Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 30 maart 2021, nr. WJZ/ 21080952, tot wijziging van Uitvoeringsregeling zeevisserij in verband met de gewijzigde vaststelling van bepaalde voorlopige vangstmogelijkheden voor 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EU) van de Raad van PM tot wijziging van Verordening (EU) 2021/91 en Verordening (EU) 2021/92 wat betreft bepaalde voorlopige vangstmogelijkheden voor 2021 in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie;

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De bijlagen 8 en 9 bij de Uitvoeringsregeling zeevisserij worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen A respectievelijk B.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 30 maart 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

BIJLAGE A BEHORENDE BIJ ARTIKEL I VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 30 MAART 2021, NR. WJZ / 21080952, TOT WIJZIGING VAN UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ IN VERBAND MET DE GEWIJZIGDE VASTSTELLING VAN BEPAALDE VOORLOPIGE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2021

BIJLAGE 8, BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN 1, EERSTE LID, 21, EERSTE LID EN 29, EERSTE LID, VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

De vissoorten, bedoeld in artikel 21, eerste lid, de vangstgebieden, bedoeld in artikel 1, eerste lid, en de percentages, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij voor het kalenderjaar 2021

Vissoort

Gebied

Percentage

Blauwe wijting

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

91.6399%

Grote Zilversmelt

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden V, VI en VII

58.1188%

Haring

Noorse wateren, EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I en II

111.0766%

EU wateren van het ICES gebied IV ten noorden van 53°30'NB

89.6792%

ICES gebieden IVc en VIId

88.8682%

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden Vb, VIb en VIa-Noord

52.7404%

ICES gebieden VIa-Zuid, VIIb en VIIc

58.0274%

ICES gebieden VIIg, VIIh, VIIj en VIIk

57.0436%

Horsmakreel

EU wateren van de ICES gebieden IIa, IVa, VI, VIIa, VIIb, VIIc, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh, VIIj, VIIk, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe en de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb en de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV

80.0010%

EU wateren van de ICES gebieden IVb, IVc en VIId

58.6816%

Kabeljauw

ICES gebied IV, de EU wateren van het ICES gebied IIa en het ICES gebied IIIa tot aan het Skagerrak

80.5810%

Makreel

ICES gebieden VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe, de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb en de internationale wateren van de ICES gebieden IIa, XII en XIV

77.9469%

Schol

ICES gebied IV, de EU wateren van het ICES gebied IIa en het ICES gebied IIIa tot aan het Skagerrak

98.1604%

Tong

EU wateren van de ICES gebieden II en IV

68.6895%

Wijting

ICES gebied IV en de EU wateren van het ICES gebied IIa

116.0676%

BIJLAGE B BEHORENDE BIJ ARTIKEL I VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT VAN 30 MAART 2021, NR. WJZ / 21080952, TOT WIJZIGING VAN UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ IN VERBAND MET DE GEWIJZIGDE VASTSTELLING VAN BEPAALDE VOORLOPIGE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR 2021

BIJLAGE 9, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 24 VAN DE UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

De bijvangsthoeveelheden, bedoeld in artikel 24 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij, voor het kalenderjaar 2021

Artikel 24, eerste lid, onderdeel a

Kabeljauw:

ICES-gebied 4, de EU-wateren van ICES-gebied 2a, en het ICES-gebied 3a tot aan het Skagerrak

39 kg per maand

Wijting:

ICES-gebied 4 en de EU-wateren van ICES-gebied 2a

38 kg per maand

Makreel:

ICES-gebieden 3a en 4, EU-wateren van ICES-gebieden 2a, 3b, 3c en de deelsectoren 22 tot en met 32

166 kg per maand

Artikel 24, eerste lid, onderdeel c

Kabeljauw:

ICES-gebied 4, de EU-wateren van ICES-gebied 2a, en het ICES-gebied 3a tot aan het Skagerrak

120 kg per jaar

Wijting:

ICES-gebied 4 en de EU-wateren van ICES-gebied 2a

62 kg per jaar

Makreel:

ICES-gebied 3a en 4, EU-wateren van ICES-gebied 2a, 3b, 3c en de deelsectoren 22 tot en met 32

45 kg per jaar

Artikel 24, eerste lid, onderdeel d

Horsmakreel:

EU-wateren van ICES-gebieden 4b, 4c en 7d

145 kg per jaar

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel een aanleiding

De vangstmogelijkheden en de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften worden jaarlijks door de Raad van de Europese Unie aangepast. Wat betreft bepaalde bestanden diepzeevissen, vindt die vaststelling van vangstmogelijkheden eens in de twee jaar plaats.

Bij Verordening (EU) 2021/921 zijn de vangstmogelijkheden voor 2021 vastgesteld (hierna: verordening vangstmogelijkheden) en bij Verordening (EU) 2021/912 zijn de vangstmogelijkheden voor 2021 en 2022 voor bepaalde bestanden van diepzeevissen vastgesteld (hierna: verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden).

Bij regeling tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: Uitvoeringsregeling) van 24 december 2020 (Stcrt. 2020, 69405) zijn (onder meer) deze verordeningen in de Uitvoeringsregeling geïmplementeerd. Zoals is uiteengezet in de toelichting bij deze wijzigingsregeling waren de in beide verordeningen opgenomen vangstmogelijkheden slechts voorlopige vangstmogelijkheden, in verband met de nog lopende onderhandelingen naar aanleiding van de Brexit, tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk (VK) over een visserijovereenkomst met bepalingen over visserij (waaronder toegang tot elkaars wateren).

Met deze voorlopige vangstmogelijkheden, die 25% van de vangstmogelijkheden van het jaar 2020 bedroegen en voor een aantal pelagische visbestanden 65% van de vangstmogelijkheden van 2020, in verband met seizoensvisserij), werd beoogd te voorkomen dat Unievaartuigen per 1 januari 2021 niet zouden kunnen vissen vanwege het ontbreken van vastgestelde vangstmogelijkheden in het licht van de nog lopende onderhandelingen.

Omdat ervan uit werd gegaan dat in het begin van 2021, wanneer er duidelijkheid zou zijn over de toekomstige relatie met het VK, definitieve vangstmogelijkheden voor 2021 zouden worden vastgesteld, waren de voorlopige vangstmogelijkheden slechts van toepassing tot 31 maart 2021. Eind maart 2021 waren er echter nog altijd bilaterale onderhandelingen gaande tussen de Unie en het VK. Aangezien deze onderhandelingen nog niet waren afgerond, heeft de Raad in maart 2021 opnieuw voorlopige vangstmogelijkheden vastgesteld voor 2021 voor de visbestanden die bilateraal gedeeld worden door de EU en het VK. Er is wel een overeenkomst bereikt tussen de EU, Noorwegen en het VK (trilateraal) over de gedeelde bestanden schol, kabeljauw, haring, wijting, koolvis en schelvis. Dat betekent dat voor deze visbestanden wel een definitieve vangstmogelijkheid wordt vastgesteld voor 2021. Ook is er een bilateraal akkoord met Noorwegen, onder andere over toegang tot de wateren, waardoor ook de vangstmogelijkheden voor blauwe wijting, makreel en atlanto scandian haring definitief kunnen worden vastgesteld voor 2021.

De nieuwe tijdelijke vangstmogelijkheden gelden tot en met 31 juli 2021. Deze beslaan voor een groot aantal bestanden 7/12 (januari t/m juli zijn 7 maanden) van de verwachte vangsthoeveelheden. Dit is bijvoorbeeld het geval voor bestanden als tong, tarbot en zeeduivel. Voor bestanden waarvoor de wetenschap adviseert zeer weinig of niet te vissen, zijn beperkte vangsthoeveelheden vastgesteld.

De onderhavige wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van de aldus gewijzigde verordening vangstmogelijkheden en de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden[. In de artikelsgewijze toelichting wordt dit nader uiteengezet.

2. Regeldruk

Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling heeft betrekking op implementatie van bindende Europese regelgeving en heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich.

3. Inwerkingtreding en kabinetsbeleid vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2021. Hiermee wordt afgeweken van een van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter gerechtvaardigd te achten, nu deze wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van bindende EU-regelgeving.

II. Artikelen

Artikel I

In de gewijzigde bijlagen 8 en 9 wordt nationaal uitvoering gegeven aan de wijzigingen in de verordening vangstmogelijkheden en de verordening vangstmogelijkheden diepzeevisbestanden. Dit in verband met de omstandigheid dat de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden voor een aantal bestanden zijn verdeeld in individuele contingenten, met specifieke duiding van de wateren of gebieden waarvoor deze contingenten gelden.

Daarbij zij in het licht van de Brexit opgemerkt dat diverse van de in die bijlagen genoemde gebieden tevens wateren van het VK omvatten.

Wat betreft de contingentenpercentages in bijlage 8 wordt voorts opgemerkt dat deze berekend zijn op basis van de voorlopige vangstmogelijkheden waaraan in het algemeen deel van de toelichting is gerefereerd. Die vangstmogelijkheden zijn, als aangegeven, vastgesteld op 7/12 van de vangstmogelijkheden die naar verwachting worden overeengekomen met het VK. Voor de bestanden waarover een akkoord is bereikt met het VK en Noorwegen, danwel alleen Noorwegen, worden de definitieve percentages vastgesteld. De contingentenpercentages in bijlage 8 zijn aldus in sommige gevallen voorlopig van aard en zijn voorlopig van toepassing tot en met 31 juli 2021. De contingentpercentages van de definitief vastgestelde hoeveelheden zijn voor heel 2021 van toepassing.

Ook de hoeveelheden in bijlage 9 zijn afgeleid van de voorlopige of definitieve vangstmogelijkheden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PbEU 2021, L 31)

X Noot
2

Verordening (EU) 2021/91 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor de jaren 2021 en 2022, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PbEU 2021, L31)

Naar boven