TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
Met de onderhavige regeling wordt uitvoering gegeven aan de breed gedragen politieke
en maatschappelijke wens om de woningcorporaties met bezit in het aardbevingsgebied
en hun huurders tegemoet te komen. Deze regeling beoogt uitvoering te geven aan de
bestuurlijke afspraken die hierover zijn gemaakt op 6 november 2020 met het Rijk,
de provincie Groningen en de gemeenten in het aardbevingsgebied (Kamerstukken II 2020/21,
33 529, nr. 830).
Bestuurlijke afspraken
Het kabinet trekt € 1,42 mld. extra uit om uitvoering van de afspraken mogelijk te
maken. Bij een toekomstbestendig Groningen hoort een woningvoorraad die in goede staat
is en voorbereid is op een duurzame energievoorziening. Mede om die reden is voor
de woningcorporaties met bezit buiten het versterkingsprogramma 135 miljoen euro beschikbaar
gesteld. Voor de adressen in het versterkingsprogramma gelden andere compensatiemaatregelen.
De woningcorporaties hebben input geleverd, wat heeft geresulteerd in de afspraak
dat een deel hiervan rechtstreeks ten goede komt aan de huurders in het aardbevingsgebied.
Hierbij worden ook de huurders betrokken die in de versterkingsopgave zitten omdat
zij anders dan particuliere eigenaren minder makkelijk aanspraak kunnen maken op andere
vormen van compensatie. Vrijwel alle compensatiemaatregelen gelden namelijk voor woningeigenaren.
De huurders ontvangen deze tegemoetkoming omdat in veel gevallen onderhoud aan de
woning is uitgesteld in afwachting van de vraag of de huurwoning veilig is of toch
in de versterkingsopgave zou moeten worden betrokken.
Het bedrag dat na aftrek van het huurdersdeel overblijft is naar rato van het bezit
binnen de geografische begrenzing verdeeld onder de 12 woningcorporaties met bezit
in het aardbevingsgebied en kan als subsidie worden aangevraagd voor subsidie voor
verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouwen van die woningcorporaties.
In afwijking van wat in de bestuurlijke afspraken is aangegeven tellen de adressen
in de werkvoorraad mee voor de verdeelsleutel voor de subsidie van de woningcorporaties.
De woningcorporaties hebben gevraagd of dit mogelijk was zodat een groter deel van
de compensatie toegaat naar de woningcorporaties die het meest actief zijn in de kern
van het aardbevingsgebied. Zo draagt de verdeelsleutel eraan bij dat de woningcorporatie
die het meeste overlast heeft gehad het beste wordt geholpen. Omdat voor de adressen
in de werkvoorraad andere subsidiegelden beschikbaar zijn is de voorwaarde wel dat
de subsidie die op grond van deze regeling kan worden aangevraagd niet mag worden
besteed aan de adressen in de werkvoorraad.
Deze regeling wordt uitgevoerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
2. Hoofdlijnen van de regeling
2.1. Doelgroep regeling
De regeling maakt het mogelijk dat de woningcorporaties met bezit in het aardbevingsgebied
in Groningen subsidie kunnen aanvragen voor de tegemoetkoming aan de huurders en verduurzaming,
onderhoud en de verbetering van hun gebouwen.
2.2. Openstelling en subsidieplafond
Aanvragen kunnen tot en met 30 november 2021 worden ingediend.
Zoals benoemd in de inleiding is voor woningcorporaties onder Blok E1 een totaalbedrag
van € 135 miljoen beschikbaar. Dit is inclusief de tegemoetkoming voor de huurders
van de woningcorporaties. Het plafond wordt verdeeld naar rato van het bezit dat de
woningcorporaties hebben binnen de geografische begrenzing van de subsidieregeling.
De subsidie kan door de woningcorporaties in één keer worden aangevraagd voor al hun
bezit binnen de geografische begrenzing van de subsidieregeling.
2.3. Subsidiabele activiteiten
De regeling voorziet in een subsidie aan woningcorporaties om de tegemoetkoming voor
de huurders te kunnen bekostigen. De woningcorporaties hebben voor de inwerkingtreding
van deze subsidieregeling reeds aangegeven hoeveel adressen zij binnen de geografische
begrenzing hebben waar de tegemoetkoming op moet worden uitbetaald.
Deze tegemoetkoming gaat voor op het andere subsidiedoel (verduurzaming, onderhoud
en verbetering van het gebouw). Dat wil zeggen dat het de verantwoordelijkheid van
de woningcorporaties is om te zorgen dat alle huurders voor wie de tegemoetkoming
bedoeld is, de tegemoetkoming ontvangen, vanuit het bedrag dat toegekend is aan de
woningcorporatie.
Het restant kan worden aangewend voor het andere subsidiedoel: verduurzaming, onderhoud
en verbeteringen in of verbonden aan de gebouwen van die woningcorporaties. In de
toelichting op artikel vier, vijf en zes zijn de subsidiabele kosten omschreven. Met
deze activiteiten worden investeringen in toekomstbestendige gebouwen in het aardbevingsgebied
gestimuleerd.
Deze subsidie is ook in te zetten voor losstaande bijgebouwen op het erf van de woningcorporatie,
zoals een schuur. Daarvoor is gekozen om woningcorporaties de mogelijkheid te geven
hier ook verbeteringen aan te treffen. Ook een bijgebouw (in lijn met de definitie
van ‘gebouw’ in de regeling) dient een voor mensen toegankelijke overdekte geheel
of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte te vormen. Dit betekent dat bijvoorbeeld
activiteiten aan een kippenhok niet voor subsidie in aanmerking komen, tenzij het
tevens een voor mensen toegankelijk gebouw betreft (denk aan een schuur waarin zich
tevens een compartiment voor kippen bevindt), dan komt het wel voor subsidie in aanmerking.
Er kan alleen subsidie worden verstrekt voor activiteiten die nog moeten plaatsvinden.
De gegevens die woningcorporaties dienen aan te leveren bij de aanvraag zijn zeer
beperkt: banknummer en inschrijfnummer van de Kamer van Koophandel. Er wordt vanuit
gegaan dat woningcorporaties de middelen effectief besteden ten behoeve van de vermelde
doelen. Wel dienen de woningcorporaties die de subsidie ontvangen op grond van artikel
19 van het Kaderbesluit één keer per periode van twaalf maanden via een voortgangsverslag
inzicht te geven in de voortgang van de activiteiten, en dienen zij verantwoording
over de besteding af te leggen in de aanvraag tot subsidievaststelling.
2.4. Uitvoering
De regeling is zodanig vormgegeven dat deze tot zo min mogelijk administratieve lasten
voor de aanvragers leidt. Tegelijkertijd zijn, zoals te doen gebruikelijk, wel voldoende
waarborgen tegen mogelijk misbruik opgenomen (zie het volgende hoofdstuk). Aanvragen
worden ingediend bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het streven is om de aanvragers hierbij zoveel als mogelijk te ondersteunen.
De regeling is zo opgezet dat de woningcorporatie één aanvraag kan indienen.
Met de woningcorporaties is overeengekomen dat zij de tegemoetkoming zullen uitbetalen
op de adressen binnen de geografische begrenzing van de subsidieregeling. Deze constructie
is voorgelegd aan de Autoriteit Woningcorporaties. Omdat er in dit geval geen eigen
financiële middelen van de woningcorporatie mee zijn gemoeid en de woningcorporatie
evenmin invloed heeft op de hoogte van het bedrag of aan wie het wordt uitgekeerd,
is de constructie niet in strijd met het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting
2015). Via deze constructie kan worden voorkomen dat de huurders een aanvraag moeten
indienen. De woningcorporaties weten immers om welke adressen het gaat en beschikken
over de persoonsgegevens van de huurders. Daarmee wordt ook voorkomen dat een deel
van de huurders de regeling niet gebruikt, omdat het aanvragen een te grote stap is.
Op grond van artikel 19 van het Kaderbesluit dienen de woningcorporaties die de subsidie
ontvangen één keer per periode van twaalf maanden via een voortgangsverslag inzicht
te geven in de voortgang van de activiteiten.
De aanvraag tot subsidievaststelling hoeft niet vergezeld te gaan van een controleverklaring,
aangezien er met gebruikmaking van artikel 20 van het Kaderbesluit het verstrekkingsregime
van artikel 17 van het Kaderbesluit wordt gevolgd.
3. Misbruik en fraude
De onderhavige subsidie vindt haar grondslag in de Kaderwet overige BZK-subsidies
en op de subsidie zijn bijgevolg ook de bepalingen van het Kaderbesluit BZK-subsidies
(hierna: Kaderbesluit) van toepassing. Bij de verstrekking van de subsidies wordt
toepassing gegeven aan artikel 17 van het Kaderbesluit, ook bij subsidies van € 125.000
of meer.
Er wordt vanuit gegaan dat de subsidieaanvrager zijn aanvraag indient op basis van
juiste en volledige informatie, de activiteiten uitvoert waarvoor de subsidie is verstrekt
en dat deze zich houdt aan de overige aan de subsidie verbonden verplichtingen. Daar
staat tegenover dat als dat vertrouwen wordt beschaamd, daar ook sancties tegenover
staan. Indien wordt vastgesteld dat een aanvrager op grond van onjuiste informatie
subsidie heeft aangevraagd of zich niet aan de afspraken en verplichtingen houdt,
dan wordt de subsidie teruggevorderd.
Bovenop het terugvorderen van de subsidie bestaat op grond van de Wet bestuurlijke
boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies de mogelijkheid van het
opleggen van een bestuurlijke boete, wanneer een ontvanger van een ministeriële subsidie
een bijzondere meldingsplicht niet nakomt. Dit zal ook in de subsidiebeschikking worden
opgenomen. Het gaat hierbij om de plicht voor de subsidieontvanger om, wanneer de
datum is verstreken waarop de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend uiterlijk
moeten zijn verricht of waarop de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld,
zonder dat de activiteiten geheel zijn verricht, hiervan onverwijld schriftelijk melding
te doen bij de minister. Deze meldingsplicht is in het bijzonder van belang voor het
bewaken van de rechtmatige besteding van de gelden.
Ten slotte wordt de aanvrager op grond van artikel 25 van het Kaderbesluit met naam
en toenaam opgenomen in een daartoe ingericht register. Een dergelijke vermelding
wordt betrokken bij de beoordeling van eventuele nieuwe subsidieaanvragen van betreffende
persoon of instantie. In de (departementale) registratie wordt in de eerste plaats
geregistreerd het opleggen van een boete op grond van de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten
door ministers verstrekte subsidies. Daarnaast wordt in het register vastgesteld als
sprake is geweest van een lagere vaststelling van de subsidie (op grond van artikel
4:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), dat de subsidie is ingetrokken
of ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd (artikel 4:48 Awb) of dat de subsidievaststelling
is ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd. Ook wordt een
in het kader van de subsidieverstrekking gedane aangifte bij het openbaar ministerie
geregistreerd.
4. Regeldruk
Zie ook paragraaf 2.4 van de toelichting. De betrokken burgers (de huurders die 750
euro ontvangen) worden ontlast doordat zij zelf geen aanvraag hoeven in te dienen.
Het loopt via de woningcorporaties, die de subsidie aanvragen en uitkeren aan de huurders.
Op deze wijze wordt ook voorkomen dat een deel van de huurders de regeling niet gebruikt,
omdat het aanvragen een te grote stap is.
Voor de woningcorporaties is de regeling ook opgesteld met zo min mogelijk lasten
voor de woningcorporaties. Voor de in te dienen aanvraaggegevens wordt gedeeltelijk
aangesloten bij de lijst uit artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit. De gegevens
die woningcorporaties dienen aan te leveren bij de aanvraag zijn zeer beperkt: banknummer
en inschrijfnummer van de Kamer van Koophandel.
Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een
formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk
heeft.
5. Staatssteun
Om te beoordelen of er bij de regeling sprake is van staatssteun, is bekeken of aan
de criteria voor staatssteun wordt voldaan. Het gaat om de volgende criteria uit artikel
107 lid 1 VWEU: onderneming, staatsmiddelen, economisch voordeel, selectiviteit en
potentiële vervalsing van de mededinging of ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer
tussen de lidstaten van de EU. Deze criteria zijn cumulatief. Dat wil zeggen dat aan
alle voorwaarden moet zijn voldaan alvorens er sprake is van staatssteun.
Zoals in het algemene deel van de toelichting is aangegeven, is deze subsidieregeling
een uitwerking van de bestuurlijke afspraken over het aardbevingsgebied van 6 november
2020. Een deel van de bijdrage aan de woningcorporaties wordt verleend ten behoeve
van de huurders. Dat zijn geen ondernemingen in Europeesrechtelijke zin. De woningcorporaties
fungeren voor dit deel van de subsidie louter als doorgeefluik aan de huurders, zodat
er voor dat deel geen sprake is van een voordeel voor een onderneming en daarmee geen
staatssteun.
Voor het overige kan over de subsidie aan woningcorporaties op grond van deze regeling
worden gesteld dat er sprake is van een generieke regeling, dat wil zeggen geen selectieve
maatregel en daarmee geen staatssteun. Er is namelijk voor alle gebouweigenaren, vallend
onder de bestuurlijke afspraken, een soortgelijke tegemoetkoming geregeld. Zie in
dat kader de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied
Groningen (regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 31 mei 2021, nr. 2021-0000136391). In artikel 2, derde lid, van die regeling,
is een splitsing aangebracht tussen woningcorporaties en andere eigenaren, omdat voor
woningcorporaties in de bestuurlijke afspraken een om redenen van schaalvoordelen
soortgelijke afspraak is gemaakt, die echter om wetstechnische redenen in een separate
regeling wordt vormgegeven. Woningcorporatiewoningen in blok E krijgen dus op grond
van die regeling van 31 mei 2021 geen subsidie, maar komen in aanmerking voor subsidie
op grond van de onderhavige regeling. Deze subsidieregeling voorziet in beperkte administratieve
lasten zodat niet per woning een subsidieaanvraag nodig is. Daartegenover staat dat
de bijdrage omgeslagen per woning tot een lager subsidiebedrag leidt dan voor de andere
eigenaren waarvoor de subsidieregeling van 31 mei geldt. Dit is verklaarbaar vanwege
het feit dat woningcorporaties schaalvoordelen hebben in de uitvoering van de te subsidiëren
activiteiten.
Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat een overheidsmaatregel die slechts ten goede
komt aan een bepaalde bedrijfstak of een bepaald deel van de ondernemingen binnen
deze bedrijfstak,
niet noodzakelijkerwijs selectief is. Een dergelijke maatregel is immers enkel selectief
indien hij in het kader van een welbepaalde rechtsregeling bepaalde ondernemingen
bevoordeelt ten opzichte van andere ondernemingen die tot een andere of dezelfde bedrijfstak
behoren en die zich uit het oogpunt van de doelstelling van die regeling in een vergelijkbare
feitelijke en juridische situatie bevinden (arrest van 21 december 2016, Commissie/Hansestadt
Lübeck, C-524/14 P, EU:C:2016:971, punt 58 en aangehaald in het arrest van 20 december
2017, Comunidad Autónoma de Galicia en Retegal/Commissie, C-70/16 P, ECLI:EU:C:2017:1002,
punt 61).
Nu daar in dit geval geen sprake van is, omdat slechts vanwege schaalvoordelen enerzijds
en een efficiënte aanpak van de uitvoering anderzijds een soortgelijke regeling met
een netto lager bedrag per woning is opgesteld kan worden gesteld dat er geen sprake
is van selectiviteit in bovengenoemde zin.
6. Consultatie
Vanwege de urgentie om deze regeling zo spoedig mogelijk tot stand te brengen, heeft
geen internetconsultatie plaatsgevonden. De regeling is wel afgestemd met de doelgroep,
de twaalf betreffende woningcorporaties.
II. Artikelsgewijs
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Het ‘versterkingsprogramma’ is het brede begrip van de versterking van gebouwen waarvan bij de Nationaal Coördinator
Groningen (NCG) bekend is dat aanleiding is te veronderstellen dat deze niet aan de
veiligheidsnorm voldoen door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij
Norg.
Artikel 2. Subsidieverstrekking
In dit artikel is vastgesteld woningcorporaties in aanmerking komen voor subsidie
op grond van deze regeling en aan welke activiteiten deze kan worden besteed.
Eerste lid
Het eerste lid, onderdeel a, betreft de subsidie aan de woningcorporatie waarmee de
woningcorporatie voorziet in een tegemoetkoming aan huurders van haar woningen in
het aardbevingsgebied op peildatum 1 juli 2021. Het bereik van het aardbevingsgebied
is voor deze regeling geduid in het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 3°. Dat
is het gebied waar ook de waardedalingsregeling voor woningen van toepassing is, aangevuld
met de adressen met postcodes 9679/9681/9682. De peildatum is 1 juli 2021, de tegemoetkoming
komt toe aan de hoofdhuurder die op dat moment de woning huurde. De tegemoetkoming
wordt wat dat betreft uitgekeerd aan alle huidige hoofdhuurders waarbij geen rekening
wordt gehouden met de duur van de huurperiode.
In het eerste lid, onderdeel b, is de subsidie geregeld voor de verduurzaming, onderhoud
en verbetering van het bezit van de woningcorporaties. Het gaat om het bezit in het
aardbevingsgebied (op dezelfde wijze geduid als bij de subsidie in het eerste lid).
In afwijking van de bestuurlijke afspraken tellen de gebouwen die deel uitmaken van
het versterkingsprogramma mee voor de verdeelsleutel. De subsidie mag echter niet
worden besteed aan activiteiten met betrekking tot de gebouwen in het versterkingsprogramma,
omdat voor de gebouwen in de werkvoorraad andere subsidiegelden beschikbaar zijn.
Tweede lid
In het tweede lid is het subsidiebedrag per woningcorporatie ten behoeve van de subsidie
uit het eerste lid vastgesteld. Deze bedragen bestaan uit twee componenten: een component
is erop berekend zodat € 750 per huurder in het aardbevingsgebied kan worden uitgekeerd.
Voor het andere component (de subsidie voor verduurzaming, onderhoud en verbetering
van het gebouw) is voor de verdeling van het beschikbare totaalbudget uitgegaan van
het totaal aantal gebouwen dat de woningcorporaties gezamenlijk bezitten in het aardbevingsgebied.
Dit is vervolgens naar rato van het bezit per woningcorporatie verdeeld. Het gaat
dus ook bij deze berekening om de woningen van de woningcorporatie in het aardbevingsgebied,
inclusief de gebouwen die deel uitmaken van het versterkingsprogramma. Het totaalbedrag
is in de bestuurlijke afspraken overeengekomen.
Derde en vierde lid
In het derde en vierde lid is vastgelegd dat voor de verstrekking van de subsidie
wordt uitgegaan van een verblijfsobject zoals dat op 1 juli 2021 bestond, en in het
geval van de tegemoetkoming aan de huurders is 1 juli 2021 ook de peildatum: de huurder
op die datum ontvangt het bedrag. De huurders ontvangen deze tegemoetkoming omdat
in veel gevallen onderhoud aan de woning is uitgesteld in afwachting van de vraag
of de huurwoning veilig is of toch in de versterkingsopgave zou moeten worden betrokken.
Om die reden is voor deze peildatum gekozen met betrekking tot welke huurders het
bedrag ontvangen: deze huurders zitten nu namelijk feitelijk met dat achterstallige
onderhoud. Die peildatum is ook reeds voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling
gecommuniceerd.
Artikel 3. De aanvraag
Er wordt één aanvraag ingediend voor zowel de subsidie waarmee de woningcorporaties
voorzien in een tegemoetkoming aan huurders als de subsidie voor verduurzaming, onderhoud
en verbetering van het gebouw.
De gegevens die woningcorporaties dienen aan te leveren bij de aanvraag zijn zeer
beperkt: banknummer en inschrijfnummer van de Kamer van Koophandel. Er wordt vanuit
gegaan dat woningcorporaties de middelen effectief besteden ten behoeve van de vermelde
doelen. Wel dienen de woningcorporaties die de subsidie ontvangen op grond van artikel
19 van het Kaderbesluit één keer per periode van twaalf maanden via een voortgangsverslag
inzicht te geven in de voortgang van de activiteiten, en dienen zij verantwoording
over de besteding af te leggen in de aanvraag tot subsidievaststelling.
Nogmaals wordt benadrukt dat de tegemoetkoming aan alle huurders die daar recht op
hebben voorgaat op het andere subsidiedoel (verduurzaming, onderhoud en verbetering
van het gebouw). Dat wil zeggen dat het de verantwoordelijkheid van de woningcorporaties
is om te zorgen dat alle huurders voor wie de tegemoetkoming bedoeld is, de tegemoetkoming
ontvangen, vanuit het bedrag dat toegekend is aan de woningcorporatie.
Het restant kan worden aangewend voor het andere subsidiedoel: verduurzaming, onderhoud
en verbeteringen in of verbonden aan de gebouwen van die woningcorporaties.
Zie paragraaf 2.3 van het algemeen deel van de toelichting voor een nadere toelichting
op de aanvraaggegevens.
Artikel 4. Subsidiabele kosten bij verduurzaming
De regeling stimuleert de aanschaf, ingebruikname en uitvoering van verduurzamingsmaatregelen.
Het betreft maatregelen die energiebesparing opleveren. Van de woningcorporaties wordt
verwacht dat zij dit zo efficiënt mogelijk vormgeven.
Zoals in de inleiding van het algemeen deel van de toelichting is opgemerkt, mag de
subsidie ook worden ingezet voor een verduurzamingsactiviteit aan een bijgebouw op
het perceel van de eigenaar, zoals een schuur.
Het subsidiedoel is breed geformuleerd. Wel is de beperking geformuleerd dat het niet
kan gaan om inboedelgoederen. In dit geval is dus het vernieuwen of verbeteren van
inboedelgoederen om energiebesparing te bereiken niet subsidiabel.
Er kan alleen subsidie worden verstrekt voor activiteiten die nog moeten plaatsvinden.
Artikel 5. Subsidiabele kosten voor onderhoud
In dit artikel is bepaald welke kosten voor onderhoud subsidiabele kosten zijn. Onder
onderhoud kan worden verstaan het vervangen of herstellen van onderdelen aan het gebouw
waardoor het woon- of verblijfscomfort hetzelfde blijft. Dit zijn instandhoudingswerkzaamheden,
maar hebben eveneens betrekking op het reduceren van de onderhoudskosten en de verlenging
van de levensduur van het object. Hierbij kan gedacht worden aan het vervangen van
kozijnen, vernieuwing sanitaire voorzieningen, elektrische bedrading en dakbedekking.
Zoals in de inleiding van het algemeen deel van de toelichting is opgemerkt, mag de
subsidie ook worden ingezet voor een onderhoudsactiviteit aan een bijgebouw op het
perceel van de eigenaar, zoals een schuur.
Ook voor deze activiteit is de beperking geformuleerd dat het niet kan gaan om inboedelgoederen.
Er kan alleen subsidie worden verstrekt voor activiteiten die nog moeten plaatsvinden.
Artikel 6. Subsidiabele kosten voor verbetering
In dit artikel is vastgesteld dat subsidiabele kosten voor gebouwverbetering gelden
voor activiteiten voor verbetering aan het gebouw of wanneer deze verbonden zijn aan
het gebouw. Bijgebouwen zoals een schuur of een garage kunnen hierbij ook worden betrokken.
Hiermee wordt de relatie met de versterkingsoperatie gelegd. Kosten aan de inboedel
(zoals het aanschaffen van een nieuwe televisie) zijn uitgesloten, dit om met de subsidie
duurzame investeringen in de gebouwen te stimuleren. Onder verbetering van het gebouw
valt het treffen van nieuwe voorzieningen waardoor meer wooncomfort ontstaat. Te denken
valt aan het aanbrengen van nieuwe voorzieningen, zoals een cv-ketel, of het vernieuwen
van de aanwezige verouderde voorzieningen naar de huidige standaard, zoals een vernieuwde
keuken. Evenals het aanbrengen van luxere voorzieningen, zoals een uitbreiding van
de badkamer valt onder de subsidiabele kosten.
Zoals in de inleiding van het algemeen deel van de toelichting is opgemerkt, mag de
subsidie ook worden ingezet voor een verbeteringsactiviteit aan een bijgebouw op het
perceel van de eigenaar, zoals een schuur.
Ook voor deze activiteit is de beperking geformuleerd dat het niet kan gaan om inboedelgoederen.
Er kan alleen subsidie worden verstrekt voor activiteiten die nog moeten plaatsvinden.
Artikel 7. Verstrekking van de subsidie
Op grond van artikel 20 van het Kaderbesluit is in dit artikel geregeld dat bij de
verstrekking van de subsidies voor de verduurzaming, verbetering en het onderhoud
van het woningcorporatiebezit toepassing wordt gegeven aan artikel 17 van het Kaderbesluit,
ook bij subsidies van € 125.000 of meer.
Dat betekent dat er op de aanvraag eerst een beschikking tot subsidieverlening wordt
gegeven. De beschikking vermeldt een tijdstip waarop de aanvraag van een beschikking
tot subsidievaststelling uiterlijk moet worden gedaan.
Artikel 8. Verplichtingen van de subsidieontvanger
Eerste lid
In dit artikel zijn de verplichtingen opgenomen van de subsidieontvanger. In de beschikking
tot subsidieverlening zal worden opgenomen dat de tegemoetkoming aan de huurders door
de woningcorporatie binnen twee maanden na het geven van de beschikking dient te worden
uitbetaald aan de huurders. Deze termijn kan niet worden verlengd. Met betrekking
tot de subsidie voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw zal in
de beschikking worden opgenomen dat de activiteiten binnen 36 maanden moeten zijn
uitgevoerd, gerekend vanaf het moment van geven van de beschikking tot subsidieverlening.
Voor deze relatief lange termijn is gekozen omdat de woningcorporatie zodoende voldoende
tijd heeft om de activiteiten uit te voeren waarbij rekening is gehouden met de uitvoeringscapaciteit
van de aannemers. Mocht deze termijn toch te kort zijn, wordt met het eerste lid van
artikel 8 de mogelijkheid verschaft om de termijn te verlengen. Deze termijn kan,
indien daartoe aanleiding is, meerdere malen worden verlengd.
Tweede lid
In het tweede lid is bepaald dat de subsidieontvanger alle facturen en betalingsbewijzen
met betrekking tot de activiteiten waarvoor de subsidie is vastgesteld gedurende drie
jaar na vaststelling van de subsidie beschikbaar houdt, zodat de minister deze eventueel
kan opvragen.
Artikel 10. Inwerkingtreding
Met de datum van inwerkingtreding van deze regeling is niet voldaan aan de vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn. Dat is in het onderhavige geval gerechtvaardigd, omdat
het een subsidieregeling betreft die begunstigend is voor de betrokken rechtssubjecten,
en bovendien in goed overleg met de betreffende woningcorporaties tot stand is gekomen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren