Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 21 juni 2021 tot wijziging van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968

21 juni 2021

Nr. 2021-0000108615

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Internationale Zaken en Verbruiksbelastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 6k, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 1 wordt '5a, vierde en vijfde lid, 6h, zesde lid' vervangen door '6k, vierde lid'.

B.

Hoofdstuk IA vervalt.

C.

Artikel 29e komt te luiden:

Artikel 29e

  • 1. Indien de leverancier of dienstverrichter, bedoeld in artikel 6k, vierde lid, van de wet, de inspecteur meldt dat hij artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk artikel 6h, van de wet wil toepassen, vinden laatstgenoemde bepalingen toepassing vanaf de eerste dag van het daaropvolgende belastingtijdvak.

  • 2. Wanneer de eerste handeling waarop de leverancier of dienstverrichter artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk artikel 6h, van de wet, wil toepassen, plaatsvindt vóór de datum, bedoeld in het eerste lid, dan is artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk artikel 6h, van de wet vanaf die handeling van toepassing, mits de leverancier of dienstverrichter de inspecteur uiterlijk op de tiende dag van de maand volgende op die eerste handeling hiervan op de hoogte brengt.

D.

Artikel 33, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Geen afwijkingen zijn toegestaan voor:

    • a. leveringen als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waarvoor de ondernemer geen gebruik maakt van de Unieregeling, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 7, paragraaf 3, van de wet;

    • b. leveringen met toepassing van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2021.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

In de Wet implementatie richtlijnen elektronische handel zijn verschillende bepalingen gewijzigd in de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968). Enkele van die wijzigingen noodzaken tot een aanpassing van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (hierna: Uitvoeringsbeschikking OB 1968). De onderhavige ministeriële regeling strekt daartoe.

De bepalingen in deze ministeriële regeling houden vooral verband met de wijzigingen in de Wet OB 1968 met betrekking tot de zogenoemde intracommunautaire afstandsverkopen van goederen. Het gaat daarbij vooral om de leveringen van goederen die worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van de leverancier in een lidstaat van de Europese Unie naar een particulier afnemer in een andere lidstaat.

2. Toelichting op de wijzigingen

Alle wijzigingen zijn van technische aard. Daar waar nodig wordt in de artikelsgewijze toelichting op de gewijzigde bepalingen van de Uitvoeringsbeschikking OB 1968 nader ingegaan.

3. EU-aspecten

Aan de wijzigingen die zijn opgenomen in deze regeling zijn geen additionele EU-aspecten verbonden.

4. Budgettaire aspecten

Aan de wijzigingen die zijn opgenomen in deze regeling zijn geen budgettaire gevolgen verbonden.

5. Uitvoering

Wat de gevolgen voor de uitvoerbaarheid betreft, is er geen aanvullende impact ten opzichte van de eerder opgestelde uitvoeringstoets noodspoor implementatie EU btw e-commerce per 1 juli 2021.1

6. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de regeldruk voor het bedrijfsleven en burger.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Artikel I, onderdeel B (hoofdstuk IA van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968)

Omdat de regeling voor de intracommunautaire afstandsverkopen in de Wet OB 1968 is aangepast, kan hoofdstuk IA van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 komen te vervallen.

Artikel I, onderdeel C (Artikel 29e van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968)

Een ondernemer die op grond van artikel 6k, eerste lid, Wet OB 1968, de btw verschuldigd wordt in zijn lidstaat van vestiging over intracommunautaire afstandsverkopen van goederen en digitale diensten die hij verricht voor andere dan ondernemers in andere lidstaten, kan er voor kiezen de btw op basis van artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk artikel 6h, Wet OB 1968 verschuldigd te worden in de lidstaten waar zijn afnemers zijn gevestigd of hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats hebben (artikel 6k, derde lid, Wet OB 1968).

De lidstaten moeten ieder in hun nationale wetgeving de regels vaststellen overeenkomstig welke de desbetreffende ondernemers deze keuze kunnen maken.

De bepalingen op de voet waarvan de ondernemer, bedoeld in artikel 6k, derde lid, Wet OB 1968, die in Nederland is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft (Nederlandse ondernemer) de keuze kan maken voor toepassing van artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk artikel 6h, van die wet zijn voor hem vastgelegd in artikel 6k, vierde lid, van die wet. Aldaar is bepaald dat de Nederlandse ondernemers hun keuze om artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk artikel 6h, Wet OB 1968 toe te passen aan de inspecteur moeten melden. De keuze van de ondernemer geldt totdat deze die weer opzegt, maar in ieder geval voor een periode van twee aansluitende kalenderjaren. Na de opzegging van het verzoek kan de ondernemer de btw over intracommunautaire afstandsverkopen van goederen en digitale diensten die hij verricht voor andere dan ondernemers in andere lidstaten verschuldigd worden in Nederland, uiteraard alleen voor zover hij overigens voldoet aan de voorwaarden van artikel 6k, eerste lid, Wet OB 1968.

De inspecteur stelt de regels vast die gelden voor de toepassing van artikel 6k, vierde lid, Wet OB 1968, wat betreft de wijze waarop de aanmelding en de eventuele wederopzegging daarvan moeten worden gedaan.

In het nieuwe artikel 29e Uitvoeringsbeschikking OB 1968 is bepaald dat de melding die de ondernemer doet voor toepassing van de regeling van artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk artikel 6h, Wet OB 1968, tot gevolg heeft dat deze regeling voor hem ingaat op de eerste dag van het op de melding volgende kalenderkwartaal (artikel 29e, eerste lid).

In het geval de ondernemer er echter de voorkeur aan geeft om de regeling van genoemde artikelen 5a, eerste lid, onderdeel a, en 6h, al eerder te laten ingaan dan de eerste dag van het eerstvolgende kalenderkwartaal, kan de regeling toepassing vinden met ingang van de datum waarop de eerste handeling wordt verricht waarop de ondernemer de nieuwe regeling wil toepassen. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat de ondernemer de melding bij de inspecteur doet uiterlijk op de tiende dag van de kalendermaand, volgende op die eerste handeling (artikel 29e, tweede lid).

Artikel I, onderdeel D (Artikel 33 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968)

In artikel 35a Wet OB 1968 is aangegeven welke vermeldingen moeten worden gedaan op de facturen die een ondernemer uitreikt. Daarbij is tevens in het zesde lid van dat artikel bepaald dat er bij ministeriële regeling voor bepaalde ondernemers of groepen van ondernemers ontheffing kan worden verleend van bepaalde verplichtingen die zijn opgelegd ingevolge voornoemd artikel. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer naleving van die verplichtingen moeilijk is door de bestaande handels- of administratieve praktijken van de betrokken bedrijfssector.

In artikel 33 Uitvoeringsbeschikking OB 1968 zijn ter uitvoering van voornoemd artikel 35a, zesde lid, Wet OB 1968 een aantal ontheffingen of afwijkingen met betrekking tot de facturering opgenomen. Daarbij is in het derde lid van genoemd artikel 33 bepaald dat geen afwijkingen zijn toegestaan voor leveringen als bedoeld in artikel 5a Wet OB 1968. Ingevolge de wijziging van laatstgenoemde bepaling door de Wet implementatie richtlijnen elektronische handel wordt die verwijzing aangepast. Daarbij wordt rekening gehouden met de wijziging van artikel 34c, eerste lid, onderdeel b, Wet OB 1968. Laatstgenoemde wijziging houdt in dat ondernemers door de recente wetswijziging niet meer verplicht zijn in alle gevallen er voor te zorgen dat een factuur wordt uitgereikt voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen, maar alleen in die gevallen waarbij de ondernemer die de levering verricht ervoor heeft gekozen de Unieregeling, bedoeld in Hoofdstuk V, afdeling 7, paragraaf 3, van de Wet OB 1968, niet toe te passen. In de nieuwe situatie kunnen de in artikel 33 Uitvoeringsbeschikking OB 1968 opgenomen ontheffingen derhalve ook gelden voor leveringen als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, Wet OB 1968 (intracommunautaire afstandsverkopen van goederen), indien de ondernemer die de goederen levert, gebruik maakt van de Unieregeling.

Artikel II (inwerkingtreding)

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de wijzigingen per 1 juli 2021.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 35 527, nr. 14.

Naar boven