ARTIKEL I
De Subsidieregeling opvang kinderen van ouders met een trekkend/varend bestaan wordt
als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘2021’ vervangen door ‘2022’.
2. Onder B, sub 1°, wordt ‘€ 29.381,00’ vervangen door ‘€ 29.853,00’.
3. Onder B, sub 2°, wordt ‘€ 34.495,00’ vervangen door ‘€ 35.050,00’.
4. Onder B, sub 3°, wordt ‘€ 27.530,00’ vervangen door ‘€ 27.973,00’.
5. Onder B, sub 4°, wordt ‘€ 27.676,00’ vervangen door ‘€ 28.121,00’.
6. Onder E wordt ‘€ 6.427,00’ vervangen door ‘€ 6.536,00’.
B
Artikel 9, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘2021’ vervangen door ‘2022’.
2. In onderdeel a wordt ‘€ 1.773,88’ vervangen door ‘€ 1.804,04’ en wordt ‘€ 3.216,82’
vervangen door ‘€ 3.271,50’.
3. In onderdeel b wordt ‘€ 1.182,39’ vervangen door ‘€ 1.202,49’ en wordt ‘€ 1.903,83’
vervangen door ‘€ 1.936,20’.
C
Artikel 10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘2021’ vervangen door ‘2022’.
2. In onderdeel a wordt ‘€ € 1.773,88’ vervangen door ‘€ 1.804,04’ en wordt ‘€ 2.254,87’
vervangen door ‘€ 2.293,20’.
3. In onderdeel b wordt ‘€ 1.182,39’ vervangen door ‘€ 1.202,49’ en wordt ‘€ 1.422,85’
vervangen door ‘€ 1.447,04’.
D
In artikel 23 wordt ‘1 januari 2022’ vervangen door ‘1 januari 2027’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.
TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige regeling tot wijziging van de Subsidieregeling opvang kinderen van
ouders met trekkend/varend bestaan (hierna: de Subsidieregeling). Deze wijzigingsregeling
strekt ertoe de werkingsduur te verlengen en de jaarlijkse aanpassing van de normbedragen
te regelen. Het gaat om de normbedragen voor het jaar 2022.
In 2021 is de Subsidieregeling geëvalueerd (door Significant Public). Uit deze evaluatie
blijkt dat de Subsidieregeling in de basis doelmatig en doeltreffend is, de regeling
voorziet met name in een duidelijke behoefte van schippers (gezinsbedrijven) met kinderen
in de leerplichtige en kwalificatie plichtige leeftijd. Echter, de regeling is niet
doeltreffend voor de gehele doelgroep omdat circusartiesten/kermisexploitanten amper
gebruikmaken van de regeling. Hieruit blijkt een geringe behoefte vanuit deze doelgroep.
De situatie van deze doelgroep is ook anders, zo is er voor hen een alternatief voor
een internaat in de vorm van de Stichting Rijdende School. Kermisexploitanten en circusartiesten
hebben veelal ook een vaste verblijfsplaats waar zij een deel van het jaar verblijven
en hun kinderen veelal verblijven vanaf het moment dat ze naar het voortgezet onderwijs
gaan, ze wonen vaak thuis of bij familie.
Voor schipperskinderen is er geen voor de hand liggend alternatief voor de internaten.
Echter, het uitbreiden van hybride onderwijs (fysiek en (online) afstandsonderwijs)
kan mogelijk wel een alternatief bieden voor de gehele doelgroep.
Daarnaast is de verwachting dat het dalende aantal kinderen op schippersinternaten
na enkele jaren min of meer stabiel zal zijn, waardoor de noodzaak voor de Subsidieregeling
blijft bestaan.
Tot slot constateert Significant Public dat het huidige financieringsmodel het best
passend is, maar dat de in 2000 vastgestelde en daarna jaarlijkse geïndexeerde, normbedragen
aan herijking toe zijn. De herijking van de normbedragen middels een onderzoek, zal
voor de regeling die geldt ten behoeve van het subsidiejaar 2023 plaatsvinden.
Conclusie daarvan is dat de huidige vormgeving van de regeling het meest eenvoudig
en kosteneffectief is en daarmee in de huidige vorm doorgezet kan worden.
Met de onderhavige wijzigingsregeling is de werkingsduur van de Subsidieregeling verlengd,
met vijf jaar. Daarnaast zijn de normbedragen aangepast voor het jaar 2022. In het
onderstaande licht ik dit nader toe.
Artikelsgewijs
Artikel I
A
In artikel 5, eerste lid, zijn de normbedragen op basis waarvan exploitanten gesubsidieerd
worden geactualiseerd voor 2022.
In onderdeel B zijn de normbedragen voor de opvang van kinderen in de internaten van
de exploitant verhoogd met OVA 2021 over het loongevoelige deel van de subsidie.
Het normbedrag voor elk kind waarvoor de exploitant bemiddelt in de pleegopvang (component
E in artikel 5, eerste lid) is verhoogd op basis van het procentuele verschil tussen
de consumentenprijsindex ‘Alle huishoudens’ over de julimaanden van de twee direct
aan het betreffende jaar voorafgaande jaren. Deze indexcijfers zijn gepubliceerd in
het Statistisch bulletin van het Centraal Bureau van de Statistiek.
B en C
Deze onderdelen bevatten de aanpassing van bedragen van de ouderbijdragen voor 2022
in artikel 9, tweede lid, en artikel 10, tweede lid.
De bedragen voor de berekening van de ouderbijdrage voor de opvang van een kind in
een internaat of een pleeggezin worden verhoogd, op basis van het procentuele verschil
tussen de consumentenprijsindex ‘Alle huishoudens’ over de julimaanden van de twee
direct aan het betreffende jaar voorafgaande jaren. Dit in lijn met de aanpassing
van het normbedrag, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel E. De bedoelde indexcijfers
over de desbetreffende julimaanden zijn gepubliceerd in het Statistisch bulletin van
het Centraal Bureau van de Statistiek.
D
In artikel 23 is de vervaldatum aangepast naar ‘1 januari 2027’, gelet op de verlenging
van de werkingsduur van de Subsidieregeling met vijf jaar.
Artikel II
Het subsidiejaar valt samen met het kalenderjaar. De regeling treedt daarom in werking
met ingang van 1 januari 2022, overeenkomstig de systematiek van vaste verandermomenten
bij regelgeving (VVM). De regeling wordt spoedig bekendgemaakt, met het oog op de
aanvragen ten behoeve van het subsidiejaar 2022, die voor 1 november 2021 moeten worden
ingediend.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis