Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 juli 2021, 2021-0000093504, tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland in verband met de ontwikkelingen als gevolg van COVID-19

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt ‘In de jaren 2020 en 2021’ vervangen door ‘In de jaren 2020, 2021 en 2022’.

B

In artikel 4 wordt ‘tot en met 31 oktober 2021’ vervangen door ‘tot en met 31 juli 2022’.

C

De artikelen 5 tot en met 7 komen te luiden:

Artikel 5. Subsidieplafond Sint Eustatius kostprijs verlagende subsidie

  • 1. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Sint Eustatius voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 een bedrag van $ 1.058.400 beschikbaar.

  • 2. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Sint Eustatius voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2022 een bedrag van $ 1.500.000 beschikbaar.

Artikel 6. Subsidieplafond Bonaire kostprijs verlagende subsidie

  • 1. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Bonaire voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 een bedrag van $ 5.760.000 beschikbaar.

  • 2. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Bonaire voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2022 een bedrag van $ 10.500.000 beschikbaar.

Artikel 7. Subsidieplafond Saba kostprijs verlagende subsidie

  • 1. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Saba voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020 een bedrag van $ 0 beschikbaar.

  • 2. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Saba voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 een bedrag van $ 350.000 beschikbaar.

  • 3. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Saba voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2022 een bedrag van $ 775.000 beschikbaar.

D

In artikel 9, derde lid, onderdelen b en d, en negende lid, wordt ‘kwartaal’ telkens vervangen door ‘halfjaar’.

E

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘Indien de exploitatievergunning op 1 februari 2021 niet is verleend’ vervangen door ‘Indien een kinderopvangorganisatie in afwachting is van een beslissing als bedoeld in het eerste lid en de exploitatievergunning op 1 februari 2021 niet is verleend’.

2. In het vijfde lid wordt ‘1 mei 2021’ vervangen door ‘1 december 2021, of, indien de beschikking tot subsidieverlening is gedateerd op of na 2 augustus 2021, vier maanden na de dag waarop de subsidie is verleend,’.

  • Niet terugvordering, dus: als je niet voldoet stopt de subsidie.

  • Voor 1 december, of vier maanden, als dat langer is.

3. In het zesde lid wordt voor de punt aan het slot ingevoegd: ‘zoals in de overeenkomst, bedoeld in het vierde lid, is vastgelegd.’

F

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste tot en met vierde lid komen te luiden:

  • 1. De hoogte van de kostprijs verlagende subsidie per dagdeel per kind voor de dagopvang bedraagt voor de periode van:

    • a. 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021: $ 5 op Bonaire, $ 2 op Sint Eustatius en $ 3,90 op Saba;

    • b. 1 juli 2021 tot en met 31 december 2022: $ 6,88 op Bonaire, $ 3,88 op Sint Eustatius en $ 3,90 op Saba.

  • 2. De hoogte van de kostprijs verlagende subsidie per dagdeel per kind voor de buitenschoolse opvang bedraagt voor de periode van:

    • a. 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021: $ 7,50 op Bonaire, $ 10 op Sint Eustatius en $ 11,25 op Saba;

    • b. 1 juli 2021 tot en met 31 december 2022: $ 11,25 op Bonaire, $ 11,25 op Sint Eustatius en $ 11,25 op Saba.

  • 3. De hoogte van de kostprijs verlagende subsidie voor de gastouderopvang per dagdeel per kind voor de dagopvang bedraagt op Bonaire voor de periode van:

    • a. 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021: $ 2,50;

    • b. 1 juli 2021 tot en met 31 december 2022: $ 4,38.

  • 4. De hoogte van de kostprijs verlagende subsidie voor de gastouderopvang per dagdeel per kind voor de buitenschoolse opvang bedraagt op Bonaire voor de periode van:

    • a. 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021: $ 5,00;

    • b. 1 juli 2021 tot en met 31 december 2022: $ 8,75.

2. In het vijfde lid, eerste zin, vervalt ‘per kwartaal’.

3. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste tot en met vierde lid kan de minister op aanvraag de kostprijs verlagende subsidie op een openbaar lichaam verhogen met ten hoogste de minimale ouderbijdrage voor de betreffende opvangsoort op dat openbaar lichaam, indien de continuïteit van de kinderopvang anders in het gedrang komt.

G

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste tot en met vijfde lid komen te luiden:

  • 1. Voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 bedraagt voor de ouders op Bonaire de ouderbijdrage bij het maximale aantal dagdelen per maand, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, voor de:

    • a. dagopvang: minimaal $ 150 en maximaal $ 200;

    • b. buitenschoolse opvang: minimaal $ 100 en maximaal $ 200;

    • c. dagopvang bij gastouderopvang: minimaal $ 150 en maximaal $ 175;

    • d. buitenschoolse opvang bij gastouderopvang: minimaal $ 100 en maximaal $ 200.

  • 2. Voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 december 2022 bedraagt voor de ouders op Bonaire de ouderbijdrage bij het maximale aantal dagdelen per maand, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, voor de:

    • a. dagopvang: minimaal $ 100 en maximaal $ 125;

    • b. buitenschoolse opvang: minimaal $ 50 en maximaal $ 125;

    • c. dagopvang bij gastouderopvang: $ 100;

    • d. buitenschoolse opvang bij gastouderopvang: minimaal $ 50 en maximaal $ 125.

  • 3. Voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 bedraagt voor de ouders op Sint Eustatius de ouderbijdrage bij het maximale aantal dagdelen per maand, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, voor de:

    • a. dagopvang: $ 150;

    • b. buitenschoolse opvang: $ 75.

  • 4. Voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 december 2022 bedraagt voor de ouders op Sint Eustatius de ouderbijdrage bij het maximale aantal dagdelen per maand, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, voor de:

    • a. dagopvang: $ 100;

    • b. buitenschoolse opvang: $ 50.

  • 5. Voor de ouders op Saba bedraagt de ouderbijdrage bij het maximale aantal dagdelen per maand, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, voor de:

    • a. dagopvang: $ 100;

    • b. buitenschoolse opvang: $ 50.

2. Het zesde tot en met achtste lid vervallen.

3. Het negende en tiende lid worden vernummerd tot het zesde en zevende lid.

4. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘het eerste tot en met achtste lid’ vervangen door ‘het eerste tot en met vijfde lid’.

H

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste vijfde lid wordt ‘kwartaal’ telkens vervangen door ‘halfjaar’.

2. Het tweede vijfde lid, ingevoegd bij Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland in verband met het wijzigen van de datum waarop de exploitatievergunning moet zijn verleend en enkele andere wijzigingen (Stc. 2020, nr. 68870), wordt vernummerd tot het zesde lid.

3. Onder vernummering van het zevende lid tot het achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. De kinderopvangorganisatie kan bij de minister in de periode van 15 tot en met 31 maart of van 15 tot en met 30 september een aanvraag doen om het voorschot, bedoeld in het vierde lid, voor het volgende kwartaal te verhogen met ten minste 10% ten opzichte van daaraan voorafgaande kwartaal.

4. In het achtste lid (nieuw) wordt ‘31 december 2021’ vervangen door ‘31 december 2022’.

I

In artikel 16, eerste lid, wordt ‘kwartaal’ telkens vervangen door ‘halfjaar’.

J

Aan artikel 18 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing, indien de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat niet is voldaan aan artikel 10, vijfde lid.

K

Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19a. Vrijstelling

  • 1. De minister kan op verzoek van het openbaar lichaam, voor zover het belang van de veiligheid of de gezondheid van de kinderen of het personeel zich daartegen niet verzet, een kinderopvangorganisatie of gastouder voor een periode van ten hoogste drie maanden vrijstelling verlenen van de artikelen 10, zesde lid, of 11, eerste lid, indien die organisatie of gastouder als gevolg van een calamiteit niet aan de in die artikelen genoemde voorwaarden kan voldoen.

  • 2. De periode, genoemd in het eerste lid, kan eenmalig met drie maanden worden verlengd.

L

In artikel 20, tweede lid, wordt ‘31 december 2022’ vervangen door ‘31 december 2023’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van:

  • a. artikel I, onderdeel E, subonderdeel 1, terug tot en met 1 februari 2021;

  • b. artikel I, onderdelen F, subonderdeel 3, en K, terug tot en met 1 maart 2021;

  • c. artikel I, onderdeel E, subonderdeel 2, terug tot en met 1 mei 2021;

  • d. artikel I, onderdelen C, F, subonderdeel 1, en G, terug tot en met 1 juli 2021.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 juli 2021

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

I Algemeen deel

1. Inleiding

Sinds 1 juli 2021 is de Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland (hierna: de tijdelijke regeling) van kracht. Naar aanleiding van de recente ervaringen met de tijdelijke regeling en in het bijzonder de ontwikkelingen als gevolg van COVID-19 wordt deze regeling gewijzigd.

2. Inhoud regeling

2.1 Verlenging van de tijdelijke regeling

De tijdelijke regeling is bedoeld om de subsidiëring van de kinderopvang in Caribisch Nederland tot aan de inwerkingtreding van wettelijke regels over kinderopvang op Caribisch Nederland mogelijk te maken. Die wettelijke regels zijn momenteel in voorbereiding. De tijdelijke regeling draagt bij aan het verlagen van de kosten van kinderopvang voor ouders door de ouderbijdrage te verlagen via subsidiëring. Daarnaast geeft het kinderopvangorganisaties tot op zekere hoogte de mogelijkheid te investeren in de kwaliteit van de kinderopvang voor zover de subsidie daartoe de mogelijkheden biedt. Bovendien geeft het de kinderopvangorganisaties de mogelijkheid te wennen aan de financiële en administratieve verplichtingen die een financieringsrelatie met de overheid met zich meebrengen.

Het streven is dat de wettelijke regels voor kinderopvang op Caribisch Nederland per 1 januari 2023 in werking zullen treden. De werkingsduur van de tijdelijke regeling is om die reden verlengd tot en met 31 december 2022. Ook zullen de subsidiebedragen en ouderbijdragen worden geactualiseerd (zie hierna). Dat alles heeft financiële gevolgen. De budgettaire plafonds in de tijdelijke regeling zijn hierop aangepast.

2.2 Aanpassing subsidiebedragen

Zoals aangegeven is een van de beoogde effecten van de tijdelijke regeling dat de overgang naar een nieuw stelsel van financiering voor kinderopvangorganisaties wordt vergemakkelijkt. De bekostigingssystematiek in dat nieuwe stelsel zal bestaan uit een directe financieringsrelatie tussen Rijk en de kinderopvangorganisatie. In de tijdelijke regeling wordt op deze systematiek aangesloten. Kinderopvangorganisaties krijgen een subsidie gebaseerd op het aantal dagdelen dat een kind door de organisatie wordt opgevangen. Bij het bepalen van de hoogte van de tijdelijke subsidie op basis van de tijdelijke regeling is uitgegaan van de door de kinderopvangorganisatie op de eilanden gehanteerde tarieven. De subsidie moest minimaal zo hoog zijn dat voor alle kinderopvangorganisaties de verlaging van de tarieven tot aan het niveau van de in de tijdelijke regeling opgenomen ouderbijdrage wordt vergoed. Kinderopvangorganisaties die een lager tarief hanteren, ontvangen op die manier extra subsidie. Die extra subsidie kan door deze organisaties worden ingezet om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren dan wel om de aanpassingen die voortvloeien uit de Verordening kinderopvang van het openbaar lichaam te financieren. In schema 1 staat de hoogte van de subsidiebedragen gedurende de looptijd van de tijdelijke regeling.

Voor Bonaire en Sint Eustatius worden de subsidiebedragen gewijzigd. Omdat de minimaal te betalen ouderbijdrage op Bonaire en Sint Eustatius met ingang van 1 juli 2021 wordt verlaagd, worden de kinderopvangorganisaties daarvoor gecompenseerd. Bovendien wordt het subsidiebedrag met $ 25 per maand verhoogd om eventueel gestegen kosten dan wel de verkleining van de bandbreedte waartussen de hoogte van de ouderbijdrage zich mag bewegen met $ 25 per maand te compenseren. In schema 1 is het subsidiebedrag per dagdeel opgenomen. Voor de kinderopvang wordt volgens artikel 12, vijfde lid, uitgegaan van maximaal 40 dagdelen per maand en voor de buitenschoolse opvang 20 dagdelen per maand.1 De subsidiebedragen voor Saba zijn al aangepast met een eerdere wijziging van de tijdelijke regeling en zijn daarom met deze wijzigingsregeling niet aangepast.2 Omdat deze wijzigingsregeling in de eerste helft van juli in werking treedt, werkt deze wijziging terug tot en met 1 juli 2021.

Schema 1: Subsidiebedragen per dagdeel onderscheiden naar eiland en soort kinderopvang.

$ per dagdeel

1 juli 2020 t/m 31 december 2020

1 januari 2021 t/m 30 juni 2021

1 juli 2021 t/m 30 juni 2022

1 juli 2022 t/m 31 december 2022

Bonaire

       

Dagopvang

$ 5

$ 5

$ 6,88

$ 6,88

Buitenschoolse opvang

$ 7,5

$ 7,5

$ 11,25

$ 11,25

Gastouderopvang (dag)

$ 2,5

$ 2,5

$ 4,38

$ 4,38

Gastouderopvang (bso)

$ 5

$ 5

$ 8,75

$ 8,75

         

St. Eustatius

       

Dagopvang

$ 2

$ 2

$ 3,88

$ 3,88

Buitenschoolse opvang

$ 10

$ 10

$ 11,25

$ 11,25

         

Saba

       

Dagopvang

$ 0

$ 3,88

$ 3,88

$ 3,88

Buitenschoolse opvang

$ 0

$ 11,25

$ 11,25

$ 11,25

2.3 Aanpassing ouderbijdrage

Het voornemen is dat ouders de ouderbijdrage in de toekomst niet meer aan de kinderopvangorganisaties betalen, maar aan het Rijk. Dat betekent dat voor een groot deel van de organisaties de ouderbijdrage zal worden afgebouwd en vervangen door financiering vanuit het Rijk. Omdat ouders in deze fase nog steeds de ouderbijdrage aan de kinderopvangorganisaties betalen, worden in de tijdelijke regeling grenzen aan de hoogte van de ouderbijdrage gesteld. Kinderopvangorganisaties die in aanmerking willen komen voor een subsidie moeten zich aan deze grenzen houden. In schema 2 staat de hoogte waaraan de ouderbijdrage moet voldoen. In de tijdelijke regeling is ook aangegeven dat het openbaar lichaam in bepaalde omstandigheden toestemming kan geven om de kinderopvangorganisatie een lagere ouderbijdrage dan de minimale ouderbijdrage in rekening te laten brengen. Ook aan deze wijzigingen wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 juli 2021, omdat deze wijzigingsregeling in de eerste helft van juli in werking treedt.

Schema 2: Ouderbijdrage per maand (maximale en minimale ouderbijdrage onderscheiden naar eiland) bij volledige opvang

$ per maand

1 juli 2020 t/m 31 december 2020

1 januari 2021 t/m 30 juni 2021

1 juli 2021 t/m 30 juni 2022

1 juli 2022 t/m 31 december 2022

Bonaire

       

Dagopvang

       

Maximaal

$ 200

$ 200

$ 125

$ 100

Minimaal

$ 150

$ 150

$ 100

$ 100

         

Buitenschoolse opvang

       

Maximaal

$ 200

$ 200

$ 125

$ 125

Minimaal

$ 100

$ 100

$ 50

$ 50

         

Gastouders (dagopvang)

       

Maximaal

$ 175

$ 175

$ 100

$ 100

Minimaal

$ 150

$ 150

$ 100

$ 100

         

Gastouders (buitenschoolse opvang)

       

Maximaal

$ 200

$ 200

$ 125

$ 125

Minimaal

$ 100

$ 100

$ 50

$ 50

         

St.Eustatius

       

Dagopvang

$ 150

$ 150

$ 100

$ 100

Buitenschoolse opvang

$ 75

$ 75

$ 50

$ 50

         

Saba

       

Dagopvang

$ 100

$ 100

$ 100

Buitenschoolse opvang

$ 50

$ 50

$ 50

2.4 Vrijstelling in geval van calamiteiten

De tijdelijke regeling is op 1 juli 2020 in werking getreden. In de voorbereiding is er, mede gelet op de aanvankelijk beperkte looptijd van de regeling, geen rekening mee gehouden dat er omstandigheden kunnen zijn die een generieke uitzonderingsmogelijkheid (vrijstelling) op bepaalde voorwaarden wenselijk maken.

Naar aanleiding van COVID-19 hebben de openbare lichamen maatregelen genomen waardoor kinderopvangorganisaties hun deuren hebben moeten sluiten. Ook zijn andere bijzondere omstandigheden op Bonaire, Saba of Sint Eustatius denkbaar, zoals een vulkanische uitbarsting of een orkaan, waardoor kinderopvangorganisaties niet in staat zijn aan de gestelde voorwaarden te voldoen.

De tijdelijke regeling vereist dat er in lijn met de overeenkomst tussen ouder en kinderopvangorganisatie kinderopvang moet worden aangeboden om voor subsidie in aanmerking te komen en dat ouders de ouderbijdrage hebben betaald. Als hieraan niet is voldaan, heeft dat gevolgen voor de subsidie en zal de subsidie niet of slechts gedeeltelijk worden uitgekeerd. Organisaties kunnen daardoor buiten hun eigen schuld in financiële problemen komen. Zo is op Bonaire van 28 maart tot en met 12 april 2021 als gevolg van de door het openbaar lichaam afgekondigde lockdown in het kader van de aanpak COVID-19 de kinderopvang gesloten geweest.

Dat is aanleiding geweest om met deze wijzigingsregeling een nieuw artikel 19a op te nemen in de tijdelijke regeling. Dat artikel geeft de minister de bevoegdheid om in geval van een calamiteit vrijstelling te verlenen van de verplichting dat kinderen daadwerkelijk gebruik moeten kunnen maken van de kinderopvang (artikel 10, zesde lid) en de verplichting dat de ouder de ouderbijdrage aan de kinderopvangorganisatie moet hebben betaald (artikel 11, eerste lid). Vrijstelling wordt verleend op verzoek van het openbaar lichaam, omdat het openbaar lichaam het beste in staat is om de ernst en duur van de situatie te beoordelen en daarover de minister te adviseren.

De minister kan per calamiteit een vrijstelling voor de duur van ten hoogste drie maanden verlenen, met een mogelijkheid tot verlenging van ten minste van één maal drie maanden. De aard van een calamiteit is dat die in beginsel kort duurt. Een periode van drie maanden geeft de minister de gelegenheid om, in overleg met het openbaar lichaam, te beoordelen of de vrijstelling na drie maanden moet worden verlengd, of dat de vrijstelling na die drie maanden eindigt. Indien het na drie maanden nodig blijft om een uitzondering te maken, dan ligt een wijziging van de tijdelijke regeling meer in de rede.

Omdat het gaat om een vrijstelling op basis van bijzondere omstandigheden en die meestal per openbaar lichaam verschillen, kan de minister de vrijstelling voor elk openbaar lichaam afzonderlijk verlenen. De dan actuele situatie op het openbaar lichaam is daarvoor bepalend.

Aan deze aanpassingen van de tijdelijke regeling wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 maart 2021. Dit wordt hieronder toegelicht, in paragraaf 4.

2.5 Extra subsidie in geval van bijzondere omstandigheden

Het is denkbaar dat een kinderopvangorganisatie als gevolg van buiten de invloed van de kinderopvangorganisatie zelf liggende omstandigheden gedurende enige tijd gesloten moet blijven. Het kan dan gaan om een calamiteit die het openbaar lichaam in zijn geheel treft, maar ook om door omstandigheden op een specifiek deel van het openbaar lichaam waardoor een of enkele kinderopvangorganisaties zijn getroffen.

Als er als gevolg van deze omstandigheden gedurende langere tijd geen kinderopvang wordt geboden, ligt het voor de hand dat de ouders geen ouderbijdrage betalen. Om ervoor te zorgen dat de continuïteit van de kinderopvang niet in het gedrang komt, krijgt de minister de bevoegdheid om in de situatie waarin de continuïteit van de kinderopvang in het geding is de subsidiebijdrage aan de kinderopvangorganisatie te verhogen met maximaal de (minimale) ouderbijdrage die op het eiland voor de betreffende soort opvang geldt. De kinderopvangorganisatie ontvangt op die manier voor elk kind een subsidie die in bijna alle gevallen overeen zal komen met de ontvangsten die de organisatie onder normale omstandigheden ontvangt. Het nieuwe zesde lid van artikel 12 geeft de minister de bevoegdheid om de kostprijs verlagende subsidie te verhogen met ten hoogste de minimale ouderbijdrage voor de betreffende opvangsoort op het openbaar lichaam.

Aan deze aanpassing van de tijdelijke regeling wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 maart 2021. Ook hier wordt voor een toelichting verwezen naar paragraaf 4.

2.6 Rapportageverplichtingen

De kinderopvangorganisatie moest conform de voorheen geldende regels elk kwartaal een prognose indienen van het verwachte gebruik van de kinderopvang op basis van de overeenkomsten die met ouders zijn gesloten. Na afloop van het kwartaal werd de hoogte van de subsidie op basis van het feitelijk aantal overeenkomsten bepaald. De eerste ervaringen daarmee lieten zien dat elk kwartaal de prognose laten indienen weinig meerwaarde heeft en dat zou kunnen worden volstaan met een halfjaarlijkse rapportage. Daarmee wordt de administratieve last voor de kinderopvangorganisaties en de overheid verminderd. Daar staat een hoger risico op oneigenlijk gebruik en misbruik tegenover. Dat wordt mede ondervangen door de controle-activiteiten te verhogen.

De betaling van de subsidiebedragen blijft wel per kwartaal plaatsvinden. Na het indienen en het beoordelen van de halfjaarlijkse voortgangsrapportage wordt meteen 50% als voorschot uitbetaald en het resterende deel volgt in het daarop volgende kwartaal.

Het is denkbaar dat er in het kwartaal na het indienen van de voortgangsrapportage blijkt dat als gevolg van extra instroom van nieuwe kinderen de ingediende prognose aanzienlijk afwijkt van de realisatie. Gevolg kan zijn dat het uitbetaalde voorschot te laag is en de kinderopvangorganisatie kosten tijdelijk uit eigen middelen zou moeten voorschieten. Om dat te voorkomen kunnen kinderopvangorganisaties in de periode van 15 tot en met 31 maart of van 15 tot en met 30 september een verzoek indienen om het uit te keren voorschot voor het tweede respectievelijk vierde kwartaal te verhogen. Voorwaarde is dat deze extra verhoging minimaal 10% bedraagt van het reeds ontvangen voorschot uit het daaraan voorafgaande kwartaal. Dit is geregeld in artikel 15, zevende lid.

2.7 Verschuiving datum goedkeuring transitieplan

Het hebben van een door het openbaar lichaam goedgekeurd transitieplan voor een bepaalde datum is een voorwaarde om de subsidie te behouden. Die datum was oorspronkelijk 1 december 2020 en vervolgens 1 mei 2021. Bij het vaststellen van de laatste datum is het risico op een tweede lockdown onvoldoende onderkend. Het openbaar lichaam Bonaire heeft verzocht om de kinderopvangorganisaties meer tijd te geven om de adviezen van de kwaliteitscommissie voor de door te voeren verbeteringen in het transitieplan mee te nemen. Daarom is de datum, die is opgenomen in artikel 10, vijfde lid, van de tijdelijke regeling, aangepast in 1 december 2021. Het openbaar lichaam informeert de minister wanneer een transitieplan is goedgekeurd. Bij het ontbreken van een goedgekeurd transitieplan wordt de subsidie stopgezet. In artikel 18, vijfde lid, is verduidelijkt dat het subsidiebedrag dat tot dat moment is uitgekeerd niet wordt teruggevorderd. Aan deze wijziging wordt terugwerkende kracht toegekend tot en met 1 mei 2021. Dit is nader toegelicht in paragraaf 4.

2.8 Nieuwe organisaties

In de uitvoering is gebleken dat in de tijdelijke regeling enkele bepalingen waren opgenomen die ertoe leidden dat voor organisaties die in de loop van 2021 of later een aanvraag voor een subsidie indienen geen subsidie kan worden verstrekt. Dat is niet de bedoeling. Om die reden is de tijdelijke regeling op de volgende onderdelen aangepast:

  • In artikel 10, tweede lid, is verduidelijkt dat deze bepaling alleen van toepassing is op kinderopvangorganisaties die in afwachting zijn van een beslissing omtrent de aanvraag van een exploitatievergunning en in 2019 aantoonbaar kinderen hebben opgevangen.

  • Nieuwe organisaties die vanaf of na 2 augustus 2021 subsidie ontvangen, hebben uiterlijk vier maanden de tijd om het transitieplan te laten goedkeuren. Voor andere organisaties is de deadline 1 december 2021 (zie paragraaf 2.6).

2.9 Korte sluiting van de kinderopvangorganisatie gedurende vakanties

In de huidige situatie zijn er kleinere kinderopvangorganisaties die in de zomer- en kerstvakanties gedurende enkele weken gesloten zijn. Op die wijze kan de meewerkende eigenaar toch enige vakantie hebben. Als in de overeenkomst tussen kinderopvangorganisatie en ouder is opgenomen dat de kinderopvang gedurende een beperkt aantal dagen in de zomer- en kerstvakantie is gesloten en de ouder daarvoor betaalt, dan zal de subsidie voor de betreffende periode worden uitgekeerd. Om die reden is artikel 10, zesde lid, aangescherpt, waardoor de tijdelijke subsidie tijdens deze korte periode kan worden uitbetaald ondanks het feit dat er feitelijk geen kinderopvang wordt aangeboden.

3. Gevolgen

In deze paragraaf worden de gevolgen van de voorgestelde wijzigingen voor de verschillende belanghebbenden in kaart gebracht. Ook wordt in gegaan op de financiële gevolgen en de extra risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik

Ouders

Voor ouders geldt dat de kosten voor de kinderopvang verder omlaag worden gebracht en meer gaan in de richting van de ouderbijdrage zoals die in de structurele situatie gaat gelden. Daarmee wordt de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de kinderopvang voor ouders vergroot.

Kinderopvangorganisaties

Veel van de voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op de kinderopvangorganisaties. Voor de kinderopvangorganisaties wordt de subsidie verhoogd. Niet alleen om de verlaging van de ouderbijdrage te compenseren, maar ook om te kunnen investeren in de kwaliteit van de opvang. Verder wordt met het omzetten van de kwartaalsgewijze rapportage in een halfjaarlijkse de administratieve lasten voor de organisaties verminderd. Enkele andere wijzigingen zoals de mogelijkheid om in zomer- en kerstvakantie enkele weken dicht te zijn, maken het voor deze organisaties aantrekkelijker om kinderopvang aan te bieden.

Bijzondere omstandigheden

Voor zowel de ouders als de kinderopvangorganisatie is nu in de regeling opgenomen dat in bijzondere omstandigheden de minister bepaalde voorwaarden tijdelijk buiten werking kan stellen. Dat maakt dat de minister in de toekomst op verzoek van het openbaar lichaam sneller kan handelen.

De uitvoeringsorganisatie

De uitvoeringslasten voor de uitvoeringsorganisatie zullen als gevolg van de wijzigingen in deze regeling in de controle sfeer toenemen. Daar staat tegenover dat de overgang naar de halfjaarsrapportage voor een verlichting van de uitvoering zorgdraagt.

Financiële gevolgen

Met de wijzigingen wordt de tijdelijke regeling uitgebreid en daarmee zullen de extra uitgaven voor de tijdelijke regeling toenemen. Over de gehele looptijd van de regeling van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2022 is voor de uitvoering van de kostprijs verlagende subsidie een bedrag van ongeveer € 17,5 mln gereserveerd. Daarbij is ervan uitgegaan dat ongeveer 80% van de kinderen van de gesubsidieerde kinderopvang gebruik zal maken. De realisatie zal naar verwachting veel lager liggen. In 2020 is in het eerste half jaar dat de regeling van kracht was € 1,8 mln aan kostprijs verlagende subsidies op Bonaire en Sint Eustatius uitgegeven. Voor 2021 wordt op basis van de nu bekende subsidiebedragen een uitgave van € 5,1 mln verwacht en voor 2022 een uitgave van € 6,6 mln.

Risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik

Voor alle wijzigingen geldt dat deze voor ouders dan wel kinderopvangorganisaties tot een uitbreiding van de reikwijdte van de regeling leidt of tot een verhoging van de subsidie of aanpassing van de voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen. Gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik zullen daarom qua impact en financieel belang in beperkte mate toenemen. Dat wordt mede met het belang van het vergroten van de financiële toegankelijkheid voor ouders en het stimuleren van het investeren in de kwaliteit van de opvang aanvaardbaar geacht.

Om de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik te beperken worden aan deze wijzigingen extra voorwaarden aan organisaties en ouders gesteld. De uitvoeringsorganisatie zal steekproefsgewijze controleren of aan de voorwaarden is voldaan. De financiële gevolgen kunnen bij niet voldoen aan de voorwaarden voor organisaties aanzienlijk zijn.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum waarin deze in de Staatscourant is geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn voor regelgeving, zoals is neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De reden daarvoor is dat naar aanleiding van een verslechtering van de situatie op Bonaire als gevolg van COVID-19 kinderopvangorganisaties financieel in de knel kwamen. Het openbaar lichaam Bonaire heeft een verzoek gedaan om financiële ondersteuning. Om dit binnen de tijdelijke regeling vorm te kunnen geven was een aanpassing van de regelgeving op korte termijn noodzakelijk.

Aan enkele onderdelen van deze regeling wordt terugwerkende kracht verleend. Dat geldt voor de volgende wijzigingen:

  • de bevoegdheid van de minister om vrijstelling te verlenen in situaties dat er sprake is van bijzondere omstandigheden (calamiteiten); artikel 19a.

  • de bevoegdheid van de minister om met het oog op de continuïteit van de organisatie het subsidiebedrag te verhogen; artikel 12, zesde lid;

  • de verschuiving van de uiterste datum van goedkeuring van het transitieplan; artikel 10, vijfde lid;

  • de verduidelijking van artikel 10, tweede lid.

  • de wijziging van de hoogte van de subsidieplafonds, de kostprijs verlagende subsidie en de ouderbijdrage; artikelen 5 tot en met 7, 12 en 13.

Voor al deze wijzigingen geldt dat er voor kinderopvangorganisaties of ouders geen nieuwe verplichtingen ontstaan. De wijzigingen zijn dus begunstigend. Dit wordt per wijziging nader toegelicht.

Het betreft ten eerste de mogelijkheid voor de minister om vrijstelling te verlenen om gedurende een specifieke periode niet aan een of meerdere voorwaarden te voldoen en om de bevoegdheid om de subsidiebedragen te verhogen. De minister kan op basis van het nieuwe artikel 19a in combinatie met het nieuwe achtste lid van artikel 12 een besluit nemen om de financiële gevolgen voor de kinderopvangorganisaties te kunnen verminderen. Deze wijziging werkt daarom terug tot en met 1 maart 2021, omdat vanaf die periode het aantal besmettingen van COVID 19 op Bonaire toenamen en de kinderopvangorganisaties als gevolg hiervan soms vanwege besmettingen quarantaine moesten sluiten met alle financiële gevolgen van dien.

Ten tweede is de datum waarop de voorwaarde om in het bezit te zijn van een door het openbaar lichaam goedgekeurd transitieplan van toepassing wordt verschoven naar 1 december 2021. Dat was 1 mei 2021. Als gevolg van de COVID 19 golf op Bonaire waren de organisaties niet in staat om het transitieplan op te stellen. Het openbaar lichaam had daardoor ook geen capaciteit beschikbaar om de plannen te beoordelen. Daarom werkt deze wijziging terug tot 1 mei 2021.Niet met terugwerkende kracht aanpassen zou ertoe leiden dat de subsidie met ingang van 1 mei 2021 zou stoppen voor de meeste organisaties.

Terugwerkende kracht geldt in de derde plaats voor de aanpassing van artikel 10, tweede lid, waarmee wordt verduidelijkt dat die bepaling alleen geldt voor organisaties die in afwachting waren van een besluit over de exploitatievergunning en die in 2019 al kinderen opvingen. Terugwerkende kracht tot 1 februari 2021 is nodig om te voorkomen dat nieuwe organisaties niet in aanmerking komen voor een subsidie.

Ten slotte wordt terugwerkende kracht verleend aan de wijzigingen van de subsidieplafonds, de kostprijs verlagende subsidie en de ouderbijdragen. Die wijzigingen hebben namelijk betrekking op de periode vanaf 1 juli 2021, terwijl deze regeling begin juli in werking treedt.

II. Artikelsgewijs deel

Artikel I, onderdelen A, B, C, H, subonderdeel 4, en L

De looptijd van de tijdelijke regeling wordt uitgebreid. De wijzigingen in de onderdelen A, B en L hangen daarmee samen. Voor een toelichting wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdelen D, F, subonderdeel 2, H, subonderdeel 1, en I

De frequentie van de rapportageverplichting wordt aangepast, van elk kwartaal naar halfjaarlijks. Dat regelen deze onderdelen. De uitbetaling van het voorschot voor de kostprijs verlagende subsidie gebeurt nog wel elk kwartaal. Artikel 15, vierde lid, is daarom niet gewijzigd.

Artikel I, onderdeel E

Dit onderdeel betreft in de eerste plaats een verduidelijking van artikel 10, tweede lid, die is toegelicht in paragraaf 2.8 van het algemene deel van deze toelichting.

In de tweede plaats gaat het over de goedkeuring van het transitieplan. Eén van de vereisten voor een kostprijs verlagende subsidie is dat de kinderopvangorganisatie over een transitieplan beschikt. De datum waarop dat transitieplan uiterlijk moet zijn goedgekeurd was 1 mei 2021. Die datum is met subonderdeel 1 gewijzigd in 1 december 2021. Voor nieuwe kinderopvangorganisaties die op of na 2 augustus 2021 een subsidie krijgen geldt dat zij na uiterlijk vier maanden over een goedgekeurd transitieplan moeten beschikken.

Artikel 10, zesde lid, schrijft voor dat een kinderopvangorganisatie alleen voor een kostprijs verlagende subsidie in aanmerking komt als er sprake is van kinderopvang. Met onderdeel E, subonderdeel 3, is verduidelijkt dat het om opvang moet gaan zoals vastgelegd in de kinderopvangovereenkomst. Dat betekent dat ook bij een korte sluiting in de vakantieperiode, die de ouder en de kinderopvangorganisatie in de overeenkomst hebben vastgelegd, sprake blijft van kinderopvang.

Artikel I, onderdeel F, subonderdelen 1 en 3

Met onderdeel F zijn in de eerste plaats het eerste tot en met vierde lid van artikel 12 opnieuw vastgesteld. Deze wijziging is toegelicht in paragraaf 2.2 van het algemene deel van deze toelichting.

Verder is er een nieuw zesde lid toegevoegd, dat regelt dat de minister de kostprijs verlagende subsidie kan verhogen als dat noodzakelijk is voor de continuïteit van de kinderopvang. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij calamiteiten. Omdat situaties waarin de continuïteit van de kinderopvang in het geding is zich in de meeste gevallen lokaal voordoen, kan de verhoging per openbaar lichaam plaatsvinden. Die verhoging kan niet hoger zijn dan de minimale ouderbijdrage voor de betreffende opvangsoort op dat openbaar lichaam.

Artikel I, onderdeel G

Onderdeel G voorziet in de aanpassing van de artikelen over de ouderbijdrage. Deze aanpassingen zijn toegelicht in paragraaf 2.3 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel I, onderdeel H, subonderdelen 2 en 3

Met onderdeel H, subonderdeel 2, wordt de verkeerde nummering in artikel 15 hersteld. Dat artikel had twee vijfde leden. Het tweede vijfde lid, dat is ingevoegd bij Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland in verband met het wijzigen van de datum waarop de exploitatievergunning moet zijn verleend en enkele andere wijzigingen (Stc. 2020, nr. 68870), is vernummerd tot het zesde lid.

Subonderdeel 3 voegt een nieuw zevende lid in. Dat lid regelt dat kinderopvangorganisaties een voorschot kunnen aanvragen. Dit is nader toegelicht in paragraaf 2.6 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel H

Met onderdeel H wordt geëxpliciteerd dat intrekking van de beschikking tot subsidieverlening omdat het transitieplan niet tijdig is goedgekeurd niet leidt tot terugvordering van de reeds uitgekeerde bedragen.

Artikel I, onderdeel K

Onderdeel K voorziet in een vrijstellingsbevoegdheid voor de minister, in geval van calamiteiten. Deze bevoegdheid is toegelicht in paragraaf 2.4 van het algemene deel van deze toelichting.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Voor de schoolvakanties geldt dat de buitenschoolse opvangorganisatie voor de kinderen extra dagdelen in rekening mag brengen. Voorwaarde is dat de buitenschoolse opvang daadwerkelijk open is en de ouderbijdrage is betaald.

X Noot
2

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland in verband met het wijzigen van de datum waarop de exploitatievergunning moet zijn verleend en enkele andere wijzigingen (Stc. 2020, nr. 68870).

Naar boven