourant 2021, 41130 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dienst Justitiële Inrichtingen | Staatscourant 2021, 41130 | beleidsregel |
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gelet op artikel 51c, tweede lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
Besluit:
De Wet justitiële en strafvorderlijke persoonsgegevens (Wjsg) is met ingang van 1 januari 2019 gewijzigd om uitvoering te geven aan de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging1 (hierna: de Richtlijn). Deze omvat de verwerking van de persoonsgegevens met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreft een bijzondere Unierechtelijke regeling die naast de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) staat.
De werkingssfeer van de gewijzigde Wjsg is als gevolg van de implementatie van de Richtlijn uitgebreid met de verwerking van ‘tenuitvoerleggingsgegevens’. Tenuitvoerleggingsgegevens zijn de persoonsgegevens of gegevens over een rechtspersoon inzake de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, die in een dossier of een ander gegevensbestand zijn of worden verwerkt.2 Dat betekent dat tenuitvoerleggingsgegevens de verwerking van gegevens van personen bij de uitvoering van vrijheidsbenemende of -beperkende straffen of maatregelen mede omvat. Anders dan tijdens de opsporing is tijdens de tenuitvoerlegging de aard van de beslissing bekend waarop de afdoening berust. De verwerking van persoonsgegevens ter uitvoering van de Wet forensische zorg (Wfz), de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) en de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) valt hieronder. Daarnaast biedt ook het Wetboek van Strafvordering sinds de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB) per 1 januari 2020, een grondslag voor de Minister van Justitie en Veiligheid (de Minister) om tenuitvoerleggingsgegevens te verwerken. Deze wet ziet op de verwerking van gegevens van personen ter uitvoering van strafrechtelijke beslissingen.3 Op bovengenoemde verwerkingen is de Wjsg van toepassing, in het bijzonder hetgeen in de titel over tenuitvoerleggingsgegevens is opgenomen.4
Op grond van artikel 51a Wjsg verwerkt de Minister tenuitvoerleggingsgegevens, indien dit noodzakelijk is voor een goede vervulling van een wettelijke taak of het nakomen van een andere wettelijke verplichting. De Minister kan de tenuitvoerleggingsgegevens die hij op grond van artikel 51a Wjsg verwerkt, verstrekken als deze verstrekking voor één van de in artikel 51c Wjsg genoemde doelen plaatsvindt en die verstrekking noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang. Tot die doelen behoren de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke beslissing; de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten; schuldhulpverlening of resocialisatie van betrokkene; het bestuurlijk handelen of het nemen van een bestuursrechtelijke beslissing; of het verlenen van hulp aan slachtoffers.’
Deze beleidsregel geeft duidelijkheid over de mogelijkheid tot het verstrekken van tenuitvoerleggingsgegevens op grond van artikel 51c, tweede lid, Wjsg. Op grond van dat artikel kunnen tenuitvoerleggingsgegevens over risico’s, incidenten en het gedrag van de gedetineerde of de forensische patiënt kunnen worden verstrekt, ook als de betrokkene daarvoor geen toestemming heeft gegeven. Dat zekerheid in de uitvoering over de verstrekking van gegevens noodzakelijk is blijkt onder andere uit de beleidsreactie5 op de onderzoeksrapporten over het detentieverloop van Michael P.6, waarin de belemmeringen in de gegevensuitwisseling aan de orde zijn gekomen.
Voorop staat dat degene die beslist over de detentie(fasering) en vrijheden van de gedetineerde of forensische patiënt moet beschikken over een integer en integraal persoonsbeeld om die beslissingen verantwoord en veilig te kunnen nemen. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld de vestigingsdirecteur PI of het hoofd van de instelling voor forensische zorg of de selectiefunctionaris (namens de Minister).
De uitvoeringspraktijk heeft aangegeven grote behoefte te hebben aan structurele verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens en aan duidelijkheid over wat men in dat opzicht van elkaar kan verwachten. Deze behoefte is begrijpelijk. Het is niet doenlijk om op ieder niveau en bij elke vervolgstap in de tenuitvoerlegging met elkaar in discussie te gaan over wat de kaders zijn waarbinnen wordt gewerkt. Dat brengt ook grote risico’s met zich mee, omdat dan de kans bestaat dat enerzijds gegevens worden verstrekt waar dat eigenlijk niet nodig is en anderzijds te weinig gegevens worden verstrekt waar dat met het oog op bijvoorbeeld maatschappelijke veiligheid onverantwoord is. Daar staat tegenover dat het heel goed mogelijk is situaties te schetsen waar het zwaarwegend algemeen belang in de uitvoeringspraktijk altijd gegevensverstrekking zal vergen. In die situaties moet informatiedeling plaatsvinden. Het niet kunnen verstrekken van deze gegevens is zeer risicovol omdat bijvoorbeeld de forensische instelling dan geen integer en integraal persoonsbeeld van de forensisch patiënt kan vormen. Alleen als deze uitvoerende partijen over voldoende informatie beschikken en over een integer en integraal persoonsbeeld van de forensische patiënt zijn zij in staat hun taak doeltreffend in te vullen.
De scope van deze beleidsregel ziet op de toepassing van artikel 51c Wjsg. De beleidsregel bevat een nadere uitwerking van de situaties waarin gebruik wordt gemaakt van artikel 51c Wjsg bij verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens. In het tweede hoofdstuk wordt nader ingegaan op de werking van artikel 51a Wjsg. Deze bepaling bevat een verwerkingsgrondslag voor tenuitvoerleggingsgegevens voor de Minister. Vervolgens wordt in dit hoofdstuk verder uitgewerkt in welke gevallen de verwerkingsverantwoordelijke – de Minister – gegevens kan verstrekken op grond van artikel 51c Wjsg. De beleidsregel heeft echter geen betrekking op de bevoegdheden van het College van procureurs-generaal. Dit kan zelfstandig blijven beslissen. Aan de hand van enkele praktijkvoorbeelden wordt in het derde hoofdstuk nadere invulling gegeven aan de toepassing van artikel 51c Wjsg in het geval van structurele verstrekkingen. Ook bevat de beleidsregel in het laatste hoofdstuk een stappenplan ten behoeve van informatieverstrekkingen in andere situaties dan die in hoofdstuk drie aan de orde zijn gekomen.
Volgens artikel 51b, eerste lid, Wjsg dient bij de verwerking van tenuitvoerleggingsgegevens rekening te worden met de in artikel 3 Wjsg opgenomen algemene vereisten. Het uitgangspunt van de de Wjsg is dat tenuitvoerleggingsgegevens slechts worden verwerkt voor zover dit noodzakelijk is voor de bij of krachtens de Wjsg geformuleerde doeleinden, en voor zover zij rechtmatig zijn verkregen en, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn. Zie artikel 3, eerste en tweede lid, Wjsg.
