Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juli 2021, nr. 2021-0000353518, houdende vaststelling van regels voor het verstrekken van subsidie aan woningcorporaties in het aardbevingsgebied in de provincie Groningen ten behoeve van een tegemoetkoming aan hun huurders en verduurzaming, onderhoud en verbetering van hun bezit (Subsidieregeling woningcorporaties aardbevingsgebied Groningen)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel e, artikel 3 en artikel 4, eerste lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies, de artikelen 6, vierde lid, zevende lid, 11, tweede lid, 13, onderdeel c, 17, eerste lid en artikel 20 van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

gebouw:

bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet;

instituut:

instituut als bedoeld in artikel 1 van de Tijdelijke wet Groningen;

Kaderbesluit:

Kaderbesluit BZK-subsidies;

minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

verblijfsobject:

eenheid van gebruik als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

versterkingsprogramma:

bouwkundig versterkingsprogramma als gevolg van de gaswinning in het Groningenveld;

woningcorporatie:

toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.

Artikel 2. Subsidieverstrekking

  • 1. De minister verstrekt op aanvraag van de woningcorporatie subsidie aan die woningcorporatie, voor:

    • a. een tegemoetkoming van € 750 per huurder van die woningcorporatie, voor zover zij huurder zijn van een verblijfsobject dat:

      • 1°. eigendom is van de woningcorporatie;

      • 2°. bestemd of mede bestemd is voor bewoning; en

      • 3°. gelegen is in een postcodegebied waarbinnen het instituut schade door waardedaling vergoedt, of postcodegebied 9679, 9681 of 9682; en

    • b. de kosten van verduurzaming, voor onderhoud of voor verbetering van een gebouw van die woningcorporatie, voor zover dat gebouw:

      • 1°. bestemd of mede bestemd is voor bewoning;

      • 2°. gelegen is in een postcodegebied waarbinnen het instituut schade door waardedaling vergoedt, of postcodegebied 9679, 9681 of 9682; en

      • 3°. geen deel uitmaakt van het versterkingsprogramma.

  • 2. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor de woningcorporatie:

    • a. Acantus: € 18.617.139;

    • b. De Delthe: € 2.878.037;

    • c. Groninger Huis: € 22.452.805;

    • d. De Huismeesters: € 5.859.044;

    • e. Lefier: € 24.306.281;

    • f. Marenland: € 11.558.484;

    • g. Nijestee: € 6.188.551;

    • h. Patrimonium: € 4.602.799;

    • i. Stichting Uithuizer Woningbouw: € 3.902.597;

    • j. Wierden en Borgen: € 27.014.416;

    • k. Wold en Waard: € 46.337; en

    • l. Woonzorg Nederland: € 7.573.510.

  • 3. De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt verstrekt per verblijfsobject zoals dat bestond op 1 juli 2021 en per hoofdhuurder die op 1 juli 2021 de hoofdhuurder van dat verblijfsobject was.

  • 4. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt verstrekt per verblijfsobject zoals dat bestond op 1 juli 2021.

Artikel 3. De aanvraag

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan worden ingediend tot en met 30 november 2021.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bevat in ieder geval:

    • a. het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden gestort, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat; en

    • b. indien van toepassing, het inschrijfnummer van de aanvrager bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 4. Subsidiabele kosten bij verduurzaming

De subsidiabele kosten voor verduurzaming zijn de kosten voor verduurzaming van het gebouw en, voor zover relevant, met inbegrip van bijgebouwen op het erf van de aanvrager. Maatregelen met betrekking tot goederen die tot de inboedel behoren komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5. Subsidiabele kosten voor onderhoud

De subsidiabele kosten voor onderhoud zijn de kosten voor onderhoud in of aan het gebouw en, voor zover relevant, met inbegrip van bijgebouwen op het erf van de aanvrager. Maatregelen met betrekking tot goederen die tot de inboedel behoren komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6. Subsidiabele kosten voor verbetering

De subsidiabele kosten voor verbetering van het gebouw zijn de kosten voor verbeteringen in of aan het gebouw en, voor zover relevant, met inbegrip van bijgebouwen op het erf van de aanvrager. Maatregelen met betrekking tot goederen die tot de inboedel behoren komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7. Verstrekking van de subsidie

Een subsidie op grond van artikel 2, eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een vast bedrag, met toepassing van artikel 17 van het Kaderbesluit.

Artikel 8. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De minister kan met betrekking tot de subsidie, verstrekt op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel b, op verzoek van de aanvrager de in de beschikking tot subsidieverlening vermelde datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht met ten hoogste 12 maanden verlengen, indien sprake is van onvoorziene omstandigheden op grond waarvan het aannemelijk is dat niet aan de gestelde termijn kan worden voldaan.

  • 2. De subsidieontvanger houdt alle facturen en betalingsbewijzen beschikbaar voor de activiteiten waarvoor de subsidie is vastgesteld gedurende drie jaar na vaststelling van de subsidie. De minister kan gedurende deze drie jaar op elk moment verzoeken om deze gegevens.

Artikel 9. Horizonbepaling

Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2022, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op aanvragen om subsidies die voor deze datum zijn ingediend.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling woningcorporaties aardbevingsgebied Groningen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Met de onderhavige regeling wordt uitvoering gegeven aan de breed gedragen politieke en maatschappelijke wens om de woningcorporaties met bezit in het aardbevingsgebied en hun huurders tegemoet te komen. Deze regeling beoogt uitvoering te geven aan de bestuurlijke afspraken die hierover zijn gemaakt op 6 november 2020 met het Rijk, de provincie Groningen en de gemeenten in het aardbevingsgebied (Kamerstukken II 2020/21, 33 529, nr. 830).

Bestuurlijke afspraken

Het kabinet trekt € 1,42 mld. extra uit om uitvoering van de afspraken mogelijk te maken. Bij een toekomstbestendig Groningen hoort een woningvoorraad die in goede staat is en voorbereid is op een duurzame energievoorziening. Mede om die reden is voor de woningcorporaties met bezit buiten het versterkingsprogramma 135 miljoen euro beschikbaar gesteld. Voor de adressen in het versterkingsprogramma gelden andere compensatiemaatregelen. De woningcorporaties hebben input geleverd, wat heeft geresulteerd in de afspraak dat een deel hiervan rechtstreeks ten goede komt aan de huurders in het aardbevingsgebied. Hierbij worden ook de huurders betrokken die in de versterkingsopgave zitten omdat zij anders dan particuliere eigenaren minder makkelijk aanspraak kunnen maken op andere vormen van compensatie. Vrijwel alle compensatiemaatregelen gelden namelijk voor woningeigenaren. De huurders ontvangen deze tegemoetkoming omdat in veel gevallen onderhoud aan de woning is uitgesteld in afwachting van de vraag of de huurwoning veilig is of toch in de versterkingsopgave zou moeten worden betrokken.

Het bedrag dat na aftrek van het huurdersdeel overblijft is naar rato van het bezit binnen de geografische begrenzing verdeeld onder de 12 woningcorporaties met bezit in het aardbevingsgebied en kan als subsidie worden aangevraagd voor subsidie voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouwen van die woningcorporaties. In afwijking van wat in de bestuurlijke afspraken is aangegeven tellen de adressen in de werkvoorraad mee voor de verdeelsleutel voor de subsidie van de woningcorporaties. De woningcorporaties hebben gevraagd of dit mogelijk was zodat een groter deel van de compensatie toegaat naar de woningcorporaties die het meest actief zijn in de kern van het aardbevingsgebied. Zo draagt de verdeelsleutel eraan bij dat de woningcorporatie die het meeste overlast heeft gehad het beste wordt geholpen. Omdat voor de adressen in de werkvoorraad andere subsidiegelden beschikbaar zijn is de voorwaarde wel dat de subsidie die op grond van deze regeling kan worden aangevraagd niet mag worden besteed aan de adressen in de werkvoorraad.

Deze regeling wordt uitgevoerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

2. Hoofdlijnen van de regeling

2.1. Doelgroep regeling

De regeling maakt het mogelijk dat de woningcorporaties met bezit in het aardbevingsgebied in Groningen subsidie kunnen aanvragen voor de tegemoetkoming aan de huurders en verduurzaming, onderhoud en de verbetering van hun gebouwen.

2.2. Openstelling en subsidieplafond

Aanvragen kunnen tot en met 30 november 2021 worden ingediend.

Zoals benoemd in de inleiding is voor woningcorporaties onder Blok E1 een totaalbedrag van € 135 miljoen beschikbaar. Dit is inclusief de tegemoetkoming voor de huurders van de woningcorporaties. Het plafond wordt verdeeld naar rato van het bezit dat de woningcorporaties hebben binnen de geografische begrenzing van de subsidieregeling. De subsidie kan door de woningcorporaties in één keer worden aangevraagd voor al hun bezit binnen de geografische begrenzing van de subsidieregeling.

2.3. Subsidiabele activiteiten

De regeling voorziet in een subsidie aan woningcorporaties om de tegemoetkoming voor de huurders te kunnen bekostigen. De woningcorporaties hebben voor de inwerkingtreding van deze subsidieregeling reeds aangegeven hoeveel adressen zij binnen de geografische begrenzing hebben waar de tegemoetkoming op moet worden uitbetaald.

Deze tegemoetkoming gaat voor op het andere subsidiedoel (verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw). Dat wil zeggen dat het de verantwoordelijkheid van de woningcorporaties is om te zorgen dat alle huurders voor wie de tegemoetkoming bedoeld is, de tegemoetkoming ontvangen, vanuit het bedrag dat toegekend is aan de woningcorporatie.

Het restant kan worden aangewend voor het andere subsidiedoel: verduurzaming, onderhoud en verbeteringen in of verbonden aan de gebouwen van die woningcorporaties. In de toelichting op artikel vier, vijf en zes zijn de subsidiabele kosten omschreven. Met deze activiteiten worden investeringen in toekomstbestendige gebouwen in het aardbevingsgebied gestimuleerd.

Deze subsidie is ook in te zetten voor losstaande bijgebouwen op het erf van de woningcorporatie, zoals een schuur. Daarvoor is gekozen om woningcorporaties de mogelijkheid te geven hier ook verbeteringen aan te treffen. Ook een bijgebouw (in lijn met de definitie van ‘gebouw’ in de regeling) dient een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte te vormen. Dit betekent dat bijvoorbeeld activiteiten aan een kippenhok niet voor subsidie in aanmerking komen, tenzij het tevens een voor mensen toegankelijk gebouw betreft (denk aan een schuur waarin zich tevens een compartiment voor kippen bevindt), dan komt het wel voor subsidie in aanmerking.

Er kan alleen subsidie worden verstrekt voor activiteiten die nog moeten plaatsvinden.

De gegevens die woningcorporaties dienen aan te leveren bij de aanvraag zijn zeer beperkt: banknummer en inschrijfnummer van de Kamer van Koophandel. Er wordt vanuit gegaan dat woningcorporaties de middelen effectief besteden ten behoeve van de vermelde doelen. Wel dienen de woningcorporaties die de subsidie ontvangen op grond van artikel 19 van het Kaderbesluit één keer per periode van twaalf maanden via een voortgangsverslag inzicht te geven in de voortgang van de activiteiten, en dienen zij verantwoording over de besteding af te leggen in de aanvraag tot subsidievaststelling.

2.4. Uitvoering

De regeling is zodanig vormgegeven dat deze tot zo min mogelijk administratieve lasten voor de aanvragers leidt. Tegelijkertijd zijn, zoals te doen gebruikelijk, wel voldoende waarborgen tegen mogelijk misbruik opgenomen (zie het volgende hoofdstuk). Aanvragen worden ingediend bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het streven is om de aanvragers hierbij zoveel als mogelijk te ondersteunen.

De regeling is zo opgezet dat de woningcorporatie één aanvraag kan indienen.

Met de woningcorporaties is overeengekomen dat zij de tegemoetkoming zullen uitbetalen op de adressen binnen de geografische begrenzing van de subsidieregeling. Deze constructie is voorgelegd aan de Autoriteit Woningcorporaties. Omdat er in dit geval geen eigen financiële middelen van de woningcorporatie mee zijn gemoeid en de woningcorporatie evenmin invloed heeft op de hoogte van het bedrag of aan wie het wordt uitgekeerd, is de constructie niet in strijd met het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015). Via deze constructie kan worden voorkomen dat de huurders een aanvraag moeten indienen. De woningcorporaties weten immers om welke adressen het gaat en beschikken over de persoonsgegevens van de huurders. Daarmee wordt ook voorkomen dat een deel van de huurders de regeling niet gebruikt, omdat het aanvragen een te grote stap is.

Op grond van artikel 19 van het Kaderbesluit dienen de woningcorporaties die de subsidie ontvangen één keer per periode van twaalf maanden via een voortgangsverslag inzicht te geven in de voortgang van de activiteiten.

De aanvraag tot subsidievaststelling hoeft niet vergezeld te gaan van een controleverklaring, aangezien er met gebruikmaking van artikel 20 van het Kaderbesluit het verstrekkingsregime van artikel 17 van het Kaderbesluit wordt gevolgd.

3. Misbruik en fraude

De onderhavige subsidie vindt haar grondslag in de Kaderwet overige BZK-subsidies en op de subsidie zijn bijgevolg ook de bepalingen van het Kaderbesluit BZK-subsidies (hierna: Kaderbesluit) van toepassing. Bij de verstrekking van de subsidies wordt toepassing gegeven aan artikel 17 van het Kaderbesluit, ook bij subsidies van € 125.000 of meer.

Er wordt vanuit gegaan dat de subsidieaanvrager zijn aanvraag indient op basis van juiste en volledige informatie, de activiteiten uitvoert waarvoor de subsidie is verstrekt en dat deze zich houdt aan de overige aan de subsidie verbonden verplichtingen. Daar staat tegenover dat als dat vertrouwen wordt beschaamd, daar ook sancties tegenover staan. Indien wordt vastgesteld dat een aanvrager op grond van onjuiste informatie subsidie heeft aangevraagd of zich niet aan de afspraken en verplichtingen houdt, dan wordt de subsidie teruggevorderd.

Bovenop het terugvorderen van de subsidie bestaat op grond van de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies de mogelijkheid van het opleggen van een bestuurlijke boete, wanneer een ontvanger van een ministeriële subsidie een bijzondere meldingsplicht niet nakomt. Dit zal ook in de subsidiebeschikking worden opgenomen. Het gaat hierbij om de plicht voor de subsidieontvanger om, wanneer de datum is verstreken waarop de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend uiterlijk moeten zijn verricht of waarop de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld, zonder dat de activiteiten geheel zijn verricht, hiervan onverwijld schriftelijk melding te doen bij de minister. Deze meldingsplicht is in het bijzonder van belang voor het bewaken van de rechtmatige besteding van de gelden.

Ten slotte wordt de aanvrager op grond van artikel 25 van het Kaderbesluit met naam en toenaam opgenomen in een daartoe ingericht register. Een dergelijke vermelding wordt betrokken bij de beoordeling van eventuele nieuwe subsidieaanvragen van betreffende persoon of instantie. In de (departementale) registratie wordt in de eerste plaats geregistreerd het opleggen van een boete op grond van de Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies. Daarnaast wordt in het register vastgesteld als sprake is geweest van een lagere vaststelling van de subsidie (op grond van artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), dat de subsidie is ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd (artikel 4:48 Awb) of dat de subsidievaststelling is ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger is gewijzigd. Ook wordt een in het kader van de subsidieverstrekking gedane aangifte bij het openbaar ministerie geregistreerd.

4. Regeldruk

Zie ook paragraaf 2.4 van de toelichting. De betrokken burgers (de huurders die 750 euro ontvangen) worden ontlast doordat zij zelf geen aanvraag hoeven in te dienen. Het loopt via de woningcorporaties, die de subsidie aanvragen en uitkeren aan de huurders. Op deze wijze wordt ook voorkomen dat een deel van de huurders de regeling niet gebruikt, omdat het aanvragen een te grote stap is.

Voor de woningcorporaties is de regeling ook opgesteld met zo min mogelijk lasten voor de woningcorporaties. Voor de in te dienen aanvraaggegevens wordt gedeeltelijk aangesloten bij de lijst uit artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit. De gegevens die woningcorporaties dienen aan te leveren bij de aanvraag zijn zeer beperkt: banknummer en inschrijfnummer van de Kamer van Koophandel.

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Staatssteun

Om te beoordelen of er bij de regeling sprake is van staatssteun, is bekeken of aan de criteria voor staatssteun wordt voldaan. Het gaat om de volgende criteria uit artikel 107 lid 1 VWEU: onderneming, staatsmiddelen, economisch voordeel, selectiviteit en potentiële vervalsing van de mededinging of ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten van de EU. Deze criteria zijn cumulatief. Dat wil zeggen dat aan alle voorwaarden moet zijn voldaan alvorens er sprake is van staatssteun.

Zoals in het algemene deel van de toelichting is aangegeven, is deze subsidieregeling een uitwerking van de bestuurlijke afspraken over het aardbevingsgebied van 6 november 2020. Een deel van de bijdrage aan de woningcorporaties wordt verleend ten behoeve van de huurders. Dat zijn geen ondernemingen in Europeesrechtelijke zin. De woningcorporaties fungeren voor dit deel van de subsidie louter als doorgeefluik aan de huurders, zodat er voor dat deel geen sprake is van een voordeel voor een onderneming en daarmee geen staatssteun.

Voor het overige kan over de subsidie aan woningcorporaties op grond van deze regeling worden gesteld dat er sprake is van een generieke regeling, dat wil zeggen geen selectieve maatregel en daarmee geen staatssteun. Er is namelijk voor alle gebouweigenaren, vallend onder de bestuurlijke afspraken, een soortgelijke tegemoetkoming geregeld. Zie in dat kader de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen (regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 31 mei 2021, nr. 2021-0000136391). In artikel 2, derde lid, van die regeling, is een splitsing aangebracht tussen woningcorporaties en andere eigenaren, omdat voor woningcorporaties in de bestuurlijke afspraken een om redenen van schaalvoordelen soortgelijke afspraak is gemaakt, die echter om wetstechnische redenen in een separate regeling wordt vormgegeven. Woningcorporatiewoningen in blok E krijgen dus op grond van die regeling van 31 mei 2021 geen subsidie, maar komen in aanmerking voor subsidie op grond van de onderhavige regeling. Deze subsidieregeling voorziet in beperkte administratieve lasten zodat niet per woning een subsidieaanvraag nodig is. Daartegenover staat dat de bijdrage omgeslagen per woning tot een lager subsidiebedrag leidt dan voor de andere eigenaren waarvoor de subsidieregeling van 31 mei geldt. Dit is verklaarbaar vanwege het feit dat woningcorporaties schaalvoordelen hebben in de uitvoering van de te subsidiëren activiteiten.

Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat een overheidsmaatregel die slechts ten goede komt aan een bepaalde bedrijfstak of een bepaald deel van de ondernemingen binnen deze bedrijfstak,

niet noodzakelijkerwijs selectief is. Een dergelijke maatregel is immers enkel selectief indien hij in het kader van een welbepaalde rechtsregeling bepaalde ondernemingen bevoordeelt ten opzichte van andere ondernemingen die tot een andere of dezelfde bedrijfstak behoren en die zich uit het oogpunt van de doelstelling van die regeling in een vergelijkbare feitelijke en juridische situatie bevinden (arrest van 21 december 2016, Commissie/Hansestadt Lübeck, C-524/14 P, EU:C:2016:971, punt 58 en aangehaald in het arrest van 20 december 2017, Comunidad Autónoma de Galicia en Retegal/Commissie, C-70/16 P, ECLI:EU:C:2017:1002, punt 61).

Nu daar in dit geval geen sprake van is, omdat slechts vanwege schaalvoordelen enerzijds en een efficiënte aanpak van de uitvoering anderzijds een soortgelijke regeling met een netto lager bedrag per woning is opgesteld kan worden gesteld dat er geen sprake is van selectiviteit in bovengenoemde zin.

6. Consultatie

Vanwege de urgentie om deze regeling zo spoedig mogelijk tot stand te brengen, heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden. De regeling is wel afgestemd met de doelgroep, de twaalf betreffende woningcorporaties.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Het ‘versterkingsprogramma’ is het brede begrip van de versterking van gebouwen waarvan bij de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) bekend is dat aanleiding is te veronderstellen dat deze niet aan de veiligheidsnorm voldoen door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg.

Artikel 2. Subsidieverstrekking

In dit artikel is vastgesteld woningcorporaties in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze regeling en aan welke activiteiten deze kan worden besteed.

Eerste lid

Het eerste lid, onderdeel a, betreft de subsidie aan de woningcorporatie waarmee de woningcorporatie voorziet in een tegemoetkoming aan huurders van haar woningen in het aardbevingsgebied op peildatum 1 juli 2021. Het bereik van het aardbevingsgebied is voor deze regeling geduid in het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 3°. Dat is het gebied waar ook de waardedalingsregeling voor woningen van toepassing is, aangevuld met de adressen met postcodes 9679/9681/9682. De peildatum is 1 juli 2021, de tegemoetkoming komt toe aan de hoofdhuurder die op dat moment de woning huurde. De tegemoetkoming wordt wat dat betreft uitgekeerd aan alle huidige hoofdhuurders waarbij geen rekening wordt gehouden met de duur van de huurperiode.

In het eerste lid, onderdeel b, is de subsidie geregeld voor de verduurzaming, onderhoud en verbetering van het bezit van de woningcorporaties. Het gaat om het bezit in het aardbevingsgebied (op dezelfde wijze geduid als bij de subsidie in het eerste lid). In afwijking van de bestuurlijke afspraken tellen de gebouwen die deel uitmaken van het versterkingsprogramma mee voor de verdeelsleutel. De subsidie mag echter niet worden besteed aan activiteiten met betrekking tot de gebouwen in het versterkingsprogramma, omdat voor de gebouwen in de werkvoorraad andere subsidiegelden beschikbaar zijn.

Tweede lid

In het tweede lid is het subsidiebedrag per woningcorporatie ten behoeve van de subsidie uit het eerste lid vastgesteld. Deze bedragen bestaan uit twee componenten: een component is erop berekend zodat € 750 per huurder in het aardbevingsgebied kan worden uitgekeerd. Voor het andere component (de subsidie voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw) is voor de verdeling van het beschikbare totaalbudget uitgegaan van het totaal aantal gebouwen dat de woningcorporaties gezamenlijk bezitten in het aardbevingsgebied. Dit is vervolgens naar rato van het bezit per woningcorporatie verdeeld. Het gaat dus ook bij deze berekening om de woningen van de woningcorporatie in het aardbevingsgebied, inclusief de gebouwen die deel uitmaken van het versterkingsprogramma. Het totaalbedrag is in de bestuurlijke afspraken overeengekomen.

Derde en vierde lid

In het derde en vierde lid is vastgelegd dat voor de verstrekking van de subsidie wordt uitgegaan van een verblijfsobject zoals dat op 1 juli 2021 bestond, en in het geval van de tegemoetkoming aan de huurders is 1 juli 2021 ook de peildatum: de huurder op die datum ontvangt het bedrag. De huurders ontvangen deze tegemoetkoming omdat in veel gevallen onderhoud aan de woning is uitgesteld in afwachting van de vraag of de huurwoning veilig is of toch in de versterkingsopgave zou moeten worden betrokken. Om die reden is voor deze peildatum gekozen met betrekking tot welke huurders het bedrag ontvangen: deze huurders zitten nu namelijk feitelijk met dat achterstallige onderhoud. Die peildatum is ook reeds voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling gecommuniceerd.

Artikel 3. De aanvraag

Er wordt één aanvraag ingediend voor zowel de subsidie waarmee de woningcorporaties voorzien in een tegemoetkoming aan huurders als de subsidie voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw.

De gegevens die woningcorporaties dienen aan te leveren bij de aanvraag zijn zeer beperkt: banknummer en inschrijfnummer van de Kamer van Koophandel. Er wordt vanuit gegaan dat woningcorporaties de middelen effectief besteden ten behoeve van de vermelde doelen. Wel dienen de woningcorporaties die de subsidie ontvangen op grond van artikel 19 van het Kaderbesluit één keer per periode van twaalf maanden via een voortgangsverslag inzicht te geven in de voortgang van de activiteiten, en dienen zij verantwoording over de besteding af te leggen in de aanvraag tot subsidievaststelling.

Nogmaals wordt benadrukt dat de tegemoetkoming aan alle huurders die daar recht op hebben voorgaat op het andere subsidiedoel (verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw). Dat wil zeggen dat het de verantwoordelijkheid van de woningcorporaties is om te zorgen dat alle huurders voor wie de tegemoetkoming bedoeld is, de tegemoetkoming ontvangen, vanuit het bedrag dat toegekend is aan de woningcorporatie.

Het restant kan worden aangewend voor het andere subsidiedoel: verduurzaming, onderhoud en verbeteringen in of verbonden aan de gebouwen van die woningcorporaties.

Zie paragraaf 2.3 van het algemeen deel van de toelichting voor een nadere toelichting op de aanvraaggegevens.

Artikel 4. Subsidiabele kosten bij verduurzaming

De regeling stimuleert de aanschaf, ingebruikname en uitvoering van verduurzamingsmaatregelen. Het betreft maatregelen die energiebesparing opleveren. Van de woningcorporaties wordt verwacht dat zij dit zo efficiënt mogelijk vormgeven.

Zoals in de inleiding van het algemeen deel van de toelichting is opgemerkt, mag de subsidie ook worden ingezet voor een verduurzamingsactiviteit aan een bijgebouw op het perceel van de eigenaar, zoals een schuur.

Het subsidiedoel is breed geformuleerd. Wel is de beperking geformuleerd dat het niet kan gaan om inboedelgoederen. In dit geval is dus het vernieuwen of verbeteren van inboedelgoederen om energiebesparing te bereiken niet subsidiabel.

Er kan alleen subsidie worden verstrekt voor activiteiten die nog moeten plaatsvinden.

Artikel 5. Subsidiabele kosten voor onderhoud

In dit artikel is bepaald welke kosten voor onderhoud subsidiabele kosten zijn. Onder onderhoud kan worden verstaan het vervangen of herstellen van onderdelen aan het gebouw waardoor het woon- of verblijfscomfort hetzelfde blijft. Dit zijn instandhoudingswerkzaamheden, maar hebben eveneens betrekking op het reduceren van de onderhoudskosten en de verlenging van de levensduur van het object. Hierbij kan gedacht worden aan het vervangen van kozijnen, vernieuwing sanitaire voorzieningen, elektrische bedrading en dakbedekking.

Zoals in de inleiding van het algemeen deel van de toelichting is opgemerkt, mag de subsidie ook worden ingezet voor een onderhoudsactiviteit aan een bijgebouw op het perceel van de eigenaar, zoals een schuur.

Ook voor deze activiteit is de beperking geformuleerd dat het niet kan gaan om inboedelgoederen.

Er kan alleen subsidie worden verstrekt voor activiteiten die nog moeten plaatsvinden.

Artikel 6. Subsidiabele kosten voor verbetering

In dit artikel is vastgesteld dat subsidiabele kosten voor gebouwverbetering gelden voor activiteiten voor verbetering aan het gebouw of wanneer deze verbonden zijn aan het gebouw. Bijgebouwen zoals een schuur of een garage kunnen hierbij ook worden betrokken. Hiermee wordt de relatie met de versterkingsoperatie gelegd. Kosten aan de inboedel (zoals het aanschaffen van een nieuwe televisie) zijn uitgesloten, dit om met de subsidie duurzame investeringen in de gebouwen te stimuleren. Onder verbetering van het gebouw valt het treffen van nieuwe voorzieningen waardoor meer wooncomfort ontstaat. Te denken valt aan het aanbrengen van nieuwe voorzieningen, zoals een cv-ketel, of het vernieuwen van de aanwezige verouderde voorzieningen naar de huidige standaard, zoals een vernieuwde keuken. Evenals het aanbrengen van luxere voorzieningen, zoals een uitbreiding van de badkamer valt onder de subsidiabele kosten.

Zoals in de inleiding van het algemeen deel van de toelichting is opgemerkt, mag de subsidie ook worden ingezet voor een verbeteringsactiviteit aan een bijgebouw op het perceel van de eigenaar, zoals een schuur.

Ook voor deze activiteit is de beperking geformuleerd dat het niet kan gaan om inboedelgoederen.

Er kan alleen subsidie worden verstrekt voor activiteiten die nog moeten plaatsvinden.

Artikel 7. Verstrekking van de subsidie

Op grond van artikel 20 van het Kaderbesluit is in dit artikel geregeld dat bij de verstrekking van de subsidies voor de verduurzaming, verbetering en het onderhoud van het woningcorporatiebezit toepassing wordt gegeven aan artikel 17 van het Kaderbesluit, ook bij subsidies van € 125.000 of meer.

Dat betekent dat er op de aanvraag eerst een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven. De beschikking vermeldt een tijdstip waarop de aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling uiterlijk moet worden gedaan.

Artikel 8. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Eerste lid

In dit artikel zijn de verplichtingen opgenomen van de subsidieontvanger. In de beschikking tot subsidieverlening zal worden opgenomen dat de tegemoetkoming aan de huurders door de woningcorporatie binnen twee maanden na het geven van de beschikking dient te worden uitbetaald aan de huurders. Deze termijn kan niet worden verlengd. Met betrekking tot de subsidie voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw zal in de beschikking worden opgenomen dat de activiteiten binnen 36 maanden moeten zijn uitgevoerd, gerekend vanaf het moment van geven van de beschikking tot subsidieverlening. Voor deze relatief lange termijn is gekozen omdat de woningcorporatie zodoende voldoende tijd heeft om de activiteiten uit te voeren waarbij rekening is gehouden met de uitvoeringscapaciteit van de aannemers. Mocht deze termijn toch te kort zijn, wordt met het eerste lid van artikel 8 de mogelijkheid verschaft om de termijn te verlengen. Deze termijn kan, indien daartoe aanleiding is, meerdere malen worden verlengd.

Tweede lid

In het tweede lid is bepaald dat de subsidieontvanger alle facturen en betalingsbewijzen met betrekking tot de activiteiten waarvoor de subsidie is vastgesteld gedurende drie jaar na vaststelling van de subsidie beschikbaar houdt, zodat de minister deze eventueel kan opvragen.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Met de datum van inwerkingtreding van deze regeling is niet voldaan aan de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Dat is in het onderhavige geval gerechtvaardigd, omdat het een subsidieregeling betreft die begunstigend is voor de betrokken rechtssubjecten, en bovendien in goed overleg met de betreffende woningcorporaties tot stand is gekomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven