ARTIKEL I
De Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek
voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector wordt als volgt
gewijzigd:
A
In artikel 5, onderdeel a, wordt ‘van 2 maart 12:00 uur tot en met 31 maart 17:00
uur’ vervangen door ‘van 1 maart 09:00 uur tot en met 31 maart 17:00 uur’.
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt ‘2021’ vervangen door ‘2022’.
2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘van 2 maart 12:00 uur tot en met 31 maart
17:00 uur’ vervangen door ‘van 1 maart 09:00 uur tot en met 31 maart 17:00 uur’.
3. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 14,3’ vervangen door ‘€ 15,3’.
4. In het tweede en derde lid wordt ‘2021’ vervangen door ‘2022’.
C
In artikel 7, eerste lid, wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen
door een punt en vervalt onderdeel c.
D
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het opschrift wordt toegevoegd ‘en bevoorschotting’.
2. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
2. Na ontvangst van het tussentijds voortgangsverslag kan de minister op verzoek van
de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 19, eerste lid, of artikel 22, gedaan bij
indiening van het tussentijdse voortgangsverslag, bij beschikking een voorschot verstrekken
van 80% van de gerealiseerde kosten zoals deze volgen uit het tussentijds voortgangsverslag.
-
3. Bij het tussentijds voortgangsverslag wordt een bewijs overgelegd, dat aantoont dat
de houder van het in het voortgangsverslag opgenomen bankrekeningnummer de hoofdaanvrager
is, bedoeld in artikel 19, eerste lid, dan wel de aanvraaggerechtigde, bedoeld in
artikel 22.
E
Aan artikel 24, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Bij dit verzoek tot vaststelling wordt een bewijs overgelegd, waaruit blijkt dat de
houder van het bankrekeningnummer dat in het verzoek is opgenomen de hoofdaanvrager
is, bedoeld in artikel 19, eerste lid, dan wel de aanvraaggerechtigde, bedoeld in
artikel 22.
F
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door
een punt, vervalt ‘of’ en vervalt onderdeel c.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II
Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel I, onderdelen A en B, onder 1,
2 en 4, in werking met ingang van 1 september 2021. Artikel I, onderdelen A en B,
onder 1, 2 en 4, treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Artikel I, onderdeel
D, werkt terug tot en met 1 mei 2021.
TOELICHTING
1. Algemeen
Aanleiding
De Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek
voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector (SLIM-regeling)
is met ingang van 1 januari 2020 in werking getreden. Om te leren van de ervaringen
rond subsidieaanvragen die in het eerste jaar van de uitvoering zijn ingediend, is
een procesevaluatie uitgevoerd.1 Uit deze procesevaluatie zijn enkele aanbevelingen naar voren komen. Met deze wijzigingsregeling
wordt een knelpunt opgepakt, namelijk het ontbreken van bevoorschotting voor samenwerkingsverbanden.
Daarnaast worden enkele technische wijzigingen doorgevoerd.
Inhoud
Met deze wijzigingsregeling worden enkele omissies en onduidelijkheden hersteld. De
mogelijkheid voor samenwerkingsverbanden om een voorschot te ontvangen en de verhoging
van het subsidieplafond worden hieronder toegelicht.
Voorschot
In de SLIM-regeling is vastgelegd dat partijen achteraf, na het indienen van hun einddeclaratie,
het subsidiebedrag ontvangen. Op grond van de regeling is het niet mogelijk voorschotten
te verstrekken. Hiervoor is gekozen omdat bij het verstrekken van voorschotten er
aanzienlijke M&O-risico’s en risico’s met betrekking tot terugvordering komen kijken.
Uiteindelijk is ervoor gekozen om deze risico’s zoveel mogelijk te beperken.
Uit de procesevaluatie van de SLIM-regeling is echter gebleken dat 25 procent van
de (in de procesevaluatie geënquêteerde) aanvragers problemen ervaart als gevolg van het ontbreken
van bevoorschotting. Dit houdt soms ook verband met de perikelen rond COVID-19, die
invloed hebben op de liquiditeit van verschillende projecten. Ongeveer de helft van
de samenwerkingsverbanden ervaart problemen door het ontbreken van voorschotten. Omdat
de projecten van samenwerkingsverbanden en grootbedrijven in de landbouw,- horeca,-
en recreatiesector een langere looptijd hebben, moeten zij hun project ook langer
voorfinancieren. Om projecten met een langere looptijd dan 12 maanden tegemoet te
komen, zonder het M&O-risico uit het oog te verliezen, is gekozen voor bevoorschotting
op basis van realisatiecijfers bij het voortgangsverslag na een jaar. Indien blijkt
dat aanvullende gegevens nodig zijn om te beoordelen of een aanvraag in aanmerking
komt voor een voorschot, kunnen aanvragers mogelijk om extra informatie worden gevraagd.
De projecten die in aanmerking komen voor bevoorschotting, dienen een looptijd van
minimaal 12 maanden en maximaal 24 maanden te hebben. Voldoet een project aan het
criterium van de minimale en maximale looptijd, dan beoordeelt Uitvoering van Beleid
(UVB) namens de minister op basis van realisatiecijfers of een voorschot kan worden
toegekend.
De wijziging maakt het mogelijk dat samenwerkingsverbanden en grootbedrijven na een
jaar aanspraak kunnen maken op een vast percentage van 80% van het aan hen toegekende
bedrag. Het resterende bedrag wordt na de goedkeuring van de eindverantwoording toegekend.
Uitbetaling van de subsidie wordt daarmee voor samenwerkingsverbanden en grootbedrijven
verdeeld over twee momenten. Samenwerkingsverbanden en grootbedrijven kunnen bij indiening
van hun tussenrapportage een verzoek indienen voor een voorschot van 80 procent van
de gerealiseerde kosten. Samenwerkingsverbanden en grootbedrijven die in 2021 al een
tussenrapportage hebben ingediend, worden door UVB benaderd met de vraag of zij een
voorschot willen ontvangen.
Subsidieplafond
Het subsidieplafond is voor het tweede aanvraagtijdvak is 2021 niet bereikt. In totaal
is er circa 1 miljoen euro minder subsidie aangevraagd dan er beschikbaar was. Daarom
wordt dit bedrag doorgeschoven naar het derde aanvraagtijdvak in september voor aanvragen
van individuele mkb-ondernemingen.
Financiële gevolgen
De wijzigingen hebben gevolgen voor het kasritme, omdat een deel van de aanvragers
de subsidie in twee delen uitbetaald kunnen krijgen. Het totale jaarlijkse budget
voor de subsidieregeling blijft ongewijzigd.
Gevolgen voor de administratieve lasten
De wijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.
Inwerkingtreding
Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 september 2021.
Om samenwerkingsverbanden en grootbedrijven die in het jaar 2020 zijn gestart met
hun project tegemoet te komen, werkt deze regeling, met betrekking tot de mogelijkheid
van voorschotverlening, terug tot en met 1 mei 2021.
De regeling treedt, wat de aanvraagtijdvakken voor 2022 betreft, in werking met ingang
van 1 januari 2022.
2. Artikelsgewijs
Artikel I
Artikel 5 (Aanvraagtijdvak)
In dit artikel worden de subsidieaanvraagtijdvakken geregeld. Doordat de wijziging
van dit artikel met ingang van 1 januari 2022 in werking treedt, gelden de tijdvakken
voor het jaar 2022. Alleen het tijdvak in maart wordt gewijzigd, waarmee de begindatum
op dezelfde weekdag valt als in 2021. Voorts is het begintijdstip op 9.00 uur gezet.
Artikel 6 (Subsidieplafond)
Ook in dit artikel zijn de aanvraagtijdvakken aangepast naar 2022. Verder is het subsidieplafond
voor het komende aanvraagtijdvak van september met 1 miljoen euro verhoogd. Dit betreft
overgebleven gelden uit het aanvraagtijdvak van juni van dit jaar.
Artikel 7 (Subsidieaanvraag)
Vanwege een wijziging in artikel 11 die eerder heeft plaatsgevonden2 ligt het opgeven van start en einddatum en planning niet langer in de rede. Artikel
11, derde lid, bepaalt dat de voor subsidie in aanmerking komende kosten dienen te
vallen in een door de minister aangewezen initiatiefperiode.
Artikel 16 (Rapportageverplichting en bevoorschotting)
In dit artikel wordt, met toevoeging van twee artikelleden, de mogelijkheid van voorschotverlening
geregeld ten behoeve van initiatieven zoals vermeld in de hoofdstukken 3 en 4 van
de regeling, die een looptijd van meer dan twaalf maanden omvatten. In het algemeen
deel van deze toelichting zijn de overwegingen genoemd om tot deze voorschotregeling
te komen. De subsidieaanvrager die dat wenst, kan een voorschot aanvragen. Het betreft
bij de subsidieaanvrager de hoofdaanvrager van een samenwerkingsverband, of de aanvraaggerechtigde
voor subsidie aan een grootbedrijf in de landbouw-, horeca- of recreatiesector.
De voorschotverlening bedraagt 80 procent van de gerealiseerde uitgaven, zoals die
uit het tussentijds voortgangsverslag blijken. Het is voor de subsidieaanvrager van
belang om zijn voortgangsverslag bijtijds gereed te hebben en over te leggen, waarna
hij een verzoek kan doen voor een voorschotverstrekking. Met inachtneming van de beslistermijnen,
genoemd in artikel 4:13 en volgende, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zal
in het algemeen de beslissing over de verlening van voorschot binnen acht weken worden
genomen.
Artikel 25 (Intrekking en terugvordering)
In dit artikel zijn twee wijzigingen opgenomen. De aanpassing in het eerste lid is
een technische. Vanwege genoemde wijziging in artikel 11 (zie voetnoot) geldt ook
voor dit artikel dat het eerste lid, onderdeel c, niet langer nodig is.
Dit artikel wordt verder aangevuld met een vierde lid, waarin wordt geregeld dat ook
een voorschot kan worden ingetrokken indien daarvoor gegronde redenen zijn, zoals
in de eerste drie leden omschreven. Los van dit artikellid geldt artikel 4:95 van
de Awb, dat regels geeft omtrent voorschotverlening, waaronder mede de regel dat betaalde
voorschotten kunnen worden verrekend met andere te betalen geldsommen en dat onverschuldigd
betaalde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.
Artikel II
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling met ingang van
1 september 2021. Aangezien de wijziging van de aanvraagtijdvakken, met uitzondering
van die in september 2021, geldt voor het jaar 2022, treden de wijzigingen van de
artikelen 5 en 6 (artikel I, onderdelen A en B, met uitzondering van het komende tijdvak
in september), in werking met ingang van 1 januari 2022.
De behoefte aan bevoorschotting kan zich al eerder voordoen. In verband daarmee krijgt
de wijziging van artikel 16 (artikel I, onderdeel D) terugwerkende kracht tot en met
1 mei 2021, aangezien de eerste voortgangsverslagen in mei 2021 zijn aangeleverd.
Zoals in het algemeen deel reeds aangegeven worden samenwerkingsverbanden en grootbedrijven
die al een tussenrapportage hebben ingediend actief benaderd door UVB of zij een voorschot
wensen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees