Regeling van de Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 mei 2021, kenmerk 2021-0000097511, directie Financiële Markten, tot vaststelling van de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor het jaar 2021 (Regeling bekostiging financieel toezicht 2021)

De Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder geconsolideerde jaarrekening: jaarrekening waarin de activa, passiva, baten en lasten van personen die een groep of groepsdeel vormen en andere in de consolidatie meegenomen personen, als één geheel zijn opgenomen.

Artikel 2

  • 1. Voor het kalenderjaar 2021 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor de personen die onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten vallen, bedoeld in bijlage 1, onderdeel B, van dat besluit, als volgt vastgesteld:

    Toezichtcategorie

    Maatstaf

    Bandbreedtes

    Tarieven

    Aanbieders van krediet

    Particuliere cliënten (PC):

    Aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet

    >0 tot en met 5.000 PC

    € 2.060 vermeerderd met:

    € 6,23 per PC

    >5.000 tot en met 10.000 PC

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 4,36 per PC

    >10.000 tot en met 100.000 PC

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,62 per PC

    >100.000 PC

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,32 per PC

    Accountantsorganisaties

    Omzet:

    Omzet uit wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang (OOB-controles) en bij controlecliënten die geen organisaties van openbaar belang zijn (niet OOB-controles)

     

    € 2.060 in voorkomend geval vermeerderd met:

    Omzet uit OOB-controles:

    >€ 0 tot en met € 10 miljoen

    € 42.687 per € miljoen omzet

    >€ 10 miljoen tot en met € 20 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 20.456 per € miljoen omzet

    >€ 20 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 11.028 per € miljoen omzet

    Omzet uit niet OOB-controles:

    >€ 0 tot en met € 20 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 12.985 per € miljoen omzet

    >€ 20 miljoen tot en met € 100 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 7.294 per € miljoen omzet

    >€ 100 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 2.668 per € miljoen omzet

    Adviseurs en bemiddelaars

    Omzet:

    Omzet gerelateerd aan de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend

     

    € 679 vermeerderd met:

    >0 tot en met € 2,5 miljoen

    € 2,74 per € 1.000 omzet

    >€ 2,5 miljoen tot en met € 25 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 1,92 per € 1.000 omzet

    >€ 25 miljoen tot en met € 50 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 1,36 per € 1.000 omzet

    >€ 50 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,55 per € 1.000 omzet

    Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen

    Provisie-inkomsten (PI)

    Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3.0b, 2:3.0g, 2:3.0l, 2:3a, eerste lid en 2:10a, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht

    Personen met PI in het bereik van:

     

    € 0 tot en met € 0,2 miljoen

    € 533

    >€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen

    € 1.163

    >€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

    € 1.894

    >€ 1 miljoen tot en met € 5 miljoen

    € 2.584

    >€ 5 miljoen

    € 3.316

    Banken en clearinginstellingen

    Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV):

    Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald

     

    € 12.200 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV

    € 1.941 per € miljoen MTV

    >€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 840 per € miljoen MTV

    >€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 437 per € miljoen MTV

    >€ 4 miljard MTV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 128 per € miljoen MTV

    Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit)

    Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen:

    a.

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:3g Wft uitoefenen van het bedrijf van bewaarder;

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55 Wft aanbieden van beleggingsobjecten;

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d, Wft of artikel 2: 97, vierde lid, Wft;

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft;

    – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst»;

    – het op grond van een vergunning overeenkomstig artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 aanbieden van broeikasgasemissierechten

    b. de omvang van het totaal van:

    – het balanstotaal van de aanbieder van beleggingsobjecten;

    – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en);

    – het balanstotaal van de beheerde icbe(’s);

    – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het beheren van individueel vermogen», welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

    – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het «adviseren over financiële instrumenten» zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft.

    Vergunning als bedoeld in:

    Art. 2:3g, 2:55, 2:65: 2:69b van de Wet op het financieel toezicht of artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010

    € 7.140

    Art. 2:96 van de wet op het financieel toezicht

    € 0

     

    In combinatie met type beleggingsdienst of -activiteit

    Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 2.453

     

    Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 7.355

     

    Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 9.809

     

    Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 7.355

     

    Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1van de Wet op het financieel toezicht

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 2.453

     

    Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 2.453

     

    In combinatie met vermogen

    Balanstotaal (BT)

    € 0 tot en met € 5 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 61,89 per miljoen BT

     

    > € 5 miljard tot en met € 10 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 34,48 per miljoen BT

     

    > € 10 miljard tot en met € 15 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 2,74 per miljoen BT

     

    > € 15 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,16 per miljoen BT

     

    Beheerd individueel vermogen (BV) in voorkomend geval vermeerderd met het vermogen waarover wordt geadviseerd (AV)

    € 0 tot en met € 1 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 6,05 per miljoen BV + AV

     

    > € 1 miljard tot en met € 5 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 3,03 per miljoen BV + AV

     

    > € 5 miljard tot en met € 20 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 1,00 per miljoen BV + AV

     

    > € 20 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,75 per miljoen BV + AV

    Beleggingsondernemingen voor eigen rekening

    De jaarlijkse bijdrage aan de kosten voor het doorlopend toezicht bestaat uit drie delen:

    1. Basisbedrag;

    2. Een variabel deel dat berekend wordt aan de hand van 100 maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen (uitkomst wordt voor 50% meegeteld);

    3. Een variabel deel dat berekend wordt aan de hand van het aantal transacties (uitkomst wordt voor 50% meegeteld).

    Toetsingsvermogen (TV):

    Honderd maal het minimaal aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld ten aanzien van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘verrichten van een beleggingsactiviteit’

    Transacties:

    Aantal transacties

     

    € 5.000 vermeerderd met:

    >0 tot en met € 1 miljard TV

    € 43,08 per € 1 miljoen TV

    >€ 1 tot en met € 10 miljard TV

    In voorkomend geval vermeerderd met € 25,85 per € 1 miljoen TV

    >€10 tot en met € 20 miljard TV

    In voorkomend geval vermeerderd met € 4,31 per € 1 miljoen TV

    >€ 20 miljard TV

    In voorkomend geval vermeerderd met € 0,43 per € 1 miljoen TV

    >0 tot en met 1 miljoen transacties

    € 25,85 per 1.000 transacties

    >1 tot en met 5 miljoen transacties

    In voorkomend geval vermeerderd met € 8,62 per 1.000 transacties

    >5 tot en met 50 miljoen transacties

    In voorkomend geval vermeerderd met € 1,72 per 1.000 transacties

    >50 miljoen transacties

    In voorkomend geval vermeerderd met € 0,43 per 1.000 transacties

    Centrale effectenbewaarinstellingen

    Transactievolume:

    Het aantal afwikkelingsinstructies dat verwerkt wordt door de effectenbewaarinstelling

     

    € 11.145 vermeerderd met:

    0 t/m 1,25 mln. transacties

    € 82,26 per 1.000 transacties

       

    > 1,25 mln. t/m 2,5 mln. transacties

    € 63,98 per 1.000 transacties

       

    > 2,5 mln. t/m 5,0 mln. transacties

    € 45,70 per 1.000 transacties

       

    > 5,0 mln. transacties

    € 27,42 per 1.000 transacties

    Centrale tegenpartijen

    Omzet:

    De aan de hand van de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening (EU) Nr. 648/2012 (EMIR-verordening) te bepalen waarde van het geheel aan middelen dat de centrale tegenpartij aanhoudt ter dekking van de risico’s die zij loopt.

     

    € 36.420 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 10 miljoen

    € 2.723 per € miljoen omzet

    >€ 10 miljoen tot en met € 100 miljoen

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 824 per € miljoen omzet

    >€ 100 miljoen tot en met € 1 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 127 per € miljoen omzet

    >€ 1 miljard

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 84 per miljoen € omzet

    Effectenuitgevende instellingen: markt

    Marktkapitalisatie:

    De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling.

    Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft niet zijnde beleggingsmaatschappijen:

    € 9.590 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK

    € 39,98 per € miljoen GMK

    >€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 24,35 per € miljoen GMK

    >€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 11,32 per € miljoen GMK

    >€ 5 miljard GMK

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,68 per € miljoen GMK

    Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft zijnde beleggingsmaatschappijen

    € 1.310

    Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het schuldpapier uitgevende personen betreft

    € 980

    Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving

    Marktkapitalisatie terwijl voor partijen die geen marktkapitalisatie kennen het eigen vermogen relevant is:

    Marktkapitalisatie:

    De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling.

    Eigen vermogen:

    Eigen vermogen (EV).

    Personen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij een geconsolideerde jaarrekening opstellen:

    € 5.290 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK of EV

    € 19,93 per € miljoen GMK of EV

    >€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK of EV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 12,10 per € miljoen GMK of EV

    >€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK of EV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 6,06 per € miljoen GMK of EV

    >€ 5 miljard GMK of EV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,35 per € miljoen GMK of EV

    Personen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij geen geconsolideerde jaarrekening opstellen

    € 2.480

    Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF, OTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporterings-dienstverleners en beheerders van benchmarks en securisatiepartijen.

    Omzet:

    Omzet gerelateerd aan de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend.

    Personen als bedoeld in artikel 5:26 Wft. waaraan een vergunning is verleend als Marktexploitant

    of een beleggings-onderneming die in Nederland een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit exploiteert en beheert, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft

    of een in Nederland actief zijnde houder van een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft.

    € 60.000 vermeerderd met:

    >0 tot en met € 20 miljoen omzet

    € 6,05 per € 1.000 omzet

    >€ 20 tot en met € 40 miljoen omzet

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 6,43 per € 1.000 omzet

    >€ 40 tot en met € 60 miljoen omzet

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 12,20 per € 1.000 omzet

    >€ 60 miljoen omzet

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 16,67 per € 1.000 omzet

    Personen als bedoeld in artikel 2:103c Wft waaraan een vergunning is verleend als datarapporterings-dienstverlener of een marktexploitant als bedoeld in artikel 2:103e Wft, tweede lid, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft, eerste lid, en in de vergunning is vermeld dat deze is verleend voor werkzaamheden als bedoeld in de definitie van datarapporteringsdienst, bedoeld in artikel 1:1 Wft

    of een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 2:103e Wft, eerste lid, waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, is verleend voor het exploiteren van een georganiseerde handelsfaciliteit of een multilaterale handelsfaciliteit, en in de vergunning is vermeld dat deze is verleend voor werkzaamheden als bedoeld in de definitie van datarapporteringsdienst, bedoeld in artikel 1:1

    € 25.000

    Een beheerder van een benchmark als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) waaraan in Nederland een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van die verordening.

    € 20.000

    Een beheerder van een benchmark als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) waaraan in Nederland een registratie is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van die verordening

    € 20.000

       

    Een Nederlandse onder toezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) beschikkende over een goedgekeurde bekrachtiging van een in een derde land aangeboden benchmark of benchmarkgroep als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van die verordening

    € 20.000

       

    Een wettelijke vertegenwoordiger van een derde land beheerder waaraan in Nederland erkenning is verleend als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van Verordening EU nr. 2016/1011 (Benchmarks)

    € 20.000

       

    Een Nederlandse onder toezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening EU nr. 2017/2402 (Securitisaties)

    € 2.500

       

    een Nederlandse onder toezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 28 van Verordening EU nr. 2017/2402 (Securitisaties).

    € 2.500

    Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

    Deze categorie kent twee heffingsmaatstaven die beide worden toegepast:

    1. Deelnemers:

    Aantal actieve deelnemers

    2. Vermogen:

    Som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen (TV+EV)

     

    € 806 vermeerderd met:

    Deelnemers:

    >0 tot en met 100.000 deelnemers

    € 0,50 per deelnemer

    > 100.000 tot en met 500.000 deelnemers

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,05 per deelnemer

    >500.000 tot en met 1.000.000 deelnemers

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,03 per deelnemer

    >1.000.000 deelnemers

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,03 per deelnemer

    In combinatie met Vermogen:

    In alle gevallen vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 10 miljard TV+EV

    € 3,10 per € miljoen TV+EV

    > € 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+EV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,51 per € miljoen TV+EV

    >€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+EV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,13 per € miljoen TV+EV

    >€ 100 miljard TV+EV

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 0,04 per € miljoen TV+EV

    Verzekeraars: Leven- en pensioen

    Premie-inkomen:

    Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uit pensioenverzekeringen en levensverzekeringen

     

    € 4.700 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

    € 839,10 per € miljoen BPIN

    >€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 499,89 per € miljoen BPIN

    >€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 169,61 per € miljoen BPIN

    >€ 3 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 42,84 per € miljoen BPIN

    Verzekeraars: Schade niet zijnde zorg

    Premie-inkomen:

    Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uitgezonderd het premie-inkomen uit zorgverzekeringen en aanvullende ziektekostenverzekeringen

     

    € 1.870 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

    € 210,34 per € miljoen BPIN

    >€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 125,96 per € miljoen BPIN

    >€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 42,00 per € miljoen BPIN

    >€ 3 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 10,41 per € miljoen BPIN

    Verzekeraars: zorg

    Premie-inkomen:

    Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) voorzover afkomstig uit aanvullende ziektekostenverzekering

     

    € 15.300 vermeerderd met:

    >€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

    € 44,85 per € miljoen BPIN

    >€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 26,73 per € miljoen BPIN

    >€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 9,01 per € miljoen BPIN

    >€ 3 miljard BPIN

    in voorkomend geval vermeerderd met:

    € 2,18 per € miljoen BPIN

  • 2. Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 van de Wet op het financieel toezicht en die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor de toepassing van dit artikel aangemerkt als één persoon.

Artikel 3

Voor het kalenderjaar 2021 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor de personen die onder toezicht van De Nederlandsche Bank vallen, bedoeld in bijlage 2, onderdeel B, van dat besluit als volgt vastgesteld:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta;

Omzet verkregen uit het aanbieden van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta

Omzet verkregen uit het aanbieden van bewaarportemonnees.

Omzet wordt indien mogelijk bepaald aan de hand van de bruto provisie-inkomsten (PI)

Aanbieders voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta die op grond van artikel 23b, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd of aanbieders van bewaarportemonnees die op grond van artikel 23b, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd.

Voor de partijen geldt een maximum van het tarief dat 10 procent van de omzet op jaarbasis bedraagt met een minimum van € 2.000 (het basisbedrag) en een absoluut maximum van € 450.000.

€ 2.000 in voorkomend geval vermeerderd met:

> € 0 tot en met € 0,2 miljoen omzet in de periode 21 mei tot en met 31 december 2020

€ 117 per € 1.000

> € 0,2 miljoen tot en met € 1 miljoen omzet in de periode 21 mei tot en met 31 december 2020

€ 93 per € 1.000

> € 1 miljoen tot en met € 5 miljoen omzet in de periode 21 mei tot en met 31 december 2020

€ 70 per € 1.000

> € 5 miljoen omzet in de periode 21 mei tot en met 31 december 2020

€ 47 per € 1.000

Banken en kredietunies

Voor banken (personen a,b,d,e,f):

Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV):

Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:11, 2:20, 3:4, eerste lid, of 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht

€ 35.000 vermeerderd met:

 

>€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV

€ 7.870 per € miljoen MTV

>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3.390 per € miljoen MTV

>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 1.782 per € miljoen MTV

>€ 4 miljard MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 519 per € miljoen MTV

Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s, beleggingsondernemingen, bewaarders alsmede marktexploitanten die een MTF of georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren

Voor bewaarders (personen a): een vast bedrag. Voor beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede beleggingsondernemingen (personen b, c en d):

Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen:

a.

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit als genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d Wft of artikel 2:97, vierde lid, Wft;

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft;

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst»

– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verrichten van een van de beleggingsactiviteiten genoemd in de onderdelen a en b van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verrichten van een beleggingsactiviteit»;

b. de omvang van het totaal van:

– het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en);

– het balanstotaal van de beheerde icbe (’s);

– het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het beheren van individueel vermogen», welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

– het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het «adviseren over financiële instrumenten» zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verlenen van een beleggingsdienst», in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft;

– honderd maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip «het verrichten van een beleggingsactiviteit».

 

€ 3.000 in voorkomend geval vermeerderd met:

Type beleggingsdienst of -activiteit

Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 0

Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3.500

 

Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3.500

 

Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0

 

Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 5.000

 

Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3.000

 

In combinatie met vermogen

Balanstotaal (BT)

€ 0 tot en met € 1 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 12,90 per miljoen BT

 

> € 1 miljard tot en met € 10 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 8,13 per miljoen BT

 

> € 10 miljard tot en met € 50 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3,22 per miljoen BT

 

> € 50 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,52 per miljoen BT

 

Beheerd individueel vermogen (BV)

€ 0 tot en met € 1 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 12,90 per miljoen BV

 

> € 1 miljard tot en met € 10 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 8,13 per miljoen BV

 

> € 10 miljard tot en met € 50 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3,22 per miljoen BV

 

> € 50 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,52 per miljoen BV

 

Vermogen waarover geadviseerd wordt:

€ 0 tot en met € 1 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 1.000

   

> € 1 miljard tot en met € 10 miljard

€ 2.000

   

> € 10 miljard tot en met € 50 miljard

€ 4.000

   

> € 50 miljard

€ 10.000

   

Honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

€ 0 tot en met € 1 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 12,90 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

   

> € 1 miljard tot en met € 10 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 8,13 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

   

> € 10 miljard tot en met € 50 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 3,22 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

   

> € 50 miljard

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,52 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen

Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen

Bruto-provisie-inkomsten (PI)

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, 2:4, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht:

€ 7.500 in voorkomend geval vermeerderd met

Bij 2 toegestane betaaldiensten op basis vergunning

€ 5.000

Bij 3 of meer toegestane betaaldiensten op basis vergunning

€ 2.500

Personen met PI in het bereik van:

€ 0 tot en met € 1 miljoen

€ 75 per € 1.000

> € 1 miljoen tot en met € 10 miljoen

€ 31 per € 1.000

> € 10 miljoen tot en met € 50 miljoen

€ 2,40 per € 1.000

> € 50 miljoen

€ 0,25 per € 1.000

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht

€ 3.000

Depositogarantiestelsel: banken

Gegarandeerde deposito’s (GDs)

 

€ 500 vermeerderd met:

 

< 1 miljard GDs

€ 20,39 per

€ 1.000.000 GDs

1 tot en met 10 miljard GDs

€ 16,31 per

€ 1.000.000 GDs

> 10 miljard GDs

€ 12,23 per

€ 1.000.000 GDs

Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

Instellingen met vereist eigen vermogen (excl. premie-pensioeninstellingen):

Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), vermenigvuldigd met een bonus/malus factor.

De bonus/malus factor is gelijk aan de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het (aanwezige) eigen vermogen (TV+EV).

 

€ 2.000 vermeerderd met:

>€ 0 tot en met € 10 miljard TV+VEV

vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

€ 45,16 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+VEV

vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 6,77 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+VEV

vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 1,81 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

>€ 100 miljard TV+VEV

vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,45 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

Instellingen zonder vereist eigen vermogen (en premie-pensioeninstellingen):

Technische voorziening pensioenverplichting (TV)

 

€ 2.000 vermeerderd met:

>€ 0 tot en met € 10 miljard TV

€ 45,16 per € miljoen TV

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 6,77 per € miljoen TV

>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 1,81 per € miljoen TV

>€ 100 miljard TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

€ 0,45 per € miljoen TV

Resolutie: banken en beleggingsondernemingen

Total assets:

Het totaal van activa op de balans zoals door banken en beleggingsondernemingen gerapporteerd aan De Nederlandsche Bank

 

€ 500 vermeerderd met:

€ 3,77 per € miljoen total assets

Resolutie: verzekeraars

Omvang technische voorziening (TV)

 

€ 100 vermeerderd met:

€ 13,84 per € miljoen TV

Trustkantoren

Omzet

Personen met een omzet in het bereik van:

€ 0 tot en met € 0,1 miljoen

€ 5.000

>€ 0,1 miljoen tot en met € 0,2 miljoen

€ 15.000

>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen

€ 30.000

>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

€ 45.000

>€ 1 miljoen tot en met € 2 miljoen

€ 70.000

>€ 2 miljoen tot en met € 5 miljoen

€ 100.000

>€ 5 miljoen tot en met € 20 miljoen

€ 150.000

>€ 20 miljoen

€ 185.000

Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars

Premie-inkomen;

Bruto premie-inkomen (BPI)

 

€ 2.000 vermeerderd met:

>€ 0

€ 1.292 per € miljoen BPI

Zorgverzekeraars

Aantal verzekerden

 

€ 2.000 vermeerderd met:

>0 verzekerden

€ 0,10 per verzekerde

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging financieel toezicht 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Inleiding

Jaarlijks worden voor het desbetreffende kalenderjaar de bandbreedtes en tarieven vastgesteld voor de vergoeding van toezichtkosten door de financiële sector. Deze regeling stelt de bandbreedtes en tarieven voor het kalenderjaar 2021 vast. Hieronder is eerst de systematiek van de verdeling van de kosten van het toezicht op de financiële sector uitgelegd. Daarna is ingegaan op de verschillen in de kostenverdeling met de regeling voor het kalenderjaar 2020.

Verdelingssystematiek

De wijze waarop de kosten van het doorlopend toezicht op de financiële markten door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank NV (DNB) jaarlijks in rekening worden gebracht bij onder toezicht staande instellingen1 is geregeld in artikel 15 van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 (Wbft 2019) en nader uitgewerkt in het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019.

Allereerst wordt vastgesteld welke bedragen in totaal in rekening worden gebracht voor het toezicht. De berekening van het jaarlijks door te berekenen bedrag is geregeld in artikel 15 van de Wbft 2019. Daaruit volgt dat onder meer rekening wordt gehouden met het exploitatiesaldo van de toezichthouders in het voorafgaande jaar.

De berekening van de totaal door te berekenen toezichtkosten voor het doorlopend toezicht in het jaar 2021 is in onderstaand overzicht weergegeven. Tabel 1 heeft betrekking op de totale toezichtkosten van de AFM en DNB. In Tabel 2 is voor DNB een splitsing naar toezichtcategorie gemaakt, omdat DNB met ingang van 1 januari 2019 de kosten per categorie direct in de begroting opneemt.

Tabel 1: Berekening van de te heffen bedragen (in miljoenen euro’s)1
 

AFM

DNB

toezicht

Totaal begrote toezichtkosten

111,7

218,7

Af: Begrote opbrengsten ter dekking eenmalige toezichthandelingen

8,7

2,2

Af: Begrote kosten BES-toezicht

0,6

2,1

Overige kosten

   

Exploitatiesaldo 2020

–0,8

–16,5

Totaal te heffen op grond van art. 13 van de Wbft

101,7

197,9

X Noot
1

Kleine verschillen zijn mogelijk in verband met afrondingen.

Tabel 2: Kosten 2020 door DNB per categorie (in duizenden. euro’s)
 

Begroting

Exploitatiesaldo

Eenmalige handelingen

Door te berekenen

Aanbieders virtuele valutadiensten

1.576

1.088

200

2.463

Banken

88.537

–7.319

500

80.718

Beleggingsinstellingen

8.674

–1.975

200

6.499

Betaalinstellingen

9.606

–707

500

8.400

DGS: banken

7.445

–279

 

7.166

Pensioenfondsen

31.911

–1.801

100

30.010

Resolutie: banken

10.264

–715

 

9.549

Resolutie: verzekeraars

6.448

–696

 

5.752

Trustkantoren

5.408

–220

 

5.188

Overige verzekeraars

42.515

–2.084

500

39.932

Zorgverzekeraars

3.508

–1.795

 

1.713

Nadat de totaal te heffen bedragen zijn bepaald, worden zij voor de doorberekening door de AFM aan de hand van procentuele aandelen die zijn opgenomen in bijlage 1, onderdeel A, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 toegerekend aan de daar opgenomen toezichtcategorieën. Voor de doorberekening door DNB volgen de bedragen per categorie al uit de begroting van DNB.

Het omslaan van kosten over personen binnen een toezichtcategorie

Het aan een toezichtcategorie toegerekende bedrag wordt omgeslagen over de personen die deel uitmaken van die categorie. Dit gebeurt met behulp van maatstaven die zijn opgenomen in bijlage 1, onderdeel B, en 2, onderdeel B, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019. De maatstaven worden in deze regeling nader ingedeeld in bandbreedtes. Voor elke bandbreedte geldt een tarief. Daarnaast geldt in de meeste gevallen een minimumtarief.

Bij het vaststellen van de minimumtarieven en de tarieven van de bandbreedtes worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • a. bij het vaststellen van de minimumtarieven wordt rekening gehouden met het draagkrachtbeginsel;

  • b. de tariefstructuur wordt in principe gevormd door een minimumtarief in combinatie met maximaal vier (degressieve) bandbreedtes waarbij de verschuldigde bedragen van het minimumtarief en de bandbreedte(s) die op de persoon onder toezicht van toepassing zijn bij elkaar worden opgeteld;

  • c. in een aantal toezichtcategorieën waar dit vanwege de samenstelling van de toezichtcategorie meer voor de hand ligt, wordt gewerkt met een schijvenstructuur waarbij de hoogte van de op te leggen heffing overeenkomt met het tarief van de bandbreedte (het ‘bereik’) waarin de onder toezicht staande persoon, vanwege zijn (bedrijfs-)omvang, valt. In sommige gevallen wordt gewerkt met één vast tarief;

  • d. er bestaat zo veel mogelijk consistentie in de tariefstructuren (bandbreedtes en mate van degressiviteit) van categorieën die zowel onder toezicht staan van de AFM als van DNB.

De berekening van een te heffen bedrag

Om de op te leggen heffing vast te stellen, bepaalt de toezichthouder in welke bandbreedte de betreffende onder toezicht staande persoon valt. Indien een persoon in meerdere bandbreedtes valt, is hij voor ieder van die bandbreedtes het daarbij behorende tarief verschuldigd. Dit komt in de regeling tot uitdrukking door de woorden ‘in voorkomend geval vermeerderd met’. Het aldus verschuldigde bedrag wordt verhoogd met een vast minimumtarief.

Voor de volgende toezichtcategorieën wordt van deze systematiek afgeweken:

  • Voor de categorieën ‘Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen’ van de AFM, en ‘Trustkantoren’ van DNB is de heffing gelijk aan het vaste tarief dat is vastgesteld voor de hoogste bandbreedte waarin de onder toezicht staande persoon valt.

  • Bij de toezichtcategorieën ‘Accountantsorganisaties’, `Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF), ‘Beleggingsondernemingen voor eigen rekening`en ‘Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen’ van de AFM is de bandbreedte gekoppeld aan twee maatstaven waardoor de toezichthouder tweemaal moet vaststellen in welke bandbreedtes de betreffende onder toezicht staande persoon valt.

  • Voor een aantal personen in de categorieën ‘Effectenuitgevende instellingen: markt’, ‘Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving’ en ‘Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporteringsdienstverleners en beheerders van benchmarks’ (AFM) geldt enkel een vast tarief.

Wijzigingen ten opzichte van de tarieven voor 2020

Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de tarieven in 2020.

1. Wijzigingen in heffingen AFM

Het door te berekenen bedrag voor het doorlopend toezicht 2021 stijgt met 10,4%. Dit is enerzijds het gevolg van een stijging van de begroting met 4,3% en anderzijds doordat ten opzichte van 2020 geen rekening meer wordt gehouden met de onzekerheden rond Brexit en daarmee de structurele kosten die met de Brexit verband houden nu volledig in rekening worden gebracht. Bij een aantal toezichtcategorieën werd in 2020 rekening gehouden met het feit dat zolang de Brexit niet definitief was, een deel van de verwachte partijen nog niet zouden toetreden tot de Nederlandse markt of nog geen of beperkte activiteiten in Nederland zouden verrichten en daarmee aan deze partijen geen kosten in rekening gebracht konden worden. Het gaat daarbij om de toezichtcategorieën 6, 7 en 12, bedoeld in bijlage 1, onderdeel B, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019: beheerders van beleggingsinstellingen c.s., beleggingsondernemingen voor eigen rekening, en Financiële infrastructuur.

Het door te berekenen bedrag is op basis van de voor 2021 nieuw vastgestelde procentuele aandelen verdeeld over de 16 toezichtcategorieën. De aandelen zijn met ingang van 1 januari 2021 in het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 herzien. Voor een toelichting op de aanpassing van de procentuele aandelen wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het Besluit.2 De consequentie van deze wijziging is dat voor een aantal categorieën in verband met een stijging van het procentueel aandeel, de tarieven sterker zijn toegenomen dan op basis van de begroting voorzien zou zijn. Daarnaast kan per categorie het effect van de stijging van het te heffen bedrag anders uitvallen doordat aan de ene kant de maatstafwaarden zijn gewijzigd (bijvoorbeeld door een stijging/daling van de omzet in de categorie) of aan de andere kant de omvang van de populatie is veranderd (meer of minder partijen). Hieronder wordt ingegaan op de categorieën waarbij sprake is van substantiële wijzigingen in de tarieven.

Adviseurs en bemiddelaars

Het te heffen bedrag stijgt in 2021 met 10,6% door een stijgende begroting en een verhoging van het procentuele aandeel van 13,4% naar 14,2% als gevolg van spreiding van de kosten van marktmisbruik over alle categorieën. De stijging van de tarieven (met 9%) wordt gedempt door een toename van de maatstafwaarden met 4% en stijgt enigszins door de daling van de populatie met 1%.

Banken en clearinginstellingen

In 2021 is sprake van een 9,9% hoger te heffen bedrag door een stijgende begroting en een verhoging van het procentuele aandeel van 18,7% naar 19,7% als gevolg van spreiding van de kosten van marktmisbruik over alle categorieën. Vanwege een daling van de populatie en lagere maatstafwaardes stijgen de tarieven met 12,9%.

Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit)

Het te heffen bedrag neemt in 2021 met 17% toe, onder meer vanwege een stijgende begroting en een aanpassing van de procentuele verdeling van 16,4% naar 17,3% ten gevolge van spreiding van de marktmisbruikkosten over alle categorieën. Daarnaast is sprake van een sterke toename van de maatstafwaarden. Dit dempt de gemiddelde procentuele stijging van de tarieven ten opzichte van de stijging van het te heffen bedrag.

Om tot een evenwichtigere verdeling van de lasten onder de instellingen te komen, is ervoor gekozen om de tarieven in de staffel voor de populatie beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening veel minder degressief te laten verlopen dan in voorgaande jaren.

Beleggingsondernemingen voor eigen rekening

In 2021 ligt voor deze categorie het te heffen bedrag 86,2% hoger dan in 2020. Dit is met name veroorzaakt door een stijgende begroting en een verhoging van de procentuele verdeling van 1,4% naar 1,5% in verband met de spreiding van de toezichtkosten voor marktmisbruik. Daarnaast is bij deze categorie in het afgelopen jaar rekening gehouden met de onzekerheden rond Brexit en is niet het gehele bedrag in rekening gebracht. Door een toename van de maatstafwaardes wordt de stijging van de tarieven (met 72,3%) enigszins gedempt ten opzichte van de procentuele stijging van het te heffen bedrag.

Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF, OTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporteringsdienstverleners, beheerders van benchmarks en securitisatiepartijen

In 2021 is sprake van een 17,9% lager te heffen bedrag ten opzichte van 2020. In verband met het wegvallen van incidentele kosten vanwege de Brexit, lagere structurele kosten en spreiding van de kosten van toezicht op marktmisbruik daalt het procentuele aandeel voor deze categorie van 8,7% naar 3,7%. Het effect van deze herverdeling is dat de tarieven voor handelsplatformen met circa 53% dalen. Om kleine toetreders te ontzien, is gekozen het basisbedrag te verlagen van € 75.000 naar € 60.000. Daarnaast is de populatie securitisation special purpose entities (SSPE’s) van publieke securitisaties sterk toegenomen, waardoor het tarief met 53,7% is gedaald. Het tarief voor SSPE’s van private securitisaties, waar sinds de tariefvaststelling in 2020 nog geen partijen zijn toegetreden, is met het oog op eenvoud gelijkgesteld aan het tarief voor publieke securitisaties. De tarieven voor de beheerders van benchmarks zijn aanzienlijk gestegen door een aanzienlijk lagere populatie dan waar in 2020 rekening mee werd gehouden.

Verzekeraars: leven en pensioen

In 2021 ligt bij deze categorie het tarief 12,6% hoger dan in 2020. Dit is een gevolg van een dalende populatie.

Verzekeraars: schade niet zijnde zorg

Het te heffen bedrag voor 2021 neemt met 14,3% toe vanwege een verhoging van de begroting en een bijstelling van het procentuele aandeel van 2,1% naar 2,3% ten gevolge van spreiding van de marktmisbruikkosten over alle categorieën. De tarieven stijgen met circa 19% ten opzichte van 2020. Deze stijging houdt verband met consolidatieslagen binnen de populatie en een sterke toename van de individuele maatstafwaardes.

2. Wijzigingen in heffingen DNB

Bij DNB is bij de meeste toezichtcategorieën sprake van een (forse) daling van de tarieven. Dit houdt verband met enerzijds een verlaging van de begroting voor deze categorieën ten opzichte van 2020 en anderzijds een nacalculatie over 2020. Voor een drietal categorieën stijgen de tarieven, met name als gevolg van een verhoging van de begroting voor deze categorieën. Hieronder wordt ingegaan op de categorieën waar sprake is van substantiële verschillen in de tarieven vergeleken met 2020.

Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta

Bij deze aanbieders stijgt het door te berekenen bedrag ten opzichte van 2020 aanzienlijk. Dit houdt volledig verband met een naheffing over 2020 van € 1,1 miljoen. In 2020 vielen deze partijen voor het eerst onder toezicht. Voor aanvang van de inwerkingtreding was de inschatting dat tussen de 50 en 75 partijen onder toezicht zouden komen vallen. De tarieven in 2020 waren hierop gebaseerd, waarbij aan de hoge kant van deze bandbreedte werd ingezet om te voorkomen dat partijen in het eerste jaar teveel aan kosten moesten betalen. Een lage inschatting zou met name voor kleine partijen onredelijk kunnen uitpakken omdat in 2020 enkel een basistarief in rekening gebracht kon worden en dus niet naar draagkracht de kosten toegerekend konden worden. Bij de tarieven voor 2020 is destijds al aangegeven dat dit zou kunnen leiden tot een nacalculatie in 2021, waarbij in 2021 de kosten wel naar draagkracht onder de populatie verdeeld konden worden. In 2020 hadden de grote partijen een relatief voordeel ten opzichte van de kleine partijen omdat iedereen hetzelfde betaalde. In de praktijk bleken uiteindelijk rond de 20 partijen in aanmerking te komen voor registratie, hetgeen de hoge nacalculatie verklaart.

De combinatie van de hoge nacalculatie met een kleinere populatie leidt tot een aanzienlijke stijging van de tarieven in 2021. Hierbij is nadrukkelijk gekeken naar een evenredige verdeling over de populatie. Voor het jaar 2021 is een vast tarief van € 2.000 van toepassing en daarnaast een variabel tarief op basis van omzet. Omzet wordt daarbij indien mogelijk bepaald aan de hand van de bruto provisie-inkomsten van de partijen. Als partijen niet werken met provisies of anderszins deze niet zijn vast te stellen, zal de omzet op een redelijke andere manier worden vastgesteld. Ten behoeve van de verdeling heeft DNB gegevens over de omzet van de populatie opgevraagd voor de periode dat zij in 2020 onder toezicht stonden (21 mei tot en met 31 december). Daarbij is van belang dat niet van alle partijen informatie is ontvangen en niet alle partijen hun definitieve gegevens hebben doorgegeven. Deels is de omzet van de populatie daarmee gebaseerd op een beredeneerde inschatting, waarbij DNB aan de positieve kant is gaan zitten om onnodig hoge tarieven te voorkomen. Bij de tariefstelling is rekening gehouden met kleine partijen, de opbouw van de tarieven kent een licht degressief karakter. Voor de kleinste partijen (tot € 0,2 miljoen) is het bedrag € 117 per € 1.000 omzet. Hierbij moet bedacht worden dat dit ziet op de periode 21 mei tot en met 31 december 2020. Geëxtrapoleerd naar het volledige jaar 2020 gaat het om € 72 per € 1.000 omzet. In de daarop volgende staffels neemt dit bedrag per € 1.000 omzet af.

Gezien het feit dat niet alle informatie over omzet beschikbaar was, zijn twee zekerheidskleppen ingebouwd zodat onredelijke tarieven worden voorkomen. Allereerst is ten behoeven van de kleine partijen bepaald dat het tarief niet hoger mag uitvallen dan 10 procent van de omzet met een minimum van € 2.000. Deze 10 procent wordt berekend op jaarbasis. Het betreft daarbij een extrapolatie van de gegevens over de periode 21 mei tot en met 31 december 2020. Daarnaast geldt een absoluut maximum van € 450.000. De heffing kan niet boven dit bedrag uitkomen.

Beheerders van beleggingsinstellingen en -ondernemingen

De in 2021 in rekening te brengen kosten nemen sterk af ten opzichte van 2020. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een forse nacalculatie over 2020 als resultaat van een onderschrijding van de begroting in dat jaar en in mindere mate door de afname van de begroting in 2021. De vaste tarieven zijn verlaagd tot het niveau van 2018. Als gevolg van de toename van de totale heffingsmaatstaf, mede door de groei van de populatie, worden de variabele tarieven met 43% verlaagd.

Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen

In 2021 wordt een lager bedrag in rekening gebracht aan de sector vergeleken met het jaar ervoor. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de effecten van de nacalculatie over 2020 veel minder groot zijn dan de nacalculatie over 2019. Daarnaast is het aantal instellingen binnen de categorie verder toegenomen. De variabele tarieven dalen, waarbij de laagste schijf met een kwart het meeste afneemt. Om tot een evenrediger verdeling te komen tussen instellingen en om beter aan te sluiten bij de toezichtinspanningen, wordt het vaste bedrag vastgesteld aan de hand van het aantal betaaldiensten dat een instelling op basis van de vergunning mag aanbieden.

Depositogarantiestelsel: banken

Het te heffen bedrag neemt met 27% af tot € 7,2 miljoen in 2021. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door een daling van de begroting. Daarnaast neemt het totaal van de omvang van de heffingsmaatstaf met ruim 6% toe. Door de afname van het op te halen bedrag en de toegenomen omvang van de heffingsmaatstaven komen de tarieven circa 33% lager uit.

Pensioenfondsen

Het te heffen bedrag voor het pensioentoezicht neemt met 5% af in 2021. De oorzaak is met name nacalculatie over 2020 als gevolg van een onderschrijding van de begroting 2020. Het te heffen bedrag wordt geheven via een basisbedrag en daarbovenop een variabel tarief. Het variabele tarief bestaat uit een viertal schijven met een degressief tariefverloop. Door een toename van de heffingsmaatstaf kunnen de kosten bij een tariefdaling van circa 15% ten opzichte van 2020 worden gedekt.

Resolutie: banken en beleggingsondernemingen

De te heffen kosten nemen voor deze categorie met ruim 38% toe tot € 9,5 miljoen, vrijwel volledig als gevolg van de stijging van de begroting in 2021. Er geldt een lineaire heffing op basis van de maatstaf Total assets. De omvang van de maatstaf neemt toe. Het variabele tarief stijgt naar € 3,77 per € 1 miljoen Total assets. Het basisbedrag is, evenals in 2020, vastgesteld op € 500.

Resolutie: verzekeraars

In 2021 stijgt het te heffen bedrag voor resolutie verzekeraars met 64% tot € 5,8 miljoen. Dit is nagenoeg geheel het gevolg van de toegenomen begroting. De omvang van de heffingsgrondslag (technische voorziening) stijgt met ruim 10%. Het basisbedrag blijft gelijk en het variabele tarief stijgt naar € 13,84.

Trustkantoren

Het totaal in 2021 te heffen bedrag neemt met € 0,6 miljoen af ondanks de toename van de begroting. Deze afname wordt veroorzaakt door het verschil in nacalculatie over 2020 met dat over 2019. Tegelijk neemt de populatie in deze categorie af. De daling van het te heffen bedrag biedt ruimte om de tarieven in de eerste schijven te verlagen, zodat de heffing voor de kleinste partijen onder 10% van de omzet uitkomt. De tarieven van de twee hoogste schijven blijven gelijk.

Verzekeraars niet zijnde zorg

Binnen deze categorie gaat het te heffen bedrag met 23% omlaag ondanks het feit dat de begroting voor het toezicht is toegenomen. Dit komt met name door de forse nacalculatie over 2019, die een grote invloed had op de tarieven voor 2020. Daarnaast is sprake van een positieve nacalculatie over 2020.

Zorgverzekeraars

Voor zorgverzekeraars is er een sterke daling van 62% van het te heffen bedrag. Dit wordt aan de ene kant veroorzaakt door een daling van de begroting in 2021 ten opzichte van 2020 en aan de andere kant door de onderschrijding van de begroting in 2020 met € 1,8 miljoen. Het basisbedrag blijft gelijk en het variabele bedrag daalt van € 0,26 naar € 0,10 per verzekerde ten gevolge van de afname van het totaal te heffen bedrag.

Financiële gevolgen en administratieve lasten

De nieuwe tarieven hebben financiële gevolgen voor de ondertoezichtstaande instellingen. De gevolgen zijn afhankelijk van de categorie waartoe een instelling behoort. Hierboven is reeds ingegaan op de belangrijkste wijzigingen in de tarieven ten opzichte van 2020. De regeling is beperkt tot het vaststellen van tarieven en heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Inwerkingtreding

De regeling treedt de dag na publicatie in werking. Op basis van de tarieven en staffels in de regeling zullen de AFM en DNB vervolgens facturen sturen aan de instellingen die bij hen onder toezicht staan.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

In overeenstemming met de in de Wet bekostiging financieel toezicht gehanteerde begrippen wordt hierna gesproken van 'personen'.

X Noot
2

Besluit van 11 november 2020 tot wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met vaststelling van een nieuwe procentuele verdeling van de kosten van het doorlopend toezicht van de Autoriteit Financiële Markten ( Stb. 2020, 470); Besluit van 19 februari 2021 tot wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met herstel van een wijziging van de procentuele verdeling van de kosten van de AFM ( Stb. 2021, 105).

Naar boven