Verdragsrelaties met voormalige Sovjet- en Joegoslavische republieken

Datum 23 juni 2021

IZV nummer 2021-0000011119

Internationale Zaken en Verbruiksbelastingen

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten:

Dit besluit is een actualisering van het besluit van 7 december 2019, nr. IZV 2019-0000206345, Stcrt. 2019, 66194.

1. Inleiding

Naar aanleiding van aan de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën gestelde vragen zijn in het verleden drie besluiten verschenen over de verdragsrelaties met de voormalige Sovjet- en Joegoslavische republieken. Die besluiten gaven duidelijkheid over de voortgezette toepassing van de met de voormalige Sovjet-Unie en het voormalige Joegoslavië gesloten belastingverdragen (en het met het voormalige Joegoslavië gesloten verdrag inzake sociale zekerheid) in de relatie met de voormalige Sovjet- en Joegoslavische republieken. Die verduidelijking is in het verleden door mijn voorgangers gegeven door middel van het besluit van 29 juli 1992, nr. IFZ92/958, het besluit van 19 september 1998, nr. IFZ98/1038M, het besluit van 22 september 2009, nr. IFZ 2009/510M, en het besluit van 7 december 2019, nr. IZV 2019-0000206345.

Dit besluit is een actualisering van het besluit van 7 december 2019, nr. IZV 2019-0000206345, en bevat enkel een inhoudelijke aanpassing met betrekking tot het gesloten belastingverdrag met de voormalige Sovjet-Unie in de relatie met Tadzjikistan. Voorts wordt mededeling gedaan van een nieuwe ontwikkeling inzake de relatie met Kosovo.

Het besluit is tot stand gekomen na overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. Voormalig Joegoslavië

Hieronder wordt allereerst ingegaan op de voortgezette toepassing in de relatie met enkele voormalige Joegoslavische republieken van het op 22 februari 1982 met het voormalige Joegoslavië gesloten belastingverdrag (Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, Trb. 1982, 41) en het op 11 mei 1977 met het voormalige Joegoslavië gesloten socialezekerheidsverdrag (Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, Trb. 1977, 156). Vervolgens zal worden ingegaan op de belastingverdragen die Nederland afzonderlijk heeft gesloten met enkele van deze landen.

Het hierboven genoemde belastingverdrag en socialezekerheidsverdrag met het voormalige Joegoslavië worden voortgezet in de relatie met Bosnië-Herzegovina, Montenegro en Servië.

Met Kroatië, Noord-Macedonië en Slovenië zijn sinds het uiteenvallen van het voormalige Joegoslavië afzonderlijke belastingverdragen gesloten en in werking getreden. Het met het voormalige Joegoslavië gesloten belastingverdrag is in de relatie met deze landen dus niet meer van toepassing. Aangezien Kroatië en Slovenië lid zijn van de Europese Unie is in de relatie met die landen op het terrein van de sociale zekerheid Verordening (EU) nr. 883/2004 van toepassing. Met Noord-Macedonië is op 17 oktober 2005 een Verdrag inzake sociale zekerheid gesloten (Trb. 2005, 326), dat op 1 april 2007 in werking is getreden (Trb. 2007, 41).

In het besluit van 22 september 2009, nr. IFZ 2009/510M, was goedgekeurd dat het belastingverdrag met het voormalige Joegoslavië, wat Nederland betreft, werd toegepast in de relatie met Kosovo. Tot 1 september 2018 heeft ook Kosovo het belastingverdrag met het voormalige Joegoslavië toegepast in de relatie met Nederland. Kosovo heeft vervolgens meegedeeld dat verdrag niet meer toe te passen in de relatie met Nederland voor de periode vanaf 1 september 2018. In het besluit van 7 december 2019, IZV 2019-0000206345, heb ik goedgekeurd dat in de relatie met Kosovo het belastingverdrag met het voormalige Joegoslavië wordt toegepast voor de periode tot 1 januari 2019. Met ingang van 1 januari 2019 kan in voorkomende gevallen een beroep worden gedaan op het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. Voor de volledigheid merk ik op dat Kosovo wordt aangemerkt als een ontwikkelingsland in de zin van artikel 6 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. Overigens zijn met Kosovo met succes onderhandelingen gevoerd over het sluiten van een belastingverdrag. Dat verdrag is op 29 juli 2020 ondertekend (Trb. 2020, 77) maar nog niet in werking treden. Voor wat betreft de sociale zekerheid gold tot 1 januari 2020 in de relatie met Kosovo het met het voormalige Joegoslavië gesloten socialezekerheidsverdrag. Vanaf 1 januari 2020 is in de relatie met Kosovo op het terrein van de sociale zekerheid een verdragsloze situatie ontstaan. Ik merk hierbij op dat met Kosovo ook onderhandelingen zijn gevoerd over het sluiten van een nieuw socialezekerheidsverdrag. Dat verdrag is op 17 september 2020 ondertekend (Trb. 2020, 103) maar eveneens nog niet in werking getreden.

3. Voormalige Sovjet-Unie

Met Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Estland, Georgië, Kazachstan, Letland, Litouwen, Moldavië, Oekraïne, Oezbekistan respectievelijk de Russische Federatie zijn afzonderlijke belastingverdragen gesloten en deze zijn inmiddels in werking getreden. Het op 21 november 1986 met de voormalige Sovjet-Unie gesloten belastingverdrag (Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, Trb. 1987, 45) is in de relatie met deze landen niet meer van toepassing.

Met de voormalige Sovjetrepublieken Kirgizstan, Tadzjikistan en Turkmenistan zijn geen afzonderlijke belastingverdragen gesloten. Met betrekking tot deze landen geldt het volgende:

In 2019 is gebleken dat Kirgizstan zich met ingang van 1 januari 2010 niet meer gebonden acht aan het door Nederland met de voormalige Sovjet-Unie gesloten belastingverdrag.

Dit betekent dat voor Nederland in de relatie tot Kirgizstan op het gebied van belastingen een verdragsloze situatie is ontstaan. In het besluit van 7 december 2019, IZV 2019-0000206345, heb ik goedgekeurd dat het belastingverdrag met de voormalige Sovjet-Unie voor de periode van 1 januari 2010 tot 1 januari 2019 voor wat Nederland betreft wordt toegepast in de relatie met Kirgizstan. Met ingang van 1 januari 2019 kan in voorkomende gevallen een beroep worden gedaan op het Besluit voorkoming van dubbele belasting 2001. Voor de volledigheid merk ik op dat Kirgizstan wordt aangemerkt als een ontwikkelingsland in de zin van artikel 6 van het Besluit voorkoming van dubbele belasting 2001. Overigens worden met Kirgizstan onderhandelingen gevoerd over het sluiten van een belastingverdrag.

In 2020 zijn signalen ontvangen dat Tadzjikistan zich mogelijk niet meer gebonden acht aan het door Nederland met de voormalige Sovjet-Unie gesloten belastingverdrag. Naar aanleiding daarvan heeft Nederland op 10 september 2020 Tadzjikistan schriftelijk meegedeeld dat Nederland het belastingverdrag met de voormalige Sovjet-Unie met ingang van 1 januari 2021 niet langer zal toepassen in de relatie met Tadzjikistan, tenzij Tadzjikistan vóór 1 november 2020 zou laten weten dat Tadzjikistan dat belastingverdrag nog steeds toepast in de relatie met Nederland. Aangezien Tadzjikistan niet heeft bevestigd dat Tadzjikistan het belastingverdrag met de voormalige Sovjet-Unie nog steeds toepast in de relatie met Nederland, is per 1 januari 2021 een verdragsloze situatie ontstaan. Met ingang van 1 januari 2021 kan in voorkomende gevallen een beroep worden gedaan op het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. Voor de volledigheid merk ik op dat Tadzjikistan wordt aangemerkt als een ontwikkelingsland in de zin van artikel 6 van het Besluit voorkoming van dubbele belasting 2001.

In de relatie met Turkmenistan kan sinds 1 januari 2010 in voorkomende gevallen een beroep worden gedaan op het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. Voor de volledigheid merk ik op dat Turkmenistan niet is aangemerkt als een ontwikkelingsland in de zin van artikel 6 van het Besluit voorkoming van dubbele belasting 2001.

Aangezien Estland, Letland en Litouwen lid zijn van de Europese Unie is in de relatie met die landen op het terrein van de sociale zekerheid Verordening (EU) nr. 883/2004 van toepassing. Met betrekking tot de overige genoemde voormalige Sovjetrepublieken geldt een verdragsloze situatie op het terrein van de sociale zekerheid.

4. Intrekking besluiten

Het besluit van 7 december 2019, IZV 2019-0000206345, is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.

5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van dit besluit.

Den Haag, 23 juni 2021

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

Naar boven