Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 augustus 2021, nr. 2021-0000126392, tot wijziging van de Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector in verband met de aanpassing van de aanvraagtijdvakken, het mogelijk maken van voorschotten en enige andere wijzigingen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, onderdeel a, wordt ‘van 2 maart 12:00 uur tot en met 31 maart 17:00 uur’ vervangen door ‘van 1 maart 09:00 uur tot en met 31 maart 17:00 uur’.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt ‘2021’ vervangen door ‘2022’.

2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘van 2 maart 12:00 uur tot en met 31 maart 17:00 uur’ vervangen door ‘van 1 maart 09:00 uur tot en met 31 maart 17:00 uur’.

3. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 14,3’ vervangen door ‘€ 15,3’.

4. In het tweede en derde lid wordt ‘2021’ vervangen door ‘2022’.

C

In artikel 7, eerste lid, wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt en vervalt onderdeel c.

D

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het opschrift wordt toegevoegd ‘en bevoorschotting’.

2. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Na ontvangst van het tussentijds voortgangsverslag kan de minister op verzoek van de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 19, eerste lid, of artikel 22, gedaan bij indiening van het tussentijdse voortgangsverslag, bij beschikking een voorschot verstrekken van 80% van de gerealiseerde kosten zoals deze volgen uit het tussentijds voortgangsverslag.

  • 3. Bij het tussentijds voortgangsverslag wordt een bewijs overgelegd, dat aantoont dat de houder van het in het voortgangsverslag opgenomen bankrekeningnummer de hoofdaanvrager is, bedoeld in artikel 19, eerste lid, dan wel de aanvraaggerechtigde, bedoeld in artikel 22.

E

Aan artikel 24, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Bij dit verzoek tot vaststelling wordt een bewijs overgelegd, waaruit blijkt dat de houder van het bankrekeningnummer dat in het verzoek is opgenomen de hoofdaanvrager is, bedoeld in artikel 19, eerste lid, dan wel de aanvraaggerechtigde, bedoeld in artikel 22.

F

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt, vervalt ‘of’ en vervalt onderdeel c.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de beschikking tot voorschotverlening, bedoeld in artikel 16.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel I, onderdelen A en B, onder 1, 2 en 4, in werking met ingang van 1 september 2021. Artikel I, onderdelen A en B, onder 1, 2 en 4, treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Artikel I, onderdeel D, werkt terug tot en met 1 mei 2021.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 augustus 2021

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

1. Algemeen

Aanleiding

De Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector (SLIM-regeling) is met ingang van 1 januari 2020 in werking getreden. Om te leren van de ervaringen rond subsidieaanvragen die in het eerste jaar van de uitvoering zijn ingediend, is een procesevaluatie uitgevoerd.1 Uit deze procesevaluatie zijn enkele aanbevelingen naar voren komen. Met deze wijzigingsregeling wordt een knelpunt opgepakt, namelijk het ontbreken van bevoorschotting voor samenwerkingsverbanden. Daarnaast worden enkele technische wijzigingen doorgevoerd.

Inhoud

Met deze wijzigingsregeling worden enkele omissies en onduidelijkheden hersteld. De mogelijkheid voor samenwerkingsverbanden om een voorschot te ontvangen en de verhoging van het subsidieplafond worden hieronder toegelicht.

Voorschot

In de SLIM-regeling is vastgelegd dat partijen achteraf, na het indienen van hun einddeclaratie, het subsidiebedrag ontvangen. Op grond van de regeling is het niet mogelijk voorschotten te verstrekken. Hiervoor is gekozen omdat bij het verstrekken van voorschotten er aanzienlijke M&O-risico’s en risico’s met betrekking tot terugvordering komen kijken. Uiteindelijk is ervoor gekozen om deze risico’s zoveel mogelijk te beperken.

Uit de procesevaluatie van de SLIM-regeling is echter gebleken dat 25 procent van de (in de procesevaluatie geënquêteerde) aanvragers problemen ervaart als gevolg van het ontbreken van bevoorschotting. Dit houdt soms ook verband met de perikelen rond COVID-19, die invloed hebben op de liquiditeit van verschillende projecten. Ongeveer de helft van de samenwerkingsverbanden ervaart problemen door het ontbreken van voorschotten. Omdat de projecten van samenwerkingsverbanden en grootbedrijven in de landbouw,- horeca,- en recreatiesector een langere looptijd hebben, moeten zij hun project ook langer voorfinancieren. Om projecten met een langere looptijd dan 12 maanden tegemoet te komen, zonder het M&O-risico uit het oog te verliezen, is gekozen voor bevoorschotting op basis van realisatiecijfers bij het voortgangsverslag na een jaar. Indien blijkt dat aanvullende gegevens nodig zijn om te beoordelen of een aanvraag in aanmerking komt voor een voorschot, kunnen aanvragers mogelijk om extra informatie worden gevraagd.

De projecten die in aanmerking komen voor bevoorschotting, dienen een looptijd van minimaal 12 maanden en maximaal 24 maanden te hebben. Voldoet een project aan het criterium van de minimale en maximale looptijd, dan beoordeelt Uitvoering van Beleid (UVB) namens de minister op basis van realisatiecijfers of een voorschot kan worden toegekend.

De wijziging maakt het mogelijk dat samenwerkingsverbanden en grootbedrijven na een jaar aanspraak kunnen maken op een vast percentage van 80% van het aan hen toegekende bedrag. Het resterende bedrag wordt na de goedkeuring van de eindverantwoording toegekend. Uitbetaling van de subsidie wordt daarmee voor samenwerkingsverbanden en grootbedrijven verdeeld over twee momenten. Samenwerkingsverbanden en grootbedrijven kunnen bij indiening van hun tussenrapportage een verzoek indienen voor een voorschot van 80 procent van de gerealiseerde kosten. Samenwerkingsverbanden en grootbedrijven die in 2021 al een tussenrapportage hebben ingediend, worden door UVB benaderd met de vraag of zij een voorschot willen ontvangen.

Subsidieplafond

Het subsidieplafond is voor het tweede aanvraagtijdvak is 2021 niet bereikt. In totaal is er circa 1 miljoen euro minder subsidie aangevraagd dan er beschikbaar was. Daarom wordt dit bedrag doorgeschoven naar het derde aanvraagtijdvak in september voor aanvragen van individuele mkb-ondernemingen.

Financiële gevolgen

De wijzigingen hebben gevolgen voor het kasritme, omdat een deel van de aanvragers de subsidie in twee delen uitbetaald kunnen krijgen. Het totale jaarlijkse budget voor de subsidieregeling blijft ongewijzigd.

Gevolgen voor de administratieve lasten

De wijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Inwerkingtreding

Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 september 2021.

Om samenwerkingsverbanden en grootbedrijven die in het jaar 2020 zijn gestart met hun project tegemoet te komen, werkt deze regeling, met betrekking tot de mogelijkheid van voorschotverlening, terug tot en met 1 mei 2021.

De regeling treedt, wat de aanvraagtijdvakken voor 2022 betreft, in werking met ingang van 1 januari 2022.

2. Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 5 (Aanvraagtijdvak)

In dit artikel worden de subsidieaanvraagtijdvakken geregeld. Doordat de wijziging van dit artikel met ingang van 1 januari 2022 in werking treedt, gelden de tijdvakken voor het jaar 2022. Alleen het tijdvak in maart wordt gewijzigd, waarmee de begindatum op dezelfde weekdag valt als in 2021. Voorts is het begintijdstip op 9.00 uur gezet.

Artikel 6 (Subsidieplafond)

Ook in dit artikel zijn de aanvraagtijdvakken aangepast naar 2022. Verder is het subsidieplafond voor het komende aanvraagtijdvak van september met 1 miljoen euro verhoogd. Dit betreft overgebleven gelden uit het aanvraagtijdvak van juni van dit jaar.

Artikel 7 (Subsidieaanvraag)

Vanwege een wijziging in artikel 11 die eerder heeft plaatsgevonden2 ligt het opgeven van start en einddatum en planning niet langer in de rede. Artikel 11, derde lid, bepaalt dat de voor subsidie in aanmerking komende kosten dienen te vallen in een door de minister aangewezen initiatiefperiode.

Artikel 16 (Rapportageverplichting en bevoorschotting)

In dit artikel wordt, met toevoeging van twee artikelleden, de mogelijkheid van voorschotverlening geregeld ten behoeve van initiatieven zoals vermeld in de hoofdstukken 3 en 4 van de regeling, die een looptijd van meer dan twaalf maanden omvatten. In het algemeen deel van deze toelichting zijn de overwegingen genoemd om tot deze voorschotregeling te komen. De subsidieaanvrager die dat wenst, kan een voorschot aanvragen. Het betreft bij de subsidieaanvrager de hoofdaanvrager van een samenwerkingsverband, of de aanvraaggerechtigde voor subsidie aan een grootbedrijf in de landbouw-, horeca- of recreatiesector.

De voorschotverlening bedraagt 80 procent van de gerealiseerde uitgaven, zoals die uit het tussentijds voortgangsverslag blijken. Het is voor de subsidieaanvrager van belang om zijn voortgangsverslag bijtijds gereed te hebben en over te leggen, waarna hij een verzoek kan doen voor een voorschotverstrekking. Met inachtneming van de beslistermijnen, genoemd in artikel 4:13 en volgende, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zal in het algemeen de beslissing over de verlening van voorschot binnen acht weken worden genomen.

Artikel 25 (Intrekking en terugvordering)

In dit artikel zijn twee wijzigingen opgenomen. De aanpassing in het eerste lid is een technische. Vanwege genoemde wijziging in artikel 11 (zie voetnoot) geldt ook voor dit artikel dat het eerste lid, onderdeel c, niet langer nodig is.

Dit artikel wordt verder aangevuld met een vierde lid, waarin wordt geregeld dat ook een voorschot kan worden ingetrokken indien daarvoor gegronde redenen zijn, zoals in de eerste drie leden omschreven. Los van dit artikellid geldt artikel 4:95 van de Awb, dat regels geeft omtrent voorschotverlening, waaronder mede de regel dat betaalde voorschotten kunnen worden verrekend met andere te betalen geldsommen en dat onverschuldigd betaalde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling met ingang van 1 september 2021. Aangezien de wijziging van de aanvraagtijdvakken, met uitzondering van die in september 2021, geldt voor het jaar 2022, treden de wijzigingen van de artikelen 5 en 6 (artikel I, onderdelen A en B, met uitzondering van het komende tijdvak in september), in werking met ingang van 1 januari 2022.

De behoefte aan bevoorschotting kan zich al eerder voordoen. In verband daarmee krijgt de wijziging van artikel 16 (artikel I, onderdeel D) terugwerkende kracht tot en met 1 mei 2021, aangezien de eerste voortgangsverslagen in mei 2021 zijn aangeleverd. Zoals in het algemeen deel reeds aangegeven worden samenwerkingsverbanden en grootbedrijven die al een tussenrapportage hebben ingediend actief benaderd door UVB of zij een voorschot wensen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
2

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 april 2021, nr. 2021-0000071582, Stcrt. 2021, 22240

Naar boven