Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 juli 2021, nr. WJZ/ 21191700, tot wijziging van Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met de gewijzigde vaststelling van bepaalde vangstmogelijkheden voor 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op verordening (EU) van de Raad van PM tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2019/1919, (EU) 2021/91 en (EU) 2021/92 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden voor 2021 in wateren van de Unie en wateren buiten de Unie, en de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 8, eerste lid, 11, eerste lid, 12, 14, 15, eerste en derde lid, 16, 17, 18, tweede lid, 19, 20, 24, 27, 29, tweede lid, en vierde lid, tweede zin, 32, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 33, 34, 37, tweede lid en derde lid, tweede en derde zin, 38, eerste lid, tweede lid, tweede zin, en derde lid, 39, eerste en tweede lid, 41, 42, 43, 44, tweede lid, 45, eerste, tweede en vijfde lid, 48, 49, 50 en 57 van de verordening vangstmogelijkheden.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De uitzonderingen, bedoeld in artikel 11, lid 2 quater, aanhef en onder a en b, van de verordening vangstmogelijkheden, gelden uitsluitend voor vissersvaartuigen ten behoeve waarvan een vismachtiging als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening is verleend voor de in artikel 11, lid 2 quater, aanhef en onder a onderscheidenlijk b, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde visserijactiviteiten.

B

Artikel 14, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7 en 9 van de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden.

C

Artikel 84a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘artikel 11, tweede lid, aanhef en onder c, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 11, lid 2 quater, aanhef en onder a, van de verordening vangstmogelijkheden’.

b. In onderdeel a wordt ‘artikel 11, tweede lid, tweede alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 11, lid 2 quater, tweede alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’.

2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt ‘artikel 11, tweede lid, aanhef en onder c, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 11, lid 2 quater, aanhef en onder b, van de verordening vangstmogelijkheden’.

4. In onderdeel a wordt ‘artikel 11, tweede lid, tweede alinea, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 11, lid 2 quater, onder b, van de verordening vangstmogelijkheden’.

D

In artikel 98, derde lid, wordt ‘artikel 11, tweede lid, aanhef en onder c of d, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 11, lid 2 quater, aanhef en onder a of b, van de verordening vangstmogelijkheden’.

E

In artikel 120, derde lid, wordt ‘artikel 10, vijfde lid, onderdeel b, of zesde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door ‘artikel 11, vijfde lid, onderdeel b, of zesde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’.

F

De bijlagen 8 en 9 bij de Uitvoeringsregeling zeevisserij worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen A onderscheidenlijk B.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 juli 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze: J.C. Goet De secretaris-generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

BIJLAGE A BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL F, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 22 JULI 2021, NR. WJZ/ 21191700, TOT WIJZIGING VAN UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ IN VERBAND MET DE GEWIJZIGDE VASTSTELLING VAN BEPAALDE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2021

BIJLAGE 8, BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN 1, EERSTE LID, 21, EERSTE LID EN 29, EERSTE LID, VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

De vissoorten, bedoeld in artikel 21, eerste lid, de vangstgebieden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en de percentages, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij voor het kalenderjaar 2021

Vissoort

Gebied

Percentage

Blauwe wijting

EU-wateren en internationale wateren van de ICES-gebieden 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8d, 8e, 12 en 14

91,6399

Grote Zilversmelt

EU-wateren en internationale wateren van de ICES-gebieden 5, 6 en 7

99,6613

Haring

Noorse wateren, EU-wateren en internationale wateren van de ICES-gebieden 1 en 2

111,0766

EU-wateren van het ICES-gebied 4 ten noorden van 53°30'NB

89,6792

ICES-gebieden 4c en 7d

88,8682

EU wateren en internationale wateren van de ICES-gebieden 5b, 6b en 6a-Noord

90,3746

ICES-gebieden 6a-Zuid, 7b en 7c

99,9982

ICES-gebieden 7g, 7h, 7j en 7k

100,0051

Horsmakreel

EU-wateren van de ICES-gebieden 2a, 4a, 6, 7a, 7b, 7c, 7e, 7f, 7g, 7h, 7j, 7k, 8a, 8b, 8d, 8e en de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied 5b en de internationale wateren van de ICES gebieden 12 en 14

99,0722

EU-wateren van de ICES-gebieden 4b, 4c en 7d

98,8446

Kabeljauw

ICES-gebied 4, de EU-wateren van het ICES-gebied 2a en het ICES-gebied 3a tot aan het Skagerrak

80,5810

Makreel

ICES-gebieden 6, 7, 8a, 8b, 8d en 8e, de EU-wateren en internationale wateren van het ICES-gebied 5b en de internationale wateren van de ICES-gebieden 2a, 12 en 14

77,9469

Schol

ICES gebied 4, de EU wateren van het ICES-gebied 2a en het ICES-gebied 3a tot aan het Skagerrak

98,1604

Tong

EU-wateren van de ICES-gebieden 2 en 4

117,6599

Wijting

ICES-gebied 4 en de EU-wateren van het ICES-gebied 2a

116,0676

BIJLAGE B BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL F, VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 22 JULI 2021, NR. WJZ/ 21191700, TOT WIJZIGING VAN UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ IN VERBAND MET DE GEWIJZIGDE VASTSTELLING VAN BEPAALDE VOORLOPIGE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2021

BIJLAGE 9, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 24 VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

De bijvangsthoeveelheden, bedoeld in artikel 24 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij, voor het kalenderjaar 2021

Artikel 24, eerste lid, onderdeel a

Kabeljauw:

ICES-gebied 4, de EU-wateren van ICES-gebied 2a, en het ICES-gebied 3a tot aan het Skagerrak

39 kg per maand

Wijting:

ICES-gebied 4 en de EU-wateren van ICES-gebied 2a

38 kg per maand

Makreel:

ICES-gebieden 3a en 4, EU-wateren van ICES-gebieden 2a, 3b, 3c en de deelsectoren 22 tot en met 32

166 kg per maand

Artikel 24, eerste lid, onderdeel c

Kabeljauw:

ICES-gebied 4, de EU-wateren van ICES-gebied 2a, en het ICES-gebied 3a tot aan het Skagerrak

120 kg per jaar

Wijting:

ICES-gebied 4 en de EU-wateren van ICES-gebied 2a

62 kg per jaar

Makreel:

ICES-gebied 3a en 4, EU-wateren van ICES-gebied 2a, 3b, 3c en de deelsectoren 22 tot en met 32

45 kg per jaar

Artikel 24, eerste lid, onderdeel d

Horsmakreel:

EU-wateren van ICES-gebieden 4b, 4c en 7d

244 kg per jaar

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) bevat de voorschriften die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Europese verordeningen op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit betreft onder meer een aantal verordeningen waarin de maximaal toegestane vangstmogelijkheden in de wateren van de Unie voor vissersvaartuigen van de Unie zijn opgenomen, alsmede een aantal daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften.

Zo zijn bij Verordening (EU) 2021/921 de vangstmogelijkheden voor 2021 vastgesteld (hierna: verordening vangstmogelijkheden) en bij Verordening (EU) 2021/912 zijn de vangstmogelijkheden voor 2021 en 2022 voor bepaalde bestanden van diepzeevissen vastgesteld (hierna: verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden).

Toen deze verordeningen werden vastgesteld, waren de onderhandelingen naar aanleiding van de Brexit, tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk (VK) over een visserijovereenkomst met bepalingen over visserij (waaronder toegang tot elkaars wateren) nog niet afgerond. Om die reden waren de in beide verordeningen opgenomen vangstmogelijkheden slechts voorlopige vangstmogelijkheden, die van toepassing waren tot 31 maart 2021. Toen er eind maart nog steeds geen overeenstemming was met het VK, heeft de Raad in maart 2021 opnieuw voorlopige vangstmogelijkheden vastgesteld voor de visbestanden die bilateraal gedeeld worden door de EU en het VK. Deze vangstmogelijkheden gelden tot en met 31 juli 2021 en zijn bij regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot wijziging van de Uitvoeringsregeling van 30 maart 2021 (Stcrt. 2021, 16750) in de Uitvoeringsregeling geïmplementeerd.

Op 11 juni 2021 werd een akkoord bereikt tussen de Unie en het VK waarbij de definitieve vangstmogelijkheden voor de EU en het VK werden overeengekomen. Deze definitieve vangstmogelijkheden en een aantal daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften, zijn bij verordening van de Raad van PM tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2019/1919, (EU) 2021/91 en (EU) 2021/92 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden voor 2021 in wateren van de Unie en wateren buiten de Unie (bij vaststelling van onderhavige wijzigingsregeling nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU), voor 2021 opgenomen in de verordening vangstmogelijkheden en voor 2021 en 2022 in de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden.

De onderhavige wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van de aldus gewijzigde verordening vangstmogelijkheden en de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden.

2. Regeldruk

Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling heeft betrekking op implementatie van bindende Europese regelgeving en heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich.

3. Inwerkingtreding en kabinetsbeleid vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2021. Hiermee wordt afgeweken van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten dat een ministeriële regeling in werking treedt met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober en dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter gerechtvaardigd, omdat deze wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van bindende EU-regelgeving.

II. Artikelen

Artikel I

Onderdeel A, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op artikel 13, eerste lid,

In artikel 7, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden was bepaald dat Unievaartuigen mogen vissen op bestanden waarvoor voorlopige vangstmogelijkheden gelden. Omdat in de verordening vangstmogelijkheden met ingang van 1 augustus 2021 de definitieve vangstmogelijkheden zijn opgenomen is artikel 7 van de verordening vangstmogelijkheden vervallen. Om die reden is artikel 7, tweede lid, uit de opsomming in artikel 13, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling geschrapt.

Onderdeel B

Ook in artikel 8, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden stond een vergelijkbare bepaling met betrekking tot voorlopige vangstmogelijkheden die thans eveneens is vervallen. Artikel 14, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling is hiermee in overeenstemming gebracht.

Onderdeel A, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op artikel 13, derde lid, en de onderdelen C en D

Op grond van artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden geldt een verbod op elke vorm van commerciële visserij op zeebaars in ICES-sectoren 4b en 4c en in ICES-deelgebied 7. Het is daarnaast ook verboden om zeebaars die in die gebieden is gevangen, te houden, over te laden, te verplaatsen of aan te landen. Voorheen was in artikel 11, tweede lid, aanhef en onder c en d, van de verordening vangstmogelijkheden een bepaalde uitzondering op dit verbod opgenomen voor Unievissersvaartuigen die met haken en lijnen op zeebaars visten of met vaste kieuwnetten onvermijdelijke bijvangsten van zeebaars hadden. Deze uitzonderingen golden in januari 2021 en van 1 april tot en met 31 juli 2021 en bedroeg maximaal 3,32 ton onderscheidenlijk 0,82 ton per vaartuig. De uitzonderingen gelden niet zonder meer, maar op grond van artikel 11, tweede lid, laatste alinea, van de verordening vangstmogelijkheden uitsluitend voor die vissersvaartuigen, waarmee met de desbetreffende vistuigen vangsten van zeebaars zijn geregistreerd in de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 september 2016. Bovendien geldt op grond van artikel 7, eerste lid, van de controleverordening dat een vissersvaartuig deze specifieke visserijactiviteiten alleen mag uitoefenen voor zover die in zijn geldige vismachtiging zijn vermeld. Daarom is in artikel 13, derde lid, van de Uitvoeringsregeling bepaald dat de vissersvaartuigen die de visserij op zeebaars uitvoeren met vaste kieuwnetten of met haken of lijnen, een machtiging moeten hebben om deze activiteiten uit te voeren. In artikel 84a van de Uitvoeringsregeling zijn de voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor een vismachtiging zeebaars en in artikel 98, derde lid, van de Uitvoeringsregeling is opgenomen dat een vismachtiging voor de visserij op zeebaars alleen wordt verleend indien is voldaan aan artikel 84a.

Bij de definitieve vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2021 is de structuur van artikel 11 van de verordening vangstmogelijkheden gewijzigd. Hierdoor zijn de voorheen in artikel 11, tweede lid, aanhef en onder c en d, van de verordening vangstmogelijkheden opgenomen uitzonderingen nu opgenomen in artikel 11, lid 2 quater, aanhef en onder a en b, met dien verstande dat de periode waarin de uitzondering geldt, is verlengd tot en met 31 december 2021. Ook is de totale hoeveelheid zeebaars waarvoor de uitzondering geldt verhoogd tot 5,7 ton per vaartuig voor vissersvaartuigen die met haken en lijnen vissen en tot 1,4 ton per vaartuig voor vissersvaartuigen die met vaste kieuwnetten onvermijdelijke bijvangsten van zeebaars hebben. Uiteraard moeten betrokken vissersvaartuigen nog steeds een machtiging hebben om deze visserijactiviteiten uit te voeren. Door de in onderdeel A, C en D opgenomen wijziging wordt in de artikelen 13, derde lid, 84a en 98, derde lid van de Uitvoeringsregeling thans verwezen naar artikel 11, lid 2 quater, aanhef en onder a en b.

Onderdeel E

In artikel 112, derde lid, van de Uitvoeringsregeling, werd abusievelijk verwezen naar artikel 10, vijfde lid, onderdeel b, of zesde lid, van de verordening vangstmogelijkheden in plaats van naar artikel 11, vijfde lid, onderdeel b, of zesde lid, van de verordening vangstmogelijkheden. Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging wordt de juiste verwijzing opgenomen.

Onderdeel F

In de gewijzigde bijlagen 8 en 9 wordt nationaal uitvoering gegeven aan de wijzigingen in de verordening vangstmogelijkheden en de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden. Dit in verband met de omstandigheid dat de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden voor een aantal bestanden zijn verdeeld in individuele contingenten, met specifieke duiding van de wateren of gebieden waarvoor deze contingenten gelden.

Daarbij zij in het licht van de Brexit opgemerkt dat diverse van de in die bijlagen genoemde gebieden tevens wateren van het VK omvatten.

De in bijlage 8 opgenomen contingentpercentages zijn door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging nu allemaal gebaseerd op de definitief vastgestelde vangsthoeveelheden en zijn voor heel 2021 van toepassing.

Ook de hoeveelheden in bijlage 9 zijn nu allemaal afgeleid van de definitieve vangstmogelijkheden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze: J.C. Goet De secretaris-generaal van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit


X Noot
1

Verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PbEU 2021, L 31)

X Noot
2

Verordening (EU) 2021/91 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor de jaren 2021 en 2022, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PbEU 2021, L31)

Naar boven