Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 september 2021, nr. 28848395, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs mede in verband met wijzigingen als gevolg van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het begrotingsjaar 2022

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 4.10, derde lid, 4.11, eerste en tweede lid, 4.20, eerste lid, 4.21, eerste en tweede lid, 4.23, eerste en tweede lid, 4.24, eerste lid, en 4.27, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, vierde tot en met zesde lid, komt te luiden:

B

Bijlage 1 komt te luiden:

Bijlage 1. bij artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de regeling

Bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

   

€ 497.700

€ 497.700

21PB

Universiteit Leiden

 

€ 2.599.280

€ 29.495.646

€ 32.094.926

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

 

€ 2.175.003

€ 29.325.668

€ 31.500.671

21PD

Universiteit Utrecht

 

€ 6.219.733

€ 34.607.101

€ 40.826.834

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

 

€ 509.975

€ 33.785.651

€ 34.295.626

21PF

Technische Universiteit Delft

   

€ 30.734.008

€ 30.734.008

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

   

€ 11.532.115

€ 11.532.115

21PH

Universiteit Twente

   

€ 25.056.705

€ 25.056.705

21PI

Wageningen University

   

€ 10.885.644

€ 10.885.644

21PJ

Universiteit Maastricht

 

€ 635.977

€ 19.264.818

€ 19.900.795

21PK

Universiteit van Amsterdam

 

€ 2.926.498

€ 34.100.912

€ 37.027.410

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

 

€ 1.049.786

€ 27.485.312

€ 28.535.098

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

 

€ 1.571.009

€ 20.988.997

€ 22.560.006

21PN

Tilburg University

 

€ 555.794

€ 16.233.630

€ 16.789.424

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

   

€ 68.369

€ 68.369

22NC

Open Universiteit

 

€ 315.244

€ 5.972.099

€ 6.287.343

23BF

Universiteit voor Humanistiek

   

€ 474.521

€ 474.521

25AV

Theologische Universiteit Kampen

   

€ 162.996

€ 162.996

 

Totaal

 

€ 18.558.299

€ 330.671.892

€ 349.230.191

C

Bijlage 2 komt te luiden:

Bijlage 2. bij artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de regeling

Percentages onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Universiteit

Percentage

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

0,54098%

21PB

Universiteit Leiden

8,35759%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

8,69182%

21PD

Universiteit Utrecht

11,67081%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

6,20439%

21PF

Technische Universiteit Delft

11,83890%

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

6,31218%

21PH

Universiteit Twente

5,49437%

21PI

Wageningen University

4,93052%

21PJ

Universiteit Maastricht

5,11264%

21PK

Universiteit van Amsterdam

10,99583%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

7,22291%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

7,17193%

21PN

Tilburg University

3,24078%

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

0,07970%

22NC

Open Universiteit

1,91289%

23BF

Universiteit voor Humanistiek

0,15815%

25AV

Theologische Universiteit Kampen

0,06361%

 

Totaal

100,00000%

D

Bijlage 3 komt te luiden:

Bijlage 3. bij artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de regeling

Bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Kwaliteit

Kwetsbare opleidingen

Bijzondere voorzieningen

Totaalbedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

   

€ 1.579.812

€ 1.579.812

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

 

€ 414.195

€ 4.243.889

€ 4.658.084

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

   

€ 27.873.093

€ 27.873.093

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

€ 895.077

€ 859.656

€ 1.754.733

02NR

Hotelschool The Hague

   

€ 2.478.119

€ 2.478.119

02NT

Design Academy Eindhoven

 

€ 409.749

€ 706.793

€ 1.116.542

07GR

Avans Hogeschool

 

€ 374.924

€ 32.391.855

€ 32.766.779

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

   

€ 1.528.806

€ 1.528.806

09OT

Iselinge Hogeschool

   

€ 808.256

€ 808.256

10IZ

Marnix Academie

   

€ 2.746.520

€ 2.746.520

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 684.645

€ 1.139.506

€ 1.824.151

15BK

Driestar educatief

   

€ 2.309.822

€ 2.309.822

21CW

HAS Hogeschool

   

€ 3.547.274

€ 3.547.274

21MI

HZ University of Applied Sciences

   

€ 4.974.085

€ 4.974.085

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

 

€ 697.982

€ 3.584.649

€ 4.282.631

21RI

Hogeschool Leiden

 

€ 262.397

€ 12.874.568

€ 13.136.965

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

   

€ 2.159.162

€ 2.159.162

21UI

Breda University of Applied Sciences

   

€ 6.627.925

€ 6.627.925

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

   

€ 2.245.967

€ 2.245.967

22OJ

Hogeschool Rotterdam

 

€ 1.281.854

€ 40.862.259

€ 42.144.113

23AH

Saxion Hogeschool

 

€ 309.253

€ 27.203.270

€ 27.512.523

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

 

€ 648.338

€ 1.641.815

€ 2.290.153

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

   

€ 5.771.575

€ 5.771.575

25BE

Hanzehogeschool Groningen

 

€ 1.367.234

€ 30.150.418

€ 31.517.652

25DW

Hogeschool Utrecht

 

€ 1.349.471

€ 37.736.431

€ 39.085.902

25JX

Zuyd Hogeschool

 

€ 701.390

€ 13.980.311

€ 14.681.701

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

 

€ 1.743.067

€ 38.405.096

€ 40.148.163

27NF

ArtEZ

 

€ 1.120.328

€ 3.572.578

€ 4.692.906

27PZ

Hogeschool INHolland

 

€ 777.820

€ 28.508.232

€ 29.286.052

27UM

De Haagse Hogeschool

   

€ 25.103.550

€ 25.103.550

28DN

Hogeschool van Amsterdam

   

