Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021

Het bestuur van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 augustus 2021;

besluit:

PARAGRAAF 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Gebruikte begrippen

a. Aanvrager:

de organisatie, instelling, de natuurlijke persoon of rechtspersoon die subsidie aanvraagt.

b. Adviescommissie:

een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

c. Awb:

de Algemene wet bestuursrecht.

d. Begrotingstekort:

negatief verschil tussen de inkomsten en uitgaven.

e. Besluit:

een besluit zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. In dit reglement wordt een beschikking ook een besluit genoemd.

f. Deelregeling:

een subsidieregeling die is gebaseerd op dit reglement, met nadere regels voor het geven van subsidies.

g. Fonds:

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

h. Huishoudelijk Reglement:

Huishoudelijk Reglement van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie 2019.

i. Koninkrijk der Nederlanden:

Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

j. Minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

k.

Rijkscultuurfondsen: de Fondsen zoals bedoeld in hoofdstuk IV van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

l. Schriftelijk:

correspondentie tussen het Fonds en de aanvrager. Per deelregeling wordt bepaald welke wijze van communicatie vereist is.

m. De wet:

de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

n. Cultuurparticipatie:

het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.

o. Cultuureducatie:

het doelbewust leren over en door middel van kunst en erfgoed binnen de school.

p. Subsidie:

de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten, zoals bedoeld in artikel 4:21, eerste lid, Awb.

Artikel 2 Doel

  • 1. Het Fonds kan subsidie verstrekken aan rechtspersonen of natuurlijke personen voor activiteiten of projecten die een positieve bijdrage leveren aan het bevorderen van cultuurparticipatie of cultuureducatie in het Koninkrijk der Nederlanden, als deze in het koninkrijk zijn gevestigd.

  • 2. Door subsidies te verstrekken, wil het Fonds uitingen op het gebied van cultuurparticipatie en cultuureducatie ontwikkelen, stimuleren, spreiden en op andere manieren bevorderen.

Artikel 3 Reikwijdte

  • 1. Dit reglement is van toepassing op alle subsidies die het Fonds verstrekt.

  • 2. De grondslag voor het verstrekken van subsidies ligt in hoofdstuk 4 van de wet en in artikel 3 van de statuten van het Fonds.

  • 3. Deelregelingen kunnen bepalingen bevatten die afwijken van dit reglement.

  • 4. In deelregelingen kan staan dat daarin genoemde termijnen kunnen worden gewijzigd. In die deelregelingen staat ook waar informatie over die wijzigingen te vinden is. Dat is in ieder geval op de website van het Fonds.

Artikel 4 Doelgroepen

  • 1. Het Fonds kan subsidie verstrekken aan natuurlijke personen of rechtspersonen die geen commercieel winstoogmerk hebben en die zijn gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden.

  • 2. Het Fonds verstrekt geen subsidie aan natuurlijke personen of rechtspersonen die als doel hebben alleen de belangen te behartigen van één of enkele natuurlijke personen of rechtspersonen. Of dat het geval is, leidt het Fonds af uit hun statuten of hun activiteiten.

  • 3. Als het Fonds in deelregelingen verwijst naar:

    • a. het Koninkrijk der Nederlanden, dan wordt daarmee bedoeld: alle landen binnen het Koninkrijk, inclusief de drie openbare lichamen;

    • b. het Caribisch deel van het Koninkrijk, dan wordt daarmee bedoeld: de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • c. het Europees deel van Nederland, dan wordt daarmee bedoeld: Nederland, zonder de drie openbare lichamen en zonder de landen van het Koninkrijk in het Caribisch gebied;

    • d. Nederland, dan wordt daarmee bedoeld: het Europees deel van Nederland inclusief de drie openbare lichamen, zonder de overige landen van het Koninkrijk in het Caribisch gebied.

  • 4. Het Fonds kan per deelregeling een deel van het totale subsidiebudget beschikbaar stellen voor subsidie aan het Caribisch deel van het Koninkrijk. Dat budget staat in het artikel over het subsidieplafond in die deelregeling.

  • 5. Deelregelingen kunnen bepalingen bevatten om het aanvragen van subsidie én de beoordeling van die aanvraag optimaal toegankelijk te maken voor specifieke doelgroepen, als dat nodig is voor de toegankelijkheid van die deelregeling.

  • 6. Bij het Fonds kunnen Engelstalige subsidieaanvragen worden ingediend. De besluiten op die aanvragen zijn in beginsel Nederlandstalig. Als dat nodig is voor de toegankelijkheid van de regeling, kan het Fonds beslissen dat ook Engelstalige besluiten worden opgesteld.

  • 7. Als deelregelingen in een andere taal dan het Nederlands zijn vertaald, is de Nederlandse tekst leidend. Bij de vertaling wordt deze informatie vermeld.

  • 8. In deelregelingen kan staan dat aanvragers hun schriftelijke aanvraag mondeling kunnen toelichten.

  • 9. Begrotingen mogen worden opgesteld in Amerikaanse dollars of Caribische of Antilliaanse guldens. De aanvrager rekent dan het aangevraagde subsidiebedrag om naar euro’s, op basis van de dagkoers op het moment van de aanvraag. Die dagkoers wordt door de aanvrager in de aanvraag vermeld.

  • 10. Tijdsvermeldingen gaan uit van de Amsterdamse tijd, ongeacht de taal van de deelregeling.

Artikel 5 Subsidies

  • 1. Het Fonds kan op grond van een deelregeling subsidie verlenen als instellingssubsidie of projectsubsidie. De projecten waarvoor dit geldt, kunnen bestaan uit een of meerdere activiteiten. In de deelregeling staat om welk soort subsidie het gaat.

  • 2. Het Fonds kan projectsubsidies geven in verschillende vormen en via verschillende aanvraagprocedures.

  • 3. Als het Fonds subsidiemogelijkheden bekendmaakt, wordt daarbij in ieder geval verwezen naar:

    • a. het doel van de oproep;

    • b. het minimaal of maximaal te verlenen bedrag;

    • c. de voorwaarden voor het project of de activiteit;

    • d. een uitleg over de subsidieprocedures van het Fonds, waaronder een verwijzing naar dit reglement;

    • e. de procedure; en

    • f. de website van het Fonds.

Artikel 6 Incidentele subsidies

Voor subsidies in incidentele gevallen geldt dat:

  • a. de subsidie maximaal voor vier jaar wordt gegeven;

  • b. het aantal subsidieontvangers beperkt is; en

  • c. in het subsidieverleningsbesluit staat dat dit reglement van toepassing is, of welke andere bepalingen van toepassing zijn.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1. Het Fonds weigert subsidie als:

    • a. voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:

      • i. door het Fonds;

      • ii. door een van de andere rijkscultuurfondsen;

      • iii. op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

      • iv. op grond van de Erfgoedwet.

    • b. de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;

    • c. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of een omroeporganisatie; of

    • d. de aanvraag onvoldoende aansluit bij de subsidievereisten.

  • 2. Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie.

  • 3. Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • 4. Het Fonds kan subsidie weigeren met een gegronde reden om aan te nemen dat:

    • a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b. de aanvrager niet zal voldoen aan de subsidieverplichtingen;

    • c. de aanvrager niet voldoende verantwoording zal afleggen over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten die van belang om de subsidie vast te stellen;

    • d. de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt; of

    • e. de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dat binnenkort gebeurt.

  • 5. Het Fonds kan in deelregelingen afwijkende en aanvullende weigeringsgronden opnemen.

PARAGRAAF 2 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 8 Begrotingsvoorbehoud

Het Fonds verstrekt subsidie voor zover de Minister daartoe in enig tijdvak voldoende financiële middelen aan het Fonds ter beschikking stelt.

Artikel 9 Voorwaarden en beperkingen

  • 1. Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:

    • a. aantoont dat er een begrotingstekort is en dat ondersteuning door het Fonds nodig is;

    • b. de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en

    • c. aannemelijk maakt dat het financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende is om het project of de activiteiten uit te voeren.

  • 2. Per deelregeling kan het Fonds bepalen dat alleen subsidie wordt gegeven bij bepaalde minimale of maximale totale kosten van projecten of activiteiten.

  • 3. Per deelregeling kan het Fonds als voorwaarde stellen dat aanvragers bepaalde eigen inkomsten behalen.

  • 4. De subsidie is niet meer dan 50% van de totale project- of activiteitenkosten die voor subsidie in aanmerking komen, tenzij een deelregeling iets anders bepaalt.

  • 5. Het Fonds kan beperkingen verbinden aan de omvang van bepaalde begrotingsposten, zoals aan de posten onvoorzien en materiële investeringen, ten opzichte van de totale kosten van projecten of activiteiten.

  • 6. Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.

Artikel 10 Subsidieplafond

  • 1. Het Fonds kan in deelregelingen subsidieplafonds vaststellen voor onder meer tijdvakken, thema’s, doelgroepen en regio’s.

  • 2. Het Fonds kan subsidieplafonds wijzigen. Die wijzigingen worden gepubliceerd op www.cultuurparticipatie.nl.

PARAGRAAF 3 INDIENEN AANVRAAG

Artikel 11 Indieningstermijn

  • 1. Aanvragen worden niet later dan dertien weken voor het begin van projecten of activiteiten ingediend, tenzij de deelregeling iets anders bepaalt.

  • 2. a. Het Fonds neemt aanvragen die te laat zijn ingediend niet in behandeling.

    b. Onvolledige aanvragen neemt het Fonds niet in behandeling, totdat deze zijn aangevuld. Het moment waarop de aanvraag volledig is aangevuld, geldt als het moment van indienen.

Artikel 12 Indieningsvereisten

  • 1.

    • a. De wijze waarop aanvragen worden ingediend, is beschreven bij de publicatie of openbaarmaking van de mogelijkheid om subsidie te krijgen. Hierbij geldt in ieder geval dat de aanvrager het verzoek ondertekent en daarbij vermeldt:

      • a. naam en het adres,

      • b. de dagtekening van de aanvraag, en

      • c. een beschrijving van de subsidie die wordt gevraagd.

  • 2. Bij subsidieaanvragen kan het Fonds:

    • a. aanvullende indieningsvereisten stellen, en vereisen dat aan de aanvraag bijlagen worden toegevoegd;

    • b. vragen om persoonsgegevens, zoals een curriculum vitae. Die gegevens zijn in te zien door het Fonds, en eventueel door de commissie die adviseert over de aanvraag;

    • c. gegevens die aanvragers indienen, delen met derden. Het Fonds stelt aanvragers op de hoogte van het voornemen om dat te doen, voordat zij een aanvraag indienen – voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is.

Artikel 13 Beslistermijn

  • 1. Het Fonds beslist binnen dertien weken na de ontvangstdatum van de aanvraag, tenzij een deelregeling een andere termijn bepaalt. Het Fonds laat aanvragers schriftelijk weten welke beslissing hij neemt op de aanvraag.

  • 2. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.

  • 3. In het geval van aangevulde aanvragen geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als de ontvangstdatum van de aanvraag.

  • 4. Als het Fonds niet binnen de termijn genoemd in het eerste lid op aanvragen kan beslissen, dan laat hij dat weten aan de aanvrager. Daarbij vermeld hij de termijn waarbinnen de aanvrager de beslissing alsnog kan verwachten.

PARAGRAAF 4 BEOORDELING

Artikel 14 Beoordeling

  • 1. De wijze waarop en de volgorde waarin subsidieverzoeken worden beoordeeld, is opgenomen in de desbetreffende deelregeling.

  • 2. Per deelregeling stelt het Fonds de beoordelingscriteria vast. Die criteria worden genoemd in die deelregeling. Hoe daaraan wordt getoetst staat in ieder geval in de toelichting bij die regeling, voor zover dat nodig is voor een goed begrip van de criteria.

Artikel 15 Adviescommissie

  • 1. Het Fonds legt subsidieaanvragen ter advisering voor aan een interne of externe adviescommissie. In de externe commissie hebben een of meer leden zitting die geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het beroepsorgaan.

  • 2. Het Huishoudelijk Reglement bevat nadere bepalingen over de interne en externe commissies.

PARAGRAAF 5 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 16 Verleningsbesluit

  • 1. Voor de vaststelling van de subsidie neemt het Fonds een verleningsbesluit. Een verleningsbesluit wordt gegeven:

    • a. bij subsidieaanvragen tot en met € 25.000: binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag, of

    • b. indien sprake is van een subsidieplafond en de verlening plaatsvindt in volgorde van rangschikking of evenredige verdeling: binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde termijn van 13 weken wordt 22 weken als:

    • a. over de aanvraag advies wordt ingewonnen; of

    • b. een nader onderzoek is ingesteld.

  • 3. Tegelijk met het verleningsbesluit kan het Fonds de subsidie vaststellen, afhankelijk van het soort subsidie en het subsidiebedrag.

  • 4. Projectsubsidies verleent het Fonds in beginsel voor een periode van maximaal twee jaar.

Artikel 17 Inhoud verleningsbesluit

Een verleningsbesluit bevat het subsidiebedrag en beschrijft:

  • a. de manier waarop de subsidie wordt verleend;

  • b. de wijze van bevoorschotting;

  • c. de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend; en

  • d. de subsidievereisten, zoals de uiterlijke uitvoeringsdatum van de activiteiten en de datum waarop de subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 18 Verplichtingen en opschortende voorwaarden

Het Fonds kan in een besluit verplichtingen of opschortende voorwaarden opnemen.

  • a. Een verplichting leidt ertoe, dat aan een of meerdere door het Fonds opgelegde eis of eisen wordt voldaan voordat aan een bepaling in een besluit kan worden toegekomen.

  • b. Een opschortende voorwaarde betekent dat een of meerdere onderdelen van een besluit worden uitgesteld, totdat aan een door het Fonds opgelegde eis is voldaan.

Artikel 19 Voorstel tot lagere subsidieverlening dan aangevraagd

  • 1. Het Fonds kan voorstellen om, in de plaats van een subsidieverzoek af te wijzen, een lagere subsidie te verlenen dan is aangevraagd, al dan niet op grond van een advies van een interne of externe adviescommissie. Als dat gebeurt, motiveert het Fonds die keuze.

  • 2. Als het Fonds de situatie geschikt vindt om een lagere subsidie te verlenen dan is aangevraagd:

    • a. dient de aanvrager een aangepaste aanvraag in, waarin staat hoe deze lagere subsidieverlening ten goede komt aan het project of de activiteiten, of

    • b. schrijft het Fonds voor hoe de subsidie ten goede komt aan het project of de activiteiten.

  • 3. Als het Fonds heeft bekendgemaakt dat er mogelijkheden zijn om, in plaats van de subsidie af te wijzen, een lagere subsidie te verlenen dan is aangevraagd, laat de subsidieontvanger aan het Fonds weten of wordt ingestemd met het te verlenen bedrag.

Artikel 20 Wijzigen of intrekken subsidieverleningsbesluit

  • 1. Zolang het Fonds het subsidiebedrag nog niet definitief heeft vastgesteld, kan het de beslissing om subsidie te verlenen intrekken of wijzigen in het nadeel van de ontvanger. Dat is mogelijk als:

    • a. de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b. de ontvanger heeft gehandeld in strijd met de subsidieverplichtingen;

    • c. de ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft geleverd, terwijl juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing hadden geleid;

    • d. de beslissing tot verlening onjuist was en de ontvanger dat wist of behoorde te weten; of

    • e. veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot het tijdstip dat de subsidie is verleend, tenzij het intrekkings- of wijzigingsbesluit iets anders bepaalt.

PARAGRAAF 6 VOORSCHOTTEN

Artikel 21 Bevoorschotting

  • 1. Het Fonds kan voorschotten verstrekken.

  • 2. In het verleningsbesluit staan het bedrag en het tempo van de bevoorschotting.

Artikel 22 Aanvullende bepalingen bevoorschotting

  • 1. Als de subsidie € 25.000 of minder is en niet direct wordt vastgesteld, verleent het Fonds een voorschot van 100% van het subsidiebedrag.

  • 2. Als de subsidie hoger is dan € 25.000 verleent het Fonds een voorschot zodra het verleningsbesluit is afgegeven.

  • 3. Het Fonds bepaalt bij deelregeling of besluit:

    a. de tijdstippen van de voorschottermijnen en de verdeling daarvan; en

    b. of er verplichtingen of opschortende voorwaarden aan de uitbetaling van de voorschotten worden verbonden.

  • 4. Het Fonds kan de bevoorschotting, al dan niet tijdelijk, stoppen als aanvragers hun subsidieverplichtingen onvoldoende nakomen, of indien veranderde omstandigheden zich in overwegende mate tegen ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten.

PARAGRAAF 7 SUBSIDIEVERPLICHTINGEN

Artikel 23. Algemene verplichtingen

  • 1. Subsidieontvangers zorgen ervoor dat projecten of activiteiten waarvoor zij subsidie hebben gekregen doelmatig en financieel verantwoord worden uitgevoerd.

  • 2. Subsidieontvangers stellen het Fonds direct op de hoogte van feiten en omstandigheden die invloed kunnen hebben op de subsidieverstrekking. Dat zijn in ieder geval de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de artikelen 7 en 20, eerste lid.

  • 3. Subsidieontvangers plaatsen het logo of de naam van het Fonds op alle publiciteitsuitingen die betrekking hebben op de activiteiten waarvoor zij subsidie hebben ontvangen.

  • 4. Subsidieontvangers geven het Fonds toestemming om het project- of activiteitenverslag, delen daarvan, of andere documentatie over de projecten of activiteiten openbaar te maken, te presenteren of te verveelvoudigen en door derden voor onderzoek te laten gebruiken, zonder daarvoor een vergoeding te vragen.

  • 5. Indien een gesubsidieerd project leidt tot een publicatie, draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat bij de publicatie wordt aangegeven wie de uitvoerders en de subsidieverstrekkers van het project zijn geweest.

  • 6. Indien de subsidie gericht is of mede gericht is op de totstandkoming van een werk als bedoeld in artikel 10, onder 1, van de Auteurswet, draagt de subsidieontvanger er zorg voor auteursrechthebbende te zijn ter zake van dat werk.

  • 7. De subsidieontvanger vrijwaart het Fonds voor aanspraken van derden ter zake van alle schade die zij lijden ten gevolge van de door of vanwege de subsidieontvanger verrichte publicaties.

  • 8. Door een subsidierelatie met het Fonds aan te gaan, gaan subsidieontvangers ermee akkoord dat zij informatie van het Fonds kunnen krijgen die aansluit bij de ontvangen subsidie, zoals informatie over vergelijkbare, gehonoreerde projecten. Bij het beëindigen van de subsidierelatie stopt het Fonds het toesturen van die informatie.

Artikel 24 Codes culturele sector

Subsidieontvangers met een culturele doelstelling werken volgens de principes van de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie, zoals beschreven in de deelregeling. Dat wordt onder meer gedaan door de codes toe te passen en daarbij uit te leggen hoe dat gebeurt. Als subsidieontvangers geen culturele doelstelling hebben, werken zij volgens de codes die voor hun sector gelden.

PARAGRAAF 8 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING SUBSIDIES

Artikel 25 Subsidies tot en met € 25.000

  • 1. Het verstrekken van subsidies tot en met € 25.000 vindt plaats in de vorm van een vast bedrag dat in de regeling wordt vastgelegd of dat wordt bepaald op basis van gegevens die worden ingediend bij de aanvraag.

  • 2. Indien deze subsidie wordt verstrekt, wordt:

    • a. direct een beschikking tot subsidievaststelling gegeven, of

    • b. een beschikking tot subsidieverlening gegeven, met vermelding van de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en van de datum waarop de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld.

    • c. tonen subsidieontvangers aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn uitgevoerd en dat is voldaan aan de subsidieverplichtingen, op de manier zoals beschreven in de deelregeling of het verleningsbesluit

Artikel 26 Subsidies hoger dan € 25.000 tot en met € 125.000

  • 1. Als de subsidie hoger is dan € 25.000:

    • a. tonen subsidieontvangers met een activiteitenverslag aan, dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn uitgevoerd en dat is voldaan aan de subsidieverplichtingen; en

    • b. is artikel 25, tweede lid, onderdeel c, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het activiteitenverslag:

    • a. bevat een overzicht van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de resultaten die daarmee zijn bereikt;

    • b. is opgebouwd zoals het activiteitenplan is opgebouwd;

    • c. bevat, voor zover van toepassing, een analyse van de verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten en de feitelijke realisatie; en

    • d. wat het totaal is van de gerealiseerde subsidiabele kosten en opbrengsten, inclusief eigen bijdragen en bijdragen van derden.

Artikel 27 Subsidies hoger dan € 125.000

  • 1. Subsidieontvangers leggen verantwoording af aan de hand van een financieel verslag en een inhoudelijk voortgangsverslag.

  • 2. Indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan 12 maanden bedraagt, wordt een tussentijds voortgangsverslag ten hoogste één keer per periode van 12 maanden gevraagd

  • 3. Bij het financieel verslag wordt een verklaring ingediend over de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant, zoals bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4. Subsidieontvangers bedingen bij de accountant dat deze onderzoek uitvoert volgens een controleprotocol, als het Fonds dat vereist.

  • 5. De verklaring bevat ook een oordeel van de accountant over de naleving door subsidieontvangers van voorschriften uit het controleprotocol.

  • 6. Als de subsidie meer is dan € 125.000 houden subsidieontvangers een goede en inzichtelijke administratie bij van de uitgaven en inkomsten die aan de activiteiten zijn verbonden.

  • 7. Subsidieontvangers bewaren de administratie en de stukken die daarbij horen gedurende zeven jaar na vaststelling van de subsidie.

Artikel 28 Termijnen vaststellingsbesluiten

Het Fonds neemt een besluit tot subsidievaststelling:

  • a. bij een directe vaststelling: maximaal 13 weken na de aanvraag van de subsidie;

  • b. bij een ambtshalve vaststelling: maximaal 22 weken na het in het verleningsbesluit opgenomen moment dat de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn uitgevoerd;

  • c. na een aanvraag tot vaststelling: maximaal 22 weken na die aanvraag.

Artikel 29 Wijzigen of intrekken vaststellingsbesluit

  • 1. Het Fonds wijzigt een subsidievaststelling of trekt de subsidie in als:

    • a. er feiten zijn die het Fonds bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet kon kennen, op grond waarvan het de subsidie lager zou hebben vastgesteld dan de verleende subsidie;

    • b. de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of hoorde te weten; of

    • c. de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • 2. Een intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip dat de subsidie is vastgesteld, tenzij er bij de intrekking of wijziging iets anders is bepaald.

PARAGRAAF 9 BEGINSELEN WIJZIGINGEN EN INTREKKINGEN

Artikel 30 Wijzigen of intrekken besluit

  • 1. Als het Fonds een besluit wijzigt of intrekt, dan krijgt de subsidieontvanger daarover bericht in de vorm van een besluit.

  • 2. a. Als de wijziging of intrekking naar verwachting bedenkingen oplevert voor subsidieontvangers, dan kan het Fonds belanghebbenden in de gelegenheid stellen eerst hun zienswijzen naar voren te brengen.

    b. In het besluit tot wijzigen of intrekken van een besluit motiveert het Fonds of, waarom en hoe het opvolging geeft aan eventuele zienswijzen.

Artikel 31 Inhoud wijzigings- of intrekkingsbesluit

In besluiten zoals bedoeld in artikel 30 staat in ieder geval:

  • a. wat de huidige omstandigheden zijn;

  • b. uit welke brief of besluit dat blijkt;

  • c. welke wijzigingen er nodig zijn;

  • d. wat het beoogde resultaat is;

  • e. welke termijnen daarvoor gelden;

  • f. indien van toepassing: welke gevolgen er zijn voor toekomstige aanvragen; en

  • g. de conclusie die volgt uit de onderdelen a tot en met f.

PARAGRAAF 10 BEZWAAR MAKEN

Artikel 32 Bezwaar

  • 1. Aanvragers die het niet eens zijn met een subsidiebesluit, kunnen daartegen een bezwaarschrift indienen bij het Fonds. Dit geldt ook voor andere belanghebbenden, zoals bedoeld in artikel 1:2 Awb.

  • 2. Bezwaarschriften worden ingediend binnen zes weken na de dag dat het besluit is bekendgemaakt, dat is de dagtekening van het besluit.

  • 3. Het subsidiebesluit bevat een bezwaarclausule met informatie over het indienen van bezwaarschriften, zoals het adres waaraan die gericht worden.

Artikel 33 Hoor en wederhoor

  • 1. Bezwaarmakers krijgen in beginsel de gelegenheid om gehoord te worden, voordat het Fonds een beslissing neemt op een bezwaarschrift, tenzij sprak is van een situatie zoals bedoeld in artikel 7.3 van de Awb.

  • 2. Bezwaarmakers worden gehoord door een bezwarenadviescommissie die onafhankelijk is van het Fonds.

  • 3. Het verslag van de hoorzitting wordt bekendgemaakt aan alle belanghebbenden.

  • 4. Na de hoorzitting brengt de bezwarenadviescommissie advies uit aan het Fonds. Het Fonds neemt vervolgens een beslissing op het bezwaarschrift. Daarbij wordt het advies meegewogen.

  • 5.

    • a. Als het Fonds advies inwint bij de bezwarenadviescommissie, wordt de beslissing op het bezwaarschrift binnen twaalf weken na de bezwaartermijn bekendgemaakt aan bezwaarmakers.

    • b. Het Fonds kan de beslissing op het bezwaarschrift zes weken uitstellen, op grond van artikel 7.10 van de Awb. In dat geval ontvangen bezwaarmakers daarover schriftelijk bericht van het Fonds.

  • 6. Meer informatie over de bezwarenadviescommissie staat in het Huishoudelijk Reglement.

PARAGRAAF 11 SLOTBEPALINGEN

Artikel 34 Hardheidsclausule

Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager, in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van dit reglement.

Artikel 35 Overige omstandigheden

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de directeur-bestuurder van Fonds. Die neemt daarbij de interne regels en richtlijnen in acht.

Artikel 36 Overgangsbepaling

Na intrekking van het Algemeen Reglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie van 1 januari 2017 berusten de deelregelingen die daarop gebaseerd waren op dit Algemeen subsidiereglement 2021.

Artikel 37 Inwerkingtreding en intrekking

  • 1. Dit reglement is, met instemming van de Raad van Toezicht, vastgesteld door het bestuur van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie op 26 mei 2021.

  • 2. Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant.

  • 3. Dit reglement vervangt het Algemeen Subsidiereglement stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, zoals laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2017, Staatscourant 2017, nummer 3714. Laatstgenoemd reglement wordt bij de inwerkingtreding van dit reglement ingetrokken.

Artikel 38 Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als: Algemeen subsidiereglement 2021.

Dit reglement wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

H.G.G.M. Verhoeven directeur-bestuurder

TOELICHTING

Algemeen

Dit Algemeen subsidiereglement Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie 2021 (verder: ASR) is de basis voor alle andere subsidieregelingen van het Fonds (de deelregelingen). De (deel)regelingen kunnen afwijken van het ASR (zie artikel 3, derde lid). In dat geval heeft de deelregeling voorrang. Als een deelregeling ergens niet in voorziet, is het ASR van toepassing.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Gebruikte begrippen

Hier worden veelgebruikte begrippen in de regeling toegelicht.

Een belangrijk begrip is de ‘deelregeling’. Alle regelingen van het Fonds hebben dit ASR als basis. Daarom noemen we de overige regelingen 'deelregeling'. Soms staat het woord ‘deelregeling’ ook in de titel van een deelregeling, maar niet altijd.

In beginsel gelden de definities in het ASR ook voor de begrippen in de deelregelingen. Als een deelregeling daarvan afwijkt, vermelden we dat expliciet in de deelregeling. Afwijkingen zijn niet mogelijk als hogere (nationale) wetgeving dat bepaalt; daarom wordt soms verwezen naar de Wet op het specifiek cultuurbeleid. In de lijst met definities staat ook wat onder de rijkscultuurfondsen wordt verstaan. Op het moment van schrijven van deze regeling zijn dat: Fonds Podiumkunsten, Stimuleringsfonds Creative Industrie, Mondriaan Fonds, Filmfonds, Nederlands Letterenfonds, Fonds voor Cultuurparticipatie.

Artikel 2 Doel

De subsidies zijn gericht op cultuurparticipatie en cultuureducatie in het Koningrijk der Nederlanden. Deelregelingen kunnen echter vanwege hun specifieke karakter bepalen dat zij niet gericht zijn op elk deel van het Koninkrijk. In artikel 4 staat welke doelgroepen we onderscheiden.

Artikel 3 Reikwijdte

Eerste en derde lid

Het ASR is van toepassing op alle subsidieregelingen die het Fonds vaststelt, maar biedt ruimte voor deelregelingen om af te wijken. Deelregelingen zijn namelijk soms zo specifiek, dat de algemene hoofdlijnen van het ASR daar niet bij passen.

Vierde lid

Als informatie over deadlines, indieningstermijnen, vervaldata, tijdvakken, etc. en de mogelijkheid tot het wijzigen daarvan niet in de deelregeling zelf staat, staat daar wel in vermeld waar die informatie te vinden is (meestal op de website van het Fonds).

Artikel 4 Doelgroepen

Eerste lid

De subsidies zijn vaak bedoeld voor rechtspersonen, zoals verenigingen en stichtingen. Deze mogen geen winst uitkeren aan hun leden, oprichters en bestuurders (op grond van de wet). Zij mogen wel de winst volledig inzetten voor het doel waarvoor ze zijn opgericht (Burgerlijk Wetboek, Boek 2, titel 2 en titel 6). Het Fonds staat die vorm van winst daarom ook toe. Wij noemen dat hier 'zonder commercieel winstoogmerk'. Dit geldt ook voor natuurlijke personen, zoals zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers). In de deelregelingen staat op welke doelgroep(en) deze zich richten.

Tweede lid

Deze bepaling houdt de doelgroep en het bereik van de subsidie zo breed mogelijk, maar gaat ongewenste verrijking van individuele (rechts)personen tegen.

Derde lid

Deze bepaling maakt het onderscheid duidelijk tussen de landen van het Koninkrijk en de (bijzondere) gemeenten van het land Nederland in het Caribisch gebied.

Vierde lid

Het Fonds reserveert een deel van het beschikbare budget (subsidieplafond) voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Om drempels weg te nemen voor aanvragers en de uitvoering van de subsidieregelingen in het Caribisch deel van het Koninkrijk te optimaliseren, kunnen de deelregelingen bepalingen bevatten die het beter mogelijk maken om daarvan in de Cariben gebruik te maken. Om de aantrekkelijkheid van de regeling voor deze doelgroep te vergroten, kunnen deelregelingen daarom van de ASR afwijkende bepalingen bevatten.

Vijfde lid

In het gehele Koninkrijk kunnen doelgroepen worden aangewezen die minder goed bereikt worden dan gewenst. Zo kan bijvoorbeeld de focus worden gelegd op specifieke (doelgroepen binnen) gebieden buiten de randstand, gemeentes en provincies.

Zesde en zevende lid

Om de toegankelijkheid van deelregelingen te vergroten, mogen aanvragen in het Engels worden ingediend. De formele besluiten op de aanvraag worden in het Nederlands opgesteld. Die Nederlandse tekst is altijd leidend, ook als er vertalingen worden gemaakt en als regelingen worden vertaald of samengevat in een andere taal.

Achtste lid

Aanvragers kunnen in bepaalde situaties hun subsidieaanvraag mondeling toelichten. Dit vergroot de toegankelijkheid en de slagingskans van aanvragen. Zo'n toelichting is niet altijd verplicht, maar in een deelregeling kunnen daar eventueel dwingende bepalingen over worden opgenomen.

Negende lid

Ook als de begroting in andere valuta is opgesteld, moet het aangevraagde subsidiebedrag een bedrag in euro’s zijn, zodat voor alle betrokkenen duidelijk is welk bedrag de aanvrager vraagt van het Fonds. De aanvraag moet ook de dagkoers en de dag waarop die geldt bevatten, want de dagkoers van de euro op het moment van de aanvraag is leidend. Het risico van koerswisseling is voor de aanvrager – voor zowel koerswinst als – verlies. De aanvrager kan het negatieve risico in de post ‘onvoorzien’ opnemen.

Tiende lid

Er geldt één tijd voor alle regelingen en alle tijdszones in het Koninkrijk: de 'Amsterdamse tijd' (Europees Nederland, ook wel Midden Europese Tijd). Zo voorkomen we misverstanden over deadlines (bijvoorbeeld voor het indienen van aanvragen).

Artikel 5 Subsidies

Eerste lid

Als je subsidie krijgt op basis van een deelregeling, staat in de deelregeling of het een projectsubsidie of een instellingssubsidie is. Een instellingssubsidie is meestal voor vier jaren, een projectsubsidie meestal minder.

Tweede lid

De wijze van (toekomstige) subsidieverstrekking (inhoudelijk en procedureel) en de invulling van de subsidievormen is niet opgenomen in het ASR, omdat die sterk varieert. Het kan bijvoorbeeld gaan om de volgende subsidievormen, -aanvraagprocedures:

Subsidievormen

  • Voucher

  • Open call

  • Kortingsbon

  • Stapelsubsidie

Een voucher is over het algemeen een aanspraak op een financiële vergoeding voor een project of activiteit gericht op de actualiteit. Dit is een fysieke voucher, digitale code, schriftelijke code of heeft een vergelijkbare vorm, en kan alleen worden ingeleverd bij het Fonds.

Een open call is over het algemeen een op onze website gepubliceerde uitnodiging om een project- of activiteitenplan in te dienen. Zo'n plan is alleen gebonden aan de kaders van de open call en aan de voorwaarde dat het actieve deelname aan kunst en cultuur stimuleert.

Een kortingsbon is veelal een tegemoetkoming in de kosten van een project of activiteit, doordat het Fonds een bepaald bedrag of kostenpercentage voor zijn rekening neemt. De bon kan onder meer fysiek en digitaal worden verstrekt. Hoeveel korting wordt verstrekt, wordt bij de bon vermeld.

Een stapelsubsidie bestaat veelal uit meerdere subsidies in verschillende fasen voor één aanvrager. Het verkrijgen van subsidie is dan voorwaarde voor het verkrijgen van de opvolgende subsidies in een samenhangende reeks.

  • Via een aanvraagformulier

  • Via een pitch

Het aanvraagformulier is veelal het formulier op de website van het Fonds, waarmee aanvragers digitaal een subsidieverzoek kunnen indienen.

Een pitch is veelal een gepubliceerde uitnodiging van het Fonds aan rechts- of natuurlijke personen om een mondelinge aanvraag in te dienen voor een activiteit of project, of om een aanvraag mondeling te onderbouwen. Het Fonds legt de pitch én zijn oordeel daarover op schrift vast.

Artikel 6 Incidentele subsidies

Wij kunnen subsidie geven als daarvoor een wettelijke grondslag is (op grond van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 4.23). Een uitzondering is de incidentele subsidie of subsidie in incidentele gevallen (op grond van diezelfde wet, artikel 4.23). Het verstrekken van een incidentele subsidie behoort tot de beleidsvrijheid van het Fonds, maar wij kunnen niet afwijken van de wettelijke voorschriften genoemd bij a en b.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Eerste lid

Het Fonds hanteert verschillende weigeringsgronden voor subsidies: onder meer die in het eerste lid. Daarin staat dat wij subsidie weigeren als de aanvrager voor dezelfde activiteiten al subsidie krijgt van een ander Rijkscultuurfonds, of op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid (de zogeheten ‘bis-subsidie’). Niet elke subsidie van een ander rijkscultuurfonds (of het Ministerie van OCW) sluit per definitie subsidie van het Fonds uit: dat is alleen zo als het gaat om ‘dezelfde activiteiten’.

Als er redelijkerwijs een onderscheid is te maken tussen verschillende activiteiten binnen een project, dan kan het Fonds wel subsidie toekennen. De kernvraag daarbij is, of er een onderscheid is tussen de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gebruikt. Zo kan een (groot) project worden beschouwd als verschillende activiteiten met elk een eigen karakter, waarbij de ene activiteit zich bijvoorbeeld richt op professionele podiumkunsten, en een andere op amateurtheater voor en door bewoners uit een bepaalde wijk. Bij twijfel moet de aanvrager aantonen van welke situatie sprake is. Het Fonds besluit vervolgens of dat voldoende aannemelijk is.

Tweede lid

Deze bepaling voorkomt dat betrokkenen aan wie een subsidie is geweigerd alsnog via een ‘omweg’ de subsidie verkrijgen. Bij twijfel moeten aanvragers zelf aantonen in welke hoedanigheid zij subsidie aanvragen.

PARAGRAAF 2 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 8 Begrotingsvoorbehoud

Een subsidieregeling geeft aanspraak op subsidie. Er zou een probleem zijn, als het Fonds zelf niet voldoende middelen heeft om de subsidie te geven. Daarom is er een begrotingsvoorbehoud geformuleerd: het Fonds kan alleen subsidie geven als het daarvoor zelf voldoende financiële middelen heeft ontvangen van de Minister.

Artikel 9 Voorwaarden en beperkingen

Om voor subsidie in aanmerking te komen, is inzet van aanvragers nodig. Zij moeten in elk geval hun financiële positie en mogelijkheden in kaart brengen. Als daaruit blijkt dat zij de doelen van beoogde projecten of activiteiten redelijkerwijs kunnen behalen met subsidie van het fonds, dan kunnen ze voldoen aan de voorwaarden in dit artikel.

Als het gaat om subsidie op grond van een deelregeling, dan is het belangrijk om ook rekening te houden met de (eventuele) aanvullende voorwaarden daarvan.

Artikel 10 Subsidieplafond

Het Fonds bepaalt welk deel van de beschikbare middelen gereserveerd worden voor een bepaald doel. Het Fonds bepaalt daarom per deelregeling de maximale hoogte van het totaalbedrag dat hij uitgeeft aan een subsidie (naast het begrotingsvoorbehoud van artikel 8): dit is het subsidieplafond. Als het subsidieplafond wordt overschreden, dan wordt een aanvraag geweigerd (geheel of gedeeltelijk), zelfs als de aanvrager voldoet aan alle eisen. Als de subsidie gedeeltelijk wordt geweigerd, dan kan het Fonds in overleg met de aanvrager onderzoeken of het verstrekken van een deel van de subsidie de aanvrager nog voldoende ruimte biedt om het project of de activiteiten geheel of gedeeltelijk uit te voeren. Als dat alleen gedeeltelijk mogelijk is, moet worden onderzocht in hoeverre daarmee nog de gewenste doelstellingen kunnen worden behaald. Het ligt dan voor de hand dat de aanvrager het oorspronkelijke plan aanpast in lijn met het lager beschikbare subsidiebedrag. Het Fonds kan ook zelf laten weten wat het van de aanvrager verwacht als een lagere subsidie wordt verstrekt (vergelijkbaar met de situatie in artikel 19).

PARAGRAAF 3 INDIENEN AANVRAAG

Artikel 11 Indieningstermijn
Eerste lid

Het Fonds hanteert een termijn van dertien weken, omdat de verwerkingstijd van de subsidieaanvraag (zie artikel 14) die termijn in beslag kan nemen. Bovendien geldt als uitgangspunt, dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet al worden uitgevoerd op het moment van de aanvraag (zie artikel 8, eerste lid). Van dit beginsel kan eventueel worden afgeweken, indien in een (deel)regeling van het Fonds expliciet een andere termijn wordt gehanteerd.

Tweede lid

Om voor iedereen dezelfde uitgangspunten te laten gelden, hanteert het Fonds strikte indieningstermijnen. Dat betekent dat wij te laat ingediende aanvragen niet in behandeling nemen. Wel bieden we iedereen de kans om incomplete aanvragen te herstellen. Daarbij geldt het moment dat de aanvraag volledig is (compleet aangevuld / hersteld) als het moment van indienen van de aanvraag. Dat voorkomt dat er gebrekkige aanvragen worden ingediend enkel en alleen om de termijn te halen. Onvolledige aanvragen die buiten de indieningstermijn worden aangevuld, nemen wij in beginsel niet meer in behandeling.

Artikel 12 Indieningsvereisten
Eerste en tweede lid

De subsidievormen uit artikel 5 kunnen elk een eigen manier van aanvragen hebben. Er zijn meerdere mogelijkheden, die allemaal worden bekendgemaakt bij het publiceren van de subsidie. Sommige aanvragen moeten worden ingediend via de website van het Fonds (www.cultuurparticipatie.nl). Daarvoor moeten aanvragers meestal een account aanmaken, wat ook via de website kan. Het is belangrijk om nauwgezet kennis te nemen van de eisen die verbonden zijn aan het aanvragen van een subsidie.

Tweede lid, onderdeel b.

Elke subsidieregeling heeft eigen indieningsvereisten. Een veelvoorkomende vereiste is het toevoegen van een curriculum vitae (cv). Het cv geeft inzicht in de professionele kennis en kunde van een (rechts)persoon. Omdat een cv persoonsgegevens bevat, is het belangrijk dat degene die het aanlevert, weet wie ermee in aanraking komen. Dat kunnen en mogen alleen personen zijn die deze informatie noodzakelijkerwijs moeten gebruiken voor het verwerken of beoordelen van de aanvraag.

Tweede lid, onderdeel c.

Het kan voor het Fonds belangrijk zijn om de gegevens die een aanvrager indient te delen met anderen, bijvoorbeeld voor onderzoeksdoeleinden. Als het Fonds dat van plan is, moeten potentiële aanvragers dat weten. Het Fonds maakt die intentie daarom op voorhand openbaar. Ook wordt bij het delen van de gegevens eerst onderzocht of, en in welke mate aangeleverde persoonsgegevens noodzakelijkerwijs gedeeld moeten worden – in lijn met de verplichtingen op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

De aanvrager kan weigeren gegevens en bescheiden te verschaffen voor zover het belang daarvan voor de beslissing van het Fonds niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van de bescherming van medische en psychologische onderzoeksresultaten, of tegen het belang van de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens.

Artikel 13 Beslistermijn
Eerste lid en derde lid

Het algemene uitgangspunt is, dat het Fonds dertien weken de tijd heeft voor beslissingen op aanvragen. Als aanvragen incompleet zijn, vragen wij aanvullende informatie. Dat schort de termijn van dertien weken op, tot de aanvraag compleet is. Er kunnen ook andere omstandigheden zijn waardoor wij de dertien weken niet halen. Als dat het geval is, laten wij dat de aanvrager zo snel mogelijk weten.

Tweede lid

Als aanvragers incomplete aanvragen indienen, vraagt het Fonds om die aan te vullen. Wij geven daarvoor een redelijke termijn. Daarbij geldt de aanvullingsdatum als de datum van indienen. Dat betekent ook dat de aanvraag te laat is ingediend als die pas wordt aangevuld na de indieningstermijn (uit de desbetreffende deelregeling). Wij nemen zo'n aanvraag in beginsel niet meer in behandeling (vergelijkbaar met het tweede lid van artikel 11).

PARAGRAAF 4 BEOORDELING

Artikel 14 Beoordeling

Het Fonds beoordeelt subsidieaanvragen procedureel en inhoudelijk. Eerst kijken we of de procedure correct is verlopen (zaken als indieningstermijnen en de bevoegdheid om een aanvraag namens een rechtspersoon in te dienen). Als dat het geval is, beoordelen we vervolgens de inhoudelijke kwaliteit van een plan, activiteit of project.

Bij de inhoudelijke toetsing kijken we in hoeverre de aanvraag voldoet aan de beoordelingscriteria. Die criteria staan in de deelregeling. Waar nodig, worden ze in de toelichting bij de regeling toegelicht, en wordt vermeld hoe wordt getoetst.

Artikel 15 Adviescommissie

Het bestuur van het Fonds beslist over subsidieaanvragen. Daarbij geeft meestal een adviescommissie het bestuur advies. Het Fonds kan afwijken van dat advies. Als dat gebeurt, geven we daarvoor een onderbouwing.

Er zijn interne en externe adviescommissies. De keuze voor een interne of externe commissie hangt af van het subsidiebedrag (onder of boven de € 25.000) en wat verder in het Huishoudelijk Reglement staat (zoals in artikel 9 lid 1 van dat reglement).

PARAGRAAF 5 SUBSIDIEVERLENING

Artikelen 16 – 17

De subsidieprocedure omvat eerst subsidieverlening en uiteindelijk een subsidievaststelling.

De subsidieverlening geeft de subsidieontvanger alvast aanspraak op financiële middelen. Die aanspraak is voorwaardelijk. Dat betekent dat het Fonds op voorhand gelden beschikbaar stelt met de gedachte dat de plannen van de aanvrager worden uitgevoerd. Het Fonds gebruikt die plannen om de prestatieafspraken te bepalen. Aangezien de prestatieafspraken gaan over gebeurtenissen in de toekomst, is het niet 100% zeker dat ze worden nagekomen. Daarom is de subsidie in beginsel voorwaardelijk. Dat betekent, dat de aanvrager de subsidie mag houden als later blijkt dat aanvrager volgens de afspraken heeft gehandeld. Of dat zo is, blijkt uiteindelijk bij de vaststelling van de subsidie (zie paragraaf 7).

Daarnaast kunnen plannen tussentijds worden veranderd. Als het Fonds daarmee instemt, worden die nieuwe plannen opgenomen in een (wijzigings)besluit; het gevolg is dat dan aan de aangepaste prestatieafspraken wordt getoetst.

Prestatieafspraken kunnen kwantitatief, kwalitatief en procesmatig van aard zijn, en zowel gelden voor reguliere activiteiten als voor experimenten.

Artikel 18 Verplichtingen en opschortende voorwaarden
Onderdeel a.

Bij een verplichting worden de subsidiegelden verleend en via een voorschot uitbetaald (geheel of gedeeltelijk). Daarna moet een aanvrager voldoen aan bepaalde eisen. Vervolgens wordt nagegaan of aan die eisen is voldaan. Als dat niet het geval is, kan de subsidieverlening worden gewijzigd, of kan het subsidiebedrag in de subsidievaststelling lager worden dan in de verlening was aangegeven. Als gevolg daarvan kan het Fonds besluiten subsidie terug te vorderen.

Onderdeel b.

Bij opschortende voorwaarden wordt (een deel van) de subsidie niet verstrekt, tot het moment dat de aanvrager aan de desbetreffende voorwaarden heeft voldaan.

Artikel 19 Voorstel tot lagere subsidieverlening dan aangevraagd

Bij een subsidieaanvraag licht de aanvrager toe welk subsidiebedrag nodig is voor het uitvoeren van projecten of activiteiten. De medewerkers van het Fonds en een interne of externe commissie onderzoeken of het gevraagde subsidiebedrag redelijkerwijs voortvloeit uit het ingediende plan. Op grond van het plan kan het Fonds oordelen, dat het gevraagde bedrag te hoog is ten opzichte van de verrichte activiteiten. Het Fonds kan dan de aanvraag weigeren. Het Fonds ziet soms echter mogelijkheden om een lager bedrag te verstrekken waarmee het project (in de ogen van het Fonds) alsnog door kan gaan. De aanvrager moet dan aantonen dat met het lagere bedrag alsnog de doelen van projecten en activiteiten kunnen worden gehaald. Ook kan het Fonds beschrijven hoe de subsidie dan moet worden ingezet. Omdat de aanvrager daarop een andere visie kan hebben, is het noodzakelijk dat deze instemt met het lagere bedrag. Alleen dan staat voldoende vast dat de subsidie op de beoogde wijze wordt ingezet. Die instemming kan op meerdere manieren blijken; daarom is gekozen voor de formulering 'te kennen te geven'. Als het Fonds een schriftelijke instemming wil met het lagere bedrag, dan vragen we daar expliciet om. Als het Fonds en de aanvrager het eens zijn over het lagere bedrag, dan kan met de subsidieverstrekking worden begonnen.

Artikel 20 Wijzigen of intrekken subsidieverleningsbesluit

Soms is het niet (langer) verantwoord om subsidie te verstrekken. Het Fonds moet dan zijn verantwoordelijkheid nemen en de subsidieverlening wijzigen of geheel intrekken. Zo'n besluit kan gevolgen hebben voor de periode die nog komt, maar ook voor de voorbije periode. Dat betekent dat wij al verstrekte subsidiegelden kunnen terugvorderen.

Artikel 21 is van toepassing als de subsidie al is verleend: dan gelden deze bepalingen uit de Awb (waarvan het Fonds niet mag afwijken). Om een verschil met andere artikelen aan te geven: bijvoorbeeld bij een weigering op grond van artikel 7 is er nog geen subsidie verleend.

Artikel 29 beschrijft mogelijkheden om de subsidievaststelling te wijzigen, dat is aan het eind van het subsidieverstrekkingsproces. De mogelijkheden daarvoor zijn minder flexibel dan de wijziging van een verleningsbesluit.

PARAGRAAF 6 VOORSCHOTTEN

Artikel 21 Bevoorschotting

Een voorschot is mogelijk als van tevoren voldoende vaststaat dat de projecten of activiteiten op de afgesproken wijze zullen worden uitgevoerd. Daarbij kijkt het Fonds ook naar de manier waarop de subsidieontvanger eerder heeft voldaan aan de subsidieverplichtingen (vergelijkbaar met artikel 7, derde lid). De bevoorschotting is in de praktijk opgedeeld in twee categorieën:

Subsidies tot en met € 25.000

Het gehele subsidiebedrag wordt in een keer betaald.

Subsidies boven de € 25.000

De subsidieverstrekker bepaalt vooraf het bevoorschottingsregime en de hoogte van de voorschotten (bijv. o.b.v. liquiditeitsprognose).

Artikel 22 Aanvullende bepalingen bevoorschotting

Het verstrekken van een voorschot brengt financiële en inhoudelijke risico’s voor het Fonds mee. Als de subsidieverplichtingen niet worden nagekomen, kan het terugvorderen leiden tot ingewikkelde of tijdrovende situaties. Daarom kan het voorschot alleen 100% zijn voor subsidiebedragen tot en met € 25.000 (in overeenstemming met de laagste subsidiedrempel uit het Uniform Subsidiekader). Voor hogere bedragen wordt per geval beslist.

Als de subsidie is gebaseerd op een deelregeling met nadere bepalingen over (de hoogte van) het voorschot, dan gelden die bepalingen (in de plaats van die in dit algemeen reglement).

PARAGRAAF 7 SUBSIDIEVERPLICHTINGEN

Artikel 23 Algemene verplichtingen
Eerste en tweede lid

Het Fonds is een bestuursorgaan dat zijn inkomsten krijgt uit belastinggeld. Dit betekent dat hij alle inkomsten en uitgaven nauwkeurig moet verantwoorden. Voor zover dat mogelijk en redelijk is, vragen we dat ook van onze subsidieontvangers. Daarom is iedere subsidieontvanger verplicht om verantwoord om te gaan met het subsidiegeld. Dat betekent ook, dat subsidieontvangers onvoorziene ontwikkelingen aan ons moeten melden. Dat kunnen allerlei omstandigheden zijn die het eenvoudiger, moeilijker, of zelfs onmogelijk maken om het project of de activiteit uit te voeren. Dit is van groot belang omdat we dan samen naar oplossingen kunnen zoeken, in eerste instantie om te onderzoeken hoe het project of de activiteiten het beste verder kunnen worden uitgevoerd. Als dat niet gebeurt en bij de subsidievaststelling blijkt dat de voorwaarden niet zijn nageleefd, dan kan dat leiden tot een lagere vaststelling van de subsidie – en dat kan weer leiden tot een aanzienlijke terugbetalingsplicht.

Vierde tot en met zevende lid

Voor het Fonds is het belangrijk om (anderen) van projecten en activiteiten te (laten) leren, zonder dat dit claims oplevert naar aanleiding van auteursrechten.

Achtste lid

Het komt regelmatig voor dat projecten of activiteiten vergelijkbaar zijn. Het Fonds deelt informatie over zulke projecten en activiteiten graag met subsidieontvangers. Dit doen we tot de formele afronding van de subsidierelatie met de subsidieontvanger (de vaststelling van de subsidie).Zo bevorderen we die activiteiten en projecten én stimuleren we dat subsidieontvangers landelijk van elkaar leren.

Artikel 24 Codes culturele sector

Governance Code

Governance is de manier waarop een organisatie bestuur en toezicht inricht. De Governance Code Cultuur gaat over besturen, toezicht houden en verantwoording afleggen, én over gedrag, verantwoordelijkheid en integriteit. De code helpt culturele organisaties om de governance goed in te richten. De code kent acht principes; toepassing daarvan leidt tot het vertrouwen dat een (rechts)persoon goed wordt bestuurd, dat het toezicht goed functioneert en dat (maatschappelijke) verantwoordelijkheid wordt genomen. Kort gezegd vereist de code dat de gangbare standaarden voor goed bestuur en toezicht worden gevolgd. Een belangrijk onderdeel daarvan is de scheiding tussen bestuur en uitvoering.

Fair Practice Code

In de beleidsperiode 2021-2024 wil de Minister de economische positie van de cultuursector en van makers versterken. De Fair Practice Code is een belangrijke waarborg dat medewerkers en zzp’ers in de sector redelijk worden betaald. Daarom maakt het Fonds – net als de Minister – het voldoen aan deze code tot subsidievoorwaarde. In de deelregelingen schenken we, waar nodig, extra aandacht aan fair pay, omdat dit (bij het schrijven van deze toelichting) een relatief nieuwe manier van werken is; zo vragen we een toelichting op en onderbouwing van de beloningen die (rechts)personen hanteren.

Code Diversiteit & Inclusie

De Code Diversiteit & Inclusie biedt de culturele en creatieve sector handvatten om diversiteit en inclusie te bevorderen. Het Fonds gaat met de nieuwe code procesmatig hetzelfde om als met de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur. Ook bij deze code wordt naleving getoetst aan de hand van het principe 'pas toe en leg uit'.

In de deelregeling is uitgewerkt hoe ten aanzien van de subsidieverstrekking aan de codes moet worden voldaan.

PARAGRAAF 8 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING SUBSIDIES

Artikelen 25 tot en met 27

Aan drie grensbedragen zijn verantwoordingplichten verbonden. Deze komen bijna helemaal overeen met de plichten uit de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, ook bekend onder de naam 'Uniform Subsidiekader' (USK). Het kader en bijbehorende toelichting zijn te vinden op de wettenbank van overheid.nl, onder de naam: Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking.

De wijze waarop subsidies worden verstrekt, bepaalt binnen welke categorie de subsidie valt. Er zijn drie grensbedragen:

  • 1. tot en met € 25.000,

  • 2. boven de € 25.000 tot en met € 125.000,

  • 3. boven de € 125.000.

Vereenvoudigd weergegeven, ziet dat er als volgt uit:

Bedrag

Verstrekking

Verantwoording

1a) tot en met € 25.000

Direct vaststellen

Bij aanvraag (activiteiten reeds verricht)

1b) tot en met € 25.000

Verlenen en ambtshalve vaststellen

Steekproef + meldingsplicht

2) boven € 25.000 – tot en met € 125.000

Verlenen en vaststellen

Over activiteiten + meldingsplicht

3) meer dan € 125.000

Verlenen en vaststellen

Over activiteiten en financiën + meldingsplicht

Hierbij gaat het om het totaalbedrag dat wordt verleend per besluit (zoals toegelicht in het USK). Oftewel: als vier jaar lang, elk jaar, via een apart besluit (vier subsidieverleningsbesluiten) een bedrag van € 20.000 wordt verleend, dan is € 20.000 het bedrag waarnaar moet worden gekeken. Dat bedrag valt binnen grensbedrag 1.

Als echter voor een periode van vier jaar binnen één besluit een bedrag van € 80.000 wordt verleend, dan valt dat binnen grensbedrag 2, ook als die € 80.000 om praktische redenen wordt opgesplitst in vier bedragen van € 20.000 per jaar.

De in de tabel genoemde meld(ings)plicht is gelijk aan degene die is opgenomen in artikel 23, tweede lid.

Artikel 28 Termijnen vaststellingsbesluiten

De termijnen voor de vaststellingsbesluiten zijn gekoppeld aan de hoogte van het subsidiebedrag. Hiervoor gelden de drie eerder genoemde grensbedragen (artikelen 25 tot en met 27). Het gaat om subsidies:

  • - tot en met € 25.000,

  • - boven de € 25.000 tot en met € 12.500,

  • - boven de 125.000.

De termijnen zijn gekoppeld aan de termijnen uit hoofdstuk 5 van het Uniform Subsidiekader (op wetten.nl: Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking).

Artikel 29 Wijzigen of intrekken vaststellingsbesluit
Eerste lid

De Awb bevat vijf gronden voor wijziging van de subsidieverlening en drie voor de subsidievaststelling. Dat maakt duidelijk dat de mogelijkheden om de vaststelling te wijzigen beperkter zijn dan die van de subsidieverlening. Het wijzigen van de subsidievaststelling kan alleen op basis van de gronden uit artikel 4:49 van de Awb, als het besluit wordt gewijzigd of ingetrokken in het nadeel van de aanvrager.

Tweede lid

De terugwerkende kracht betekent, dat het nieuwe (gewijzigde) besluit geldig is vanaf het moment dat de subsidie is vastgesteld. Daarmee wordt het eerdere besluit geheel of gedeeltelijk tenietgedaan. Dat betekent dat moet worden onderzocht welke gevolgen dat zou hebben gehad en hoe de situatie er dan zou hebben uitgezien.

PARAGRAAF 9 Beginselen wijzigingen en intrekkingen

Artikel 30 Wijzigen of intrekken besluit
Eerste lid

In de loop van de tijd kan er een situatie ontstaan die het Fonds dwingt om een eerdere beslissing te veranderen of terug te draaien (geheel of gedeeltelijk).

Tweede lid

De gevolgen van het wijzigen of intrekken van een besluit kunnen ingrijpend zijn. Daarom is het belangrijk dat het Fonds alle informatie verzamelt die nodig is voor een goed gemotiveerd besluit.

Opgevraagde zienswijzen moeten worden verwerkt in het nieuwe besluit. Als zienswijzen niet leiden tot aanpassing van het voorgenomen besluit, moet het Fonds deze gemotiveerd ontkrachten.

Artikel 31 Inhoud wijzigings- of intrekkingsbesluit.

Het moet voor ontvangers van besluiten helder zijn waarom die zijn aangepast. Bovendien moet helder zijn hoe zij gehoor kunnen geven aan de bepalingen in het nieuwe (gewijzigde) besluit. Met de gegevens die in dit artikel zijn opgesomd, wordt dat helder.

PARAGRAAF 10 BEZWAAR MAKEN

Artikel 32–33

Aanvragers kunnen een bezwaarschrift indienen tegen elk besluit (zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste en tweede lid van de Awb) van het Fonds over hun subsidieaanvraag. Ook tegen andere besluiten is bezwaar mogelijk, zoals besluiten op verzoeken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur, en inzageverzoeken in het kader van de Algemene verordening gegevensbescherming. Voorwaarde is altijd dat degene die bezwaar indient belanghebbende is (artikel 1:2 Awb).

Het Fonds neemt de beslissing op bezwaar binnen achttien weken na bekendmaking van het besluit waartegen bezwaar is gemaakt. Deze termijn vloeit voort uit het gegeven dat het Fonds een bezwarenadviescommissie heeft (artikel 7.10, eerste lid, Awb).

We kunnen de behandelingstermijn eventueel opschorten wegens bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld als we een bezwaarmaker in de gelegenheid stellen om informatie aan te vullen. Ook kunnen we de beslissing op bezwaar met zes weken verlengen.

De bezwarenadviescommissie (voorzitter en leden) geeft volledig onafhankelijk advies aan het Fonds. Het Fonds bepaalt of dat advies wordt opgevolgd. Als wij afwijken van het advies, dan motiveren we dat bij ons besluit. Ons Huishoudelijk Reglement geeft aanvullende informatie over de bezwarenadviescommissie.

Er zijn enkele wettelijk bepaalde redenen om van het horen af te zien. Die redenen zijn opgenomen in artikel 7.3 van de Awb:

Van het horen van een belanghebbende (zoals de aanvrager van een subsidie) kan worden afgezien indien:

  • a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,

  • b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,

  • c. de belanghebbende (bij het Fonds is dat meestal degene die een subsidieverzoek heeft ingediend) heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,

  • d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of

  • e. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

PARAGRAAF 11 SLOTBEPALINGEN

Artikel 34 Hardheidsclausule

Sommige omstandigheden zijn zo bijzonder, dat het Fonds verder moet kijken dan de letter van de regeling. Het Fonds beslist zelf of het de hardheidsclausule toepast. Belanghebbenden kunnen het Fonds wel vragen om dat te doen. De daarop volgende beslissing is een besluit (waartegen bezwaar mogelijk is).

Artikel 35 Overige omstandigheden

Bij in dit ASR onvoorziene situaties neemt de directeur-bestuurder van het Fonds een passende beslissing. Daarbij moet rekening worden gehouden met andere regelgeving, zoals het Huishoudelijk reglement van het Fonds. Bij een zeer onredelijke situatie of uitkomst van een beslissing, kan de hardheidsclausule worden toegepast (artikel 34).

Artikel 37 Inwerkingtreding en intrekking

Dit reglement vervangt in zijn geheel de vorige versie.

Artikel 38 Citeertitel

De officiële naam van deze regeling is Algemeen subsidiereglement Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie 2021. Deze versie is niet alleen nadrukkelijk gericht op de periode vanaf 2021 en het beleidskader daarbij, maar bevat ook grote wijzigingen ten opzichte van de vorige versie. Daarom draagt het reglement een iets andere titel dan het vorige algemene reglement.

Als het Fonds in correspondentie of besluiten naar dit reglement verwijst, gebruiken we deze citeertitel.

H.G.G.M. Verhoeven directeur-bestuurder

Naar boven