Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 15 juni 2021, nr. WJZ / 21156348, houdende wijziging van de Regeling categorieën niet-automatisch voortrollende vergunningen en de Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015 in verband met de aanpassing van enkele regels voor radiozendamateurs en het niet-automatisch voortrollen van de vergunningen voor DAB+-laag 6

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 3.17, tweede lid, onder b, van de Telecommunicatiewet en de artikelen 3, eerste en derde lid, 4, eerste lid, 5, vierde en vijfde lid, van het Frequentiebesluit 2013;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 1 van de Regeling categorieën niet-automatisch voortrollende vergunningen wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘, gekoppeld aan een vergunning bestemd voor analoge commerciële radio-omroep,’ verwijderd.

2. Onderdeel b komt als volgt te luiden:

  • b. vergunningen die bestemd zijn voor het gebruik van frequentieruimte door een omroep als bedoeld in artikel 6.9 van de Mediawet 2008 ten behoeve van een bedrijfsondersteunende dienst met een zendbereik dat beperkt is tot de locatie waarop het bedrijf zijn activiteiten uitoefent;

ARTIKEL II

De Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

In het tweede lid van artikel 4 vervalt ‘, en heeft een leeftijd van ten minste veertien jaren voor het geval van volledige toegang tot de frequentieruimte, in bijlage 1 aangeduid als registratie F, en een leeftijd van ten minste twaalf jaren voor het geval van beperkte toegang tot de frequentieruimte, in bijlage 1 aangeduid als registratie N’.

B

In het eerste lid, onderdeel i, van artikel 9 wordt na ‘de combi-marifoon’ ingevoegd: , de AIS-transponder.

C

Artikel 10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen a en b komen te luiden:

  • a. de radiozendamateur bedient het radioapparaat zelf en, indien hij niet aanwezig is, draagt er zorg voor dat alleen hij zijn radioapparaat op afstand kan bedienen;

  • b. het uitzenden van media-aanbod of reclameboodschappen als bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008 is niet toegestaan;

2. In onderdeel e wordt ‘onderdeel c’ vervangen door: onderdeel d.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een punt vervalt onderdeel i.

D

In bijlage 1. Radiozendamateurs wordt de tabel onder het kopje ‘Beperkingen en voorschriften als bedoeld in artikel 7, onder a, en examenvereiste als bedoeld in artikel 4, tweede lid’ als volgt gewijzigd:

1. De regels luidende:

400

7,0

7,1

p

 

400

7,1

7,2

p

 

400

10,1

10,15

s

Alleen A1A, F1A, G1A, J2A; contesten zijn niet toegestaan.

400

10,14

10,15

s

Data, bandbreedte max, 500 Hz.

worden vervangen door:

400

7,0

7,2

p

 

400

10,1

10,15

s

Contesten zijn niet toegestaan.

400

10,14

10,15

s

Bandbreedte max 500 Hz.

2. De regels luidende:

N

25

7,050

7,1

p

 
 

25

14,0

14,25

p

 
 

25

28,0

29,7

p

 

worden vervangen door:

N

100

7,0

7,2

p

 
 

100

14,0

14,25

p

 
 

100

28,0

29,7

p

 

E

In de opmerkingen bij Tabel 2. Frequentiegebruik in de VHF-banden in bijlage 2. Maritiem mobiele communicatie komt opmerking 5) te luiden:

  • 5) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling is kanaal 67 aangewezen voor gebruik ten behoeve van communicatie ter plaatse gedurende opsporing/reddingsoperaties op de Noordzee en de Grote binnenwateren (IJsselmeer, Waddenzee, Ooster- en Westerschelde en Eems-Dollard).

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 juni 2021

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Inhoud

Met deze ministeriële regeling worden wijzigingen aangebracht in twee regelingen die betrekking hebben op het gebruik van frequentieruimte. Deze wijzigingen worden hierna toegelicht.

Artikel I: wijziging Regeling categorieën niet-automatisch voortrollende vergunningen

Artikel 1, onderdeel a

De DAB+-laag 6 is bestemd voor lokale digitale radio. Voor het definitief kunnen uitgeven van deze laag zijn internationale onderhandelingen ten aanzien van de frequentierechten noodzakelijk. Binnen de Taskforce Radio Digitale Radio1 is in 2019 afgesproken om, vooruitlopend op deze definitieve resultaten, laag 6 (of gedeeltes daarvan) tijdelijk uit te geven tot 1 september 2022. Deze vergunningen zijn inmiddels verleend en lopen af op 31 augustus 2022. Nu de internationale coördinatie ten behoeve van de definitieve uitgifte van deze laag op dit moment nog plaatsvindt en dus nog niet is afgerond, is de mogelijkheid tot verlenging met een beperkte periode nu opportuun gebleken. Verlenging met een beperkte periode kan voorkomen dat het spectrum ongebruikt op de plank blijft liggen tot dat de definitieve uitgifte van deze laag kan plaatsvinden. Om de termijn van de verlenging en de definitieve uitgifte zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten is het gewenst dat besloten kan worden tot een specifieke verlengingsduur. Door het schrappen van de zinsnede ‘gekoppeld aan een vergunning bestemd voor analoge commerciële radio-omroep’ uit onderdeel a van artikel 1 van de Regeling categorieën niet-automatisch voortrollende vergunningen worden alle vergunningen bestemd voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van digitale commerciële radio-omroep uitgesloten van de rechtswege verlenging (automatisch voortrollen). Hierdoor kan ook voor wat betreft de verlengingsduur van deze vergunningen worden aangesloten bij de definitieve uitgifte op grond van artikel 3.17, derde lid, hetgeen het meest doelmatig is in dit geval.

Artikel 1, onderdeel b

Bij een voorgaande wijziging van de Regeling categorieën niet-automatisch voortrollende vergunningen is onbedoeld de zinsnede ‘door een omroep als bedoeld in artikel 6.9 van de Mediawet 2008’ in artikel 1, onderdeel b, van deze regeling geschrapt, waardoor de werking van dit onderdeel onbedoeld is verruimd. Het onderdeel leek daardoor niet alleen meer op omroep te zien, maar ook op alle andere vergunningen die bestemd zijn voor een bedrijfsondersteunende dienst met een zendbereik dat beperkt is tot de locatie waarop het bedrijf zijn activiteiten uitoefent. Dit is niet de bedoeling geweest, en is daarom met deze wijziging weer rechtgezet.

Artikel II: wijziging Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015

Artikel 4, tweede lid, van de Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015 is aangepast. De minimumleeftijd voor het afleggen van een examen voor radiozendamateurs, te weten een leeftijd van ten minste veertien jaren voor het geval van volledige toegang tot de frequentieruimte (registratie F) en ten minste twaalf jaren voor het geval van beperkte toegang tot de frequentieruimte (registratie N), is geschrapt. Uit evaluaties met de radiozendamateurverenigingen is gebleken dat de wens bestaat om op vroegere leeftijd te kunnen beginnen met het examen. Dit komt voornamelijk voor in gezinssituaties waarbij volwassenen al een examen hebben afgelegd en kinderen op jonge leeftijd gemotiveerd zijn om zich te verdiepen in frequentietechnische zaken. In deze doelgroep is deze kennisoverdracht van belang voor het voortbestaan van de radiozendamateurs. Ter bevordering van de interesse in techniek, het doen van experimenten als radiozendamateur en de kennisoverdracht is daarom de wens uitgesproken door vertegenwoordigers van de doelgroep om geen minimumleeftijd meer te stellen voor het doen van een examen voor radiozendamateurs. Aan deze wens wordt uitvoering gegeven. Het met goed gevolg hebben afgelegd van het vereiste examen biedt – ongeacht de leeftijd van de kandidaat – voldoende waarborgen dat de radiozendamateur doelmatig gebruik maakt van de ether en op een verantwoorde manier kan omgaan met elektrische en elektronische apparatuur.

Artikel 9, eerste lid, onder i, van de Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015 is aangepast zodat ook AIS-transponders onder dit lid vallen. AIS is een wereldwijd systeem voor het automatisch identificeren en volgen van scheepvaartverkeer. AIS-transponders worden net als de reeds genoemde marifoon, combi-marifoon en maritieme portofoon gebruikt voor maritieme mobiele communicatie en daarom is het belangrijk dat de door de Minister verstrekte zenderidentificatie wordt gebruikt.

Artikel 10, eerste lid, onder a, van de Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015 is aangepast om te verduidelijken dat een radiozendamateur het radioapparaat zelf bedient en niet – al dan niet op afstand – door anderen laat bedienen. De zinsnede ‘draagt er zorg voor dat alleen hij zijn radioapparaat op afstand kan bedienen’ is bij wijziging van de Regeling in 2010 (Stcrt. 2010, nr. 17307) toegevoegd met als reden dat het voor een radiozendamateur mogelijk moet zijn een zendstation bijvoorbeeld op een andere locatie in te richten en dat station op afstand te bedienen door middel van een dataverbinding. Daarbij gold het voorschrift dat de verbinding ten behoeve van de aansturing en communicatie van en naar het zendapparaat (station) alleen toegankelijk is voor de radiozendamateur. In de praktijk is gebleken dat radioapparaten ook door anderen werden bediend dan door de radiozendamateur die de melding heeft gedaan, met een beroep op het feit dat de radiozendamateur zelf aanwezig is bij zijn radioapparaat. In de praktijk doet zich dit vooral voor bij radioapparaten die radiosignalen ontvangen en deze opnieuw uitzenden (relaisstations). Voor relaisstations geldt echter een vergunningsplicht en is deze uitzondering dus niet bedoeld. De aard van deze relaisstations (radioapparaten) brengt met zich mee dat deze door anderen worden bediend, ongeacht of de verantwoordelijke radiozendamateur daarbij aanwezig is of niet. Het frequentiegebruik door het relaisstation wordt niet geïnitieerd door de houder van het station, maar door andere radiozendamateurs. Relaisstations werken automatisch waardoor luisteren en heruitzenden eveneens automatisch verloopt. Het relaisstation werkt op één of meerdere vastgelegde frequentie(s). Er kan niet worden uitgeweken naar een alternatieve frequentie. De frequenties die relaisstations gebruiken moeten daarom worden gepland. Door in de nieuwe formulering van onderdeel a voor te schrijven dat de radiozendamateur het radioapparaat zelf bedient wordt verduidelijkt dat het gebruik van relaisstations zonder vergunning niet is toegestaan, hiervoor kan niet worden volstaan met een melding. Voor het gebruik van relaisstations moet een vergunning aangevraagd worden volgens artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Telecommunicatiewet.

Artikel 10, eerste lid, onder b, van de Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015 is in lijn gebracht met de huidige Mediawet 2008. In de praktijk is gebleken dat het verbod op het uitzenden van omroepprogramma’s, muziek, reclame of berichten van of voor derden te strikt geformuleerd was, zodat voor radiozendamateurs een drempel wordt opgeworpen. Het uitzenden van berichten van andere radiozendamateurs zonder commercieel oogmerk past binnen het gebruik waar de frequenties voor radiozendamateurs voor bedoeld zijn: het opdoen van vaardigheden, het communiceren via de radio en het doen van technische onderzoekingen. Dit gebruik, dat wil zeggen het uitzenden van berichten van en naar andere radiozendamateurs, kan vergunningvrij toegestaan worden, mits met melding. Het verbod wordt daarom beperkt tot het uitzenden van media-aanbod en reclameboodschappen.

Artikel 10, eerste lid, onderdeel i, van de Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015 vervalt. Dit onderdeel schreef voor middels welke klasse van uitzending de in artikel 6, tweede lid, bedoelde combinatie van letters of cijfers moest worden uitgezonden. Het voorschrijven van de klasse van uitzending werkt onnodig belemmerend voor radiozendamateurs, die naar hun aard experimenteren met verschillende analoge dan wel digitale technieken. De voorschriften met betrekking tot identificatie die zijn opgenomen in de onderdelen c, d, en e volstaan. Het schrappen van dit onderdeel komt de technologieneutraliteit ten goede.

Met de wijziging van de tabel in bijlage 1 bij de Regeling gebruik van frequentieruimte met meldingsplicht 2015 wordt geregeld dat frequentiegebruik in banden die reeds aangewezen zijn voor radiozendamateurs nu voor zowel radiozendamateurs met volledige toegang tot de frequentieruimte (aangeduid als registratie F of Full) als voor radiozendamateurs met beperkte toegang tot de frequentieruimte (aangeduid als registratie N of Novice) beschikbaar is. Dit heeft onder meer te maken met de herijking van de mogelijkheden voor radiozendamateurs met beperkte toegang (Novice). Binnen de doelgroep is door de belangenbehartigers, de radiozendamateurverenigingen, een enquête uitgevoerd en is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden die passen bij een volwaardige Novice licentie. Hieruit is een voorstel gekomen om bepaalde vermogens aan te passen voor de Novice radiozendamateurs en bepaalde frequentiebanden voor deze groep vrij te geven. Dit voorstel wordt overgenomen. Het past binnen het Nationaal Frequentieplan 2014 en het frequentiebeleid en volgt een ontwikkeling die in andere Europese landen al heeft plaatsgevonden.

De banden die nu worden verruimd voor de Novice radiozendamateurs waren in het Nationaal Frequentieplan al (of ook) aangewezen voor radiozendamateurs, met als verdeelmechanisme ‘zonder vergunning, onder voorwaarden met meldingsplicht’. Bovendien stonden deze in bijlage 1 al vermeld onder de categorie Full. Met de wijziging worden de betreffende banden in die zin verruimd, dat radiozendamateurs met een Novice registratie ook gebruik kunnen maken van de gehele beschikbare (dezelfde) banden.

Verder is in de tabel met betrekking tot de frequentieruimte voor radiozendamateurs met volledige toegang tot de frequentieruimte (aangeduid als registratie F of Full) een aanpassing gedaan: naast de louter redactionele samenvoeging van de inhoudelijk gelijke regels met betrekking tot de 7,0 – 7,2 MHz is met betrekking tot de 10,1 – 10,15 MHzen 10,14 – 10,15 MHz het voorschrift omtrent de te gebruiken klassen van uitzending geschrapt. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen digitaal of analoog gebruik, omdat het voorschrijven van de klasse van uitzending onnodig belemmerend werkt voor radiozendamateurs, die naar hun aard experimenteren met verschillen de analoge dan wel digitale technieken. Deze wijziging komt de technologieneutraliteit ten goede.

2. Regeldruk

Deze regeling heeft geen regeldrukeffecten.

3. Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee is afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten. Dit is om de belanghebbenden niet langer dan nodig te laten wachten op de inwerkingtreding van deze wijziging. Daarbij betreft het een uitbreiding van de frequentiegebruiksmogelijkheden en is er geen sprake van kosten of verplichtingen waarmee de doelgroep wordt geconfronteerd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Conform de wens van de Tweede Kamer is er een Taskforce Radio opgericht om in overleg met de sector tot breed gedragen verbetervoorstellen te komen ten aanzien van de indeling van het spectrum voor digitale radio. De Taskforce heeft met een brede vertegenwoordiging vanuit de sector en onder een onafhankelijke voorzitter diverse scenario’s voor een efficiëntere indeling van het digitale radiospectrum uitgewerkt en besproken. De Taskforce heeft op 26 maart 2019 overeenstemming bereikt over dit scenario, dat het meest recht doet aan alle betrokken belangen.

Naar boven