De Wjsg kent voor de verwerking van tenuitvoerleggingsgegevens door de Minister, één specifieke verwerkingsdoeleinde. Deze is terug te vinden in artikel 51a, eerste lid, Wjsg. Tenuitvoerleggingsgegevens worden verwerkt indien dit noodzakelijk is voor een goede vervulling van een wettelijke taak of het nakomen van een andere wettelijke verplichting. De wettelijke taken die de Minister heeft komen hieronder aan bod.
Daarnaast kunnen tenuitvoerleggingsgegevens op grond van artikel 3, zesde lid, Wjsg onder voorwaarden worden verwerkt voor een ander doel dan waarvoor de gegevens oorspronkelijk zijn verkregen. Voorafgaand aan de verstrekking van de tenuitvoerleggingsgegevens controleert de Minister c.q. de vestigingsdirecteur van de penitentiaire inrichting (vestigingsdirecteur PI), voor zover praktisch uitvoerbaar, de kwaliteit van justitiële gegevens voordat de gegevens worden verstrekt. Zie artikel 3, vijfde lid, Wjsg. Uiteraard vormt de kwaliteit van de betreffende gegevens reeds in het kader van de tenuitvoerlegging zelf onderwerp van voortdurende aandacht, aangezien op basis daarvan reeds talloze beslissingen over de justitiabele worden genomen. Daarbij valt te denken aan beslissingen omtrent het al dan niet plegen van gedragsinterventies, contacten met de buitenwereld of het hanteren van een bepaald beveiligingsniveau. De situaties die in deze beleidsregel zijn benoemd liggen bij uitstek in het verlengde van deze tenuitvoerleggingsbeslissingen die op basis van diezelfde gegevens worden genomen.
In artikel 51a Wjsg is een algemeen kader opgenomen waarin is neergelegd wie de verwerkingsverantwoordelijke is ten aanzien van tenuitvoerleggingsgegevens.7 Op grond van artikel 51a, eerste lid, Wjsg verwerkt de Minister tenuitvoerleggingsgegevens, indien dit noodzakelijk is voor een goede vervulling van een wettelijke taak of het nakomen van een andere wettelijke verplichting. De wettelijke taken en verplichtingen die de Minister dient te vervullen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende of -beperkende straffen of maatregelen, zijn vastgelegd o.a. in de Wfz, de Pbw, de Bvt, de Bjj en aanverwante regelgeving. Uit de Wfz en de beginselenwetten volgt wie het beheer van de inrichtingen voert, in de Wjsg is hierbij aangesloten met betrekking tot het beheer over de tenuitvoerleggingsgegevens.8
De vestigingsdirecteur PI, het hoofd van een instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden en de directeur van een justitiële jeugdinrichting (JJI) voeren op grond van artikel 51a, tweede lid, Wjsg het beheer over de tenuitvoerleggingsgegevens inzake vrijheidsbenemende straffen of maatregelen bij de uitvoering waarvan hij betrokken is. Het beheer over de tenuitvoerleggingsgegevens volgt het beheer over een inrichting of afdeling.9 De taak tot beheer is neergelegd in: artikel 3, derde lid, Pbw, artikel 3c, tweede lid, Bjj en artikel 3.1, vierde lid, Wfz. De directeuren, dan wel hoofden van de instellingen hebben ten aanzien van de gedetineerden een dossierplicht, hetgeen voortvloeit uit: artikel 56, eerste lid, Pbw jo. artikelen 35, 36 en 37 Penitentiaire maatregel, artikel 19, eerste lid, Bvt jo. artikelen 29 en 30 Regeling verpleging ter beschikking gestelden en artikel 60, tweede lid, Bjj jo. artikelen 66 en 67 Reglement justitiële jeugdinrichtingen.
Het tweede en derde lid van artikel 51c Wjsg hebben betrekking op de verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens door de verwerkingsverantwoordelijke, zijnde de Minister. Daarnaast kunnen tenuitvoerleggingsgegevens waaruit ook gegevens over gezondheid blijken worden verwerkt op grond van artikel 51b jo. artikel 39c Wjsg, indien dit onvermijdelijk is met het oog op de taak van de verwerkingsverantwoordelijke. Indien deze gegevens onderdeel zijn van de tenuitvoerleggingsgegevens die door de verwerkingsverantwoordelijke worden verwerkt, kunnen eveneens deze gezondheidsgegevens worden verstrekt.
Het tweede lid van artikel 51c luidt: ‘Voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang kan Onze Minister of het College van procureurs-generaal aan personen of instanties tenuitvoerleggingsgegevens verstrekken voor het doel van:
a. de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke beslissing;
b. de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten;
c. schuldhulpverlening of resocialisatie van betrokkene;
d. bestuurlijk handelen of het nemen van een bestuursrechtelijke beslissing, of
e. het verlenen van hulp aan slachtoffers.’
Het derde lid van artikel 51c luidt: ‘Onze Minister of het College van procureurs-generaal kan slechts gegevens aan personen of instanties als bedoeld in het tweede lid verstrekken, voor zover die gegevens voor die personen of instanties:
a. noodzakelijk zijn met het oog op een zwaarwegend algemeen belang of de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte, en
b. in zodanige vorm worden verstrekt dat herleiding tot andere personen dan betrokkene, redelijkerwijs wordt voorkomen.’
Naast de algemene vereisten die zien op de verwerking van tenuitvoerleggingsgegevens, volgen uit artikel 51c Wjsg enkele specifieke vereisten waaraan moet worden voldaan om persoonsgegevens te kunnen verstrekken. Om te kunnen voldoen aan de vereisten van artikel 51c Wjsg, dient sprake te zijn van een zwaarwegend algemeen belang. Het criterium een zwaarwegend algemeen belang is ontleend aan artikel 8, tweede lid, van het EVRM.
Het criterium van ‘zwaarwegend algemeen belang’
Aan het criterium van zwaarwegend algemeen belang wordt voldaan indien (cumulatief) een verwerking (i) een legitiem doel dient en (ii) noodzakelijk is in een democratische samenleving.
(i) Legitiem doel
De doeleinden zoals opgesomd in het tweede lid van artikel 51c Wjsg, vormen tezamen met het vereiste van noodzakelijk in een democratische samenleving, invullingen van het zwaarwegend algemeen belang. Van doelbinding is sprake wanneer er bij de verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens minstens aan één van de onderstaande vijf doelen is voldaan:
a. de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke beslissing;
b. de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten;
c. schuldhulpverlening of resocialisatie van betrokkene;
d. bestuurlijk handelen of het nemen van een bestuursrechtelijke beslissing, of
e. het verlenen van hulp aan slachtoffers.
(ii) Noodzakelijk in een democratische samenleving
In het geval de verstrekking kan plaatsvinden voor één van de bovengenoemde doelen, dan zal in relatie tot dit doel in die gevallen, dragend moeten worden gemotiveerd dat de verstrekking noodzakelijk is met het oog op het desbetreffende doel. De verstrekking kan alleen plaatsvinden indien zonder het verwerken van deze gegevens de betreffende wettelijke taak of plicht niet meer kan worden uitgevoerd respectievelijk vervuld.
Indien de gegevensverstrekking noodzakelijk wordt geacht, zal in samenhang met dat vereiste gekeken moeten worden over de verstrekking eveneens proportioneel is. Dit houdt in dat de inbreuk op het belang van de persoonlijke levenssfeer van degene op wie de gegevens betrekking hebben, niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verstrekking te dienen doel en het zwaarwegend algemeen belang. Om te kunnen beoordelen of een verstrekking aan het criterium voldoet, dient de verstrekking dragend te worden gemotiveerd. Deze motivering zal in het volgende hoofdstuk per situatie worden behandeld,.
Per situatie moet worden bepaald aan welke personen of instanties de tenuitvoerleggingsgegevens verstrekt kunnen worden. In deze beleidsregel is om die reden een kader opgenomen, waarbij invulling wordt gegeven aan de wettelijke voorwaarden van het zwaarwegend algemeen belang zodat duidelijk wordt op welke wijze artikel 51c Wjsg kan worden toegepast.
Deze beleidsregel bevat beleid om vorm te geven aan de inhoud van de bevoegdheid van artikel 51c Wjsg. In het geval de verstrekking plaatsvindt zoals beschreven in de onderstaande situaties, dan is in die situatie op voorhand duidelijk dat wordt voldaan aan de eisen die de Wjsg stelt aan de verstrekking. Dit houdt in dat de vragen van het stappenschema die in het vierde hoofdstuk aan bod komen, reeds zijn beantwoord en niet nogmaals doorlopen moeten worden. In deze gevallen is er sprake van een structurele verstrekking. De structurele verstrekkingen die in dit hoofdstuk aan bod komen, dienen opgenomen te worden in de werkprocessen van de verstrekkende instantie. Een werkinstructie wordt door DJI opgesteld.
1. Van de vestigingsdirecteur PI aan het college van B&W van de betreffende gemeente alwaar de betrokkene gaat verblijven (i.h.k.v. de resocialisatie).
2. Van DJI aan de burgemeester van de betreffende gemeente alwaar de betrokkene verblijft of gaat verblijven (i.h.k.v. de openbare orde).
1. Resocialisatie
Het is van groot belang dat de overdracht naar de gemeente van een gedetineerde die daarvoor in aanmerking komt, zorgvuldig en in samenwerking plaatsvindt. Wanneer het college van B&W over onvoldoende informatie beschikt met betrekking tot de betreffende gedetineerde, kan het college zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de aan hem toebedeelde rol in het kader van de resocialisatie van en de nazorg aan ex-gedetineerden niet nemen.10 Om de kans op een succesvolle re-integratie ex-gedetineerden te vergroten wordt gewerkt met vijf basisvoorwaarden die op orde moeten zijn. Het betreft het hebben van een identiteitsbewijs, van onderdak, van inkomen (of onderwijs), het aanpakken van schulden en continuïteit van zorg.
Vanaf 1 juli 2021 voorziet de Wet Straffen en Beschermen in een grondslag voor de verstrekking van gegevens over de hier bovengenoemde vijf basisvoorwaarden tussen de directeuren PI, reclassering en het college van B&W. Het gaat om artikel 18a Pbw. Dit voorgaande leidt ertoe dat de gegevensverwerking door de vestigingsdirecteur PI en de verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens door de vestigingsdirecteur PI aan de reclassering en aan het college wordt beheerst door de artikelen 51a tot en met 51d Wjsg.
2. Openbare orde
Niettemin zijn er ook bijzondere situaties waarbij de verstrekking niet altijd expliciet valt terug te leiden naar het resocialisatiedoel, maar waar (ook of andere) zwaarwegende algemene belangen mee zijn gediend, zoals het verminderen van criminaliteit en overlast waarmee de openbare orde in de gemeente wordt gediend. In dat kader dient de burgemeester uitvoering te kunnen geven aan haar taak ten aanzien van de handhaving van de openbare orde zoals neergelegd in artikel 172, tweede lid, Gemeentewet.
In dergelijke situaties kan verstrekking eveneens plaats vinden op grond van artikel 51c, tweede lid, Wjsg.
De BIJ-regeling11 voorziet reeds in een wettelijk verstrekkingsregime en zal voor een deel kunnen voorzien in de behoefte van informatieverstrekking van de burgemeester. Het gaat dan om informatie met betrekking tot: personalia, datum en wijze waarop de vrijheidsbeneming is aangevangen en beëindigd en datum van invrijheidstelling. Voor zover deze regeling niet volstaat en de gemeente meer informatie nodig heeft voor de uitvoering van het binnen de gemeente goedgekeurde beleid, kan in aanvulling hierop gebruik worden gemaakt van artikel 51c Wjsg.12
De burgemeester van een gemeente die een doelgroepbeleid hanteert, kan een verzoek doen aan DJI om persoonsgegevens verstrekt te krijgen van een specifieke (doel)groep gedetineerden in het kader van uitvoering van het gemeentelijke veiligheidsbeleid. Het gaat daarbij veelal om door de gemeente gedefinieerde criteria op basis waarvan de gemeente een specifiek doelgroepbeleid kan voeren, bijvoorbeeld de Amsterdamse ‘TOP 600’, gemeentelijke initiatieven terzake jeugdoverlast, huiselijk geweld, georganiseerde criminalteit en dergelijke.
Een dergelijk verzoek van de burgemeester om ten aanzien van desbetreffende doelgroep gegevens verstrekt te krijgen, zal aan de hand van specifieke omstandigheden van de situatie worden beoordeeld. Verstrekking van gegevens vindt steeds plaats indien de toets uitwijst dat het verzoek voldoet aan de in de aanvraag gestelde voorwaarden en aan de wettelijke eisen(behoudens art. 4:84 Awb.) Het dient daarbij te gaan om een beperkte groep gedetineerden uit de DJI-populatie die terug gaan keren in de betreffende gemeente. In dat kader kunnen de volgende gegevens worden verstrekt: het SKN, de detentietermijnen (begin- en einddatum), de inrichting (naam), de bestemming (waarop de gedetineerde in de inrichting geplaatst is), de titel (voor de strafrechtelijke vrijheidsbeneming), de geslachtsnaam en de geboortedatum.
Alvorens DJI, dan wel de vestigingsdirecteur van de PI, overgaat tot verstrekking van bovengenoemde gegevens wordt gecontroleerd of is voldaan aan de algemene vereisten voor de verwerking van tenuitvoerleggingsgegevens ex artikel 51b, eerste lid, Wjsg jo. arikel. 3 Wjsg. Voor de verdere verwerking door de directeur kunnen dergelijke persoonsgegevens, mits deze gegevens geverifieerd en correct zijn, als tenuitvoerleggingsgegevens worden aangemerkt. De directeur controleert daartoe de kwaliteit van de gegevens voordat deze worden verstrekt (artikel 3, vijfde lid, Wjsg).
De verstrekking van de gegevens kan plaatsvinden op grond van artikel 51c, tweede lid, Wjsg resocialisatie van betrokkene (c-grond) en het bestuurlijk handelen of het nemen van een bestuursrechtelijke beslissing (d-grond).
Er is voldaan aan het vereiste van een legititem doel en noodzakelijk in een democratische samenleving. De doelgroep is limitatief omschreven en de verwerking ziet op om een minimale set van persoonsgegevens, waarbij in de keten is geïnventariseerd wat nodig is om het zwaarwegend algemeen belang dat met de verstrekking wordt behartigd, adequaat te kunnen waarborgen. Gemeenten hebben aangegeven deze set van gegevens nodig te hebben om hun taken ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de resocialisatie van gedetineerden uit te kunnen voeren. De verwerking dient daarmee het zwaarwegend algemeen belang ten aanzien van een adequate uitvoering van het gemeentelijk veiligheidsbeleid en dan wel het beleid op het gebied van zorg en welzijn. De kans op terugval in criminaliteit neemt af, criminaliteit wordt voorkomen of beperkt en slachtoffers kunnen beter worden beschermd.
Van de vestigingsdirecteur PI13 aan openbaar ministerie en het college van B&W, die een adviserende taak hebben.14
Op grond van de Pbw15 en aanverwante regelgeving kan de vestigingsdirecteur met het oog op het nemen van beslissingen ter zake verlof of PP advies vragen aan personen en instanties. Zo bevat de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting in artikel 3 een bepaling waarin deze mogelijkheid ten aanzien van verschillende instanties is verwoord. Voor het PP kan verwezen worden naar artikel 7 Penitentiaire maatregel op grond waarvan de reclassering en het OM de vestigingsdirecteur kunnen adviseren. Daarnaast heeft ook het college van B&W op grond van artikel 44e Pm een wettelijke taak in het kader van de extramurale fase in welk verband er informatie verstrekt moet kunnen worden om het college in staat te stellen om te beoordelen of bijzondere voorwaarden moeten worden gesteld. Deze adviezen van het openbaar ministerie en het college van B&W heeft de directeur nodig om het verlof of het PP verantwoord vorm te geven. Verlof en PP vinden immers niet in de inrichting maar in de samenleving plaats. Willen adviserende instanties op hun beurt een goed advies geven, dan dienen zij ook te weten wat er met een gedetineerde die in de samenleving terugkeert aan de hand is. Daarvoor is het noodzakelijk dat zij juist ook over die informatie kunnen beschikken waaruit het al dan niet bestaan van bepaalde risico’s voor de maatschappelijke veiligheid blijkt.
Gegevens uit het penitentiair dossier, zijnde tenuitvoerleggingsgegevens. Uit het penitentiair dossier van een gedetineerde is de informatie nodig die kan bijdragen om recidive- en gevaarsrisico’s en onttrekking aan de voorwaarden te kunnen inschatten en een verantwoord advies te kunnen geven. Het betreft bijvoorbeeld informatie over de verleende zorg binnen detentie en het verloop van eventuele eerdere verloven. Indien het penitentiair dossier eveneens gezondheidsgegevens bevat, zoals gegevens uit de delictanalyse en risicotaxatie, kunnen deze gegevens eveneens worden verstrekt.
De gegevens die in ieder geval verstrekt worden zijn:
– Naam gedetineerde, geboortedatum, naam PI, detentienummer, cel en leefafdeling
– BSN/ SKN nummer
– Actuele insluittitel
– (fictieve) einddatum
– Verblijfsstatus
In uitzonderingsgevallen of op verzoek van de adviserende instantie, kunnen de volgende gegevens worden verstrekt:
– Samenvatting gedragsrapportage per penitentiaire inrichting en ontwikkeling in gedrag
– Risicoprofiel, waaronder in ieder geval risico op geweld inclusief motivering vanuit risicoscreener / risicotaxatie
– In detentie gestarte behandelingen / interventies / opleidingen / arbeidstoeleidingstrajecten
– Genoten vrijheden, plaatsing in BBA & PP en verloop daarvan
– Disciplinaire straffen (kort, puntsgewijs)
– (Beheers-)maatregelen
– D&R-plan (incl. eventueel gevolgde re-integratietrainingen en opleidingen)
Lichamelijke en geestelijke gesteldheid (incl. verslaving, LVB, etc.)
Alvorens de directeur overgaat tot verstrekking van bovengenoemde gegevens controleert hij of is voldaan aan de algemene vereisten voor de verwerking van tenuitvoerleggingsgegevens ex artikel 51b, eerste lid, Wjsg jo. artikel 3 Wjsg. Voor de verdere verwerking door de directeur kunnen dergelijke persoonsgegevens, mits deze gegevens geverifieerd en correct zijn, als tenuitvoerleggingsgegevens worden aangemerkt. De directeur controleert daartoe de kwaliteit van de gegevens voordat deze worden verstrekt (artikel 3, vijfde lid, Wjsg).
De verstrekking van de gegevens kan plaatsvinden op grond van artikel 51c, tweede lid, sub d, Wjsg. Ten behoeve van het bestuurlijk handelen of het nemen van een bestuursrechtelijke beslissing. Een beslissing omtrent verlof, dan wel PP om de inrichting te mogen verlaten betreft een bestuursrechtelijke beslissing van de directeur. Ook eventuele gegevens aangaande de gezondheid ex artikel 51b jo artikel 39c Wjsg kunnen worden verstrekt, indien deze onderdeel zijn van de te verstrekken tenuitvoerleggingsgegevens. De vestigingsdirecteur PI verwerkt deze gegevens voor een goede vervulling van de wettelijke taak of het nakomen van een andere wettelijke verplichting ex artikel 43, derde lid, Pbw.
Er is voldaan aan het vereiste van een legititem doel en noodzakelijk in een democratische samenleving. De vestigingsdirecteur heeft een algemene verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende of -beperkende straffen of maatregelen van gedetineerden. Om uitvoering te geven aan deze wettelijke taak dient de vestigingsdirecteur volledig geadviseerd te worden, zodat hij een weloverwogen beslissing omtrent verlof of PP kan nemen. Het college van B&W dat een extramurale taak heeft bij de uitvoering van PP, dient te beschikken over (tenuitvoerleggings-)gegevens, die zij nodig acht om een goed en volledig advies te kunnen geven t.a.v. de adviesaanvraag vanuit de PI. De adviserende instantie hebben aangegeven bovengenoemde set van gegevens nodig te hebben om hun adviserende taak te kunnen uitooefenen.
Bij advisering in het kader van de beslissing tot de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: VI) van een gedetineerde.
Indien een gedetineerde in een penitentiaire instelling is geplaatst en deze vanuit daar – of vanuit een instelling forensische zorg wanneer de gedetineerde op grond van art. 43, derde lid, Pbw is geplaatst – - in aanmerking komt voor VI dan moet de vestigingsdirecteur het OM in staat stellen zijn verantwoordelijkheid voor de VI waar te maken. Het OM moet dan ook kunnen beoordelen of en in hoeverre bijzondere voorwaarde moeten worden gesteld in het kader van de VI, bijvoorbeeld in hoeverre de behandeling in dat verband dient te worden voortgezet. Anders kan het OM niet beoordelen of en met welke bijzondere voorwaarden een VI verantwoord is met het oog op de maatschappelijke veiligheid. De gegevensdeling tijdens de VI is expliciet geregeld in artikel 2.6, zesde lid, Wfz. Niet expliciet is geregeld waarover het OM voorafgaand aan het VI-besluit dient te beschikken. Deze informatie is noodzakelijk om uitvoering te geven aan de wettelijke taak van het OM ter zake de VI, waardoor er deze situatie altijd sprake is van een zwab. Daar waar met name gedragskundige aspecten een rol spelen bij de te maken afwegingen dienaangaande, dient het OM ook over deze gegevens betreffende de gezondheid te kunnen beschikken.
Gegevens uit het penitentiair dossier, zijnde tenuitvoerleggingsgegevens. Indien het penitentiair dossier eveneens gezondheidsgegevens bevat (zoals bv. een delictanalyse en risicotaxatie) kunnen deze gegevens eveneens worden verstrekt.
De gegevens die in ieder geval verstrekt worden zijn:
– Naam gedetineerde, geboortedatum, naam PI, detentienummer, cel en leefafdeling
– BSN/ SKN nummer
– TBS-maatregel
– Verblijfsstatus
– VI-nummer
– Verwachte VI-datum
– Verwachte einddatum detentie (einde VI-periode)
– Datum VI-advies
– VI advies DJI/PI met onderbouwing op de volgende onderdelen:
• Samenvatting gedragsrapportage per penitentiaire inrichting en ontwikkeling in gedrag
• Risicoprofiel, waaronder in ieder geval risico op geweld inclusief motivering vanuit risicoscreener / risicotaxatie
• In detentie gestarte behandelingen / interventies / opleidingen / arbeidstoeleidingstrajecten
• Genoten vrijheden, plaatsing in BBA & PP en verloop daarvan
• Disciplinaire straffen (kort, puntsgewijs)
• (Beheers-)maatregelen
• D&R-plan (incl. eventueel gevolgde re-integratietrainingen en opleidingen)
• Lichamelijke en geestelijke gesteldheid (incl. verslaving, LVB, etc.)
• Screening nazorg: inkomen, adres tijdens VI (incl. thuissituatie), zorgverzekering, ID, eventuele schuldenproblematiek
• Belangen van slachtoffers, nabestaanden en overige relevante personen
Alvorens de directeur overgaat tot verstrekking van bovengenoemde gegevens controleert hij of is voldaan aan de algemene vereisten voor de verwerking van tenuitvoerleggingsgegevens ex artikel 51b, eerste lid, Wjsg jo. art. 3 Wjsg. Voor de verdere verwerking door de directeur kunnen dergelijke persoonsgegevens, mits deze gegevens geverifieerd en correct zijn, als tenuitvoerleggingsgegevens worden aangemerkt. De directeur controleert daartoe de kwaliteit van de gegevens voordat deze worden verstrekt (artikel 3, vijfde lid, Wjsg).
De verstrekking van de gegevens kan plaatsvinden op grond van artikel 51c, tweede lid, Wjsg. Ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke beslissing (a-grond) en resocialisatie van betrokkene (c-grond). Ook eventuele gegevens aangaande de gezondheid ex artikel 51b jo artikel 39c Wjsg kunnen worden verstrekt, indien deze onderdeel zijn van de te verstrekken tenuitvoerleggingsgegevens.
Er is voldaan aan het vereiste van een legititem doel en noodzakelijk in een democratische samenleving. Om een goede invulling te geven aan de wettelijke taken en verplichtingen, art. 6:1:10 Wetboek van Strafvordering en het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, heeft het OM alle tenuitvoerleggingsgegevens nodig, die zij nodig acht om een weloverwogen besluit omtrent de voorwaardelijke invrijheidstelling af te kunnen geven. Verstrekking van gegevens is in het belang van de nationale veiligheid, openbare orde, het voorkomen van wanordelijkheden (spanningen in de woon- of leefsfeer van betrokkene), het voorkomen van strafbare feiten en in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen (o.a. slachtoffers). De doelen onder de b-grond (voorkoming strafbare feiten) en e-grond (verlenen van hulp aan slachtoffers) van artikel 51c, tweede lid, Wjsg, worden hiermee gediend.
Van de selectiefunctionaris die belast is met de plaatsing van gedetineerde16 aan een forensische zorginstelling (GGZ-instelling).
In het vonnis of arrest van de veroordeling staat in de regel veel informatie over de omstandigheden waaronder een delict is begaan en staan ook niet zelden specifieke overwegingen van de rechter over hoe hij de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende of -beperkende straffen of maatregelen en de voorwaarden bij een voorwaardelijke sanctie, voor zich ziet. De zorgaanbieder moet in staat gesteld worden daarmee rekening te houden bij het vormgeven van de behandeling, waarmee ook recht wordt gedaan aan de bedoeling en adviezen van de rechter. Een extract vonnis is daartoe niet toereikend omdat dit veelal een (zeer beperkte) samenvatting bevat van het veroordelend vonnis en aldus niet is gewaarborgd dat de zorgaanbieder over de hier ter zake dienende informatie beschikt.
Vonnissen of arresten van de veroordeling en daarmee gelijk te stellen beslissingen17.
Alvorens de selectiefunctionaris overgaat tot verstrekking van bovengenoemde gegevens controleert hij of is voldaan aan de algemene vereisten voor de verwerking van tenuitvoerleggingsgegevens ex artikel 51b, eerste lid, Wjsg jo. art. 3 Wjsg. De selectiefuntionaris controleert daartoe de kwaliteit van de gegevens voordat deze worden verstrekt (artikel 3, vijfde lid, Wjsg).
Door inwerkingtreding van de Wet USB beschikt de Minister ex art. 6:2:1 Wet USB over o.a. het veroordelend vonnis (of een extract daarvan). Op grond van artikel 51c, tweede lid, Wjsg kunnen deze gegevens worden verstrekt, voor zover de verstrekking plaatsvindt in het kader van de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke beslissing (a-grond).
Er is voldaan aan het vereiste van een legititem doel en noodzakelijk in een democratische samenleving. De zorgaanbieder dient ten behoeve van de verlening van forensische zorg aan de forensisch patiënt te beschikken over het vonnis, zodat uitvoering kan worden geven aan de strafrechtelijke beslissing, aangezien de verlening van forensische zorg als onderdeel van een straf of maatregel in het vonnis aan betrokkene is opgelegd. Verstrekking van deze gegevens is in het belang van de zorgverlening en het herstel van de forensisch patiënt, vermindering van de kans op recidive en ten behoeve van de veiligheid van de samenleving. Op deze wijze is er aansluiting met de door de Wfz gestelde doelen.
In andere situaties dan de structurele verstrekkingen als genoemd in het vorige hoofdstuk, kan artikel 51c Wjsg worden toegepast wanneer is voldaan aan de stappen zoals hieronder beschreven. In deze afzonderlijke situaties zal moeten worden beoordeeld of is voldaan aan de vereisten van artikel 3 jo. artikel 51b, eerste lid, Wjsg voor wat betreft de verwerking van tenuitvoerleggingsgegevens. Wordt hieraan voldaan, dan zal vervolgens getoetst moeten worden of ook aan de specifieke vereisten van artikel 51c Wjsg wordt voldaan, zodat verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens plaats kan vinden.
De algemene noot die vooraf dient te worden gemaakt is dat artikel 51c Wjsg geen verplichting kent om aan derden tenuitvoerleggingsgegevens te verstrekken. Het schept een bevoegdheid om gegevens te verstrekken. De grenzen van die bevoegdheid zijn neergelegd in de wet en nader ingevuld in deze beleidsregel. Het bestaan van een bevoegdheid betekent dat een verzoeker geen recht op informatie kan ontlenen aan artikel 51c Wjsg. Er zal altijd een afweging moeten plaatsvinden. Die afweging wordt overeenkomstig deze beleidsregel gemaakt aan de hand van onderstaand stappenplan.
Leidend voor de verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens is, dat deze alleen mogelijk is als het past binnen de taakuitoefening van de Minister (DJI), dan wel het hoofd van de rijksinstelling voor forensische zorg of vestigingsdirecteur penitentiaire inrichting, en voor zover dit noodzakelijk is wegens een zwaarwegend algemeen belang. Dit houdt eveneens in dat tenuitvoerleggingsgegevens niet mogen worden verstrekt op grond van het enkele belang dat de derde daarbij heeft. Hierbij dient te worden opgemerkt dat artikel 4:84 Awb de bevoegdheid geeft om anders dan overeenkomstig de beleidsregel te beslissen, indien het evenredigheidsbeginsel zich daartegen verzet.
Is er sprake van andere wettelijke bevoegdheid of verplichting, zodat bepaalde tenuitvoerleggingsgegevens verstrekt kunnen worden, én er derhalve geen toepassing van artikel 51c Wjsg hoeft plaats te vinden?
Wettelijk kader beginselenwetten en aanverwante regelgeving
Een ander voorbeeld is het verstrekken van tenuitvoerleggingsgegevens aan gemeenten en de reclassering. Op 3 juli 2020 is het wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling (Wet Straffen en Beschermen), in het staatsblad gepubliceerd18. De Wet Straffen en Beschermen is op 1 juli 2021 inwerkinggetreden en voorziet in het volgende. In artikel 18a, vierde lid, Pbw heeft de directeur van een inrichting de bevoegdheid gekregen om ten behoeve van het detentie- en re-integratieplan te overleggen met onder andere de gemeenten en reclasseringsorganisaties. Tevens is in artikel 18a, zesde lid, Pbw opgenomen dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over welke gegevens, in welke gevallen en onder welke voorwaarden, kunnen worden uitgewisseld tussen de vestigingsdirecteur PI en het college van burgemeester en wethouders, dan wel de reclassering ten behoeve van de toepassing van het vierde lid. De uitwerking daarvan is terug te vinden in artikel 20b Penitentiaire maatregel (Pm). Deze bepaling regelt de gegevensverstrekking ten aanzien van de vijf basisvoorwaarden. Daarnaast voorziet artikel 18b Pbw in een grondslag voor het verstrekken van gegevens wanneer het risico aanwezig wordt geacht dat een gedetineerde een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf zal begaan. Gegevensuitwisseling tussen de Minister, directeur van de inrichting, de burgemeester, de reclassering, het openbaar ministerie en de politie, kan plaatsvinden indien dit ter bescherming van de veiligheid van anderen noodzakelijk is en dit bij de uitoefening van ieders taak hoort.
Daarnaast bieden ook artikel 38 Pm en artikel 40 Pm een grondslag voor het verstrekken van tenuitvoerleggingsgegevens. Zo regelt artikel 38, eerste lid, Pm dat het penitentiair dossier aan de selectiefunctionaris wordt gezonden. Op grond van het tweede lid zendt de vestigingsdirecteur PI bij overplaatsing van de gedetineerde, het penitentiair dossier naar de directeur van die inrichting of afdeling. Indien een gedetineerde wordt overgebracht naar een instelling voor de verlening van forensische zorg, zendt de vestigingsdirecteur PI op grond van artikel 38, derde lid, Pm, de voor een goede en veilige verlening van de forensische zorg noodzakelijk geachte bescheiden uit het penitentiair dossier aan het hoofd of de geneesheer-directeur van die instelling.
Tot slot kunnen ook aan de Minister, de selectiefunctionaris, de vestigingsdirecteur PI en de door hen aangewezen personen, gegevens uit het penitentiair dossier worden verstrekt voor zover dit noodzakelijk is voor: de behandeling van verzoeken die de gedetineerde betreffen, de behandeling van procedures die de gedetineerde betreffen, het beheer van dossier en de behandeling van overige beslissingen die de gedetineerde betreffen. Onder de aangewezen personen vallen de adviserende instanties die taken vervullen in verband met het voorbereiden van beslissingen in het kader van vrijheden, zoals de reclasseringsmedewerkers.19 Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 40, tweede lid, Pm. Eenzelfde bevoegdheid ten aanzien van jeugdigen vloeit voort uit artikel 69, derde lid, Reglement justitiële jeugdinrichtingen.
Wettelijke verplichtingen tot verwerking en verstrekking in het kader van de Wfz
Naast de wettelijke taken en andere wettelijke verplichtingen die de Minister heeft op grond van de beginselenwetten en aanverwante regelingen, zijn er ook enkele terug te vinden in de Wet forensische zorg (Wfz). Op grond van artikel 2.6 Wfz jo. artikel 2.2 tot en met artikel 2.4 Besluit forensische zorg (Bfz) en artikel 5.2 Bfz worden bijzondere categorieën persoonsgegevens, waaronder de verwerking van gegevens van strafrechtelijke aard, tussen de Minister, de zorgaanbieder, reclassering en het openbaar ministerie verstrekt. De hieronder genoemde regelingen voorzien in deze verstrekkingen. Deze persoonsgegevens van forensische patiënten, inclusief justitiële gegevens, kunnen worden verwerkt ten behoeve van de indicatiestelling, de plaatsing van forensische patiënten bij zorgaanbieders, de verlening van forensische zorg, de declaratie en de betaling van de forensische zorg en het toezicht op de forensische zorg die op grond van de Wfz worden verleend.
Op grond van artikel 2.6, derde lid, Wfz verstrekt de Minister aan de zorgaanbieder ten behoeve van de plaatsing van de forensische patiënt bij die zorgaanbieder, de zorgverlening aan deze patiënt, de declaratie en de betaling van de forensische zorg, het strafrechtsketennummer van de forensische patiënt, alsmede de strafrechtelijke titel, de duur daarvan, de eventuele gestelde voorwaarden die betrekking hebben op de forensische zorg, de indicatiestelling en de wijze waarop het toezicht op de tenuitvoerlegging wordt vormgegeven. De andere kant op verstrekt de zorgaanbieder aan de Minister op grond van artikel 2.6, vierde lid, Wfz ten behoeve van de declaratie en de betaling van de forensische zorgaanbieder, het strafrechtsketennummer, de strafrechtelijke titel en de duur daarvan, alsmede de verleende forensische zorg.
Op grond van artikel 2.6, zesde lid, Wfz verstrekt de zorgaanbieder aan het openbaar ministerie, dan wel aan de reclassering, gegevens betreffende de behandeltrouw van de forensische patiënt, indien dat noodzakelijk is ten behoeve van het toezicht op de naleving van de voorwaarden inzake de verlening van forensische zorg. Dit betreft in ieder geval gegevens betreffende de data dat de forensische patiënt zorg heeft genoten, dan wel afwezig was en gegevens betreffende de medewerking van de forensische patiënt aan de verleende forensische zorg.20 De zorgaanbieder verstrekt eveneens ingevolge artikel 2.6, zesde lid, Wfz na het voltooien van de forensische zorg, of in een eerder stadium op verzoek van het openbaar ministerie of uit eigen beweging indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is in verband met het voorkomen van recidive, een advies over de kans op herhaling van het gedrag in verband waarmee de forensische zorg is opgelegd.
Daarnaast verstrekt het openbaar ministerie door tussenkomst van de Minister aan de zorgaanbieder op grond van artikel 2.4 Bfz, de noodzakelijke gegevens uit het strafdossier ten behoeve van de verpleging en behandeling van een ter beschikking gestelde aan wie een bevel tot verpleging van overheidswege is gegeven. Deze gegevens betreffen in ieder geval: een extract van de strafrechtelijke beslissing, de strafrechtelijke beslissing, de akte van betekening, pro Justitia rapportages en overige rapportages ten behoeve van de maatregel van terbeschikkingstelling.
Tot slot bepaalt artikel 5.2 Bfz dat de directeur van de PI waarin de gedetineerde is opgenomen of bij wie de algemene verantwoordelijkheid ligt voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, ervoor zorgdraagt dat de delictanalyse en de risicotaxatie bij de last tot indicatiestelling worden gevoegd. Deze gegevens worden overgedragen aan de instelling voor forensische zorg, waar de betrokkene naar wordt overgeplaatst.
Indien een van de hierboven genoemde verstrekkingsgrondslag toepassing kan vinden, zal in beginsel geen toepassing aan artikel 51c, tweede lid, Wjsg worden gegeven.
Dient de verstrekking van de tenuitvoerleggingsgegevens een zwaarwegend algemeen belang?
Een gegevensverwerking is vanuit het oogpunt van een zwaarwegend algemeen belang gerechtvaardigd indien die voor de samenleving van meer dan gewone betekenis is. Het criterium zwaarwegend algemeen belang (zwab) stelt grenzen aan de verstrekking van de tenuitvoerleggingsgegevens: aan de doeleinden, aan de (categorieën van) ontvangers, het type gegevens, de betrokkenen op wie de gegevens betrekking hebben, en de gevallen waarin, en voorwaarden waaronder mag worden verstrekt. Een voorbeeld van een voorwaarde is de geheimhoudingsplicht voor een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde. Dit is neergelegd in artikel 52 Wjsg.
Worden de tenuitvoerleggingsgegevens verstrekt ten behoeve van één of meer van de in artikel 51c, tweede lid, Wjsg omschreven vijf doeleinden? Oftewel, is er sprake van een legitiem doel?
Er is sprake van een limitatieve opsomming. De memorie van toelichting op de gewijzigde Wjsg zegt hierover ter illustratie het volgende: ‘Hierbij kan worden gedacht aan de verstrekking van persoonsgegevens van een gedetineerde met het oog op schuldhulpverlening of reclassering, aan de verstrekking van die gegevens met het oog op een besluit door het UWV, een verstrekking met het oog op controle van een woonadres in de basisregistratie voor personen, of een verstrekking aan het slachtofferloket21.’
Ook kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het verstrekken van noodzakelijke bescheiden uit het penitentiair dossier (o.a. een risicotaxatie en delictanalyse) verstrekt door de Minister (c.q. de vestigingsdirecteur van de PI) aan het hoofd of de geneesheer-directeur van een instelling voor forensische zorg in het geval van een overbrenging van een gedetineerde vanuit een PI. Het betreft hier tenuitvoerleggingsgegevens, die verstrekt mogen worden wanneer dat noodzakelijk is voor bepaalde doelen, waaronder: de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijke beslissing, de voorkoming van strafbare feiten en de resocialisatie van betrokkene.
Gegevens kunnen bijvoorbeeld verstrekt worden aan een instantie ter bescherming van de veiligheid van slachtoffers, politieagenten en andere personen in de omgeving van de aan te houden persoon. Denk aan situaties van ter voorkoming van ernstige recidive/ernstige strafbare feiten, ter voorkoming van maatschappelijke onrust, ter voorkoming van ernstige spanningen in de woon- of leefsfeer van de betrokkene, en ter bescherming van de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van een jeugdige (bijv. als betrokkene opvoedingsverantwoordelijkheid draagt na invrijheidstelling).
Een gegevensverstrekking vindt slechts plaats indien een van de in artikel 51c, tweede lid, Wjsg genoemde vijf doeleinden daarmee aanwijsbaar kan worden gediend.
Is de verstrekking van de tenuitvoerleggingsgegevens noodzakelijk in een democratische rechtsstaat?
De verstrekking kan alleen plaatsvinden indien deze noodzakelijk is. In het geval de verstrekking kan plaatsvinden onder één van de bovengenoemde doelen en invulling wordt gegeven aan het criterium van een zwaarwegend algemeen belang, dan zal in relatie tot dit doel in die gevallen, het criterium ‘noodzakelijkheid’ dragend moeten worden gemotiveerd. Dit houdt in dat zonder het verwerken van deze gegevens de desbetreffende wettelijke taak of verplichting niet meer kan worden uitgevoerd.
Daarnaast moet de gegevensverstrekking proportioneel zijn. De inbreuk op het belang van de persoonlijke levenssfeer van degene op wie de gegevens betrekking hebben, mag niet onevenredig zijn in verhouding tot het met de verstrekking te dienen doel en het zwaarwegend algemeen belang. Deze toets vergt een belangenafweging aan de hand van de concrete omstandigheden van het concrete geval.
Verstrekking van méér persoonsgegevens dan nodig voor het nastreven van een van de in art. 51c, tweede lid, Wjsg genoemde doeleinden, dient te allen tijde achterwege te blijven. Artikel 51b, eerste lid, jo. artikel 3, derde lid, van de Wjsg schrijft immers voor dat bovenmatige gegevensverwerking vermeden moet worden. Daarom worden niet meer gegevens verstrekt dan nodig is voor het doel van de verstrekking. De gevolgen van het verstrekken van gegevens over een persoon in detentie aan derden kunnen voor de persoon, waar het om gaat, aanzienlijk zijn. Het risico wordt groter, naarmate de kring van ontvangers ruimer is.
Een gegevensverstrekking vindt slechts plaats indien in een concreet geval na toetsing vaststaat dat deze een legititiem doel dient en noodzakelijk is in een democratische samenleving.
Hoe ziet de te nemen feitelijke verstrekking eruit bij toetsing aan artikel 51c Wjsg? En wat zijn de rechtsgevolgen van deze verstrekking?
Een verstrekking kan door de vestigingsdirecteur PI of het hoofd van de rijksinstelling voor forensische zorg, namens de Minister, kan uiteraard slechts plaatsvinden voor zover de verzochte tenuitvoerleggingsgegevens reeds worden verwerkt. Zo heeft de vestigingsdirecteur PI op grond van de Pbw het beheer over het penitentiair dossier, dat tenuitvoerleggingsgegevens bevat. De vestigingsdirecteur PI kan de DJI-gegevens aan één of meer gemeenten verstrekken. De feitelijke verstrekking dient uitgebreid te worden onderbouwd door beantwoording van de vragen uit het stappenschema.
Elke verstrekking van gegevens moet gedocumenteerd worden, omdat de vastlegging ten minste 4 jaar moet worden bewaard. Zie artikel 51c, vierde lid, Wjsg. De documentatie geeft inzicht in de aanwezige risico’s met het oog op de te stellen voorwaarden plus bijpassende maatregelen. Aandachtspunten zijn de omvang en de inhoud van de te verstrekken gegevens, de betrokkenen, de kring van ontvangers, en de condities waaronder de gegevens verstrekt worden.
De verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens aan derden op basis van artikel 51c, tweede lid, Wjsg is geen besluit in de zin van de Awb. Dat heeft tot gevolg dat zowel voor de verzoeker als de betrokkene géén bezwaar en beroep openstaat op basis van de Awb. Ook het aantekenen van verzet ten aanzien van de verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens is op grond van de Wjsg niet mogelijk. Het verzetrecht geregeld in artikel 26 Wjsg is niet van toepassing op de verwerking en de verstrekking van tenuitvoerleggingsgegevens. Wel heeft betrokkene krachtens artikel 26a jo. artikel 51d Wjsg het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, indien de betrokkene van mening is dat de verwerking van hem betreffende tenuitvoerleggingsgegevens niet in overeenstemming is met de Wjsg. Daarnaast houdt de Autoriteit persoonsgegevens ook ambtshalve toezicht op de naleving van de Wjsg. De beslissing van de Autoriteit persoonsgegevens op een klacht is wel vatbaar voor bezwaar en beroep krachtens de Awb.
De beleidsregel is voorgelegd aan veldpartijen, waaronder het Openbaar Ministerie, reclassering Nederland en de Nederlandse ggz.
Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad, PbEU L119.
Beleidsreactie op de onderzoeksrapporten over het detentieverloop van Michael P., 28 maart 2019.
‘Het detentieverloop van Michael P.’, Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd; ‘Forensische zorg en veiligheid. Lessen uit de casus Michael P’, Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Hiermee wordt bedoeld: verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, lid 8, van de Richtlijn 2016/680.
De wettelijke taken van de gemeente het zorg- en veiligheidsdomein zijn neergelegd in diverse wetgeving, onder andere in de WMO (artikel 2.3.1. tot en met 2.3.5), de Jeugdwet (artikel 2.3 en 2.4), de Participatiewet (artikel 7.1) en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (artikel 3).
De Bestuurlijke Informatie Justitiabelen (BIJ-regeling) betreft een regeling op grond waarvan de burgemeester informatie over de aanstaande terugkeer van bepaalde categorieën gedetineerden ontvangt ten behoeve van de inschatting of er verstoring van de openbare orde te verwachten is.
Zie hiervoor het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 28 februari 2019, no.W16.18.0395/II.
Artikel 1, Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties Ministerie van Justitie en Veiligheid 2020 juncto artikelen 2 en 3, Mandaatbesluit hoofddirecteur DJI 2020. De VD handelt in mandaat van de Minister.
Verstrekking van de VD aan de reclasseringsinstellingen (als adviserende instanties) kan eveneens plaatsvinden. Echter, de grondslag voor deze verstrekking ligt niet in artikel 51c Wjsg, maar kan gevonden worden in artikel 40, tweede lid, Pm. Zie ook stap 1 van het stappenplan.
Artikel 1, Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties Ministerie van Justitie en Veiligheid 2020 juncto artikel 1, onder b, van het Mandaatbesluit plv hoofddirecteur DJI 2020 juncto artikel 1 van het Mandaatbesluit directeur Divisie Individuele Zaken 2019. De selectiefunctionaris handelt in mandaat van de Minister.
In de praktijk ontvangt DJI lang niet in alle gevallen een uitgewerkt vonnis maar een extract. Het behoeft geen betoog dat wanneer DJI niet beschikt over een uitgewerkt vonnis, deze ook niet kan worden verstrekt.
In artikel 2.3 van het Besluit forensische zorg is nader uitgewerkt om welke gegevens het gaat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-41130.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.