€ 48.952.489

€ 48.952.489

30GB

Fontys Hogescholen

 

€ 1.278.518

€ 48.860.548

€ 50.139.066

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

   

€ 4.209.908

€ 4.209.908

30TX

Aeres Hogeschool

   

€ 3.738.197

€ 3.738.197

30VP

Hogeschool Thomas More

   

€ 1.374.558

€ 1.374.558

31FR

NHL Stenden Hogeschool

   

€ 26.180.831

€ 26.180.831

 

Totaal

 

€ 14.316.242

€ 500.931.823

€ 515.248.065

E

Bijlage 4 komt te luiden:

Bijlage 4, behorend bij artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van de regeling

Percentages onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Hogeschool

Percentage

00IC

Katholieke PABO Zwolle

0,16137%

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

2,94214%

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

3,17204%

02BY

Gerrit Rietveld Academie

0,91465%

02NR

Hotelschool The Hague

0,46625%

02NT

Design Academy Eindhoven

0,43281%

07GR

Avans Hogeschool

4,56190%

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

0,21683%

09OT

Iselinge Hogeschool

0,13458%

10IZ

Marnix Academie

0,35483%

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

2,30931%

15BK

Driestar educatief

0,28497%

21CW

HAS Hogeschool

1,17816%

21MI

HZ University of Applied Sciences

0,96760%

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

5,93872%

21RI

Hogeschool Leiden

1,84213%

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

0,31098%

21UI

Breda University of Applied Sciences

0,97535%

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

0,27002%

22OJ

Hogeschool Rotterdam

6,25378%

23AH

Saxion Hogeschool

4,12473%

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

2,93933%

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

0,55880%

25BE

Hanzehogeschool Groningen

5,96697%

25DW

Hogeschool Utrecht

5,62937%

25JX

Zuyd Hogeschool

4,54135%

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

5,56488%

27NF

ArtEZ

4,23965%

27PZ

Hogeschool INHolland

6,41656%

27UM

De Haagse Hogeschool

3,99193%

28DN

Hogeschool van Amsterdam

6,20196%

30GB

Fontys Hogescholen

8,92478%

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

1,85583%

30TX

Aeres Hogeschool

1,06403%

30VP

Hogeschool Thomas More

0,11909%

31FR

NHL Stenden Hogeschool

4,17232%

 

Totaal

100,00000%

F

Bijlage 5 komt te luiden:

Bijlage 5. bij artikel 4, eerste lid, van de regeling

Bedragen onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 46.952

21PB

Universiteit Leiden

€ 31.023.161

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 18.361.775

21PD

Universiteit Utrecht

€ 25.013.284

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 10.772.814

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 27.518.178

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 18.866.613

21PH

Universiteit Twente

€ 21.458.782

21PI

Wageningen University

€ 8.047.804

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 8.132.914

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 19.686.287

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 17.428.298

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 20.640.101

21PN

Tilburg University

€ 2.947.977

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 13.245

22NC

Open Universiteit

€ 660.519

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 57.453

25AV

Theologische Universiteit Kampen

€ 17.952

 

Totaal

€ 230.694.109

G

Bijlage 6 komt te luiden:

Bijlage 6. bij artikel 4, tweede lid, van de regeling

Percentages voorziening onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, tweede lid, van het besluit

Universiteit

Percentage

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

0,25555%

21PB

Universiteit Leiden

7,85365%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

8,31884%

21PD

Universiteit Utrecht

11,15660%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

5,01358%

21PF

Technische Universiteit Delft

14,05993%

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

7,11716%

21PH

Universiteit Twente

5,88289%

21PI

Wageningen University

7,95797%

21PJ

Universiteit Maastricht

4,87187%

21PK

Universiteit van Amsterdam

9,49434%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

7,40013%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

6,77073%

21PN

Tilburg University

2,59684%

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

0,01095%

22NC

Open Universiteit

1,07626%

23BF

Universiteit voor Humanistiek

0,14414%

25AV

Theologische Universiteit Kampen

0,01857%

 

Totaal

100,00000%

H

Bijlage 7 komt te luiden:

Bijlage 7. bij artikel 6 van de regeling

Bedragen en percentages academische ziekenhuizen, bedoeld in artikel 4.27, derde lid, onder c, respectievelijk artikel 4.27, vierde lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

Percentage

21PB

Universiteit Leiden

€ 3.677.566

12,39730%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 4.042.044

12,84522%

21PD

Universiteit Utrecht

€ 4.685.146

13,69763%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 5.037.040

13,35443%

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 4.490.704

9,11353%

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 5.388.805

16,69170%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 3.099.316

10,87244%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 4.174.375

11,02775%

 

Totaal

€ 34.594.996

100,00000%

I

Bijlage 9 komt te luiden:

Bijlage 9. bij artikel 4, derde lid, van de regeling

Bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Bedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 54.954

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 23.358

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 271.545

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

02NR

Hotelschool The Hague

 

02NT

Design Academy Eindhoven

 

07GR

Avans Hogeschool

€ 45.357

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 66.931

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 32.956

10IZ

Marnix Academie

€ 118.827

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 11.127

15BK

Driestar educatief

€ 85.957

21CW

HAS Hogeschool

 

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 25.057

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 32.701

21RI

Hogeschool Leiden

€ 133.012

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 89.609

21UI

Breda University of Applied Sciences

 

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

€ 44.932

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 263.391

23AH

Saxion Hogeschool

€ 89.609

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 3.228

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 56.823

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 136.409

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 281.058

25JX

Zuyd Hogeschool

€ 31.936

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 343.741

27NF

ArtEZ

€ 52.831

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 192.213

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 84.852

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 315.457

30GB

Fontys Hogescholen

€ 486.011

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

 

30TX

Aeres Hogeschool

€ 34.485

30VP

Hogeschool Thomas More

€ 61.070

31FR

NHL Stenden Hogeschool

€ 296.007

 

Totaal

€ 3.765.444

J

Na bijlage 9 worden twee bijlagen ingevoegd, luidende:

Bijlage 10. bij artikel 3i, van de regeling

Bedragen kwaliteitsbekostiging universiteiten, bedoeld in de artikelen 4.30, eerste lid, en 4.32, eerste lid, van het besluit

Universiteit

Bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 58.470

21PB

Universiteit Leiden

€ 17.258.938

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 19.854.820

21PD

Universiteit Utrecht

€ 23.109.045

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 16.417.663

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 15.494.868

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 7.841.873

21PH

Universiteit Twente

€ 7.312.724

21PI

Wageningen University

€ 8.167.829

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 14.184.857

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 20.554.528

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 17.520.115

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 13.782.355

21PN

Tilburg University

€ 7.992.538

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 25.232

22NC

Open Universiteit

€ 1.628.862

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 180.992

25AV

Theologische Universiteit Kampen

€ 37.363

 

Totaal

€ 191.423.072

Bijlage 11. bij artikel 3i, van de regeling

Bedragen kwaliteitsbekostiging hogescholen, bedoeld in de artikelen 4.30, eerste lid, en 4.32, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

Bedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 610.530

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 4.295.852

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 15.652.830

02BY

Gerrit Rietveld Academie

€ 1.129.977

02NR

Hotelschool The Hague

€ 1.911.215

02NT

Design Academy Eindhoven

€ 769.991

07GR

Avans Hogeschool

€ 21.665.021

08OK

Pedagogische Hogeschool De Kempel

€ 631.331

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 367.568

10IZ

Marnix Academie

€ 1.137.281

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 2.137.804

15BK

Driestar educatief

€ 946.234

21CW

HAS Hogeschool

€ 3.213.839

21MI

HZ University of Applied Sciences

€ 3.419.113

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 5.684.785

21RI

Hogeschool Leiden

€ 7.612.884

21UG

Hogeschool IPABO Amsterdam Alkmaar

€ 823.834

21UI

Breda University of Applied Sciences

€ 4.625.976

22HH

Viaa-Gereformeerde Hogeschool

€ 1.189.625

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 24.085.230

23AH

Saxion Hogeschool

€ 17.108.210

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 2.951.828

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 2.903.885

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 19.232.022

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 21.342.108

25JX

Zuyd Hogeschool

€ 11.297.229

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 22.236.988

27NF

ArtEZ

€ 4.617.606

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 17.590.802

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 14.741.391

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 28.297.437

30GB

Fontys Hogescholen

€ 29.002.720

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

€ 3.591.568

30TX

Aeres Hogeschool

€ 2.840.258

30VP

Hogeschool Thomas More

€ 521.221

31FR

NHL Stenden Hogeschool

€ 14.741.708

 

Totaal

€ 314.927.901

K

Bijlage 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A wordt in de tabel ‘CROHO onderdeel Gezondheidszorg (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)’ de rij:

Ad Zorg en technologie

Laag

vervangen door:

Ad Zorg en Technologie

Laag

2. In onderdeel B vervalt in de tabel ‘CROHO onderdeel Gedrag en maatschappij (standaard niveau bekostiging ‘Laag’)’ de rij:

B milieumaatschappijwetenschappen

Hoog

3. In onderdeel B vervallen in de tabel ‘CROHO onderdeel Onderwijs (standaard niveau bekostiging ‘Hoog’)’ de rijen:

Opleiding

Niveau

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Aardrijkskunde

Laag

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Duitse Taal en Cultuur

Laag

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Engelse Taal en Cultuur

Laag

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Franse Taal en Cultuur

Laag

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Geschiedenis

Laag

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Maatschappijleer

Laag

M Opleiding tot leraar voorgezet onderwijs van de eerste graad in Nederlandse Taal en Cultuur

Laag

M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Spaanse Taal en Cultuur

Laag

en worden vervangen door ‘Geen uitzonderingen’.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel I, onderdeel K, van deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs gewijzigd (Rfho). De aanpassingen van de Rfho hangen onder meer samen met de berekening van de rijksbijdrage 2022 in overeenstemming met de eerste ontwerpbegroting 2022 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2. Gevoerd overleg

Een concept van de regeling is voor bestuurlijke reactie voorgelegd aan de VSNU, Vereniging Hogescholen en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De drie organisaties kunnen instemmen met de voorgenomen wijzigingen en zijn positief over het terugdraaien van de korting in verband met het verlengen van het SF-recht en de OV-kaart. De VSNU vraagt in het bijzonder om duidelijkheid over de continuering van de studievoorschotmiddelen na 2024 en de handhaving van de taakstellingen op artikel 6 en 7 van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ten aanzien van het besparingsverlies rente studieleningen en ICT problematiek DUO. Dit is aan een nieuw kabinet.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging mede vanwege de eerste en tweede suppletoire (ontwerp-) begroting 2022 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

5. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

Artikelen

Grondslagen

  • In artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Dit is de grondslag voor het invoegen van bijlagen 10 en 11 waarin de bedragen voor kwaliteitsbekostiging voor universiteiten en hogescholen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.10, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (UWHW) is bepaald dat de factoren behorend bij het bekostigingsniveau voor het onderwijsdeel van de opleidingen worden vastgesteld bij ministeriële regeling. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 13 van de Rfho waarin deze factoren worden vastgesteld.

  • In artikel 4.11, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het onderwijsdeel van de rijksbijdrage aan een universiteit onderscheidenlijk hogeschool een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag kan toekennen in relatie tot kwaliteit, kwetsbare opleidingen of bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlagen 1 en 3 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.11, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat het resterende gedeelte van het onderwijsdeel wordt verdeeld over universiteiten onderscheidenlijk hogescholen volgens percentages vastgesteld bij ministeriële regeling. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 2 en 4 van de Rfho waarin deze percentages worden vastgesteld.

  • In artikel 4.20, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden per opleiding, die in de peilperiode onderzoek door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vierde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor de graden, wordt vastgesteld.

  • In artikel 4.21, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat het deel van het onderzoekdeel wo dat verdeeld wordt over de universiteiten naar rato van de som van de aantallen proefschriften die hebben geleid tot een promotie ten overstaan van het college voor promoties of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid, van de WHW en de aantallen ontwerperscertificaten die in het tweede, derde en vierde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar door een universiteit zijn verleend, bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van artikel 4, vijfde lid, van de Rfho waarin het percentage van het onderzoekdeel wo, bestemd voor promoties en ontwerperscertificaten, wordt vastgesteld. In artikel 4.21, tweede lid, van het UWHW is bepaald dat de per promotie en ontwerperscertificaat toe te kennen bedragen bij ministeriële regeling worden bepaald. Dit is de grondslag voor het aanpassen artikel 4, zesde lid, van de Rfho waarin de bedragen per promotie en ontwerperscertificaat worden vastgesteld.

  • In artikel 4.23, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het onderzoekdeel wo aan universiteiten worden toegekend in verband met toponderzoekscholen en bijzondere voorzieningen. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 5 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.24, eerste lid, van het UWHW is bepaald dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit het deel ontwerp en ontwikkeling hbo aan een instelling een bedrag kan toekennen dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 9 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld.

  • In artikel 4.27, derde lid, van het UWHW is bepaald dat bij ministeriële regeling bedragen worden vastgesteld, die uit het deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek aan universiteiten worden toegekend. Dit is de grondslag voor het aanpassen van bijlage 7 van de Rfho waarin deze bedragen worden vastgesteld. De in de nieuwe tabel opgenomen percentages zijn gelijk aan de geldende percentages; op dat punt is er niets gewijzigd.

Artikel I

A

Dit onderdeel betreft een aanpassing van de percentages en bedragen voor graden en promoties en ontwerperscertificaten in artikel 4. De percentages en bedragen zijn gewijzigd als gevolg van de wijziging van de omvang van het totale onderzoekdeel in de rijksbijdrage. Het onderzoekdeel is gewijzigd als gevolg van het toevoegen van de middelen voor het terugdraaien van de taakstelling groen onderzoek aan de rijksbijdrage van Wageningen University en de tijdelijke uitname van middelen voor Zwaartekracht tranche 2022 omdat de verdeling van deze middelen over de universiteiten pas op een later moment bekend wordt.

B

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 1. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer kwetsbare opleidingen is een bedrag van € 1.064.573 voor het experiment educatieve module voor het jaar 2021 komen te vervallen.

  • b. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn de volgende incidentele bedragen komen te vervallen: € 251.185 voor Student4Student, € 7.929.124 voor pilot sneltesten mbo-ho, € 164.469 voor actieplan academische leraren, € 42.946 voor voorlichtingscampagne talen, € 30.667 voor financiële ondersteuning commissie verwantschapstabel, € 59.290 voor opschaling pilot Taverne en € 20.445 voor bijdrage OCW Impact 2021. Deze middelen waren beschikbaar tot en met 2021.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn de middelen bestemd voor ‘landelijke bibliotheekfunctie’ (Technische Universiteit Delft) en ‘huisvesting ateliergebouw’ (Universiteit van Amsterdam) overgeheveld van de onderwijsopslag in bedragen naar de onderwijsopslag in percentages. De onderwijsopslag in bedragen bestaat uit bedragen die vanwege beleidsmatige overwegingen of bestuurlijke afspraken jaarlijks kunnen wijzigen. Zodra het niet langer nodig is dat deze bedragen vanwege diezelfde beleidsmatige overwegingen of bestuurlijke afspraken zichtbaar blijven, worden ze omgezet naar de onderwijsopslag in percentages. Dit is sinds 2008 bestendig beleid.

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn de aflossingen gerealiseerd van het compensatiebedrag invoering bachelor-masterstructuur voor € 3.643.134.

  • e. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende universiteiten voor inkomende en uitgaande beurzen herverdeeld op basis van de opgegeven aantallen inkomende en uitgaande beurzen per instelling voor het studiejaar 2021–2022. De bijdrage voor het jaar 2022 komt daarbij uit op € 1.463.149.

  • f. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2022 een bedrag van € 626.585 opgenomen ten behoeve van halvering collegegeld eerstejaars studenten bij de Open Universiteit en studenten bij eerstegraads masterlerarenopleidingen. Universiteiten ontvangen via de rijksbijdrage compensatie voor de Regeerakkoord maatregel ‘halvering collegegeld eerstejaars HO’. Daarmee werd het wettelijk collegegeld voor eerstejaars studenten in het hoger onderwijs gehalveerd. De Open Universiteit mag een verhoogd wettelijk collegegeld vragen. Dit verhoogde tarief wordt ook gehalveerd en daarvoor ontvangt de Open Universiteit via de onderwijsopslag in bedragen extra middelen. Voor lerarenopleidingen geldt een extra jaar halvering van het collegegeld. De desbetreffende universiteiten ontvangen hiervoor extra middelen via de onderwijsopslag in bedragen (brief van 9 april 2018 met kenmerk 1346352).

  • g. onder de noemer bijzondere voorzieningen is de tranche 2021 van de Comenius beurzen toegekend (€ 850.000 in 2022 en € 300.000 in 2023). Deze middelen worden verdeeld over de universiteiten via 20 Teaching Fellows, 11 Senior Fellows en 2 Leadership Fellows. Deze beurzen worden verdeeld over 12 universiteiten (brieven van 22 juli 2021 met kenmerk 28664382, 28672569, 28664120, 28667175, 28675818, 28672481, 28672580, 28675824, 28677033, 28667189, 28664771 en 28673389). De middelen van tranche 2021 voor het jaar 2021 zullen worden toegekend bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de berekening van de rijksbijdrage 2021 in overeenstemming met de tweede suppletoire begroting 2021 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • h. onder de noemer bijzondere voorzieningen worden voor de periode 2022 tot en met 2025 voor alle universiteiten middelen toegevoegd met als doel het versterken van regionale samenwerkingsverbanden tussen onderwijssectoren. De middelen (€ 4.173.000 in 2022, € 2.891.000 in 2023, € 2.361.000 in 2024 en € 2.178.000 in 2025) zijn afkomstig uit de middelen van het studievoorschot. Het bedrag dat een universiteit ontvangt wordt bepaald op basis van het aandeel van een universiteit in de studentgebonden financiering wo en de onderwijsopslag in percentages wo in het jaar 2018. Op deze wijze zijn de middelen voor regionale samenwerkingsverbanden ook verdeeld in de periode 2018 tot en met 2021 (brieven van 8 juni 2017 met kenmerk 1201580, 10 juli 2017 met kenmerk 1218794 en 1 juli 2021 met kenmerk 28430346).

  • i. de onderwijsopslag van de Vrije Universiteit Amsterdam en de Radboud Universiteit Nijmegen is gewijzigd als gevolg van het vertrek van het seminarie ten dienste van de Orthodoxe geloofsgemeenschap van de Vrije Universiteit Amsterdam naar de Radboud Universiteit Nijmegen. De bijdrage van het seminarie van € 260.000 is in 2021 voor 50% overgeheveld van de Vrije Universiteit Amsterdam naar de Radboud Universiteit Nijmegen. Er is gekozen voor 50% van de bijdrage in 2021 vanwege de overstap per 1 juli 2021. Vanaf 2022 wordt het volledige bedrag van € 265.781 (€ 260.000 inclusief loon- en prijsbijstelling 2021) overgeheveld van de Vrije Universiteit Amsterdam naar de Radboud Universiteit Nijmegen (brieven van 20 december 2019 met kenmerk 17897881, 10 september 2020 met kenmerk 25431405, 20 mei 2021 met kenmerk 28115039 en 20 mei 2021 met kenmerk 28113324).

  • j. de middelen ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs dat zich richt op het herstel en de ontwikkeling van het onderwijs tijdens en na corona, zijn ook onderdeel van de bedragen in bijlage 1. De middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs voor lerarenopleidingen, begeleiding studenten/hulp in de klas en verbreden en verlengen van het stage-offensief worden aangemerkt als niet-normatief voor zover het de periode 2021 en 2022 betreft en dienen als zodanig te worden verwerkt in de balans en staat van baten en lasten. In RJ 660.202a is opgenomen hoe deze middelen verwerkt worden in de jaarrekening (brief van 1 juli 2021 met kenmerk 28396141). Deze toelichting is abusievelijk weggelaten bij de vorige wijziging van de regeling waarin de middelen afkomstig uit het Nationaal Programma Onderwijs toegevoegd zijn aan de rijksbijdrage (Staatscourant van 15 juni 2021, nr. 29814).

C

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘percentages onderwijsopslag universiteiten’ in bijlage 2. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. toevoegen van middelen voor Wageningen University zoals beschikbaar gesteld door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat bij overkomst van het groen onderwijs naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze middelen zijn al per 2019 toegevoegd, maar kennen een oploop. Daarom zal de oploop jaarlijks tot en met 2023 toegevoegd worden aan de onderwijsopslag in percentages van Wageningen University.

  • b. daarnaast zijn de percentages gewijzigd vanwege de herziening van de bekostiging naar aanleiding van het advies van de commissie Van Rijn. In het wo is gekozen voor een ingroeipad van drie jaar waardoor de middelen die binnen de onderwijsopslag in percentages gerealloceerd worden, tot en met 2023 per jaar verschillen. In de kabinetsreactie op het commissieadvies staat dat er per 2020 een bedrag van € 323.913.808 verschoven zal worden van de studentgebonden financiering wo naar de onderwijsopslag in percentages van universiteiten. Deze verschuiving wordt in 2022 in de onderwijsopslag in percentages ingevuld door € 250.000.000 te verdelen op basis van het aantal bètatechniek studenten per universiteit en € 50.000.000 te verdelen op basis van het aandeel van instroom van studenten vanuit een andere instelling. Een bedrag van € 170.384 is in 2020 structureel overgeheveld naar de onderwijsopslag in percentages van het hbo. Dit betreft de overheveling van variabel naar vast voor hogescholen die wo-opleidingen aanbieden. Het resterende bedrag van € 23.743.425 wordt in 2022 budgetneutraal overgeheveld van de studentgebonden financiering naar de onderwijsopslag in percentages. Daarnaast wordt de onderwijsopslag in percentages verhoogd met € 36.000.000, om negatieve herverdeeleffecten als gevolg van de herziening van de bekostiging, te verzachten1. Deze bedragen zijn uitgedrukt in prijspeil 2020 en worden gecorrigeerd voor loon- en prijsbijstelling.

  • c. tevens worden de percentages gewijzigd als gevolg van het overhevelen van de middelen voor de landelijke bibliotheekfunctie en huisvesting ateliergebouw van de onderwijsopslag in bedragen naar de onderwijsopslag in percentages. Het bedrag van in totaal € 6.475.520 blijft bestemd voor de betreffende universiteiten.

  • d. tot slot worden de percentages gewijzigd als gevolg van het structureel toevoegen van middelen ter compensatie voor het verbod op het vragen van een eigen bijdrage aan studenten voor selectiekosten. De compensatie ziet op de fixusopleidingen tandheelkunde en geneeskunde (brief met kenmerk 1196279). De middelen maakten in de periode 2017 tot en met 2021 onderdeel van de onderwijsopslag in bedragen en worden nu structureel toegevoegd aan de onderwijsopslag in percentages. Het bedrag van € 584.657 blijft bestemd voor de desbetreffende universiteiten.

D

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 3. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. onder de noemer kwetsbare opleidingen zijn bij de betreffende hogescholen de bedragen aangepast in het kader van de nieuwe sectoragenda voor het hbo kunstonderwijs 2021–2025. Dit is een vervolg op het sectorplan KUO NEXT 2016–2020. Met de nieuwe agenda worden de afspraken verlengd over volumebeperking van het aantal ingeschreven studenten in bepaalde bacheloropleidingen en de compensatiegelden die daarmee gemoeid zijn. Er zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in de afspraken over volumebeperking per instelling en de daarmee samenhangende verdeling van de compensatiegelden over de instellingen. Het beschikbare budget is € 7.409.582 in 2022 en € 8.330.989 in de jaren 2023 tot en met 2025 vóór indexering (brief van 29 juli 2021 met kenmerk 28895253)

  • b. onder de noemer kwetsbare opleidingen is een bedrag van € 6.906.669 beschikbaar vanwege de ophoging van de opleidingscapaciteit voor zorgmasters met inachtneming van het daadwerkelijk aantal bekostigde inschrijvingen bij deze opleidingen per peildatum 2020 en 2011, indien sprake is van een toename van het aantal bekostigde inschrijvingen gedurende deze periode (brief van 29 maart 2012 met kenmerk 384276). De beschikbare middelen worden verdeeld naar rato van het aandeel van een instelling in de toename van het aantal inschrijvingen tussen peildatum 2011 en 2020.

  • c. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn de volgende incidentele bedragen komen te vervallen: € 1.389.481 voor claim rekenschap HZ University of Applied Sciences, € 303.698 voor ontwikkeling gespecialiseerde pabo opleiding, € 1.266.739 voor pilot sneltesten mbo-ho, € 158.698 voor Student4Student, € 102.255 voor kennisdeling en monitoring regionale samenwerking mbo-hbo en vo-ho, € 646.902 voor professionalisering peerreview ‘10voordeleraar’ en € 79.008 voor ruim baan voor leraren. Deze middelen waren beschikbaar tot en met 2021.

  • d. onder de noemer bijzondere voorzieningen zijn in het kader van het programma Holland Scholarship de vanuit OCW beschikbare middelen voor deelnemende hogescholen voor inkomende en uitgaande beurzen herverdeeld op basis van de opgegeven aantallen inkomende en uitgaande beurzen per instelling voor het studiejaar 2021–2022. De bijdrage voor het jaar 2022 komt daarbij uit op € 1.283.903.

  • e. onder de noemer bijzondere voorzieningen is voor het jaar 2022 een bedrag van € 7.357.650 opgenomen ten behoeve van halvering collegegeld tweedejaars studenten HO bij lerarenopleidingen. Hogescholen ontvangen via de rijksbijdrage compensatie voor de Regeerakkoord maatregel ‘halvering collegegeld eerstejaars HO’. Daarmee werd het wettelijk collegegeld voor eerstejaars studenten in het HO gehalveerd. Voor lerarenopleidingen geldt een tweede jaar halvering van het collegegeld. De desbetreffende hogescholen ontvangen hiervoor extra middelen via de onderwijsopslag in bedragen (brief van 9 april 2018 met kenmerk 1346352).

  • f. onder de noemer bijzondere voorzieningen is de tranche 2021 van de Comenius beurzen toegekend (€ 850.000 in 2022 en € 300.000 in 2023). Deze middelen worden verdeeld over de hogescholen via 20 Teaching Fellows, 11 Senior Fellows en 2 Leadership Fellows. Deze beurzen worden verdeeld over 12 hogescholen (brieven van 22 juli 2021 met kenmerk 28675837, 28665461, 28671670, 28677160, 28675599, 28677062, 28673404, 28672604, 28672513, 28665468, 28663227 en 28667208). De middelen van tranche 2021 voor het jaar 2021 zullen worden toegekend bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de berekening van de rijksbijdrage 2021 in overeenstemming met de tweede suppletoire begroting 2021 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • g. onder de noemer bijzondere voorzieningen worden voor de periode 2022 tot en met 2025 voor alle hogescholen middelen toegevoegd met als doel het versterken van regionale samenwerkingsverbanden tussen onderwijssectoren. De middelen (€ 9.112.000 in 2022, € 6.247.000 in 2023, € 4.357.000 in 2024 en € 3.990.000 in 2025) zijn afkomstig uit de middelen van het studievoorschot. Het bedrag dat een hogeschool ontvangt wordt bepaald op basis van het aandeel van een hogeschool in de studentgebonden financiering hbo en de onderwijsopslag in percentages hbo in het jaar 2018. Op deze wijze zijn de middelen voor regionale samenwerkingsverbanden ook verdeeld in de periode 2018 tot en met 2021 (brieven van 8 juni 2017 met kenmerk 1201580, 10 juli 2017 met kenmerk 1218794 en 1 juli 2021 met kenmerk 28430346).

  • h. de middelen ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs dat zich richt op het herstel en de ontwikkeling van het onderwijs tijdens en na corona, zijn ook onderdeel van de bedragen in bijlage 3. De middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs voor lerarenopleidingen, begeleiding studenten/hulp in de klas, verbreden en verlengen van het stage-offensief en inhaal en ondersteuningsonderwijs worden aangemerkt als niet-normatief voor zover het de periode 2021 en 2022 betreft en dienen als zodanig te worden verwerkt in de balans en staat van baten en lasten. In RJ 660.202a is opgenomen hoe deze middelen verwerkt worden in de jaarrekening (brief van 1 juli 2021 met kenmerk 28398454). Deze toelichting is abusievelijk weggelaten bij de vorige wijziging van de regeling waarin de middelen afkomstig uit het Nationaal Programma Onderwijs toegevoegd zijn aan de rijksbijdrage (Staatscourant van 15 juni 2021, nr. 29814).

E

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘percentages onderwijsopslag hogescholen’ in bijlage 4. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. toevoegen van middelen voor groene hogescholen zoals beschikbaar gesteld door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat bij overkomst van het groen onderwijs naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze middelen zijn al per 2019 toegevoegd, maar kennen een oploop. Daarom zal de oploop jaarlijks tot en met 2023 toegevoegd worden aan de onderwijsopslag in percentages van de groene hogescholen.

  • b. tevens worden de percentages gewijzigd als gevolg van het structureel toevoegen van middelen ter compensatie voor het verbod op het vragen van een eigen bijdrage aan studenten voor selectiekosten. De compensatie ziet op de opleidingen met aanvullende eisen op gebied van kunst- en hotelonderwijs en de fixusopleidingen mondzorgkunde en fysiotherapie (brief met kenmerk 1196297). De middelen maakten in de periode 2017 tot en met 2021 onderdeel van de onderwijsopslag in bedragen en worden nu structureel toegevoegd aan de onderwijsopslag in percentages. Het bedrag van € 2.823.245 blijft bestemd voor de desbetreffende hogescholen.

F

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘bedragen voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 5. Daarnaast is er sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. bij de voorziening onderzoek in bedragen van Universiteit Twente is het incidentele bedrag van € 168.325 bestemd voor het Max Planck Center komen te vervallen. Deze middelen waren beschikbaar tot en met 2021.

  • b. tijdelijke uitname van middelen voor Zwaartekracht tranche 2022 omdat de verdeling van deze middelen over de universiteiten pas op een later moment bekend wordt. De verdeling van de middelen die samenhangen met Zwaartekracht tranche 2022 zal zeer waarschijnlijk worden verwerkt bij de wijziging van de regeling die samenhangt met de berekening van de rijksbijdrage 2022 in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting 2022 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • c. de middelen bestemd voor het Koninklijk Instituut voor Taal- Land- en Volkenkunde en het Roosevelt Study Center (beiden Universiteit Leiden) zijn overgeheveld van de voorziening onderzoek in bedragen naar de voorziening onderzoek in percentages. De voorziening onderzoek in bedragen bestaat uit bedragen die vanwege beleidsmatige overwegingen of bestuurlijke afspraken jaarlijks kunnen wijzigen. Zodra het niet langer nodig is dat deze bedragen vanwege diezelfde beleidsmatige overwegingen of bestuurlijke afspraken zichtbaar blijven, worden ze omgezet naar de voorziening onderzoek in percentages. Dit is sinds 2008 bestendig beleid.

  • d. de middelen ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs dat zich richt op het herstel en de ontwikkeling van het onderwijs tijdens en na corona, zijn ook onderdeel van de bedragen in bijlage 5. De middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs met als doel dat onderzoekers met een tijdelijk contract, waarvan het onderzoek vertraging heeft opgelopen veroorzaakt door de coronacrisis in 2020, wat tot extra kosten leidt in 2021 en 2022, in staat worden gesteld om hun onderzoek af te ronden in het belang van hun wetenschappelijke carrière, de continuïteit van het onderzoek en de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland, worden aangemerkt als niet-normatief voor zover het de periode 2021 en 2022 betreft en dienen als zodanig te worden verwerkt in de balans en staat van baten en lasten. In RJ 660.202a is opgenomen hoe deze middelen verwerkt worden in de jaarrekening. Deze toelichting is abusievelijk weggelaten bij de vorige wijziging van de regeling waarin de middelen afkomstig uit het Nationaal Programma Onderwijs toegevoegd zijn aan de rijksbijdrage (Staatscourant van 15 juni 2021, nr. 29814).

G

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘percentages voorziening onderzoek universiteiten’ in bijlage 6. Er is sprake van een wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. de percentages zijn gewijzigd als gevolg van het toevoegen van de middelen voor Wageningen University zoals beschikbaar gesteld door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat bij overkomst van het groen onderwijs naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze middelen zijn al per 2019 toegevoegd, maar kennen een oploop. Daarom zal de oploop jaarlijks tot en met 2022 toegevoegd worden aan de voorziening onderzoek in percentages van Wageningen University.

  • b. tevens worden de percentages gewijzigd als gevolg van het overhevelen van de middelen voor het Koninklijk Instituut voor Taal- Land- en Volkenkunde en het Roosevelt Study Center van de voorziening onderzoek in bedragen naar de voorziening onderzoek in percentages. Het bedrag van € 1.645.952 blijft bestemd voor Universiteit Leiden.

H

Dit onderdeel betreft de aanpassing van bijlage 7. Dit onderdeel is gewijzigd vanwege een herschikking in de verdeling van het reeds toegevoegde jaarlijks bedrag van € 34.594.996 voor de jaren 2021 en 2022 ten behoeve van het Nationaal Programma Onderwijs met als doel dat onderzoekers met een tijdelijk contract, waarvan het onderzoek vertraging heeft opgelopen veroorzaakt door de coronacrisis in 2020, wat tot extra kosten leidt in 2021 en 2022, in staat worden gesteld om hun onderzoek af te ronden in het belang van hun wetenschappelijke carrière, de continuïteit van het onderzoek en de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland. De verdeling is op verzoek van de NFU gewijzigd vanwege de technische werking van het verdeelmodel waardoor een onwenselijke verschuiving tussen de te ontvangen middelen voor de verschillende UMC’s heeft plaatsgevonden. Door de verdeling van de beschikbare middelen iets te wijzigen wordt dit effect gecorrigeerd (brief van 22 juli 2021 met kenmerk 28821655). De financiële middelen worden verdeeld op basis van het aandeel van een Universitair Medisch Centrum in de omvang van het aantal promovendi met een tijdelijk contract (fte) van de Universitair Medisch Centra, berekend op basis de verhouding van het aantal promovendi in 2020 (50%) en het gemiddeld aantal gepromoveerden in de periode 2017 tot en met 2019 (50%) (Kamerbrief van 21 mei 2021 met nummer 2021Z08737). Deze middelen worden aangemerkt als niet-normatief voor zover het de periode 2021 en 2022 betreft en dienen als zodanig te worden verwerkt in de balans en staat van baten en lasten. In RJ 660.202a is opgenomen hoe deze middelen verwerkt worden in de jaarrekening. Deze toelichting is abusievelijk weggelaten bij de vorige wijziging van de regeling waarin de middelen afkomstig uit het Nationaal Programma Onderwijs toegevoegd zijn aan de rijksbijdrage (Staatscourant van 15 juni 2021, nr. 29814).

I

Dit onderdeel betreft de vaststelling van de ‘bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen’ in bijlage 9. De hogescholen die lerarenopleidingen verzorgen ontvangen een bedrag bepaald in de regeling. De verdeling van het bedrag wordt jaarlijks herijkt op basis van het aantal bekostigde inschrijvingen bij lerarenopleidingen.

J

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de verdeling van de middelen voor kwaliteitsbekostiging over de universiteiten in bijlage 10 en de verdeling van de middelen voor kwaliteitsbekostiging over de hogescholen in bijlage 11. Tot en met 2021 maakten deze middelen onderdeel uit van het onderwijsdeel van universiteiten en hogescholen. Vanaf 2022 kennen deze middelen een aparte post ‘kwaliteitsbekostiging’ en worden ze ook als zodanig gepresenteerd in de Rfho. De Open Universiteit biedt, naast wo-opleidingen, ook hbo-opleidingen aan en ontvangt om die reden ook middelen voor kwaliteitsbekostiging hbo. De Open Universiteit ontvangt in 2022 een totaalbedrag van € 1.628.862, waarvan € 1.619.615 afkomstig uit kwaliteitsbekostiging wo en € 9.247 afkomstig uit kwaliteitsbekostiging hbo. Tevens zijn er drie hogescholen die, naast hbo-opleidingen, ook wo-opleiding(en) aanbieden en om die reden ook middelen voor kwaliteitsbekostiging wo ontvangen. Dit betreft de volgende hogescholen en bedragen:

Instelling

Hbo

Wo

Totaal

Breda University of Applied Sciences

€ 4.589.948

€ 36.028

€ 4.625.976

Hanzehogeschool Groningen

€ 19.194.174

€ 37.848

€ 19.232.022

Hogeschool van Amsterdam

€ 28.274.146

€ 23.291

€ 28.297.437

K

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de ‘Indeling register en bekostigingsniveaus, bedoeld in artikel 1.1, van het besluit, voor opleidingen van het hoger beroepsonderwijs’ en de ‘Indeling register en bekostigingsniveaus, bedoeld in artikel 1.1, van het besluit, voor opleidingen van het wetenschappelijk onderwijs’ in bijlage 13. Er is sprake van wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. Binnen het CROHO onderdeel Gezondheidszorg in het hbo is de schrijfwijze van de opleiding ‘Ad Zorg en Technologie’ gewijzigd.

  • b. binnen het CROHO onderdeel Gedrag en Maatschappij is de opleiding ‘B Milieu maatschappijwetenschappen’ komen te vervallen. Deze opleiding is overgegaan in ‘B Global Sustainability Science (onderdeel van CROHO onderdeel Sectoroverstijgend, ‘Subonderdeel: Onderwijs/Landbouw en Natuurlijke Omgeving/Natuur/Techniek/Gezondheid).

  • c. binnen het CROHO onderdeel Onderwijs zijn de opleidingen ‘M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Aardrijkskunde’, ‘M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Geschiedenis’ en ‘M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Maatschappijleer’ overgegaan in ‘M Educatie in de Mens- en Maatschappijwetenschappen’. De opleidingen ‘M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Duitse Taal en Cultuur’, ‘M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Engelse Taal en Cultuur’, ‘M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Franse Taal en Cultuur’, ‘M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Nederlandse Taal en Cultuur’ en ‘M Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Spaanse Taal en Cultuur’ zijn overgegaan in ‘M Educatie in de Taal- en cultuurwetenschappen’.

Artikel II Inwerkingtreding

Artikel I, uitgezonderd onderdeel K, heeft betrekking op het begrotingsjaar 2022 en treedt daarom in werking met ingang van 1 januari 2022.

Artikel I, onderdeel K, heeft betrekking op de indeling van opleidingen in Croho voor studiejaar 2021–2022 en treden daarom met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met terugwerkende kracht in werking per 1 september 2021.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Kamerstukken U, 2018–2019,31 288, nr.744

Naar boven