TOELICHTING
Algemeen
In verband met de huidige crisis in Afghanistan heeft de Minister van Buitenlandse
Zaken besloten tot evacuatie van aldaar wonende Nederlanders en hun eerstegraads familieleden.
Het betreft hier een groep Nederlandse paspoorthouders en hun eerstegraads familieleden,
die veelal reeds gedurende geruime tijd in Afghanistan wonen en geen woonstede (meer)
in Nederland hebben.
Het kabinet heeft voor deze situatie een geheel van maatregelen getroffen, die zijn
vastgelegd in het zogenoemde Draaiboek opvang in Nederland van evacués uit het buitenland,
dat voorziet in registratie, eerste opvang, opvang van zieken, huisvesting en de onderhavige
financiële regeling. De regeling is toegesneden op de huidige crisissituatie en heeft
een tijdelijk karakter; de geldigheidsduur bedraagt 26 weken. Indien de ontwikkelingen
daartoe aanleiding geven, zullen op de kortst mogelijke termijn nadere maatregelen
worden genomen.
Op grond van deze Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Afghanistan 2021
kunnen de gerepatrieerden die over onvoldoende middelen, zijnde inkomen en vermogen,
beschikken gedurende een tijdelijk verblijf in Nederland in aanmerking komen voor
een eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten, een wekelijkse toelage en een
vergoeding voor gemaakte buitengewone kosten. Gerepatrieerden komen zo nodig in aanmerking
voor een ziektekostenverzekering en een WA-verzekering.
De regeling is gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies en, omdat de regeling wordt
uitgevoerd door de Sociale verzekeringsbank (SVB) die uitvoering geeft aan deze taken
op grond van artikel 34, eerste lid, onder d, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen, op artikel 77 van die laatste genoemde wet. De Kaderregeling subsidies
OCW, SZW en VWS is niet van toepassing. Zie artikel 1.2, tweede lid, van de Kaderregeling
subsidies OCW, SZW en VWS.
De regeling geldt als passende en toereikende voorliggende voorziening voor de Participatiewet.
Een gerepatrieerde is geen kostendelende medebewoner als bedoeld in artikel 19a Participatiewet.
Artikelsgewijs
Artikel 1. Definities
In dit artikel is omschreven wie als gerepatrieerde in de zin van deze regeling wordt
aangemerkt. Het betreft hier de Nederlander en de eerstegraads verwanten en kleinkinderen
tot 21 jaar, die in Afghanistan wonen en die gevolg hebben gegeven aan de oproep van
de Minister van Buitenlandse Zaken om in verband met de ontwikkelingen in dat land
tijdelijk naar Nederland te komen. Voor de vorenbedoelde eerstegraads verwanten en
kleinkinderen tot 21 jaar geldt dat zij ook als gerepatrieerde worden aangemerkt als
de Nederlander zelf niet met hen naar Nederland is gekomen.
Er wordt op gewezen dat het recht op de verstrekkingen niet is gebonden aan gebruikmaking
van de opvang waarin het hiervoor genoemde draaiboek voorziet. Ook degene die zelf
onderdak heeft geregeld, bijvoorbeeld bij familie, kan een beroep op de regeling doen.
Artikel 2. Verstrekkingen
In dit artikel worden de verstrekkingen genoemd waarop de regeling recht geeft. De
verstrekkingen worden hierna toegelicht bij de artikelen waarin zij zijn uitgewerkt
(artikelen 6, 7 en 8). De verstrekkingen zijn onbelast.
Artikel 3. Aanvraag
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de Minister) bepaalt op aanvraag
het recht van de gerepatrieerde op een eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten,
een wekelijkse toelage en de vergoeding voor buitengewone kosten. De noodzaak voor
verstrekkingen in de vorm van verzekeringen tegen ziektekosten en wettelijke aansprakelijkheid
wordt door de SVB ambtshalve vastgesteld. In beginsel heeft de gerepatrieerde recht
op laatstbedoelde verstrekkingen, tenzij deze bij de registratie na aankomst in Nederland
heeft aangegeven in Nederland reeds over de betreffende verzekering(en) te beschikken.
Artikel 4. Onthouden verstrekkingen
Het eerste lid geeft de Minister de bevoegdheid om verstrekkingen te onthouden als
de gerepatrieerde niet desgevraagd de gegevens verstrekt die nodig zijn om het recht
daarop te kunnen vaststellen.
De regeling heeft een complementair karakter; de belanghebbende komt niet voor verstrekkingen
als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en tweede lid, onder a, in aanmerking voor zover
de eigen middelen toereikend zijn om in de betreffende kosten te voorzien, of middelen
worden verstrekt door opvang bij bijvoorbeeld familie, vrienden of bekenden. Om de
regeling uitvoeringstechnisch zo eenvoudig mogelijk te houden, is de toets op de eigen
middelen van de gerepatrieerde beperkt gehouden. In aanmerking worden genomen de middelen
waarover de gerepatrieerde hier te lande kan beschikken, bijvoorbeeld meegenomen contanten,
saldi van bank- of girorekeningen die hier te lande kunnen worden opgenomen of verzekeringsuitkeringen.
Middelen die niet in aanmerking worden genomen zijn bijvoorbeeld vermogen dat belichaamd
is in onroerende zaken en dat in de gegeven situatie niet te gelde kan worden gemaakt,
tegoeden op geblokkeerde rekeningen of gelden waarover onder de gegeven omstandigheden
niet hier te lande kan worden beschikt. De middelen worden in aanmerking genomen gedurende
het tijdsbestek dat de gerepatrieerde daarover hier te lande beschikt. Indien de middelen
waarover de gerepatrieerde bij aankomst in Nederland beschikt na verloop van tijd
zijn ingeteerd, komt de gerepatrieerde aansluitend in aanmerking voor de verstrekking,
mits aan de overige voorwaarden van de regeling wordt voldaan. Anderzijds geldt dat
de Minister een verstrekking, geheel of gedeeltelijk, kan weigeren met ingang van
de dag waarop de gerepatrieerde wel over voldoende middelen beschikt om geheel of
gedeeltelijk zelf in de kosten te voorzien.
Artikel 5. Beëindigen verstrekkingen
Het eerste lid bevat de gronden waarop de verstrekkingen in ieder geval een einde
nemen. De zinsnede ‘in ieder geval’ brengt tot uitdrukking dat het hier geen limitatieve
opsomming betreft. Zo is er naast de in dit artikel genoemde gronden ook de beëindigingsgrond
van het vervallen van de regeling (zie artikel 11). Ook het overlijden van de gerepatrieerde
leidt tot beëindiging van de verstrekkingen.
Het beëindiging van de verstrekkingen bij het verlaten van Nederland sluit aan bij
doel en strekking van deze regeling, die alleen van toepassing is bij tijdelijk verblijf
in Nederland (onderdeel a). In Nederland (tijdelijk) achterblijvende familieleden
in de eerste graad en kleinkinderen tot 21 jaar van de gerepatrieerde die Nederland
verlaat, behouden het recht op verstrekkingen.
Indien de gerepatrieerde bij aankomst in Nederland of enige tijd nadien aantoonbaar
besluit zich blijvend in Nederland te vestigen, zijn de huisvesting waarin het draaiboek
voorziet en deze regeling niet (meer) op gerepatrieerde van toepassing (onderdeel
b). In dat geval kan de gerepatrieerde een beroep doen op de reguliere voorzieningen
voor huisvesting en sociale zekerheid.
Het tweede lid geeft de bevoegdheid aan de Minister om de verstrekkingen te beëindigen
wanneer de gerepatrieerde in strijd met de waarheid gegevens heeft verstrekt of verzwegen
waardoor ten onrechte, dan wel tot een te hoog bedrag verstrekkingen zijn uitbetaald.
Artikel 6. Hoogte en betaling eenmalige en wekelijkse verstrekkingen
Het eerste lid bepaalt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten.
De aanloopkosten zijn de eerste kosten waarmee de gerepatrieerde hier te lande mee
geconfronteerd kan worden. De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming is voor iedere
gerepatrieerde gelijk. Het bedrag van de eenmalige tegemoetkoming is gelijk aan de
hoogste wekelijkse toelage en bedraagt: € 61,–.
Het tweede lid regelt de wekelijkse toelage die bestemd is voor voedsel, kleding en
andere persoonlijke uitgaven. Voor de hoogte van deze verstrekkingen is aansluiting
gezocht bij de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen
2005. De hoogtes zijn afgestemd op het tijdelijke karakter van het verblijf, alsmede
op het feit dat de gerepatrieerde beschikking heeft over onderdak en verzekerd is
voor ziektekosten en wettelijke aansprakelijkheid. De bedragen sluiten aan bij de
normbedragen voor de dagelijkse uitgaven voor voedsel en de uitgangspunten die het
Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) hanteert. Bij het vaststellen
van de wekelijkse toelage is als uitgangspunt genomen dat hoe meer personen in het
huishouden wonen, des te hoger het bedrag dat aan voeding wordt besteed. Maar ook
dat het inkopen en bereiden van maaltijden voor meer personen juist relatief goedkoper
is. In dit licht wordt een onderscheid gemaakt tussen één- en tweepersoonshuishoudens,
driepersoonshuishoudens en vier- of meerpersoonshuishoudens. Bovendien geldt voor
een meerderjarige gerepatrieerden een andere norm dan een minderjarige gerepatrieerde.
Zoals gezegd zijn de bedragen in deze regeling ontleend aan de Regeling verstrekkingen
asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De bedragen zijn echter afgerond
naar boven, omdat de Minister de verstrekkingen (vooralsnog) contant uitbetaalt. Anders
dan in de regeling voor asielzoekers wordt gekozen voor één bedrag voor voedsel, kleding
en andere persoonlijke uitgaven. In de regeling voor asielzoekers wordt het bedrag
voor voedsel en het bedrag voor kleding en andere persoonlijke uitgaven los van elkaar
geregeld. Die beide bedragen zijn bij elkaar opgeteld en afgerond naar boven, om zodoende
tot de bedragen in deze regeling te komen.
Het derde lid geeft de Minister de bevoegdheid om het beschikbaar stellen van de eenmalige
financiële tegemoetkoming voor de aanloopkosten en de wekelijkse financiële toelage
te bepalen. Deze bevoegdheid betreft zowel het moment en de wijze waarop de beschikbaarstelling
plaatsvindt als, wat de wekelijkse financiële toelage betreft, de periode waarover
die toelage wordt uitbetaald. Dit betekent ook dat de Minister kan besluiten de verstrekkingen
per huishouden uit te betalen, indien alle meerderjarige gerepatrieerden zich daarin
kunnen vinden.
Het vierde lid bepaalt imperatief dat de financiële toelage en de eenmalige tegemoetkoming
voor de aanloopkosten voor minderjarigen niet aan die minderjarigen beschikbaar wordt
gesteld, maar aan zijn gerepatrieerde ouder of verzorger.
Artikel 7. Buitengewone kosten
Het onderhavige artikel voorziet er in gerepatrieerden aanspraak te geven op vergoeding
van buitengewone kosten. De bepaling strekt ertoe te voorkomen dat een gerepatrieerde
door buitengewone kosten in een financiële achterstandsituatie komt te staan ten opzichte
van andere gerepatrieerden die deze kosten niet hoeven te maken. De bepaling strekt
nadrukkelijk niet tot een algemene verbetering van de financiële situatie van de gerepatrieerde.
Een gerepatrieerde heeft aanspraak op vergoeding van buitengewone kosten ingeval de
kosten:
-
1. noodzakelijk en onvermijdbaar zijn;
-
2. in Nederland zijn gemaakt; en
-
3. in die kosten niet op andere wijze kan worden voorzien (zie voorts artikel 4, tweede
lid).
Ad 1. Het moet gaan om kosten waarvan in redelijkheid geoordeeld kan worden dat zij
noodzakelijk en onvermijdbaar zijn, bezien in het licht van het tijdelijke karakter
van het verblijf in Nederland van de gerepatrieerde en het sobere, humane karakter
van de voorzieningen in het meergenoemde draaiboek. De noodzaak betreft zowel de aard
als de hoogte van de kosten. De Minister zal deze kosten in alle redelijkheid als
buitengewoon moeten kunnen aanmerken. De onvermijdbaarheid houdt in dat het maken
van de kosten niet te voorkomen is en geen uitstel duldt.
Ad 2. Kosten die de gerepatrieerde buiten Nederland maakt, behoren niet tot de buitengewone
kosten.
Ad 3. Bij ‘op andere wijze in de kosten voorzien’ kan gedacht worden aan betaling
van de kosten uit de financiële toelage. Andere voorbeelden zijn vergoedingen vanuit
de verzekeringen waarin de regeling voorziet en vergoedingen vanuit door gerepatrieerde
zelf afgesloten verzekeringen. Voorts valt te denken aan verstrekkingen die ontvangen
worden uit hoofde van een (voormalige) dienstbetrekking. Uit artikel 4, tweede lid,
volgt dat de middelen waarover de gerepatrieerde kan beschikken mede bepalend zijn
bij de beoordeling van het recht op verstrekkingen voor buitengewone kosten.
Voorbeelden van kosten die als buitengewoon zijn aan te merken zijn reiskosten van
de gerepatrieerde voor bezoek aan een medicus of voor het voldoen aan een juridische
verplichting (niet van begeleiders, tenzij voor de begeleiding een medische noodzaak
aanwezig is) en kosten voortvloeiend uit een op voorschrift van een arts te volgen
dieet. Geen buitengewone kosten zijn onder meer de kosten van reizen in verband met
een sociaal of recreatief doel, kosten in verband met vervanging dan wel herstel van
goederen die door eigen toedoen of nalatigheid verloren zijn gegaan of beschadigd,
kosten in verband met het aanhouden van de woonsituatie in het woonland, kosten in
verband met reizen naar en van Nederland, kosten voor de aanschaf van huisraad en
telefoonkosten.
Voor de hoogte van de buitengewone kosten wordt aangesloten bij hetgeen noodzakelijk
en onvermijdbaar is. Zo zal bijvoorbeeld voor noodzakelijke reiskosten een vergoeding
worden verstrekt tot het bedrag van de goedkoopste wijze van openbaar vervoer, ook
al heeft de gerepatrieerde per taxi of huurauto gereisd.
Naast de hiervoor genoemde voorwaarden geldt voor de vergoeding van buitengewone kosten
de in het eerste en tweede lid geregelde toestemming van de Minister voor het maken
van de kosten. De toestemming dient vooraf te worden gevraagd. Dit draagt ertoe bij
dat zowel de gerepatrieerde als de Minister tot een juiste, tijdige beslissing kunnen
komen met betrekking tot de te maken kosten.
Het derde lid bepaalt expliciet dat kosten die samenhangen met een door de gerepatrieerde
gepleegde onrechtmatige daad, gepleegd misdrijf of begane overtreding in ieder geval
geen buitengewone kosten zijn.
Artikel 8. Verzekeringen
Gerepatrieerden zullen zo nodig verzekerd worden tegen de in artikel 10 van de Zorgverzekeringswet
en artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg bedoelde risico’s. Dit betreft de verstrekkingen
die op grond van de wettelijk verplichte basisverzekering worden vergoed. Voorts zullen
gerepatrieerden zo nodig verzekerd worden tegen de financiële gevolgen van wettelijke
aansprakelijkheid jegens een derde voor een som van maximaal € 1.000.000,– per gebeurtenis.
De Minister sluit ten behoeve hiervan collectieve verzekeringen af en zal de daaraan
verbonden kosten dragen. De Minister zal, na vaststelling van het recht op een verzekering
als bedoeld in deze regeling, de naam van de betrokken gerepatrieerde doorgeven aan
de verzekeraar. Hierna zal al het contact tussen de gerepatrieerde en de zorgverzekeraar
verlopen. De Minister heeft na het afsluiten van de verzekering en het op de hoogte
stellen van de gerepatrieerde geen rol meer als tussenpersoon.
Artikel 9. Terugvordering
Dit artikel geeft de Minister een terugvorderingsbevoegdheid indien een gerepatrieerde
in strijd met de waarheid gegevens heeft verstrekt of verzwegen, waardoor hij of anderen
ten onrechte, of tot een te hoog bedrag, verstrekkingen heeft ontvangen. Het betreft
hier alle in artikel 2 genoemde verstrekkingen, dus ook de kosten van de verzekeringen.
De Minister zal bij de uitoefening van deze bevoegdheid rekening houden met alle feiten
en omstandigheden van het betreffende geval, alsmede met de doelmatigheid van de terugvordering.
Artikel 10. Mandaat
Aan de SVB wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om namens de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitvoering te geven aan deze regeling. SVB kan deze
bevoegdheden ondermandateren aan de onder hem ressorterende functionarissen. Aan de
SVB wordt mandaat en machtiging verleend om namens de Minister te beslissen op bezwaarschriften
tegen voornoemde besluiten en het voeren van beroepsprocedures in de gevallen waarin
beroep wordt ingesteld tegen voornoemde besluiten. Opgemerkt wordt nog dat de SVB
met het mandaat heeft ingestemd.
Artikel 11. Rijksbijdrage en verantwoording
In dit artikel is bepaald dat de lasten van deze regeling (uitvoeringskosten van de
SVB, verzekeringen, verstrekkingen minus terugvorderingen) worden bekostigd met een
Rijksbijdrage ten laste van de begroting. De verantwoording vindt plaats via de jaarrekening
van de SVB, waarin een overzicht wordt gegeven van de uitgaven door de SVB op grond
van deze regeling. De termijnen waarbinnen dit overzicht moet worden verstrekt en
voor de vaststelling door de Minister zijn in overeenstemming met de gebruikelijke
verantwoording van de uitvoering door de SVB van dergelijke Tijdelijke regelingen.
Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 49 van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is ook in de accountantscontrole voorzien.
Artikel 12. Inwerkingtreding en beëindigen regeling
Tegen de achtergrond van het feit dat de eerste gerepatrieerden op 16 augustus 2021
in Nederland zijn aangekomen, werkt de regeling tot en met die datum terug.
Zoals is aangegeven in de algemene toelichting heeft deze regeling een tijdelijk karakter.
In verband hiermee vervalt deze regeling 26 weken na de inwerkingtreding.
Het tweede lid biedt de Minister de mogelijkheid om de regeling binnen de vorenbedoelde
periode van 26 weken in te trekken, indien ontwikkelingen in land(en) waarvoor de
Minister van Buitenlandse Zaken fase 4 heeft afgekondigd, daartoe aanleiding geeft.
Hierbij gaat de Minister af op het oordeel van de Minister van Buitenlandse Zaken.
Bij de toepassing van deze bepaling zal worden betrokken dat de gerepatrieerden enige
tijd nodig hebben om hun terugkeer voor te bereiden. Op grond van het derde lid kan
de Minister de regeling verlengen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees