Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 augustus 2021, nr. 2021-0000135096, tot het tijdelijk doen van verstrekkingen aan gerepatrieerden ten gevolge van de crisis in Afghanistan 2021 (Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Afghanistan 2021)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 9 van de Kaderwet SZW-subsidies, artikel 77 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

alleenstaande minderjarige gerepatrieerde:

gerepatrieerde die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en die zonder begeleiding of verzorging van een ouder of voogd is gekomen;

buitengewone kosten:

noodzakelijke, onvermijdbare kosten die in Nederland worden gemaakt en die vanwege hun aard of hoogte in redelijkheid niet geacht kunnen worden door de gerepatrieerde zelf te worden betaald;

gerepatrieerde: Nederlander,

zijn partner of huwelijkspartner, zijn ouder of stiefouder, zijn kind, stief- of pleegkind, of kleinkind jonger dan 21 jaar, die in verband met de crisis in Afghanistan omstreeks augustus 2021 vanuit Kabul, Afghanistan, tijdelijk naar Nederland is gekomen en na aankomst in Nederland door het bevoegde gezag als evacué is geregistreerd;

SVB:

Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Minister:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Artikel 2. Verstrekkingen

  • 1. De gerepatrieerde heeft gedurende zijn tijdelijk verblijf in Nederland recht op de volgende verstrekkingen:

    • a. een eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten;

    • b. een wekelijkse toelage voor de aanschaf van voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven.

  • 2. De gerepatrieerde kan gedurende zijn tijdelijke verblijf in Nederland in aanmerking komen voor:

    • a. de betaling van buitengewone kosten;

    • b. de dekking van de kosten van medische verstrekkingen overeenkomstig een daartoe te treffen ziektekostenregeling voor zover deze kosten niet uit hoofde van een andere ziektekostenregeling worden vergoed;

    • c. een verzekering tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid voor zover deze kosten niet uit hoofde van een andere verzekering worden vergoed.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1. De Minister stelt het recht op de verstrekkingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en tweede lid, onderdeel a, op aanvraag vast.

  • 2. Het recht op de verstrekkingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen b en c, wordt door de Minister ambtshalve vastgesteld op basis van de gegevens die de gerepatrieerde in het kader van de registratie als evacué heeft verstrekt.

  • 3. Een aanvraag wordt bij de SVB ingediend door middel van een door de SVB beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

Artikel 4. Onthouden verstrekkingen

  • 1. De in artikel 2 bedoelde verstrekkingen kunnen geheel of gedeeltelijk aan een gerepatrieerde worden onthouden, indien de gerepatrieerde niet desgevraagd de gegevens verstrekt die nodig zijn voor het vaststellen van het recht op verstrekkingen. Daartoe behoren in ieder geval gegevens die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van de naam, de geboortedatum, de nationaliteit, het land van herkomst, de gezinssamenstelling, de datum van aankomst in Nederland, de middelen waarover in Nederland kan worden beschikt en de aanwezige verzekeringen voor ziektekosten en wettelijke aansprakelijkheid.

  • 2. De Minister kan een verstrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en tweede lid, onderdeel a, geheel of gedeeltelijk weigeren, indien blijkt dat de gerepatrieerde hier te lande redelijkerwijs over voldoende middelen kan beschikken om geheel of gedeeltelijk in de kosten van die verstrekking te voorzien.

Artikel 5. Beëindiging verstrekkingen

  • 1. De in artikel 2 bedoelde verstrekkingen eindigen in ieder geval met ingang van de dag waarop de gerepatrieerde:

    • a. Nederland verlaat; of

    • b. zich blijvend in Nederland vestigt.

  • 2. De Minister kan de in artikel 2 bedoelde verstrekkingen beëindigen indien, naar diens oordeel blijkt dat, een gerepatrieerde in strijd met de waarheid gegevens heeft verstrekt of verzwegen waardoor hij ten onrechte, of tot een te hoog bedrag, verstrekkingen heeft verkregen.

Artikel 6. Hoogte en betaling eenmalige en wekelijkse verstrekkingen

  • 1. De hoogte van de in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedoelde eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten bedraagt: € 61,–.

  • 2. De hoogte van de in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedoelde wekelijkse toelage bedraagt:

    • a. bij een één- of tweepersoonshuishouden: voor de meerderjarige gerepatrieerde en de alleenstaande minderjarige gerepatrieerde: € 61,– en voor de minderjarige gerepatrieerde: € 53,–;

    • b. bij een driepersoonshuishouden: voor de meerderjarige gerepatrieerde: € 51,– en voor de minderjarige gerepatrieerde: € 45,–;

    • c. bij vier- of meerpersoonhuishouden: voor de meerderjarige gerepatrieerde: € 47,– en voor de minderjarige gerepatrieerde: € 41,–.

    • 3. De verstrekkingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden op een door de Minister te bepalen tijdstip en wijze aan de gerepatrieerde beschikbaar gesteld.

    • 4. De verstrekkingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en tweede lid, onderdeel a, voor een minderjarige gerepatrieerde, die een kind is van, of verzorgd wordt door één of meer in Nederland verblijvende meerderjarige gerepatrieerden worden uitbetaald aan één van die gerepatrieerden.

Artikel 7. Buitengewone kosten

  • 1. Buitengewone kosten komen slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover vooraf door de Minister aan de gerepatrieerde toestemming is verleend voor het maken van deze kosten, met uitzondering van kosten die voortvloeien uit noodsituaties waarin naar redelijkheid geen mogelijkheid bestond tot het verzoeken om toestemming.

  • 2. De toestemming wordt uitsluitend verleend voor zover de kosten noodzakelijk zijn en niet op andere wijze in de betaling kan worden voorzien.

  • 3. Kosten die samenhangen met een door de gerepatrieerde gepleegde onrechtmatige daad, gepleegd misdrijf of begane overtreding zijn in ieder geval geen buitengewone kosten.

Artikel 8. Verzekeringen

  • 1. Het treffen van een ziektekostenregeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel b, houdt in het door de Minister ten behoeve van de gerepatrieerde sluiten van een verzekering tegen de in artikel 10 van de Zorgverzekeringswet en artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg bedoelde risico’s, alsmede het door de Minister betalen van de daarvoor verschuldigde kosten.

  • 2. Het verzekeren tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel c, houdt in het door de Minister ten behoeve van de gerepatrieerde sluiten van een verzekering voor de wettelijke aansprakelijkheid van de gerepatrieerde jegens een derde voor een som van maximaal € 1.000.000,– per gebeurtenis, alsmede het door de Minister betalen van de daarvoor verschuldigde kosten.

  • 3. Ten behoeve van de in het eerste en tweede lid bedoelde verzekeringen is een mantelovereenkomst afgesloten.

Artikel 9. Terugvordering

Indien blijkt dat een gerepatrieerde in strijd met de waarheid gegevens heeft verstrekt of verzwegen, waardoor hij of anderen ten onrechte, of tot een te hoog bedrag, de verstrekkingen, bedoeld in artikel 2, heeft verkregen, of dit op andere wijze heeft bewerkstelligd, is de Minister bevoegd de waarde van de ten onrechte toegekende verstrekkingen terug te vorderen.

Artikel 10. Mandaat

  • 1. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verleent aan de Raad van Bestuur van de SVB mandaat tot het nemen van:

    • a. besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht ter uitvoering van de artikelen 3, 4, 5, 7, 8 en 9;

    • b. beschikkingen op bezwaarschriften en, het volmacht en machtiging voor het voeren van gerechtelijke procedures en het behandelen van klachten voor zover deze gericht zijn tegen of verband houden met de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 3, 4, 5, 7, 8 en 9;

    • c. volmacht en machtiging voor het verrichten van andere rechtshandelingen en feitelijke handelingen met betrekking tot besluiten als bedoeld in artikelen 3, 4, 5, 7, 8 en 9.

  • 2. De Raad van bestuur van de SVB is bevoegd voor de in de artikelen 3, 4, 5, 7, 8 en 9 bedoelde aangelegenheden ondermandaat, volmacht en machtiging te verlenen aan de onder hem ressorterende functionarissen.

  • 3. Het krachtens mandaat en ondermandaat, ondertekenen van besluiten en beschikkingen op bezwaar geschiedt als volgt:

    De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

    namens deze,

    (gevolgd door de handtekening)

    (naam functionaris)

    (functie)

Artikel 11. Rijksbijdrage en verantwoording

  • 1. De lasten van deze regeling voor de SVB worden gefinancierd door een rijksbijdrage aan de SVB.

  • 2. Op de lasten van deze regeling voor de SVB komt in mindering de waarde van de ten onrechte toegekende verstrekkingen, die wordt teruggevorderd op grond van artikel 9.

  • 3. Artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 120, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. In de jaarrekening, bedoeld in artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, worden de lasten, bedoeld in dit artikel, opgenomen.

  • 5. Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent de Minister de lasten, bedoeld in dit artikel, met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.

  • 6. Bij de lasten, zoals genoemd in lid 2 en 5, wordt onderscheid gemaakt tussen de verzekeringen, verstrekkingen en de uitvoeringskosten.

Artikel 12. Inwerkingtreding en beëindiging regeling

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, werkt terug tot en met 18 augustus 2021 en vervalt zesentwintig weken na de datum van inwerkingtreding.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de Minister beslissen de regeling binnen de termijn van zesentwintig weken te laten vervallen voor zover de Minister van Buitenlandse Zaken het woonland van de gerepatrieerden veilig heeft verklaard.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan de Minister beslissen de regeling aansluitend aan de termijn van zesentwintig weken te verlengen.

  • 4. De regeling, zoals die voor de datum waarop deze vervalt geldt, blijft van toepassing op de financiële afwikkeling van deze regeling.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Afghanistan 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 augustus 2021

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Algemeen

In verband met de huidige crisis in Afghanistan heeft de Minister van Buitenlandse Zaken besloten tot evacuatie van aldaar wonende Nederlanders en hun eerstegraads familieleden. Het betreft hier een groep Nederlandse paspoorthouders en hun eerstegraads familieleden, die veelal reeds gedurende geruime tijd in Afghanistan wonen en geen woonstede (meer) in Nederland hebben.

Het kabinet heeft voor deze situatie een geheel van maatregelen getroffen, die zijn vastgelegd in het zogenoemde Draaiboek opvang in Nederland van evacués uit het buitenland, dat voorziet in registratie, eerste opvang, opvang van zieken, huisvesting en de onderhavige financiële regeling. De regeling is toegesneden op de huidige crisissituatie en heeft een tijdelijk karakter; de geldigheidsduur bedraagt 26 weken. Indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zullen op de kortst mogelijke termijn nadere maatregelen worden genomen.

Op grond van deze Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Afghanistan 2021 kunnen de gerepatrieerden die over onvoldoende middelen, zijnde inkomen en vermogen, beschikken gedurende een tijdelijk verblijf in Nederland in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten, een wekelijkse toelage en een vergoeding voor gemaakte buitengewone kosten. Gerepatrieerden komen zo nodig in aanmerking voor een ziektekostenverzekering en een WA-verzekering.

De regeling is gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies en, omdat de regeling wordt uitgevoerd door de Sociale verzekeringsbank (SVB) die uitvoering geeft aan deze taken op grond van artikel 34, eerste lid, onder d, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, op artikel 77 van die laatste genoemde wet. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is niet van toepassing. Zie artikel 1.2, tweede lid, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

De regeling geldt als passende en toereikende voorliggende voorziening voor de Participatiewet. Een gerepatrieerde is geen kostendelende medebewoner als bedoeld in artikel 19a Participatiewet.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

In dit artikel is omschreven wie als gerepatrieerde in de zin van deze regeling wordt aangemerkt. Het betreft hier de Nederlander en de eerstegraads verwanten en kleinkinderen tot 21 jaar, die in Afghanistan wonen en die gevolg hebben gegeven aan de oproep van de Minister van Buitenlandse Zaken om in verband met de ontwikkelingen in dat land tijdelijk naar Nederland te komen. Voor de vorenbedoelde eerstegraads verwanten en kleinkinderen tot 21 jaar geldt dat zij ook als gerepatrieerde worden aangemerkt als de Nederlander zelf niet met hen naar Nederland is gekomen.

Er wordt op gewezen dat het recht op de verstrekkingen niet is gebonden aan gebruikmaking van de opvang waarin het hiervoor genoemde draaiboek voorziet. Ook degene die zelf onderdak heeft geregeld, bijvoorbeeld bij familie, kan een beroep op de regeling doen.

Artikel 2. Verstrekkingen

In dit artikel worden de verstrekkingen genoemd waarop de regeling recht geeft. De verstrekkingen worden hierna toegelicht bij de artikelen waarin zij zijn uitgewerkt (artikelen 6, 7 en 8). De verstrekkingen zijn onbelast.

Artikel 3. Aanvraag

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de Minister) bepaalt op aanvraag het recht van de gerepatrieerde op een eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten, een wekelijkse toelage en de vergoeding voor buitengewone kosten. De noodzaak voor verstrekkingen in de vorm van verzekeringen tegen ziektekosten en wettelijke aansprakelijkheid wordt door de SVB ambtshalve vastgesteld. In beginsel heeft de gerepatrieerde recht op laatstbedoelde verstrekkingen, tenzij deze bij de registratie na aankomst in Nederland heeft aangegeven in Nederland reeds over de betreffende verzekering(en) te beschikken.

Artikel 4. Onthouden verstrekkingen

Het eerste lid geeft de Minister de bevoegdheid om verstrekkingen te onthouden als de gerepatrieerde niet desgevraagd de gegevens verstrekt die nodig zijn om het recht daarop te kunnen vaststellen.

De regeling heeft een complementair karakter; de belanghebbende komt niet voor verstrekkingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en tweede lid, onder a, in aanmerking voor zover de eigen middelen toereikend zijn om in de betreffende kosten te voorzien, of middelen worden verstrekt door opvang bij bijvoorbeeld familie, vrienden of bekenden. Om de regeling uitvoeringstechnisch zo eenvoudig mogelijk te houden, is de toets op de eigen middelen van de gerepatrieerde beperkt gehouden. In aanmerking worden genomen de middelen waarover de gerepatrieerde hier te lande kan beschikken, bijvoorbeeld meegenomen contanten, saldi van bank- of girorekeningen die hier te lande kunnen worden opgenomen of verzekeringsuitkeringen. Middelen die niet in aanmerking worden genomen zijn bijvoorbeeld vermogen dat belichaamd is in onroerende zaken en dat in de gegeven situatie niet te gelde kan worden gemaakt, tegoeden op geblokkeerde rekeningen of gelden waarover onder de gegeven omstandigheden niet hier te lande kan worden beschikt. De middelen worden in aanmerking genomen gedurende het tijdsbestek dat de gerepatrieerde daarover hier te lande beschikt. Indien de middelen waarover de gerepatrieerde bij aankomst in Nederland beschikt na verloop van tijd zijn ingeteerd, komt de gerepatrieerde aansluitend in aanmerking voor de verstrekking, mits aan de overige voorwaarden van de regeling wordt voldaan. Anderzijds geldt dat de Minister een verstrekking, geheel of gedeeltelijk, kan weigeren met ingang van de dag waarop de gerepatrieerde wel over voldoende middelen beschikt om geheel of gedeeltelijk zelf in de kosten te voorzien.

Artikel 5. Beëindigen verstrekkingen

Het eerste lid bevat de gronden waarop de verstrekkingen in ieder geval een einde nemen. De zinsnede ‘in ieder geval’ brengt tot uitdrukking dat het hier geen limitatieve opsomming betreft. Zo is er naast de in dit artikel genoemde gronden ook de beëindigingsgrond van het vervallen van de regeling (zie artikel 11). Ook het overlijden van de gerepatrieerde leidt tot beëindiging van de verstrekkingen.

Het beëindiging van de verstrekkingen bij het verlaten van Nederland sluit aan bij doel en strekking van deze regeling, die alleen van toepassing is bij tijdelijk verblijf in Nederland (onderdeel a). In Nederland (tijdelijk) achterblijvende familieleden in de eerste graad en kleinkinderen tot 21 jaar van de gerepatrieerde die Nederland verlaat, behouden het recht op verstrekkingen.

Indien de gerepatrieerde bij aankomst in Nederland of enige tijd nadien aantoonbaar besluit zich blijvend in Nederland te vestigen, zijn de huisvesting waarin het draaiboek voorziet en deze regeling niet (meer) op gerepatrieerde van toepassing (onderdeel b). In dat geval kan de gerepatrieerde een beroep doen op de reguliere voorzieningen voor huisvesting en sociale zekerheid.

Het tweede lid geeft de bevoegdheid aan de Minister om de verstrekkingen te beëindigen wanneer de gerepatrieerde in strijd met de waarheid gegevens heeft verstrekt of verzwegen waardoor ten onrechte, dan wel tot een te hoog bedrag verstrekkingen zijn uitbetaald.

Artikel 6. Hoogte en betaling eenmalige en wekelijkse verstrekkingen

Het eerste lid bepaalt de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten. De aanloopkosten zijn de eerste kosten waarmee de gerepatrieerde hier te lande mee geconfronteerd kan worden. De hoogte van de eenmalige tegemoetkoming is voor iedere gerepatrieerde gelijk. Het bedrag van de eenmalige tegemoetkoming is gelijk aan de hoogste wekelijkse toelage en bedraagt: € 61,–.

Het tweede lid regelt de wekelijkse toelage die bestemd is voor voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven. Voor de hoogte van deze verstrekkingen is aansluiting gezocht bij de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De hoogtes zijn afgestemd op het tijdelijke karakter van het verblijf, alsmede op het feit dat de gerepatrieerde beschikking heeft over onderdak en verzekerd is voor ziektekosten en wettelijke aansprakelijkheid. De bedragen sluiten aan bij de normbedragen voor de dagelijkse uitgaven voor voedsel en de uitgangspunten die het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) hanteert. Bij het vaststellen van de wekelijkse toelage is als uitgangspunt genomen dat hoe meer personen in het huishouden wonen, des te hoger het bedrag dat aan voeding wordt besteed. Maar ook dat het inkopen en bereiden van maaltijden voor meer personen juist relatief goedkoper is. In dit licht wordt een onderscheid gemaakt tussen één- en tweepersoonshuishoudens, driepersoonshuishoudens en vier- of meerpersoonshuishoudens. Bovendien geldt voor een meerderjarige gerepatrieerden een andere norm dan een minderjarige gerepatrieerde.

Zoals gezegd zijn de bedragen in deze regeling ontleend aan de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De bedragen zijn echter afgerond naar boven, omdat de Minister de verstrekkingen (vooralsnog) contant uitbetaalt. Anders dan in de regeling voor asielzoekers wordt gekozen voor één bedrag voor voedsel, kleding en andere persoonlijke uitgaven. In de regeling voor asielzoekers wordt het bedrag voor voedsel en het bedrag voor kleding en andere persoonlijke uitgaven los van elkaar geregeld. Die beide bedragen zijn bij elkaar opgeteld en afgerond naar boven, om zodoende tot de bedragen in deze regeling te komen.

Het derde lid geeft de Minister de bevoegdheid om het beschikbaar stellen van de eenmalige financiële tegemoetkoming voor de aanloopkosten en de wekelijkse financiële toelage te bepalen. Deze bevoegdheid betreft zowel het moment en de wijze waarop de beschikbaarstelling plaatsvindt als, wat de wekelijkse financiële toelage betreft, de periode waarover die toelage wordt uitbetaald. Dit betekent ook dat de Minister kan besluiten de verstrekkingen per huishouden uit te betalen, indien alle meerderjarige gerepatrieerden zich daarin kunnen vinden.

Het vierde lid bepaalt imperatief dat de financiële toelage en de eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten voor minderjarigen niet aan die minderjarigen beschikbaar wordt gesteld, maar aan zijn gerepatrieerde ouder of verzorger.

Artikel 7. Buitengewone kosten

Het onderhavige artikel voorziet er in gerepatrieerden aanspraak te geven op vergoeding van buitengewone kosten. De bepaling strekt ertoe te voorkomen dat een gerepatrieerde door buitengewone kosten in een financiële achterstandsituatie komt te staan ten opzichte van andere gerepatrieerden die deze kosten niet hoeven te maken. De bepaling strekt nadrukkelijk niet tot een algemene verbetering van de financiële situatie van de gerepatrieerde.

Een gerepatrieerde heeft aanspraak op vergoeding van buitengewone kosten ingeval de kosten:

  • 1. noodzakelijk en onvermijdbaar zijn;

  • 2. in Nederland zijn gemaakt; en

  • 3. in die kosten niet op andere wijze kan worden voorzien (zie voorts artikel 4, tweede lid).

Ad 1. Het moet gaan om kosten waarvan in redelijkheid geoordeeld kan worden dat zij noodzakelijk en onvermijdbaar zijn, bezien in het licht van het tijdelijke karakter van het verblijf in Nederland van de gerepatrieerde en het sobere, humane karakter van de voorzieningen in het meergenoemde draaiboek. De noodzaak betreft zowel de aard als de hoogte van de kosten. De Minister zal deze kosten in alle redelijkheid als buitengewoon moeten kunnen aanmerken. De onvermijdbaarheid houdt in dat het maken van de kosten niet te voorkomen is en geen uitstel duldt.

Ad 2. Kosten die de gerepatrieerde buiten Nederland maakt, behoren niet tot de buitengewone kosten.

Ad 3. Bij ‘op andere wijze in de kosten voorzien’ kan gedacht worden aan betaling van de kosten uit de financiële toelage. Andere voorbeelden zijn vergoedingen vanuit de verzekeringen waarin de regeling voorziet en vergoedingen vanuit door gerepatrieerde zelf afgesloten verzekeringen. Voorts valt te denken aan verstrekkingen die ontvangen worden uit hoofde van een (voormalige) dienstbetrekking. Uit artikel 4, tweede lid, volgt dat de middelen waarover de gerepatrieerde kan beschikken mede bepalend zijn bij de beoordeling van het recht op verstrekkingen voor buitengewone kosten.

Voorbeelden van kosten die als buitengewoon zijn aan te merken zijn reiskosten van de gerepatrieerde voor bezoek aan een medicus of voor het voldoen aan een juridische verplichting (niet van begeleiders, tenzij voor de begeleiding een medische noodzaak aanwezig is) en kosten voortvloeiend uit een op voorschrift van een arts te volgen dieet. Geen buitengewone kosten zijn onder meer de kosten van reizen in verband met een sociaal of recreatief doel, kosten in verband met vervanging dan wel herstel van goederen die door eigen toedoen of nalatigheid verloren zijn gegaan of beschadigd, kosten in verband met het aanhouden van de woonsituatie in het woonland, kosten in verband met reizen naar en van Nederland, kosten voor de aanschaf van huisraad en telefoonkosten.

Voor de hoogte van de buitengewone kosten wordt aangesloten bij hetgeen noodzakelijk en onvermijdbaar is. Zo zal bijvoorbeeld voor noodzakelijke reiskosten een vergoeding worden verstrekt tot het bedrag van de goedkoopste wijze van openbaar vervoer, ook al heeft de gerepatrieerde per taxi of huurauto gereisd.

Naast de hiervoor genoemde voorwaarden geldt voor de vergoeding van buitengewone kosten de in het eerste en tweede lid geregelde toestemming van de Minister voor het maken van de kosten. De toestemming dient vooraf te worden gevraagd. Dit draagt ertoe bij dat zowel de gerepatrieerde als de Minister tot een juiste, tijdige beslissing kunnen komen met betrekking tot de te maken kosten.

Het derde lid bepaalt expliciet dat kosten die samenhangen met een door de gerepatrieerde gepleegde onrechtmatige daad, gepleegd misdrijf of begane overtreding in ieder geval geen buitengewone kosten zijn.

Artikel 8. Verzekeringen

Gerepatrieerden zullen zo nodig verzekerd worden tegen de in artikel 10 van de Zorgverzekeringswet en artikel 3.1.1 van de Wet langdurige zorg bedoelde risico’s. Dit betreft de verstrekkingen die op grond van de wettelijk verplichte basisverzekering worden vergoed. Voorts zullen gerepatrieerden zo nodig verzekerd worden tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid jegens een derde voor een som van maximaal € 1.000.000,– per gebeurtenis. De Minister sluit ten behoeve hiervan collectieve verzekeringen af en zal de daaraan verbonden kosten dragen. De Minister zal, na vaststelling van het recht op een verzekering als bedoeld in deze regeling, de naam van de betrokken gerepatrieerde doorgeven aan de verzekeraar. Hierna zal al het contact tussen de gerepatrieerde en de zorgverzekeraar verlopen. De Minister heeft na het afsluiten van de verzekering en het op de hoogte stellen van de gerepatrieerde geen rol meer als tussenpersoon.

Artikel 9. Terugvordering

Dit artikel geeft de Minister een terugvorderingsbevoegdheid indien een gerepatrieerde in strijd met de waarheid gegevens heeft verstrekt of verzwegen, waardoor hij of anderen ten onrechte, of tot een te hoog bedrag, verstrekkingen heeft ontvangen. Het betreft hier alle in artikel 2 genoemde verstrekkingen, dus ook de kosten van de verzekeringen. De Minister zal bij de uitoefening van deze bevoegdheid rekening houden met alle feiten en omstandigheden van het betreffende geval, alsmede met de doelmatigheid van de terugvordering.

Artikel 10. Mandaat

Aan de SVB wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitvoering te geven aan deze regeling. SVB kan deze bevoegdheden ondermandateren aan de onder hem ressorterende functionarissen. Aan de SVB wordt mandaat en machtiging verleend om namens de Minister te beslissen op bezwaarschriften tegen voornoemde besluiten en het voeren van beroepsprocedures in de gevallen waarin beroep wordt ingesteld tegen voornoemde besluiten. Opgemerkt wordt nog dat de SVB met het mandaat heeft ingestemd.

Artikel 11. Rijksbijdrage en verantwoording

In dit artikel is bepaald dat de lasten van deze regeling (uitvoeringskosten van de SVB, verzekeringen, verstrekkingen minus terugvorderingen) worden bekostigd met een Rijksbijdrage ten laste van de begroting. De verantwoording vindt plaats via de jaarrekening van de SVB, waarin een overzicht wordt gegeven van de uitgaven door de SVB op grond van deze regeling. De termijnen waarbinnen dit overzicht moet worden verstrekt en voor de vaststelling door de Minister zijn in overeenstemming met de gebruikelijke verantwoording van de uitvoering door de SVB van dergelijke Tijdelijke regelingen. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is ook in de accountantscontrole voorzien.

Artikel 12. Inwerkingtreding en beëindigen regeling

Tegen de achtergrond van het feit dat de eerste gerepatrieerden op 16 augustus 2021 in Nederland zijn aangekomen, werkt de regeling tot en met die datum terug.

Zoals is aangegeven in de algemene toelichting heeft deze regeling een tijdelijk karakter. In verband hiermee vervalt deze regeling 26 weken na de inwerkingtreding.

Het tweede lid biedt de Minister de mogelijkheid om de regeling binnen de vorenbedoelde periode van 26 weken in te trekken, indien ontwikkelingen in land(en) waarvoor de Minister van Buitenlandse Zaken fase 4 heeft afgekondigd, daartoe aanleiding geeft. Hierbij gaat de Minister af op het oordeel van de Minister van Buitenlandse Zaken. Bij de toepassing van deze bepaling zal worden betrokken dat de gerepatrieerden enige tijd nodig hebben om hun terugkeer voor te bereiden. Op grond van het derde lid kan de Minister de regeling verlengen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven