Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 2 juli 2021, nr. WJZ/ 21149215, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met de invoering en openstelling van de subsidiemodule omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, onderdelen a, b, c, d en h, 5, eerste en tweede lid, 16, 17, eerste lid, onderdeel a, 19, tweede en derde lid, 25, 34, eerste lid, en 44 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Na titel 3.19 wordt een titel ingevoegd, luidende:

Titel 3.20. Omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen

Artikel 3.20.1. Begripsbepalingen
  • 1. In deze titel wordt verstaan onder:

    arbeidsovereenkomst:

    een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

    brancheorganisatie:

    een vereniging, opgericht voor 1 januari 2020, die belangen behartigt van haar leden, bestaande uit ondernemingen die tot eenzelfde bedrijfstak behoren;

    ICT- en techniek-kansrijk beroep:

    een beroep dat past binnen de in bijlage 3.20 opgenomen lijst met kansrijke beroepen, dat valt binnen de beroepssegmenten techniek-industrie, techniek-bouw, techniek-auto en voertuigtechniek, techniek-installatietechniek of ICT;

    opleider:

    een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich bij de uitoefening van zijn beroep of bedrijf bezighoudt met het geven van scholing;

    praktijkbegeleider:

    een werknemer die zich bij de uitoefening van zijn beroep namens zijn werkgever bezighoudt met het geven van praktijkondersteuning;

    werknemer:

    werknemer als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

    werkgever:

    werkgever als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid wordt mede verstaan onder:

    • a. werknemer: een natuurlijke persoon die voornemens is om in de hoedanigheid van werknemer een arbeidsovereenkomst te sluiten;

    • b. werkgever: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die voornemens is om in de hoedanigheid van werkgever een arbeidsovereenkomst te sluiten.

Artikel 3.20.2. Subsidieverstrekking
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een werkgever voor het faciliteren van een of meer omscholingstrajecten die zijn gericht op het verwerven van de benodigde competenties, kennis en ervaring door een of meer werknemers ten behoeve van de uitoefening van een ICT- en techniek-kansrijk beroep.

  • 2. Een omscholingstraject bevat een samenhangend geheel van activiteiten dat relevant is voor de adequate uitoefening van een ICT- en techniek-kansrijk beroep, bestaande uit:

    • a. scholing via een opleiding, cursus, training, of andere vorm van kennisverwerving die door een opleider namens de werkgever wordt aangeboden aan de werknemer; en

    • b. praktijkondersteuning via het inwerken, coachen, geven van feedback of andere vorm van ondersteuning door een praktijkbegeleider namens de werkgever aan de werknemer.

  • 3. Een subsidieaanvrager als bedoeld in het eerste lid dient per omscholingstraject een aanvraag voor subsidie in.

Artikel 3.20.3. Hoogte subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt € 3.750 per omscholingstraject.

  • 2. Het totale bedrag aan de-minimissteun bedraagt per subsidieontvanger ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening.

Artikel 3.20.4. Verdeling van het subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 3.20.5. Start- en realisatietermijn
  • 1. Met een op grond van deze titel gesubsidieerd omscholingstraject wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening.

  • 2. De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit, is vijf jaar.

Artikel 3.20.6. Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie indien:

  • a. de werknemer:

    • 1°. in een periode van minder dan twee jaar voorafgaand aan de aanvraag voor subsidie bij een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs het eindexamen heeft afgelegd; of

    • 2°. voor 1 juli 2021 werkzaam was binnen een beroepssegment als bedoeld in bijlage 3.20 waartoe het ICT- en techniek-kansrijke beroep behoort waarop het omscholingstraject betrekking heeft;

  • b. niet aannemelijk is dat de subsidieaanvrager voornemens is met de werknemer een arbeidsovereenkomst te sluiten of heeft gesloten voor ten minste:

    • 1°. de looptijd van het omscholingstraject; en

    • 2°. een periode van zes maanden na afronding van het omscholingstraject, in het geval de werknemer het omscholingstraject met een voldoende resultaat afrondt;

  • c. de bij het desbetreffende omscholingstraject behorende scholing niet:

    • 1°. wordt aangeboden door een opleider die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkend onderwijs verzorgt en dat leidt tot een diploma of certificaat, dan wel verband houdt met onderdelen van een door deze minister vastgesteld kwalificatiedossier, vastgestelde kwalificatie of een door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie geaccrediteerde opleiding;

    • 2°. leidt tot een door het Nationaal Coördinatiepunt NLQF ingeschaalde kwalificatie, die is opgenomen in het NCP-register;

    • 3°. wordt gegeven door een opleidingsinstituut, een trainingsbureau of examenaanbieder die in het bezit is van het NRTO-keurmerk; of

    • 4°. leidt tot een door de overheid, branche of sector erkend certificaat.

  • d. niet aannemelijk is dat de bij het desbetreffende omscholingstraject behorende praktijkondersteuning wordt aangeboden door een praktijkbegeleider die beschikt over de benodigde kennis en ervaring;

  • e. op grond van deze titel voor hetzelfde omscholingstraject voor dezelfde werknemer, of in totaal voor ten minste zes omscholingstrajecten eerder subsidie is verstrekt aan de subsidieaanvrager;

  • f. aan de subsidieaanvrager voor hetzelfde omscholingstraject voor dezelfde werknemer subsidie is verleend op grond van de Subsidieregeling praktijkleren of de Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector; of

  • g. de subsidiabele kosten niet ten minste:

    • 1°. € 1.000 zouden bedragen voor de bij het desbetreffende omscholingstraject behorende scholing;

    • 2°. € 1.000 zouden bedragen voor de bij het desbetreffende omscholingstraject behorende praktijkondersteuning; of

    • 3°. € 7.500 zouden bedragen voor het gehele omscholingstraject.

Artikel 3.20.7. Informatieverplichtingen
  • 1. Een aanvraag voor subsidie bevat ten minste:

    • a. gegevens over de subsidieaanvrager, waaronder het post- en bezoekadres van de subsidieaanvrager, het rekeningnummer van de subsidieaanvrager, en het nummer waarmee de onderneming van de subsidieaanvrager is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel;

    • b. gegevens over de praktijkbegeleider en de contactpersoon bij de subsidieaanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres van de desbetreffende persoon;

    • c. een beknopte omschrijving en informatie betreffende:

      • 1°. de inhoud van het omscholingstraject en het ICT- en techniek-kansrijke beroep waarop het omscholingstraject betrekking heeft, inclusief de functietitel van het ICT- en techniek-kansrijke beroep en het beroepssegment als bedoeld in bijlage 3.20 waartoe dit ICT- en techniek-kansrijke beroep behoort;

      • 2°. het opleidings- en arbeidsverleden van de werknemer, voor zover relevant in verband met artikel 3.20.6, onderdeel a;

      • 3°. het perspectief van de werknemer op een of meer arbeidsovereenkomsten bij de werkgever, voor zover relevant in verband met artikel 3.20.6, onderdeel b;

      • 4°. de in het kader van het omscholingstraject te volgen scholing, inclusief de aan die scholing verbonden certificeringen en keurmerken, voor zover relevant in verband met artikel 3.20.6, eerste lid, onderdeel c; en

      • 5°. de aanwezigheid van de benodigde kennis en ervaring van de praktijkbegeleider, voor zover relevant in verband met artikel 3.20.6, onderdeel d;

    • d. een verklaring waaruit volgt dat de subsidiabele kosten ten minste:

      • 1°. € 1.000 bedragen voor de bij het desbetreffende omscholingstraject behorende scholing;

      • 2°. € 1.000 bedragen voor de bij het desbetreffende omscholingstraject behorende praktijkondersteuning; en

      • 3°. € 7.500 bedragen voor het gehele omscholingstraject;

    • e. een verklaring waaruit volgt dat voor hetzelfde omscholingstraject voor dezelfde werknemer geen subsidie is verleend op grond van de Subsidieregeling praktijkleren of de Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector; en

    • f. een verklaring de-minimissteun van de subsidieaanvrager.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van:

    • a. een verklaring van de werknemer waaruit volgt:

      • 1°. wat de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres van de werknemer is;

      • 2°. dat de werknemer niet in een periode van minder dan twee jaar voorafgaand aan de aanvraag om subsidie bij een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs het eindexamen heeft afgelegd;

      • 3°. dat de werknemer niet voor 1 juli 2021 werkzaam was binnen een beroepssegment als bedoeld in bijlage 3.20 waartoe het ICT- en techniek-kansrijke beroep behoort waarop het omscholingstraject betrekking heeft; en

      • 4°. dat de werknemer voornemens is om met de werkgever een arbeidsovereenkomst te sluiten respectievelijk dat de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft gesloten voor ten minste de looptijd van het omscholingstraject en een periode van zes maanden na afronding van het omscholingstraject, in het geval de werknemer het omscholingstraject met een voldoende resultaat afrondt; en

    • b. een verklaring van een opleider, waaruit volgt:

      • 1°. wat de gegevens van de opleider zijn, waaronder het post- en bezoekadres van de opleider en de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres van de contactpersoon bij de opleider;

      • 2°. dat hij bekend is met de inschrijving van de desbetreffende medewerker voor de desbetreffende scholing;

      • 3°. wat de subsidiabele kosten voor de desbetreffende scholing ten minste bedragen; en

      • 4°. voor zover van toepassing, dat de desbetreffende scholing past binnen een van de beschrijvingen, bedoeld in artikel 3.20.6, eerste lid, onderdeel c, subonderdelen 1°, 2° en 3°; en

    • c. voor zover van toepassing, een verklaring van een brancheorganisatie waaruit volgt dat de desbetreffende scholing leidt tot een overheids-, branche- of sector-erkend certificaat als bedoeld in artikel 3.20.6, onderdeel c, subonderdeel 4°.

Artikel 3.20.8. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.20.2, eerste lid, bevat staatsteun en wordt gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening.

Artikel 3.20.9. Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 juli 2026, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor deze datum zijn verleend.

B

Na bijlage 3.19.1 wordt de bij deze wijzigingsregeling gevoegde bijlage 3.20 ingevoegd.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1, tweede lid, van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 wordt boven de rij van titel 3.21 een rij ingevoegd, luidende:

Titel 3.20:

Omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen

3.20.2, eerste lid

   

01-09-2021 t/m 01-12-2021

€ 34.625.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 2 juli 2021

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL B

Bijlage 3.20 behorende bij artikel 3.20.1, eerste lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (ICT- en techniek-kansrijke beroepen)1

Beroepssegment techniek-industrie

Binnen dit beroepssegment komen voor subsidie in aanmerking omscholingstrajecten die betrekking hebben op de volgende ICT- en techniek-kansrijke beroepen:

  • Assemblagemedewerkers

  • Assemblagemonteurs

  • Chemisch analisten, biochemisch en microbiologisch analisten

  • CNC-verspaners, CNC-programmeurs

  • Constructiebankwerkers, constructiemedewerkers, carrosseriebouwers

  • Conventioneel verspaners, CNC-machinebedieners

  • Gereedschapsmakers

  • Industrieel ontwerpers (technisch)

  • Jachtbouwers, scheepstimmerlieden

  • Kwaliteitsmedewerkers, QA-functionarissen, QA-managers

  • Lassers, lasrobotoperators

  • Machinaal houtbewerkers

  • Managers research & development (R&D)

  • Monteurs industriële machines en installaties/ mechatronica (storing, service, installatie)

  • Ontwerpers industriële automatisering, PLC-programmeurs, embedded software engineers

  • Operators proces- en levensmiddelenindustrie

  • Orderbegeleiders industrie (binnendienst)

  • Pijpfitters

  • Plaatwerkers, (CNC-)metaalbuigers

  • Proces-, levensmiddelentechnologen, productontwikkelaars procesindustrie

  • Productieleiders proces- en levensmiddelenindustrie

  • Projectleiders elektronica en industriële automatisering

  • Projectleiders, ontwerper-constructeurs werktuigbouw/ machines/ gereedschappen

  • Productieplanners

  • Regulatory affairs officers

  • Scheepsbouwers metaal

  • Tekenaars, werkvoorbereiders, calculatoren werktuigbouw/ procestechniek

  • Verf- en lakspuiters

  • Voormannen, teamleiders assemblage/ werktuigbouw

Beroepssegment techniek-bouw,

Binnen dit beroepssegment komen voor subsidie in aanmerking omscholingstrajecten die betrekking hebben op de volgende ICT- en techniek-kansrijke beroepen:

  • Adviseurs, constructeurs, BIM-modelleurs

  • Adviseurs/ ontwerper-constructeurs civiele techniek

  • Betonboorders, betonreparateurs

  • Betonstaalverwerkers

  • Betontechnologen

  • Betontimmermannen, bouwtimmermannen

  • Bodemkundig onderzoekers en – saneerders

  • Boormeesters

  • Bouwkundig inspecteurs, EPA (EnergiePrestatieAdviseur) adviseurs, BENG (Bijna EnergieNeutraleGebouwen) adviseurs

  • Dakdekkers

  • Deskundig asbestverwijderaars, slopers bouw

  • Glaszetters

  • Grondverzetmachinisten (shovel/wiellaadschop, hydraulische graafmachine)

  • Heiers

  • (Hoofd)uitvoerders bouw en installatie

  • (Hoofd)uitvoerders grond-, weg- en waterbouw (gww)

  • Kraanmachinisten (mobiele kraan)

  • Landmeters

  • Metselaars

  • Onderhoudsschilders

  • Oppermannen/ hulparbeiders bouw

  • Oppermannen/ hulparbeiders grond-, weg- en waterbouw

  • Opzichters weg- en waterbouw, medewerkers civiele techniek

  • Projectleiders bouw

  • Projectleiders grond-, weg- en waterbouw

  • Rolluik- en zonweringinstallateurs

  • Stratenmakers, rioleringsmedewerkers, vakmannen grond-, weg- en waterbouw

  • Stukadoors, tegelzetters

  • (Technisch) isoleerders

  • Tekenaars, werkvoorbereiders, calculatoren grond-, weg- en waterbouw (gww)

  • Werkplaatstimmermannen, interieurbouwers, wand- en plafondmonteurs

  • Werkvoorbereiders interieurbouwbedrijf

  • Werkvoorbereiders, calculatoren bouw

Beroepssegment voertuigentechniek

Binnen dit beroepssegment komen voor subsidie in aanmerking omscholingstrajecten die betrekking hebben op de volgende ICT- en techniek-kansrijke beroepen:

  • Autoschadeherstellers, autoruitschademonteurs

  • Autospuiters

  • Automonteurs (personenauto/ bedrijfswagen), keurmeesters, werkplaatschefs

  • Elektromonteurs schepen en treinen

  • Monteurs mobiele werktuigen (incl. landbouwvoertuigen)

  • Revisiemotortechnici auto's

  • Rijwielmonteurs

  • Scheepswerktuigkundigen

Beroepssegment techniek-installatie

Binnen dit beroepssegment komen voor subsidie in aanmerking omscholingstrajecten die betrekking hebben op de volgende ICT- en techniek-kansrijke beroepen:

  • Controleurs/ inspecteurs elektrische installaties

  • Elektriciens, monteurs elektrische installaties (incl. zonnepanelen)

  • Grond- en kabelwerkers, leidingleggers datacommunicatie

  • Installateurs/ monteurs luchtbehandeling, ventilatie en koeltechniek

  • Liftmonteurs

  • Loodgieters/ monteurs gas, water, sanitair, verwarming (incl. warmtepompen)

  • Medewerkers technische dienst elektrotechnisch

  • Meet- en regeltechnici, monteurs meet- en regeltechniek

  • Monteurs beveiligingsinstallaties

  • Monteurs elektriciteitsnetten

  • Monteurs/ leidingleggers gas en water

  • Monteurs telecommunicatiesystemen, glasvezelmonteurs

  • Ontwerpers elektronica en elektrotechnische installaties

  • Projectleiders installatie- en elektrotechniek

  • Tekenaars, werkvoorbereiders, calculatoren installatie- en elektrotechniek

  • Telecom engineers

Beroepssegment ICT

Binnen dit beroepssegment komen voor subsidie in aanmerking omscholingstrajecten die betrekking hebben op de volgende ICT- en techniek-kansrijke beroepen:

  • Applicatie-, systeem- en functioneel beheerders

  • Architecten ICT, systeemontwikkelaars

  • BI specialisten, data analisten, data scientists

  • Database administrators

  • Datawarehouse ontwikkelaars

  • GEO/ GIS specialisten (geografisch informatiesysteem)

  • ICT-servicedeskmedewerkers

  • Netwerkbeheerders

  • Programmeurs/ developers specifieke talen (o.a.NET, java, C#, PHP, javascript)

  • Security specialisten

  • Softwareconsultants ERP/ CRM

  • Software testers, testmanagers

  • Specialisten technische infrastructuur en netwerkengineers

  • Webdevelopers (backend/technisch)

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021. Met deze wijzigingsregeling wordt een subsidiemodule Omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen ingevoerd en opengesteld. De achtergrond hiervan is de volgende.

1.1 Aanleiding

Binnen diverse sectoren is de vraag naar en het aanbod van arbeidsplaatsen sterk veranderd door de gevolgen van de coronacrisis. De coronacrisis heeft per sector zeer verschillende gevolgen voor de vraag naar werknemers, omdat de effecten van bijvoorbeeld de lock downs, de vraag van consumenten en de mogelijkheden om thuis te werken per sector verschillend zijn (geweest). Op de arbeidsmarkt is er in bepaalde sectoren dan ook een forse afname van het aantal (potentiële) arbeidsplaatsen en in andere sectoren is er juist sprake van een toename van het aantal (potentiële) arbeidsplaatsen. Ook hebben de gevolgen van de coronacrisis trends versterkt die al langer effect hadden op de arbeidsmarkt, zoals het verschuiven van arbeidsplaatsen door bijvoorbeeld digitalisering (automatisering, robotisering en technologische veranderingen).

Van belang is dat, ondanks toenemende werkloosheid in de ene sector, de openstaande vacatures voor bepaalde nieuwe arbeidsplaatsen/beroepen (binnen een andere sector) op structurele basis moeilijk worden ingevuld. Doordat er geen verschuiving/mobiliteit van werknemers van de ene naar de andere sector plaatsvindt, zijn in bepaalde sectoren personeelstekorten ontstaan, die het afgelopen jaar niet of nauwelijks zijn afgenomen. De Nederlandse arbeidsmarkt kampt bijvoorbeeld met grote tekorten in beroepen binnen de technologische industrie, bouw en ICT. Om dit op te lossen moet mobiliteit tussen beroepen en sectoren (hierna: intersectorale mobiliteit) op gang komen, zodat werknemers een overstap gaan maken naar andere beroepen of sectoren.

Om de intersectorale mobiliteit mogelijk te maken, is van belang dat werknemers beschikken over de benodigde competenties, kennis en ervaring. Hiervoor is omscholing van deze werknemers noodzakelijk. Een omscholingstraject is echter kostbaar. Voor de werkgever blijken er in de praktijk te veel hindernissen te zijn om over te gaan tot het omscholen van nieuw personeel en dus tot het aannemen van personeel dat nog omgeschoold moet worden. Dit komt gedeeltelijk doordat de begininvestering (het omscholingstraject) een investering met een risico is en die investering zich geregeld pas op lange termijn terugbetaalt. Daarnaast sluit de door de werkgever aangeboden scholing, inclusief praktijkondersteuning, niet altijd goed aan omdat deze regelmatig gericht is op bewegingen binnen een sector. Op dit moment wordt nog relatief weinig scholingsgeld (zowel privaat als publiek) aan intersectorale mobiliteit besteed2.

Uit het voorgaande volgt dat een impuls vanuit de overheid noodzakelijk is om werknemers en werkgevers te ondersteunen bij deze omscholing (en daarmee de overstap naar een andere sector/beroep). Om die reden wordt de subsidiemodule omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen ingevoerd en opengesteld.

1.2 Het doel

Het doel van de subsidiemodule omscholing naar ICT- en techniek-kansrijk beroepen is om omscholing mogelijk te maken waarmee de duurzame intersectorale mobiliteit naar een aantal beroepen gestimuleerd wordt. Met deze subsidiemodule beoogt het kabinet de drempel voor werkgevers te verlagen om een werknemer aan te nemen die nog omgeschoold moet worden om inzetbaar te zijn in de onderneming van de werkgever, waar de werkgever dat zonder de subsidie niet zou doen. De subsidiemodule is bedoeld als een stimulans voor economisch herstel, omdat het de noodzakelijke beweging op de arbeidsmarkt (richting de beroepen waar nog veel vacatures openstaan) faciliteert. Belangrijk neveneffect is dat de beroepen waarvoor een omscholingstraject kan worden aangegaan essentieel zijn voor het slagen van belangrijke transities en uitdagingen, als de klimaat- en energietransitie, het oplossen van de woningnood en de digitalisering.

Op grond van de subsidiemodule omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen wordt subsidie verleend aan een werkgever die een onderneming in stand houdt, voor het faciliteren van een of meer omscholingstrajecten die is respectievelijk zijn gericht op het verwerven van de benodigde competenties, kennis en ervaring door een of meer werknemers ten behoeve van de uitoefening van een ICT- en techniek-kansrijk beroep. Dit zijn beroepen met voldoende tot goede kansen op werk, waarvan de openstaande vacatures veelal moeilijk vervuld worden. Het omscholingstraject bevat een samenhangend geheel van activiteiten dat relevant is voor de adequate uitoefening van een kansrijk beroep, bestaand uit scholing en praktijkondersteuning. Voor subsidie komen in aanmerking omscholingstrajecten die betrekking hebben op de in bijlage 3.20 opgenomen lijst van kansrijke beroepen, behorend bij de overkoepelende beroepssegmenten techniek-industrie, techniek-bouw, techniek-auto en voertuigtechniek, techniek-installatietechniek en/of ICT. Deze lijst is gebaseerd op de lijst met een inventarisatie van kansrijke beroepen van het UWV.3

Naast dat het omscholingstraject betrekking dient te hebben op voormelde kansrijke beroepen moet het omscholingstraject ook nog voldoen aan een aantal (sub)doelen van deze subsidiemodule. Zo moet het omscholingstraject arbeidsmarktrelevant zijn (leiden tot een daadwerkelijke verschuiving tussen beroepssegmenten) en moet de werknemer duurzaam in het desbetreffende kansrijke beroep aan de slag kunnen gaan, anders wordt de aanvraag afgewezen. Zie hiervoor de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.20.6, onderdelen a en b (afwijzingsgronden).

1.3 Openstelling en verdeling van het subsidieplafond

De subsidiemodule omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen wordt opengesteld vanaf 1 september 2021 om 9.00 uur tot en met 1 december 2021 om 17.00 uur. Dit betekent dat in deze periode subsidieaanvragen ingediend kunnen worden, waarbij het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van deze aanvragen. Het subsidieplafond is vastgesteld op € 34.625.000. De financiële middelen zijn afkomstig uit het budget dat beschikbaar is gesteld voor het aanvullend sociaal pakket dat ondersteuning biedt aan mensen die de gevolgen ondervinden van de effecten van de coronacrisis op de Nederlandse arbeidsmarkt. Per omscholingstraject (waarvan de subsidiabele kosten minimaal € 7.500 moeten bedragen) is een subsidiebedrag van € 3.750 beschikbaar. De subsidieaanvrager kan voor maximaal zes omscholingstrajecten (lees: maximaal € 22.500) subsidie aanvragen. Dit betekent dat voor maximaal 9.233 omscholingstrajecten subsidie kan worden aangevraagd voordat het subsidieplafond bereikt is.

2. Staatssteun

Op grond van de subsidiemodule omscholing naar ICT- en techniek kansrijke beroepen wordt subsidie verleend aan een werkgever voor het faciliteren van een of meer omscholingstrajecten die is respectievelijk zijn gericht op het verwerven van de benodigde competenties, kennis en ervaring door een of meer werknemers ten behoeve van de uitoefening van een kansrijk beroep. Een omscholingstraject bevat een samenhangend geheel van activiteiten dat relevant is voor de adequate uitoefening van een kansrijk beroep, bestaande uit scholing en praktijkondersteuning.

Omdat de subsidiabele activiteiten economisch van aard zijn, zullen de werkgevers die subsidie ontvangen als onderneming gekwalificeerd worden. De subsidie voor voormelde subsidiabele activiteiten bevat dan ook staatsteun, die door de algemene de-minimisverordening4 wordt gerechtvaardigd. De subsidiemodule is in overeenstemming met de voorwaarden van deze verordening en het gehanteerde de-minimisplafond. De algemene de-minimisverordening bevat geen maximum steunintensiteiten. Omdat van de subsidieaanvragers wel gedeeltelijk een eigen bijdrage wordt verwacht is het subsidiebedrag vastgesteld op € 3.750 (dat in de praktijk neerkomt op 50% of minder van de subsidiabele kosten). Voorts is de steun (overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de algemene de-minimisverordening transparant en heeft (overeenkomstig artikel 22 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies) een stimulerend effect.

Uit artikel 1, onderdelen a, b, en c, van de de-minimisverordening volgt dat geen steun mag worden gegeven op basis van deze verordening aan ondernemingen in de sectoren: 1. visserij en aquacultuur; 2. de primaire productie van landbouwproducten; of 3. de sector verwerking en afzet van landbouwproducten in de gevallen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de algemene de-minimisverordening. De reikwijdte van deze module, en bijbehorende bijlage, brengt logischerwijs met zich mee dat er geen sprake kan zijn van mogelijke subsidiëring van ondernemingen in deze sectoren.

Bovendien mag subsidiëring op grond van artikel 1, onderdelen d en e, van de de-minimisverordening niet zien op: 1. activiteiten die direct verband houden met de omvang van de uitvoer naar andere lidstaten van de Europese Unie of derde landen; 2. het oprichten en exploiteren van een distributienet ten behoeve van de uitvoer; of 3. andere lopende uitgaven direct verband houdend met activiteiten op het gebied van uitvoer. Dit is gezien het onderwerp van deze module, een omscholingstraject bestaande uit opleiding en begeleiding in de praktijk, logischerwijs bij deze subsidiabele activiteiten ook niet het geval.

Zie hiervoor bovendien de afwijzingsgronden, opgenomen in artikel 22, onderdeel d, onder 4, en onderdeel e, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV subsidies, die op deze module van toepassing zijn.

3. Regeldruk

Deze regeling beoogt aan de ene kant de regeldruk beperkt te houden en aan de andere kant een rechtmatige inzet van de middelen te garanderen. De regeldrukkosten die uit deze regeling voortvloeien zijn kennisnamekosten, kosten in verband met het indienen van de aanvraag, steekproefsgewijze controle en de evaluatie. De subsidie kan via het digitale formulier op de website van RVO.nl worden aangevraagd. De doelgroep betreft werkgevers met kansrijke beroepen die een (nieuwe) werknemer willen omscholen. De regeldruk wordt berekend aan de hand van de standaarduurtarieven zoals beschreven in het Handboek meting regeldrukkosten. Uitgegaan wordt van een standaarduurtarief van € 54,–.

De subsidie die kan worden aangevraagd bedraagt € 3.750,– per omscholingstraject. Bij een beschikbaar subsidiebudget van € 34.625.000 betekent dit dat er ruimte is om maximaal 9.233 subsidieaanvragen voor een omscholingstraject te honoreren. De hoeveelheid aanvragen wordt bijgehouden op de website van RVO zodat potentiële subsidieaanvragers op de hoogte zijn en een inschatting kunnen maken hoe kansrijk een subsidieaanvraag nog is gezien het subsidieplafond. Daarom is de verwachting dat maximaal 10.000 aanvragen worden ingediend. Een werkgever mag voor de omscholing van een tot maximaal zes werknemers subsidie aanvragen. Uitgaande van 10.000 aanvragen en één tot zes aanvragen per werkgever, zullen 1.667 tot 10.000 werkgevers subsidie aanvragen.

Kennisnamekosten

Potentiële subsidieaanvragers zullen zich op de hoogte moeten stellen van de eisen waaraan zij moeten voldoen. De tijdsbesteding hiervoor wordt ingeschat op 15 minuten per subsidieaanvrager. De totale kennisnamekosten kunnen dus variëren van (1667 x 15/60 x € 54) € 22.505,– tot (10000 x 15/60 x € 54) € 135.000,–.

Subsidieaanvraag

Voor het verzamelen van de benodigde gegevens voor een subsidieaanvraag en het laten invullen van relevante verklaringen door de werknemer en opleider, die bij de subsidieaanvraag gevoegd moeten worden, wordt uitgegaan van een tijdsbesteding van circa 1 uur per subsidieaanvraag. Voor het invullen van de aanvraaggegevens via een online standaard format wordt uitgegaan van ongeveer 20 minuten per aanvraag. De regeldrukkosten voor de aanvraag komen dan per aanvraag op € 72,– (80/60 x € 54). Bij 10.000 aanvragen komt dit neer op € 720.000,– aan regeldrukkosten.

Steekproefsgewijze controle

De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld. In steekproefsgewijze controles kan echter gevraagd worden naar bewijsvoering van de voormelde ingevulde verklaringen en formulieren. De inschatting is dat een werkgever niet meer dan 30 minuten kwijt zal zijn en dat ongeveer 6% van de gehonoreerde aanvragen (554 aanvragen) zal worden gecontroleerd. De regeldrukkosten die gepaard gaan met de controle zijn daarmee € 14.958,–.

Evaluatie

Er zal een evaluatie worden uitgevoerd waar de aanvrager aan mee dient te werken. De evaluatie maakt zoveel mogelijk gebruik van reeds beschikbare gegevens, echter de aanvrager kan gevraagd worden informatie aan te leveren of een vragenlijst in te vullen. Dit zal maximaal een half uur in beslag nemen. De kosten van deze handeling vermenigvuldigd met de verwachte tijdsbesteding en het verwachte aantal gehonoreerde aanvragen (maximaal 9.233) komt de regeldruk neer op € 249.291.

Op basis van deze inschattingen zullen de totale regeldrukkosten variëren van € 1.006.754,– tot € 1.119.249 wat neerkomt op 2,9% tot 3,2% van het beschikbaar gestelde budget (€ 34.625.000).

Beoordeling door het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)

Een concept van deze regeling is ter beoordeling voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Op grond van deze beoordeling heeft ATR deze regeling niet geselecteerd voor formele advisering, omdat deze geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

4. Uitvoering

De uitvoering van deze subsidiemodule is in handen van RVO, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Deze wijzigingsregeling wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.

De aanvraag voor subsidie

De uitvoering bestaat uit de inhoudelijke beoordeling en verdeling van het subsidieplafond over de subsidieaanvragen. Dit proces verloopt als volgt.

Bij de indiening van de subsidieaanvragen moet op grond van artikel 19, tweede en derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies gebruik worden gemaakt van door de Minister van Economische Zaken en Klimaat beschikbaar gesteld middel. In dit geval kan gebruik worden gemaakt van een digitaal formulier dat wordt geplaatst op de website van RVO, waar de subsidieaanvraag en bijhorende verklaringen en bijlagen kunnen worden ingediend. Voorts zal RVO tot toe- of afwijzing van de subsidieaanvragen overgaan. Op grond van artikel 26 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies wordt uiterlijk binnen acht weken (of bij verlenging van de beslistermijn binnen zestien weken) na indiening van de subsidieaanvraag een beschikking betreffende de subsidieaanvraag gegeven. Het beschikbare subsidieplafond wordt overeenkomstig artikel 27 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen, met dien verstande dat wanneer de subsidieaanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag volledig is aangevuld, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.

Geen aanvraag tot subsidievaststelling

In artikel 50, negende lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies is de hoofdregel opgenomen dat een subsidie ambtshalve vastgesteld wordt, indien deze minder dan € 25.000 bedraagt. Aan een subsidieaanvrager kan voor deze module, op grond van de artikelen 3.20.3, eerste lid, en 3.20.7, onderdeel d, voor ten hoogste zes omscholingstrajecten een subsidiebedrag van € 3.750 per omscholingstraject (een totale subsidie van € 22.500) verleend worden. De subsidieaanvrager hoeft dus alleen een aanvraag voor subsidie in te dienen (en vervolgens geen aanvraag tot subsidievaststelling).

Monitoring en evaluatie

Om de doelmatigheid en doeltreffendheid vast te stellen, wordt de subsidiemodule door RVO gemonitord en door EZK geëvalueerd. De monitoring heeft betrekking op de budgetbewaking/financiële realisatie.

Wat de verdere effecten van de subsidie zijn, zal via een evaluatie getoetst kunnen worden. Op grond van artikel 41 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies dient de subsidieontvanger namelijk gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling medewerking te verlenen aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd. De evaluatie moet bijdragen aan de beoordeling in hoeverre deze subsidiemodule een passend subsidie-instrument is om intersectorale mobiliteit naar kansrijke beroepen te stimuleren door bijvoorbeeld te kijken naar het langetermijneffect op de arbeidsrelaties en de beroepen waarvoor een omscholingstraject is uitgevoerd.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Met dit artikel is een nieuwe titel 3.20 opgenomen in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. Deze titel bevat de subsidiemodule omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen.

Artikel 3.20.1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor de subsidiemodule omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen.

Allereerst zijn in artikel 3.20.1, eerste lid, de begrippen brancheorganisatie, ICT- en techniek-kansrijk beroep, opleider en praktijkbegeleider omschreven.

Ten tweede wordt in het eerste lid van dit artikel voor een uitleg van de begrippen arbeidsovereenkomst, werknemer en werkgever verwezen naar de omschrijving in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Hieruit volgt dat onder de arbeidsovereenkomst moet worden verstaan de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Aanvullend is in artikel 3.20.1, tweede lid, bepaald dat onder werknemer en werkgever ook wordt verstaan: (a)werknemer: een natuurlijke persoon die voornemens is om in de hoedanigheid van werknemer een arbeidsovereenkomst te sluiten respectievelijk (b) werkgever: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die voornemens is om in de hoedanigheid van werkgever een arbeidsovereenkomst te sluiten. Ook deze laatste groep zal in deze toelichting verder worden aangeduid als werknemer en werkgever.

Op de overige begrippen zal (zo nodig) bij de toelichting op artikel 3.20.2 worden in gegaan.

Artikel 3.20.2. Subsidieverstrekking
Subsidiabele activiteiten (artikel 3.20.2, eerste en tweede lid)

Op grond van de subsidiemodule omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen wordt subsidie verleend aan een werkgever voor het faciliteren van een of meer omscholingstrajecten die zijn gericht op het verwerven van de benodigde competenties, kennis en ervaring door een of meer werknemers ten behoeve van de uitoefening van een ICT- en techniek-kansrijk beroep. Dit zijn beroepen waarvan de openstaande vacatures op structurele basis veelal moeilijk ingevuld kunnen worden. Voor subsidie komen in aanmerking omscholingstrajecten die betrekking hebben op de in bijlage 3.20 opgenomen lijst van kansrijke beroepen behorend bij de overkoepelende beroepssegmenten techniek-industrie, techniek-bouw, techniek-auto en voertuigtechniek, techniek-installatietechniek of ICT.

Een omscholingstraject bevat een samenhangend geheel van activiteiten dat relevant is voor de adequate uitoefening van een kansrijk beroep.

Allereerst bestaan deze activiteiten uit scholing die door een opleider namens de werkgever wordt aangeboden aan de werknemer. Een opleider is een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich bij de uitoefening van zijn beroep of bedrijf bezighoudt met het geven van scholing. Deze scholing kan bestaan uit een opleiding, cursus, training, of andere vorm van kennisverwerving die aan de in artikel 3.20.6, onderdeel c, opgenomen kwaliteitseisen moet voldoen. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat de scholing van een voldoende niveau is en een substantiële bijdrage zou kunnen leveren aan het omscholingstraject. Concreet volgt uit het vorenstaande dat de scholing kan worden aangeboden in de vorm van colleges, cursus- of trainingsbijeenkomsten, werkgroepen, lessen of vergelijkbare bijeenkomsten. Voor zover van toepassing kunnen deze bijeenkomsten aangevuld worden met de bijhorende benodigde documentatie, waaronder wordt begrepen het aanbieden van literatuur, collegedictaten, studie en lesmateriaal.

Ten tweede bestaan de subsidiabele activiteiten uit praktijkondersteuning via het inwerken, coachen, geven van feedback of andere vorm van ondersteuning door een praktijkbegeleider namens de werkgever aan de werknemer. Een praktijkbegeleider is een werknemer die in dienst is bij een werkgever en zich bij de uitoefening van zijn beroep (eventueel naast zijn andere werkzaamheden) bezighoudt met het geven van praktijkondersteuning (aan in dit geval de om te scholen werknemer).

De subsidieaanvraag (artikel 3.20.2, derde lid)

Tot slot is in dit artikel bepaald dat een subsidieaanvrager per omscholingstraject een aanvraag voor subsidie moet indienen. Een aanvraag kan dus niet op verschillende omscholingstrajecten betrekking hebben. Het is wel mogelijk dat een subsidieaanvrager voor meerdere omscholingstrajecten een afzonderlijke subsidieaanvraag indient. Op deze wijze wordt een efficiënte afhandeling van de subsidieaanvragen bevorderd en wordt eveneens bevorderd dat meerdere subsidieaanvragers gebruik kunnen maken van het subsidieplafond behorend bij de openstelling van de onderhavige subsidiemodule. Door voormelde bepaling wordt het mogelijk gemaakt om het subsidieplafond overeenkomstig artikel 3.20.4 per aanvraag voor subsidie betreffende een omscholingstraject te verdelen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. De subsidieaanvragen worden dan ook (voor zover het subsidieplafond nog niet is overschreden) op volgorde van binnenkomst behandeld totdat in totaal voor ten hoogste zes omscholingstrajecten subsidie is verstrekt aan de subsidieaanvrager. Hierna wordt een volgende subsidieaanvraag afgewezen. Voor de achtergrond wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.20.6, onderdeel e.

Artikel 3.20.3. Hoogte subsidie

In dit artikel is voor deze subsidiemodule aangegeven welk subsidiebedrag en de-minimisplafond voor de subsidiabele kosten gehanteerd worden.

In het eerste lid wordt bepaald dat de subsidie € 3.750 per omscholingstraject bedraagt. Er wordt hierbij uitgegaan van een forfaitair (vast) subsidiebedrag dat ten hoogste 50% van de (normale) marktprijs (van circa € 7.500) van de totale kosten van het omscholingstraject zou moeten bedragen. Een subsidieaanvraag wordt op grond van artikel 3.20.6, onderdeel g, subonderdeel 3°, dan ook afgewezen indien de subsidiabele kosten minder dan € 7.500 voor het gehele omscholingstraject zouden bedragen. Het voorgaande zorgt ervoor dat op een omscholingstraject de facto een steunintensiteit van ten hoogste 50 procent van de subsidiabele kosten van toepassing is.

Er is gekozen voor voormeld vaste subsidiebedrag (met impliciet een steunintensiteit van ten hoogste 50 procent van de subsidiabele kosten) om een grote stimulans te geven om zoveel mogelijk omscholingstrajecten uit te voeren, zonder dat bijvoorbeeld een (beperkt) aantal omscholingstrajecten het subsidieplafond uitput. Daarnaast wordt de werkgever hierdoor gestimuleerd om ook zelf een substantiële bijdrage en inspanning te leveren aan het omscholingstraject. De werkgever moet er immers voor zorgen dat in de overige kosten van het omscholingstraject is voorzien, bijvoorbeeld door middel van eigen financiering, cofinanciering vanuit sectorale opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen) of een combinatie hiervan.

In het tweede lid wordt bepaald dat het totale bedrag aan de-minimissteun per subsidieontvanger niet meer kan bedragen dan het de-minimisplafond (€ 200.000 over een periode van drie belastingjaren) dat is opgenomen in de algemene de-minimisverordening. Dit plafond ziet op alle vormen van steun die op grond van de algemene de-minimisverordening verleend kunnen worden. Op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies zal een aanvraag voor subsidie worden afgewezen indien dit zou leiden tot overschrijding van het de-minimisplafond. Met artikel 3.20.3, tweede lid, wordt dus aangegeven om welk de-minimisplafond (plafond uit welke de-minimisverordening) het gaat en wat de hoogte hiervan is.

Tot slot is er geen bepaling over de subsidiabele kosten opgenomen. De reden hiervoor is dat er geen specifieke regels over subsidiabele kosten gesteld zijn in de algemene de-minimisverordening, alsook dat met deze subsidiemodule beoogd wordt om diverse soorten omscholingstrajecten te subsidiëren waarvoor slechts aangetoond moet worden dat de kosten verband houden met de subsidiabele activiteiten. Wat deze subsidiabele activiteiten zijn, volgt uit artikel 3.20.2, tweede lid. Welke kosten in voldoende mate verband houden met de subsidiabele activiteiten volgt uit de artikelen 10 tot en met 14 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Hierbij is van belang dat artikel 10, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies bepaalt dat alleen de redelijk gemaakte kosten in aanmerking komen voor subsidie die direct verbonden zijn met de uitvoering van het omscholingstraject. Alle kosten die verband houden met de uitvoering van het omscholingstraject kunnen dus worden gezien als totale subsidiabele kosten van het omscholingstraject. Dit kunnen bijvoorbeeld loonkosten van de aanvrager, loonverletkosten, kosten voor de begeleiding en interne scholingskosten betreffen of kosten die de aanvrager maakt voor het inschakelen van derden (zoals de opleider). Omdat daadwerkelijke omscholing van de medewerker een vereiste is, wordt ervan uit gegaan dat, met inachtneming van de bovenstaande kostenposten, een volledig omscholingstraject ten minste boven de voormelde € 7.500,– uitkomt.

Artikel 3.20.4. Verdeling van het subsidieplafond

Dit artikel bepaalt op welke wijze het subsidieplafond verdeeld wordt. Dat zal gebeuren op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Door deze wijze van verdeling wordt beoogd de procedure van subsidieverstrekking op een zo efficiënt mogelijke wijze plaats te laten vinden. Om de subsidieaanvragers in staat te stellen snel met de uitvoering van de omscholingstrajecten te starten en om snel duidelijkheid te geven over de financiering, is gekozen voor directe behandeling bij binnenkomst en directe subsidieverlening bij gebleken geschiktheid van het omscholingstraject. Indien op de datum dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangen wordt, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen die volledig zijn op grond van artikel 27 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.20.5. Start- en realisatietermijn

In dit artikel is bepaald dat met een op grond van deze subsidiemodule gesubsidieerd omscholingstraject wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat het desbetreffende project spoedig van start zal gaan.

Aanvullend hierop is de realisatietermijn vastgesteld op vijf jaar. Dit betekent dat het desbetreffende project vijf jaar na de subsidieverlening gerealiseerd moet zijn. Indien uit de subsidieaanvraag en bijhorende verklaringen blijkt dat het project niet uiterlijk binnen vijf jaar gerealiseerd zou kunnen worden, wordt de subsidie afgewezen op grond van artikel 23, aanhef en onderdeel b, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Er is voor deze termijn gekozen, omdat de verwachting is dat een omscholingstraject binnen deze realisatietermijn kan worden afgerond.

Artikel 3.20.6. Afwijzingsgronden

Dit artikel bevat de afwijzingsgronden die, in aanvulling op de afwijzingsgronden uit artikel 22 en 23 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, van toepassing zijn.

Allereerst wordt een subsidieaanvraag afgewezen in de gevallen waarin het omscholingstraject niet arbeidsmarktrelevant is (wanneer deze niet leidt tot een daadwerkelijke verschuiving naar beroepssegmenten van kansrijke beroepen). Dat is het geval indien de werknemer in een periode van minder dan twee jaar voorafgaand aan de aanvraag om subsidie bij een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs het eindexamen heeft afgelegd. Een omscholingstraject draagt in dat geval niet in voldoende mate bij aan voormelde verschuiving, omdat de werknemer dan betrekkelijk nieuw op de arbeidsmarkt is, waardoor sprake zou zijn van initiële scholing van een werknemer, in plaats van daadwerkelijke omscholing.

Daarnaast draagt een omscholingstraject niet in voldoende mate bij aan voormelde verschuiving naar een beroepssegment van een kansrijk beroep in het geval er slechts sprake is van een verschuiving binnen hetzelfde beroepssegment van een kansrijk beroep, waarin de werknemer (nu of kortgeleden) werkzaam was. Een subsidieaanvraag wordt dan ook afgewezen indien de werknemer voor 1 juli 2021 werkzaam was binnen hetzelfde beroepssegment als bedoeld in bijlage 3.20 waarbij het kansrijke beroep behoort waarop het omscholingstraject betrekking heeft. Op deze wijze wordt voorkomen dat omscholingstrajecten gesubsidieerd worden waarbij de werknemer binnen hetzelfde beroepssegment werkzaam blijft. De werknemer moet dus uit een ander beroepssegment afkomstig zijn dan waarbinnen de functie valt die de werknemer gaat vervullen (waarvoor deze wordt omgeschoold). Zo wordt gewaarborgd dat een daadwerkelijke verschuiving op de arbeidsmarkt plaatsvindt waarvoor omscholing noodzakelijk is. Een werknemer kan echter zowel nieuw bij de werkgever worden aangenomen als in dienst zijn bij de desbetreffende werkgever. Van belang is slechts dat deze werkzaam zal zijn in een andere functie die valt binnen een ander beroepssegment. Dit betekent dat als de nieuwe functie bijvoorbeeld binnen het beroepssegment techniek-bouw valt, de functie die de werknemer voor 1 juli 2021 vervulde niet ook binnen het beroepssegment techniek-bouw mag vallen om in aanmerking te komen voor de subsidie. Het is wel mogelijk dat de werknemer de overstap maakt van een kansrijk beroep behorend bij een beroepssegment naar een ander kansrijk beroep behorend bij een ander beroepssegment. De reden hiervoor is dat dit wel bijdraagt aan intersectorale mobiliteit van de arbeidsmarkt. Het is bijvoorbeeld wel mogelijk dat een werknemer overstapt van een beroep binnen het beroepssegment techniek-industrie naar techniek-bouw.

Ten tweede wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien niet aannemelijk is dat de subsidieaanvrager met de werknemer een arbeidsovereenkomst beoogt te sluiten of heeft gesloten voor ten minste (1°) de looptijd van het omscholingstraject en (2°) een periode van zes maanden na afronding van het omscholingstraject, in het geval de werknemer het omscholingstraject met een voldoende resultaat (lees: deelname bewijs, certificaat of diploma) afrondt. Wat als voldoende resultaat beschouwd wordt, is afhankelijk van het type scholing dat gevolgd wordt. Met voormelde afwijzingsgrond wordt beoogd dat de subsidieaanvrager en werknemer een (structurele) arbeidsrelatie aan zullen gaan waardoor het omscholingstraject ook daadwerkelijk zal leiden tot meer werknemers die werkzaam zullen zijn in een kansrijk beroep, zowel tijdens als na de afronding van het desbetreffende omscholingstraject. Hiermee wordt invulling gegeven aan een belangrijke subdoelstelling van deze subsidiemodule dat de werknemer duurzaam in het desbetreffende kansrijke beroep aan de slag kan, zodat de verschuiving niet tijdelijk van aard is (daadwerkelijk leidt tot intersectorale mobiliteit).

Ten derde wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien niet aannemelijk is dat de bij het desbetreffende omscholingstraject behorende scholing aan een minimumaantal kwaliteitseisen voldoet. Wanneer niet voldaan wordt aan een van de vier criteria, genoemd in subonderdelen 1°, 2°, 3° of 4°, dan wordt de subsidieaanvraag afgewezen. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat de scholing adequaat en passend is voor de werknemer (de gewenste impact heeft), zodat de werknemer via de scholing de benodigde (theoretische) competenties en kennis kan verwerven om (tijdens en vooral na afronding van het omscholingstraject) werkzaam te kunnen zijn en blijven binnen het desbetreffende kansrijk beroep.

Concreet voldoet de scholing aan de noodzakelijke kwaliteitseisen, indien de scholing:

  • 1°. wordt aangeboden door een opleider die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkend onderwijs verzorgt en die leidt tot een diploma of certificaat, dan wel verband houdt met onderdelen van een door deze minister vastgesteld kwalificatiedossier, vastgestelde kwalificatie of een door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie geaccrediteerde opleiding. Dit is geregistreerd bij DUO;

  • 2°. leidt tot een door het Nationaal Coördinatiepunt NLQF ingeschaalde kwalificatie, die is opgenomen in het NCP-register. Dit is te vinden via https://www.nlqf.nl/database-nlqf-kwalificaties/register;

  • 3°. wordt gegeven door een opleidingsinstituut, een trainingsbureau of examenaanbieder die in het bezit is van het NRTO-keurmerk. Op de website van NRTO, https://www.nrto.nl/leden/ staat vermeld welke opleidingsinstellingen zijn aangesloten en welke leden dus een keurmerk hebben.

Indien de opleiding niet past binnen de hierboven beschreven categorieën (artikel 3.20.6, onderdeel c, subonderdelen 1°, 2° en 3°) moet de scholing op grond van artikel 3.20.6, onderdeel c, subonderdeel 4°, leiden tot een door de overheid, branche of sector erkend certificaat. Indien van het laatste geval sprake is, zal de subsidieaanvraag vergezeld moeten gaan van een verklaring van de brancheorganisatie, waaruit volgt dat de desbetreffende scholing leidt tot een dergelijk certificaat (artikel 3.20.7, onderdeel c).

Ten vierde wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien het niet aannemelijk is dat de bij het desbetreffende omscholingstraject behorende praktijkondersteuning wordt aangeboden door een praktijkbegeleider die beschikt over de benodigde kennis en ervaring. Dit kan worden beoordeeld aan de hand van de informatie die de werkgever in de subsidieaanvraag verschaft. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat de praktijkondersteuning adequaat en passend is voor de werknemer (en ook de gewenste impact heeft), zodat de werknemer via de praktijkondersteuning de benodigde praktijk-competenties, -kennis en -ervaring kan verwerven om (tijdens en vooral na afronding van het omscholingstraject) werkzaam te kunnen zijn en blijven binnen het desbetreffende kansrijke beroep.

Ten vijfde wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien op grond van deze subsidiemodule voor hetzelfde omscholingstraject of in totaal voor ten minste zes omscholingstrajecten eerder subsidie is verstrekt aan de subsidieaanvrager. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat voor hetzelfde omscholingstraject twee keer subsidie wordt verleend, alsook dat een (beperkt) aantal subsidieaanvragers het subsidieplafond (grotendeels) zou gebruiken.

Ten zesde wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien aan de subsidieaanvrager voor hetzelfde omscholingstraject al subsidie is verleend op grond van de Subsidieregeling praktijkleren of de Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector (SLIM-regeling) voor een gerealiseerde praktijkplaats binnen het mbo in de derde leerweg. Op deze wijze wordt ongewenste dubbele subsidiëring voorkomen (lees: een stimulans gegeven aan omscholingstrajecten die niet al op een andere wijze (door reeds beschikbare subsidies van de rijksoverheid) gestimuleerd worden).

Ten slotte wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien de subsidiabele kosten onder een bepaald minimumbedrag komen. Dat is het geval indien de subsidiabele kosten niet ten minste € 1.000 zouden bedragen voor de bij het desbetreffende omscholingstraject behorende scholing en voor de bij het omscholingstraject behorende praktijkondersteuning. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat zowel scholing als praktijkondersteuning een (substantieel) deel uitmaken van het omscholingstraject. Ook wordt een subsidieaanvraag afgewezen indien de subsidiabele kosten niet ten minste € 7.500 zouden bedragen voor het gehele omscholingstraject (lees: voor de scholing en praktijkondersteuning gezamenlijk). Op deze wijze wordt (gelet op het vaste subsidiebedrag van € 3.750, opgenomen in artikel 3.20.3, eerste lid) ervoor gezorgd dat de bijdrage van elke werkgever aan een omscholingstraject voldoende substantieel is (ten minste het verschil tussen € 7.500 en € 3.750, ten minste 50 procent van de subsidiabele kosten).

Artikel 3.20.7. Informatieverplichtingen

In artikel 3.20.7, eerste en tweede lid, zijn informatieverplichtingen opgenomen ten aanzien van de gegevens die deze aanvraag voor subsidie moet bevatten of waarvan deze vergezeld dient te gaan. Er is gekozen voor een zo eenvoudig mogelijk aanvraagproces om de administratieve lasten zo laag mogelijk te houden.

Het eerste lid van artikel 3.20.7 maakt duidelijk welke informatie in een subsidieaanvraag opgenomen moet worden. Het betreft hier onder meer de in onderdelen a, en b, van dit lid opgenomen minimale informatievereisten over de subsidieaanvrager, het omscholingstraject en relevante betrokkenen, die nodig zijn om de aanvraag te kunnen behandelen. Deze vereisten sluiten (grotendeels) aan bij de wijze waarop de informatieverplichtingen in andere (vergelijkbare) subsidiemodules in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn vormgegeven.

Daarnaast bevat artikel 3.20.7, eerste lid, onderdelen c, d en e, informatieverplichtingen die nodig zijn om een gedetailleerd inzicht te krijgen over de wijze waarop het omscholingstraject uitgevoerd gaat worden en welke kosten hieraan gekoppeld zijn, alsook of het omscholingstraject bijdraagt aan de doelstelling van de subsidiemodule. De benodigde informatie dient verstrekt te worden via omschrijvingen en/of verklaringen waaruit moet volgen of voldaan wordt aan de voorwaarden betreffende de mate van verschuiving tussen beroepssegmenten, de gewenste (duurzame) arbeidsrelatie, kwaliteitseisen van het omscholingstraject, de verdeling van de subsidiabele kosten en of de kosten niet (deels) al via een andere regeling gedekt zijn, opgenomen als afwijzingsgronden indien hier niet aan voldaan wordt, in artikel 3.20.6, onderdelen a, b, c, d, f en g.

Ook wordt in artikel 3.20.7, eerste lid, onderdeel f, bepaald dat een aanvraag om subsidie een verklaring de-minimissteun moet bevatten. Op grond van artikel 1.1 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gaat het hierbij om een verklaring van de subsidieaanvrager waarin deze bevestigt dat subsidieverlening niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening. Deze verklaring is van belang om aan de monitoringsverplichting te voldoen die elke lidstaat van de Europese Unie richting de Europese Commissie heeft.

Het tweede lid van artikel 3.20.7 bepaalt dat de subsidieaanvraag vergezeld dient te gaan van bepaalde gegevens. Met de gevraagde gegevens kan een goede inschatting gemaakt worden of (er voldoende waarborgen zijn waardoor) het omscholingstraject aan de doelstelling van deze subsidiemodule voldoet. Zo moet de subsidieaanvraag vergezeld gaan van verklaringen van de desbetreffende opleider en werknemer waaruit een bevestiging volgt van de gegevens, omschrijving en verklaringen die in de subsidieaanvraag verstrekt zijn door de subsidieaanvrager (met uitzondering van een verklaring over de verdeling van de subsidiabele kosten en een verklaring de-minimissteun). Met deze verklaringen wordt beoogd een goed inzicht te krijgen in de afspraken die tussen de betrokken partijen (opleider, werknemer en werkgever) gemaakt zijn.

Tot slot is van belang dat op grond van artikel 19, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies een aanvraag voor subsidie moet worden ingediend met gebruikmaking van een middel dat beschikbaar wordt gesteld. Dit middel zal aan het begin van de openstellingsperiode beschikbaar worden gesteld via www.rvo.nl. Concreet betekent dit dat er een aanvraagformulier voor de aanvraag voor subsidie en formats voor de verklaringen beschikbaar worden gesteld.

Artikel 3.20.8. Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 3.20.2, eerste lid, bevat staatsteun en wordt gerechtvaardigd door de algemene de-minimisverordening. Voor een uitgebreidere toelichting op de staatssteunaspecten wordt verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 3.20.9. Vervaltermijn

Voor de subsidiemodule omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen is in dit artikel een vervaldatum opgenomen. In artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaren bevatten. Artikel 3.20.9 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies geeft invulling aan voormelde bepaling. Dit artikel bepaalt namelijk voor de subsidiemodule Omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen wat de vervaldatum is. Deze subsidiemodule vervalt na vijf jaar, met ingang van 1 juli 2026. Te zijner tijd zal bezien worden of het wenselijk is om deze subsidiemodule te verlengen. De (mogelijke) ontwerpregeling inzake een dergelijke verlenging zal overeenkomstig artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016, aan de Tweede Kamer worden overgelegd.

Artikel II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 is aangegeven in welke periode de diverse subsidiemodules zijn opengesteld en wat het subsidieplafond bedraagt.

Voor de subsidiemodule Omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen loopt de openstellingsperiode van 1 september 2021 tot en met 1 december 2021. Het subsidieplafond is vastgesteld op € 34.625.000.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Met deze datum wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden. Ook wordt afgeweken van de regel dat ministeriële regelingen twee maanden voor inwerkingtreding bekend moeten worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep op deze wijze de mogelijkheid wordt geboden al eerder (vanaf 1 september 2021) subsidieaanvragen in te dienen. Vasthouden aan voormelde bekendmakingstermijn, samen met de systematiek van de vaste verandermomenten, zou hebben betekend dat subsidieaanvragen pas na 1 oktober 2021 ingediend zouden kunnen worden. Daarbij heeft de doelgroep voldoende tijd om subsidieaanvragen voor te bereiden en in te dienen, omdat de openstellingsperiode zal lopen van 1 september 2021 tot en met 1 december 2021.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Deze lijst is gebaseerd op de lijst met een inventarisatie van kansrijke beroepen van het UWV. Deze is te vinden op www.werk.nl/arbeidsmarktinformatie/kansen-arbeidsmarkt/kansrijke-beroepen. UWV maakt regelmatig een update. Voor deze regeling is gebruik gemaakt van de versie van juni 2021.

X Noot
2

O.a. Panteia Belemmeringen Leven Lang Ontwikkelen (11 maart 2019, p. 75)

X Noot
3

Te vinden op www.werk.nl/arbeidsmarktinformatie/kansen-arbeidsmarkt/kansrijke-beroepen. UWV maakt regelmatig een update. Voor deze regeling is gebruik gemaakt van de versie van juni 2021.

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352).

Naar boven