Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 28 mei 2021, kenmerk 2349594-1007451-WJZ, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met het doorvoeren van stap 3 uit het openingsplan en het inzetten van coronatoegangsbewijzen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Medische Zorg;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op de artikelen 58e, eerste lid, 58f, vijfde lid, 58g, eerste lid, 58h, eerste lid, 58i, 58j, eerste lid, onder e, en 58ra, eerste, zevende en negende lid, van de Wet publieke gezondheid;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

geldig coronatoegangsbewijs:

een coronatoegangsbewijs als bedoeld in artikel 6.29;

B

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 2.3 Kunst- en cultuurbeoefening

2. In artikel 2.3 wordt 'personen die podiumkunsten beoefenen of acteren' vervangen door 'personen tijdens kunst- en cultuurbeoefening'.

C

Artikel 2a.5, onder b, komt te luiden:

  • b. beoefenen van kunst en cultuur, voor zover het dragen van een mondkapje de kunst- en cultuurbeoefening belemmert;

D

Artikel 3.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d wordt 'dertig personen' vervangen door 'vijftig personen'.

2. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. personen tijdens beroeps- of bedrijfsmatige kunst- en cultuurbeoefening;

3. Onderdeel j komt te luiden:

  • j. personen tijdens kunst- en cultuurbeoefening, anders dan beroeps- of bedrijfsmatig, mits het groepsverband niet groter is dan vijftig personen.

E

De artikelen 3.1, derde lid, 4.a1, 4.10, 4.11, 6.4 en 6.7 vervallen.

F

Artikel 3.2, tweede lid, onder c, komt te luiden:

  • c. personen tijdens kunst- en cultuurbeoefening;

G

Na artikel 4.1 worden 5 artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 4.1a Reserveren

  • 1. Onverminderd artikel 4.1, worden de volgende publieke plaatsen slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat het publiek heeft gereserveerd:

    • a. doorstroomlocaties, voor zover het deze functie betreft, en met uitzondering van een winkel, warenmarkt, parkeergarage, fietsenstalling, luchthaven, station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer of ander bedrijfsmatig personenvervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften;

    • b. eet- en drinkgelegenheden, met uitzondering van eet- en drinkgelegenheden als bedoeld in artikel 4.4, tweede en derde lid;

    • c. wellnesscentra;

    • d. locaties voor kunst- en cultuurbeoefening en de vertoning van kunst- en cultuurbeoefening;

    • e. sportaccommodaties;

    • f. ander bedrijfsmatig personenvervoer, met uitzondering van veerponten;

    • g. spellocaties;

    • h. locaties voor beurzen en congressen;

    • i. zalencentra en locaties voor zalenverhuur;

    • j. casino’s.

  • 2. Een beheerder als bedoeld in het eerste lid neemt geen reserveringen aan voor groepsverbanden van meer dan vier personen, tenzij het om personen gaat als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder a, of personen als bedoeld in artikel 58g, tweede lid, onder a, van de wet.

Artikel 4.1b Gezondheidscheck

Een publieke plaats waar een reserveringsplicht geldt op grond van artikel 4.1a, wordt slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat bij aankomst van het publiek een gezondheidscheck wordt uitgevoerd.

Artikel 4.1c Placeren

  • 1. Een publieke plaats waar een reserveringsplicht geldt op grond van artikel 4.1a, wordt slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat het publiek wordt geplaceerd.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor:

    • a. doorstroomlocaties;

    • b. locaties voor sportbeoefening of kunst- en cultuurbeoefening, voor zover de aard van de beoefening zich tegen placeren verzet;

    • c. ander bedrijfsmatig personenvervoer.

  • 3. Een beheerder als bedoeld in het eerste lid, placeert het publiek in groepsverbanden van ten hoogste vier personen, tenzij het om personen gaat als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder a, of personen als bedoeld in artikel 58g, tweede lid, onder a, van de wet.

Artikel 4.1d Registratie

  • 1. Een publieke plaats waar een placeringsplicht geldt op grond van artikel 4.1c, wordt slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat:

    • a. het publiek in de gelegenheid gesteld wordt de volgende gegevens beschikbaar te stellen ten behoeve van de mogelijke uitvoering van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst:

      • 1°. volledige naam;

      • 2°. datum en tijdstip van aankomst;

      • 3°. e-mailadres; en

      • 4°. telefoonnummer;

    • b. toestemming gevraagd wordt voor de verwerking en overdracht van de onder a bedoelde gegevens ten behoeve van de uitvoering van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst. Daarbij wordt vermeld dat het geven van deze toestemming vrijwillig is;

    • c. de onder a genoemde gegevens op zodanige wijze worden verwerkt dat daarvan geen kennis kan worden genomen door ander publiek;

    • d. de onder a genoemde gegevens uitsluitend worden verwerkt voor de uitvoering van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst, veertien dagen worden bewaard en daarna worden vernietigd.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor locaties waar contactberoepen worden uitgeoefend.

Artikel 4.1e Verkoop alcoholhoudende drank

Een publieke plaats wordt slechts voor publiek opengesteld, indien daar tussen 22.00 uur en 06.00 uur niet bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt.

H

Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 4.2 Maximaal vijftig personen publiek per zelfstandige ruimte

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een publieke binnenruimte en een erf behorende bij een publieke plaats worden slechts voor publiek opengesteld, indien per zelfstandige ruimte en per erf ten hoogste vijftig personen als publiek aanwezig zijn.

3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. personen tijdens beroeps- of bedrijfsmatige kunst- en cultuurbeoefening;

b. Aan onderdeel d wordt toegevoegd ', mits, met uitzondering van in een winkel, warenmarkt, parkeergarage, fietsenstalling, luchthaven, station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer of ander bedrijfsmatig personenvervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften, als publiek slechts één persoon per 10 m2 voor publiek toegankelijke oppervlakte worden toegelaten'.

c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

  • h. personen op een locatie waar ten minste duizend personen geplaceerd kunnen worden, mits niet meer dan tweehonderdvijftig personen als publiek aanwezig zijn;

  • i. personen in buitenspellocaties, mits als publiek slechts één persoon per 10 m2 voor publiek toegankelijke oppervlakte worden toegelaten;

  • j. personen in sportaccommodaties buiten;

  • k. personen in zelfstandige ruimten met een verkeersfunctie.

I

De artikelen 4.3 tot en met 4.9 komen te luiden:

Artikel 4.3 Dansvoorzieningen

Een bij een eet- en drinkgelegenheid behorende dansvoorziening wordt niet voor publiek opengesteld.

Artikel 4.4 Eet- en drinkgelegenheden

  • 1. Een eet- en drinkgelegenheid wordt slechts opengesteld voor publiek, indien de beheerder er zorg voor draagt dat:

    • a. de eet- en drinkgelegenheid tussen 22.00 uur en 06.00 uur niet voor publiek wordt opengesteld;

    • b. er binnen of op of rond het terras geen muziek met een hogere geluidsbelasting dan 60 decibel, optreden, beeldscherm of ander mogelijk tot toeloop van publiek aanleiding gevend amusement is;

    • c. ter plaatse geen oploop van publiek kan ontstaan;

    • d. er geen sprake is van zelfbediening door het publiek.

  • 2. Het eerste lid, onder a, geldt niet voor eet- en drinkgelegenheden waar uitsluitend sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking van etenswaren of dranken voor gebruik anders dan ter plaatse, mits de inrichting tussen 01.00 uur en 06.00 uur gesloten is en de duur van het verblijf van publiek in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt.

  • 3. Het eerste lid geldt niet voor een eet- en drinkgelegenheid:

    • a. in een uitvaartcentrum of in een andere locatie waar een plechtigheid plaatsvindt ten behoeve van een uitvaart;

    • b. in zorglocaties voor patiënten en cliënten en bezoekers van patiënten en cliënten;

    • c. die zich bevindt op een luchthaven na de securitycheck;

    • d. binnen een locatie waar besloten en georganiseerde dagbesteding plaatsvindt voor kwetsbare groepen.

  • 4. Een coffeeshop wordt slechts opengesteld voor publiek tussen 06.00 uur en 22.00 uur.

Artikel 4.5 Binnenruimten eet- en drinkgelegenheden

Onverminderd de artikelen 4.1a tot en met 4.1e en 4.4, wordt een eet- en drinkgelegenheid, met uitzondering van eet- en drinkgelegenheden als bedoeld in artikel 4.4, tweede en derde lid, binnen slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat:

  • a. tussen 18.00 uur en 22.00 uur één zitplaats hoogstens twee keer door publiek wordt gebruikt;

  • b. het publiek aan tafels wordt geplaceerd.

Artikel 4.6 Terrassen bij eet- en drinkgelegenheden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4.1a tot en met 4.1e en 4.4, worden de bij de eet- en drinkgelegenheid behorende terrassen in de buitenlucht, slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat:

    • a. het terras aan de bovenzijde of aan drie zijden open is;

    • b. in afwijking van artikel 4.2, eerste lid, er niet meer dan vijftig personen als publiek tegelijk per terras aanwezig zijn;

    • c. de zitplaatsen op het terras zo worden neergezet dat het publiek op de veilige afstand van elkaar zit.

  • 2. Het eerste lid, onder c, geldt niet indien de beheerder er zorgt voor draagt dat tussen het geplaceerde publiek kuchschermen worden geplaatst die voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. het kuchscherm heeft een hoogte van ten minste 1,80 meter van de vloer gemeten;

    • b. de onderkant van het kuchscherm bevindt zich op ten hoogste 50 centimeter van de vloer gemeten;

    • c. het kuchscherm dat is geplaatst tussen twee zitplaatsen, heeft een breedte van ten minste 92 centimeter;

    • d. het kuchscherm dat is geplaatst tussen drie of meer zitplaatsen, heeft een breedte van ten minste 1,85 meter;

    • e. het oppervlak van het kuchscherm is zodanig dat dit ten behoeve van de hygiëne kan worden schoongemaakt;

    • f. het kuchscherm bestaat uit deugdelijk materiaal, is van een deugdelijke constructie en is zodanig geplaatst, bevestigd of ingericht en wordt zodanig gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoals verschuiven, omvallen, kantelen en getroffen worden door het kuchscherm of onderdelen daarvan zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Artikel 4.7 Toegangsbewijzen bij eet- en drinkgelegenheden

  • 1. De artikelen 4.2, eerste lid, en 4.6, eerste lid, onder b, gelden niet voor eet- en drinkgelegenheden, indien, met inachtneming van artikel 6.30, alleen publiek wordt toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs en het vereiste van een geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsdocument duidelijk zichtbaar en leesbaar voor het publiek en een handhaver is aangegeven bij de toegang tot de eet- en drinkgelegenheid.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mogen personen tot en met twaalf jaar zonder geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsbewijs toegelaten worden.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op eet- en drinkgelegenheden waar uitsluitend of vrijwel uitsluitend personen tot en met twaalf jaar toegelaten worden.

  • 4. Een beheerder laat op dezelfde dag niet zowel publiek toe met toepassing van het eerste lid als zonder toepassing van het eerste lid.

Artikel 4.8 Locaties voor kunst- en cultuurbeoefening

  • 1. Publieke plaatsen mogen slechts geopend zijn voor publiek voor kunst- en cultuurbeoefening, anders dan beroeps- of bedrijfsmatig, indien de beheerder er zorg voor draagt dat geen toeschouwers toegelaten worden.

  • 2. Artikel 4.1a, eerste lid, geldt niet ten aanzien van publiek tot en met zeventien jaar en artikel 4.1a, tweede lid, geldt niet ten aanzien van publiek dat kunst en cultuur beoefent in locaties voor kunst- en cultuurbeoefening, mits het groepsverband niet groter is dan vijftig personen.

Artikel 4.9 Toegangsbewijzen bij kunst en cultuur

  • 1. De artikelen 4.2, eerste lid, en 4.8 gelden niet met betrekking tot personen in locaties voor kunst- en cultuurbeoefening of de vertoning daarvan, indien het publiek overeenkomstig artikel 4.1c geplaceerd is en, met inachtneming van artikel 6.30, alleen publiek wordt toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs en het vereiste van een geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsdocument duidelijk zichtbaar en leesbaar voor het publiek en een handhaver is aangegeven bij de toegang tot de locatie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mogen personen tot en met twaalf jaar zonder geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsbewijs toegelaten worden.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op een locatie waar uitsluitend of vrijwel uitsluitend personen tot en met twaalf jaar toegelaten worden.

  • 4. Een beheerder laat op dezelfde dag niet zowel publiek toe met toepassing van het eerste lid als zonder toepassing van het eerste lid.

J

Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onder a, komt te luiden:

  • a. evenementen die behoren tot de reguliere exploitatie van die ruimte en die plaatsvinden tussen 06.00 uur en 01.00 uur in:

    • 1°. publieke binnenruimten;

    • 2°. besloten binnenruimten;

    • 3°. de in de buitenlucht gelegen delen van publieke plaatsen.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Een evenement als bedoeld in het tweede lid, onder a of d, wordt slechts georganiseerd, indien de organisator er zorg voor draagt dat:

    • a. er niet meer dan vijftig deelnemers tegelijk aanwezig zijn;

    • b. deelnemers gereserveerd hebben voor groepsverbanden van ten hoogste vier personen, tenzij het om personen gaat als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder a, of personen als bedoeld in artikel 58g, tweede lid, onder a, van de wet;

    • c. deelnemers geplaceerd worden in groepsverbanden van ten hoogste vier personen, tenzij het om personen gaat als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder a, of personen als bedoeld in artikel 58g, tweede lid, onder a, van de wet;

    • d. bij aankomst van de deelnemers een gezondheidscheck wordt uitgevoerd;

    • e. de deelnemers in de gelegenheid gesteld worden de volgende gegevens beschikbaar te stellen ten behoeve van de mogelijke uitvoering van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst:

      • 1°. volledige naam;

      • 2°. datum en tijdstip van aankomst;

      • 3°. e-mailadres; en

      • 4°. telefoonnummer;

    • f. toestemming gevraagd wordt voor de verwerking en overdracht van de onder e bedoelde gegevens ten behoeve van de uitvoering van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst. Daarbij wordt vermeld dat het geven van deze toestemming vrijwillig is.

    • g. de onder e genoemde gegevens op zodanige wijze worden verwerkt dat daarvan geen kennis kan worden genomen door ander publiek;

    • h. de onder e genoemde gegevens uitsluitend worden verwerkt voor de uitvoering van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst, veertien dagen worden bewaard en daarna worden vernietigd;

    • i. hygiënemaatregelen worden getroffen;

    • j. stromen van publiek gescheiden worden;

    • k. tussen 22.00 uur en 06.00 niet bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt.

3. Het vierde en vijfde lid vervallen.

K

Na artikel 5.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.2 Toegangsbewijzen bij evenementen

  • 1. De artikelen 5.1, eerste lid en derde lid, onder a, en 4.2, eerste lid, gelden niet voor evenementen die overeenkomstig artikel 5.1, derde lid, onder b tot en met i, worden georganiseerd, indien, met inachtneming van artikel 6.30, alleen deelnemers worden toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs, het vereiste van een geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsdocument duidelijk zichtbaar en leesbaar voor het publiek en een handhaver is aangegeven bij de toegang tot het evenement en de daar aanwezige personen de bij of krachtens artikel 58f van de wet gestelde regels in acht kunnen nemen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mogen personen tot en met twaalf jaar zonder geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsbewijs toegelaten worden.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op evenementen waar uitsluitend of vrijwel uitsluitend personen tot en met twaalf jaar toegelaten worden.

  • 4. Een organisator laat op dezelfde dag niet zowel deelnemers toe met toepassing van het eerste lid als zonder toepassing van het eerste lid.

L

Artikel 6.1 komt te luiden:

Artikel 6.1 Uitzondering veiligeafstandsnorm sportbeoefening

De veiligeafstandsnorm geldt, voor zover de sport niet op gepaste wijze kan worden beoefend met inachtneming van de veilige afstand, niet tijdens de beoefening van sport.

M

Artikel 6.2 komt te luiden:

Artikel 6.2 Uitzonderingen groepsvorming en reserveringsplicht bij het sporten

  • 1. De artikelen 3.1, eerste lid, en 3.2, eerste lid, gelden niet voor:

    • a. topsporters die uitkomen in de Dutch Basketball League mannen;

    • b. topsporters die uitkomen in de Vrouwen Basketball League;

    • c. topsporters die uitkomen in de Eredivisie Rolstoelbasketbal;

    • d. topsporters die uitkomen in de Eredivisie Volleybal vrouwen;

    • e. topsporters die uitkomen in de Eredivisie Volleybal mannen;

    • f. topsporters die uitkomen in de Eredivisie Waterpolo vrouwen;

    • g. topsporters die uitkomen in de Eredivisie Waterpolo mannen;

    • h. topsporters die uitkomen in de Eredivisie Handbal vrouwen;

    • i. topsporters die uitkomen in de Eredivisie Handbal mannen;

    • j. topsporters die uitkomen in de Hoofdklasse Hockey vrouwen;

    • k. topsporters die uitkomen in de Hoofdklasse Hockey mannen;

    • l. topsporters die uitkomen in de Korfbal League;

    • m. topsporters die uitkomen in de Hoofdklasse Honkbal;

    • n. topsporters die uitkomen in de Hoofdklasse Softbal’;

    • o. topsporters die uitkomen in de Eredivisie Beachvolleybal;

    • p. topsporters die uitkomen in het hoogste niveau van rugby;

    • q. topsporters die uitkomen in het hoogste niveau van ijshockey;

    • r. topsporters die uitkomen in het hoogste niveau van zaalvoetbal;

    • s. topsporters die uitkomen in het hoogste niveau van badminton;

    • t. topsporters die uitkomen in het hoogste niveau van squash;

    • u. topsporters die uitkomen in het hoogste niveau van tafeltennis;

    • v. voetballers behorende tot de A-selectie van clubs die uitkomen in de Eredivisie, Vrouwen Eredivisie en Eerste divisie;

    • w. voetballers die uitkomen in internationale voetbaltoernooien die worden georganiseerd door de UEFA of de FIFA;

    • x. voetballers van vertegenwoordigende elftallen van de KNVB;

    • y. topsporters die uitkomen in het hoogste niveau van cricket;

    • z. andere topsporters die zijn gelieerd aan een instelling voor topsport.

    • aa. personen die in groepsverband sport beoefenen, mits het groepsverband niet groter is dan vijftig personen;

    • bb. personen tot en met zeventien jaar die sport beoefenen;

    • cc. trainers of begeleiders van de sportbeoefening.

  • 2. De artikelen 4.1a, tweede lid, en 4.2, eerste lid, gelden niet met betrekking tot topsporters, als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met z.

  • 3. Artikel 4.1a, eerste lid, geldt niet ten aanzien van publiek tot en met zeventien jaar in sportaccommodaties en artikel 4.1a, tweede lid, geldt niet ten aanzien van publiek in sportaccommodaties, mits het groepsverband niet groter is dan vijftig personen.

N

Artikel 6.3 komt te luiden:

Artikel 6.3 Sportwedstrijden en toeschouwers

Het verbod op evenementen, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, geldt niet voor sportwedstrijden van:

  • a. topsporters, als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onder a tot en met z, mits ten hoogste vijftig personen als toeschouwers aanwezig zijn of ten hoogste tweehonderdvijftig personen als publiek aanwezig zijn op een locatie waar ten minste duizend personen geplaceerd kunnen worden;

  • b. personen vanaf achttien jaar, op de locatie en tussen de leden van de sportvereniging waarbij zij als lid zijn aangesloten, mits geen toeschouwers aanwezig zijn;

  • c. personen tot en met zeventien jaar, mits geen toeschouwers aanwezig zijn.

O

In artikel 6.9 wordt '20.00 uur' vervangen door '22.00 uur'.

P

De artikelen 6.14, 6.14a en 6.14b komen te luiden:

Artikel 6.14 Fieldlab evenementen

Artikel 6.14a Praktijktesten drinkgelegenheden

Tijdens en op de locatie van een testactiviteit die plaatsvindt in het kader van Praktijktesten drinkgelegenheden gelden de artikelen 3.1, eerste lid, 4.1, 4.1a, 4.1b. 4.1c. 4.1d, 4.1e, 4.2, eerste lid, 4.3 en 4.4, eerste lid, 4.5 en 4.6 niet.

Artikel 6.14b Pilot testbewijzen

Tijdens en op de locatie van een testactiviteit die plaatsvindt in het kader van Pilot testbewijzen gelden de artikelen 3.1, eerste lid, 4.1, 4.1a, 4.1b. 4.1c. 4.1d, 4.1e, 4.2, eerste lid, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.8, 5.1, en 6.3 niet.

ARTIKEL II

Artikel II van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) vervalt.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

1. Algemeen

1. Algemeen

Strekking

Deze wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 strekt ertoe de voorwaarden te stellen waaronder de derde stap van het openingsplan1 gezet kan worden, in de stapsgewijze afbouw van de maatregelen die noodzakelijk zijn ter bestrijding van de covid-19-epidemie.

Deze regeling is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 geldende bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg).

Pijlers van de bestrijding van de epidemie

Nederland bevindt zich nog in de pandemie van het virus SARS-CoV-2 (hierna: het virus), die nog steeds tot infecties leidt.

Op 27 februari 2020 werd de eerste patiënt met het virus in Nederland gediagnosticeerd. Tot 20 mei 2021 zijn er wereldwijd 163.738.674 patiënten met het virus gemeld, van wie 32.523.542 in de Europese Unie (EU)/Europese Economische Ruimte (EER). Uit gegevens van het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) volgt dat er wereldwijd 3.384.750 patiënten overleden zijn, van wie 716.687 in de EU/EER. Blijkens gegeven van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) zijn er tot 20 mei 2021 in Nederland 1.615.500 meldingen gedaan van personen die positief getest zijn op het virus, van wie 17.506 als overleden zijn gemeld. Tot 21 mei 2021 werden in totaal 64.261 personen opgenomen in het ziekenhuis, aldus Stichting de Nationale Intensive Care Evaluatie (Stichting NICE).2

Vanwege het virus, golden over de periode van ruim een jaar reeds ingrijpende maatregelen, die zijn gebaseerd op drie pijlers:

  • een acceptabele belastbaarheid van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede zorg kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere zorg;

  • het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;

  • het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.

Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt, gelet op de in de paragraaf 2 beschreven epidemiologische situatie.

2. Epidemiologische situatie

Het Outbreak Management Team (OMT) is geïnformeerd over het verloop van de epidemie, de resultaten van de modellering en de ontwikkeling van het reproductiegetal en heeft naar aanleiding van de 114e bijeenkomst van het OMT op 22 mei 2021 advies (deel 1) uitgebracht over het verloop van de epidemie. Aan het OMT-advies wordt het volgende ontleend.

Epidemiologische situatie

In de afgelopen 7 dagen (14 – 20 mei 2021) is het aantal meldingen van SARS-CoV-2-positieve personen met 30% afgenomen in vergelijking met de zeven dagen ervoor. De daling van het aantal meldingen is te zien in alle leeftijdsgroepen. Het aantal testen bij de GGD-testlocaties is in de periode 14–20 mei 2021 ook gedaald, dit aantal was 21% lager ten opzichte van de 7 dagen ervoor. Het percentage positieve testen is gedaald van 12,5% naar 11,7%. Dit betekent dat er sprake is van een reële afname van het aantal SARS-CoV-2-infecties. Bij kinderen tot 13 jaar nam het percentage positieve testen echter toe, mogelijk door gerichter testen van kinderen met klachten.

Landelijk werden in de afgelopen week (13–20 mei) 185 personen per 100.000 inwoners positief getest voor SARS-CoV-2, de week ervoor was dit aantal 256 per 100.000 inwoners. In 8 regio’s was het aantal positief geteste personen minder dan 150 per 100.000 inwoners, in 8 regio’s tussen de 150 en 200 per 100.000 inwoners, in 7 regio’s tussen de 200 en 250 per 100.00 inwoners en in 2 regio’s meer dan 250 per 100.000 inwoners. Qua geografische verspreiding tonen de meest noordelijke regio’s een lager aantal meldingen per 100.000 inwoners.

Het patroon van het aantal meldingen naar leeftijd per 100.000 inwoners laat een daling zien voor alle leeftijdsgroepen. Het hoogste aantal meldingen is nog steeds te zien in de leeftijdsgroep 18 t/m 24 jaar (circa 400 per 100.000 inwoners), maar de incidentie neemt nu ook in deze leeftijdsgroep af. Bij 60–69-jarigen is de incidentie circa 100 per 100.000 inwoners, bij 70-plussers nog lager.

In de Infectieradar daalt het percentage deelnemers dat COVID-19-achtige klachten rapporteert verder. Van de 8% deelnemers aan Infectieradar die zich in de afgelopen kalenderweek hebben laten testen, had 40% (ook al) een zelftest gedaan, in vergelijking met 24% twee weken eerder. Van de 30 personen met een positieve uitslag van de zelftest in de afgelopen 6 weken hebben 22 zich laten hertesten in de GGD-teststraten, bij 20 daarvan is de uitslag bekend: bij allen blijkt ook de confirmatietest positief.

De ziekenhuis- en Intensive Care (IC)-data van de stichting NICE (data verzameld op 16 mei 2021) laten een duidelijke daling zien. Het gemiddelde aantal ziekenhuisopnames was met 172 opnames per dag 36% lager dan tijdens de piek in april jl. en het gemiddeld aantal IC-opnames was met 34 opnames per dag 40% lager dan tijdens de piek in april jl. Ook de LCPS-data tonen een duidelijke daling. Op 20 mei was het gemiddeld aantal ziekenhuisopnames met 158 per dag 41% lager dan tijdens de piek in april jl. en het gemiddeld aantal IC-opnames was met 28 per dag 45% lager dan tijdens de piek in april jl. De beddenbezetting was op basis van de LCPS-data op 20 mei voor de verpleegafdelingen 40% lager dan tijdens de piek (1278 t.o.v 1795 op 4 mei jl.) en voor de IC 32% lager (621 t.o.v. 820 op 27 april jl.).

Het aantal bewoners van instellingen voor gehandicaptenzorg, verpleeghuizen en woonzorgcentra met een COVID-19-diagnose blijft laag, evenals het aantal nieuw besmette locaties. Bij 1% van de instellingen voor gehandicaptenzorg en 5,5% van de verpleeghuizen en woonzorgcentra werden besmettingen vastgesteld in de afgelopen 28 dagen.

In de week 7–12 mei was de totale sterfte, volgens zowel CBS- als RIVM-analyses, licht verhoogd met een oversterfte van ongeveer 200 personen (volgens RIVM-data). De lichte oversterfte werd gezien onder personen jonger dan 80 jaar, niet wonend in instellingen. Bij het RIVM werden in de week van 7–12 mei 101 personen gemeld die overleden waren ten gevolge van laboratoriumbevestigde COVID-19 (bron: RIVM). In de groep Wet langdurige zorggebruikers (merendeels bewoners instellingen) was de sterfte niet verhoogd (bron: CBS).

Het OMT werd ook geïnformeerd over de COVID-19-vaccinatiegraad. De vaccinatiegraad onder thuiswonende personen is – conform de vaccinatiestrategie – sterk afhankelijk van de leeftijd. Van de thuiswonende personen tussen de 80 en 89 jaar heeft meer dan 85% ten minste 1 vaccinatie gehad en ongeveer 80% 2 vaccinaties. Bij 90-plussers is dit percentage iets lager: 73% heeft ten minste 1 vaccinatie gehad en 66% heeft 2 vaccinaties gehad. Dit komt waarschijnlijk doordat 90-plussers minder mobiel zijn en thuis gevaccineerd moeten worden. Van de 70–79-jarigen heeft eveneens meer dan 85% de eerste vaccinatie gehad en ruim 50% van de 75–79-jarigen ook de tweede vaccinatie. Van de 65–69-jarigen (die gevaccineerd worden door de GGD) heeft ruim 70% de eerste vaccinatie gehad en van de 55–59-jarigen heeft 29% de eerste vaccinatie gehad. De 60–64-jarigen worden gevaccineerd door de huisartsen met het Astra Zeneca-vaccin. Doordat er voor deze leeftijdsgroep een gefaseerde uitrol van het vaccinatieprogramma was en de vaccinaties in een aantal regio’s nog niet zijn afgerond, zijn er in deze leeftijdsgroep regionale verschillen in de vaccinatiegraad. Er wordt nog verder onderzocht in hoeverre het tijdelijk stoppen van vaccinatie met Astra Zeneca de vaccinatiegraad beïnvloed heeft.

Er zijn ook regionale verschillen te zien in de vaccinatiegraad bij de leeftijdsgroep boven de 65 jaar die via de GGD gevaccineerd wordt, deze varieert van 35% tot meer dan 85%. Naast gemeenten in de regio’s ook wel aangeduid met ‘Biblebelt’ zoals Urk, Staphorst en Neder-Betuwe (vaccinatiegraad tussen 35 en 73%) hebben ook de grote steden Amsterdam (68%) en Rotterdam (71%) een relatief lage vaccinatiegraad. Binnen deze steden zijn er bovendien grote verschillen op wijkniveau, waarbij een aanzienlijk aantal wijken een vaccinatiegraad tussen de 40 en 60% heeft.

Reproductiegetal, effect van maatregelen en prognoses ziekenhuizen en IC

De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van de Osirismeldingen van positieve gevallen, is voor 6 mei 0,86 (0,84 – 0,89) besmettingen per geval. Dit is lager dan de waarde die vorige week werd gerapporteerd. Het reproductiegetal is ook op basis van andere gegevensbronnen berekend, zoals het aantal nieuwe ziekenhuisopnames en IC-opnames per dag. De schattingen op basis van deze gegevensbronnen kennen een aanzienlijk grotere onzekerheid. Het geschatte reproductiegetal op basis van ziekenhuisgegevens is op 6 mei 0,93 (0,78–1,08), op basis van IC-gegevens is het 0,94 (0,62–1,30).

Met behulp van de kiemsurveillance wordt het reproductiegetal per variant gevolgd. Dit beeld geeft aan dat – ten opzichte van het eerder in Nederland circulerend type – het reproductiegetal van de Britse variant (VK-variant of B.1.1.7) 33% hoger is, en van de ‘Braziliaanse’ (P1) variant 41% hoger. De besmettelijkheid van de Braziliaanse variant wordt door grotere onzekerheidsmarges omgeven. Het reproductiegetal van de Zuid-Afrikaanse variant (B 1.351) is 24% hoger.

Op 13 mei waren er naar schatting 127.836 (91.346–164.957) besmettelijke personen in Nederland.

De prognose voor de ziekenhuis- en IC opnames is consistent met de prognoses van voorgaande weken. Bij gelijkblijvend beleid is er een vrij snelle verdere afname van de nieuwe IC-opnames te verwachten. De piek in de bezetting is nu echt achter de rug en de bezetting van de IC daalt verder. Ook wat betreft de COVID-19-ziekenhuisopnames is de piek achter de rug en zet de daling in de nieuwe opnames en de bezetting van de verpleegafdelingen verder door.

De daling wordt veroorzaakt door een toename van de immuniteit door vaccinatie in aanvulling op de immuniteit door doorgemaakte infectie. Ook het seizoeneffect speelt een positieve rol.

In het Nederlands verplaatsingspanel is er een duidelijke afname van verplaatsingen voor onderwijs te zijn, samenhangend met de meivakantie. Daarnaast is te zien dat gedurende de periode dat de avondklok van kracht was, de verplaatsingen tussen 22.00 uur en 4.30 gehalveerd waren (van 4 –5% van de panelleden per dag naar 2% per dag). Uit CoMix-studie blijkt dat tijdens de avondklokperiode de fractie van de participanten die bezoek hebben ontvangen, duidelijk is afgenomen.

Het kabinet onderschrijft het advies van het OMT over het verloop van de epidemie en maakt dat zich eigen.

Bij de voorbereiding van deze regeling zijn eveneens inzichten uit de uitvoering van de zorg betrokken. Daaraan wordt het volgende ontleend.

De druk op de zorg is nog steeds hoog en er vindt nog steeds afschaling van reguliere zorg plaats, al is dat in afnemende mate. Uit de NZa-rapportage van 20 mei blijkt dat landelijk 64% van de operatiekamers weer in gebruik is; vorige week was dat 59%. Deze week geven 26 ziekenhuizen aan de kritiek planbare zorg (zoals kankerbehandelingen) niet meer volledig volgens planning te kunnen leveren. Vorige week waren dit er 28. Negen van deze ziekenhuizen (evenveel als vorige week) kunnen bepaalde vormen van deze zorg niet meer binnen de vereiste zes weken verlenen; hier nemen dan andere ziekenhuizen de noodzakelijke zorg over. Deze week wordt planbare zorg (zoals een knie-heup-of staaroperatie) wordt in 34% van de ziekenhuizen niet geleverd. Dit was vorige week nog 38%. Andere ziekenhuizen leveren deze zorg deels en 2% van de ziekenhuizen kan de planbare zorg weer volledig leveren.

Het stuwmeer van uitgestelde zorg neemt dus nog steeds toe, al is dat in een steeds lager tempo. Het is van belang dat er binnen zes weken zicht moet zijn op een structurele en omvangrijke daling van de IC-bezetting door COVID-patiënten om het stuwmeer van uitgestelde zorg in klasse 3 weer in te halen. En daarnaast moet er (snel) ruimte komen om de uitgestelde planbare zorg weer in te halen.

Hierbij speelt ook mee dat het ziekenhuispersoneel in de gelegenheid moet worden gesteld om te herstellen en bij te komen van hun inspanningen sinds de eerste golf. Dit heeft een drukkend effect op de beschikbare capaciteit voor covid-, inhaal-en reguliere zorg in de rest van 2021.

3. Hoofdlijnen van deze regeling

Openingsplan stap 3

Het kabinet heeft op dinsdag 13 april 2021 het openingsplan gepresenteerd. Het doel van het openingsplan en de bijhorende routekaart is om visueel de stappen weer te geven die de komende periode gezet kunnen worden. Met deze regeling wordt stap 3 van het openingsplan gezet.

Stap 3 is in het openingsplan beschreven als het openen van doorstroomlocaties3 (onder voorwaarden), het openen van eet- en drinkgelegenheden voor uit eten (onder voorwaarden), het openen van culturele instellingen (onder voorwaarden) en het verruimen van voorwaarden voor sportbeoefening, zowel binnen als buiten. Daarnaast is sprake van het verruimen van groepsverbanden van twee naar vier personen en het verruimen van het maximaal aantal personen in binnenruimten van dertig personen of ruimer indien gerelateerd aan de oppervlaktenorm. Hieronder wordt beschreven op welke wijze de maatregelen vorm zijn gegeven in deze regeling.

De maatregelen gaan daarmee met inwerkingtreding van deze regeling op 5 juni 2021 ten opzichte van de voorheen geldende maatregelen over van een 'gesloten, tenzij'-systeem naar een 'open, tenzij'-systeem. Deze regeling markeert in deze zin het einde van de lockdown. Stap 3 van het openingsplan houdt daarmee in dat de lockdown wordt beëindigd en vervangen door algemene voorwaarden voor openstelling, met uitzondering van de dansgelegenheden, zoals nachtclubs en discotheken. Deze blijven ook in deze stap nog gesloten vanwege de epidemiologische risico’s die met openstelling daarvan gepaard gaan. In stap 3 is placering, behalve bij doorstroomlocaties, een voorwaarde voor openstelling van locaties. Verplichte placering is door de aard van de activiteit van dansgelegenheden niet haalbaar. Ook geldt er nu nog een sluitingstijd om 22.00 uur voor horecagelegenheden, inclusief een alcoholverbod tussen 22.00 en 06.00 uur. Daarbij is het bij dansgelegenheden evenmin mogelijk om de veilige afstandsnorm te borgen. Het groepsvormingsverbod en het thuisbezoekadvies zijn weer verruimd naar maximaal vier personen.

Onderstaand wordt ingegaan op de meer sectorspecifieke voorwaarden voor openstelling, gevolgd door een beschrijving van de mogelijkheid om versneld tot verruimde mogelijkheden voor openstelling voor het publiek te komen door gebruik te maken van toegangsbewijzen in bepaalde sectoren.

Eet- en drinkgelegenheden

Met de beëindiging van de lockdown worden ook alle eet- en drinkgelegenheden met uitzondering van dansgelegenheden (nachtclubs en discotheken) onder voorwaarden opengesteld. Uitgangspunten hierbij zijn dat het bezoek aan de eet- en drinkgelegenheden gecontroleerd plaatsvindt, er geen oploop van publiek ontstaat in de omgeving van de eet- en drinkgelegenheden, en er een beperkt aantal van vijftig personen (inclusief kinderen tot en met twaalf jaar) tegelijk als publiek per zelfstandige ruimte binnen of per terras aanwezig mogen zijn. Personeel dat aan het werk is, telt niet mee bij dit maximum, omdat dit geen publiek is. Daarnaast wordt gewerkt met placering (vaste zitplaats), triage, reservering (maximaal vier personen per reservering), registratie en worden er beperkingen gesteld door maximaal vier personen per placering toe te staan (uitgezonderd van dit maximum en het maximum ten aanzien van reserveringen zijn kinderen tot en met twaalf jaar en personen die op hetzelfde adres woonachtig zijn).

Specifiek voor binnen geldt dat er na 18.00 uur gewerkt wordt met maximaal twee gecohorteerde shifts waarbij gasten op een vast tijdstip arriveren en vertrekken. Ook dient men aan een tafel te zitten. Het is niet toegestaan om zitplaatsen aan de bar of bij een kansspelautomaat toe te wijzen. Ook zijn de basisregels, zoals de veiligeafstandsnorm en de protocollen van de horecasector onverkort van kracht.

Het is de beheerder toegestaan de eet- en drinkgelegenheid inclusief het (buiten)terras tussen 06.00 en 22.00 uur geopend te hebben voor publiek. Er is nog steeds sprake van beperkte openingstijden om zo het aantal contactmomenten in de tijd te beperken, maar het biedt de horeca tegelijkertijd op veilige en verantwoorde wijze meer ruimte om ook uit eten weer mogelijk te maken. Het verbod op het verkopen van alcohol in publieke plaatsen en het verbod op het gebruiken en het voor consumptie gereed hebben van alcohol in openbare plaatsen schuift op naar 22.00 uur. Hiermee wordt voorkomen dat na de sluiting van de horeca, groepen mensen zich met alcohol naar andere plekken verplaatsen. Zelfbediening is niet toegestaan. Iedereen dient aan een tafel te zitten en zelfbediening ondermijnt dit.

Amusement binnen in de eet- en drinkgelegenheden en op en rondom het terras is niet toegestaan. Dus onder meer geen optredens en geen tv-schermen. Alleen achtergrondmuziek is toegestaan. Op deze wijze wordt voorkomen dat de naleving van de maatregelen (onder andere zitten aan een tafel, niet gezamenlijk zingen en de veiligeafstandsnorm) onder druk komt te staan. Daarnaast wordt hiermee voorkomen dat er een toeloop ontstaat bij bijvoorbeeld de buitenterrassen om gezamenlijk naar een scherm of optreden te kijken.

Omdat het publiek in groepen van maximaal vier personen moet worden geplaceerd, worden de contactmomenten met anderen geminimaliseerd. Om dezelfde reden wordt ook het aantal gecohorteerde shifts vanaf 18.00 uur beperkt tot maximaal twee. Het beperken van het aantal mensen dat bij elkaar geplaceerd is tot vier personen, sluit aan bij de regels voor de maximale groepsvorming.

Om het bezoek aan de eet- en drinkgelegenheden zodanig te organiseren dat aan deze voorwaarden kan worden voldaan, is een reservering verplicht, waarbij ook reserveren aan de deur is toegestaan (‘wait to be seated’). Het horecapersoneel wordt dringend geadviseerd om twee keer per week voorafgaand aan de dienst een zelftest af te nemen. Hiermee wordt, net zoals in het onderwijs, beoogd om eventuele besmettingen tijdig te onderkennen en de eventuele transmissie van het virus in de horeca sector te verminderen. De dansgelegenheden (nachtclubs en discotheken) blijven als zodanig gesloten, omdat er slechts sprake kan zijn van geplaceerde activiteiten bij eet- en drinkgelegenheden.

Afhalen en nuttigen op locaties, zoals attractieparken, dierenparken, bioscopen en theaters is toegestaan tussen 06.00 en 22.00 uur. Uiteraard blijven naleving van de veiligeafstandsnorm en de hygiënemaatregelen onverkort van kracht. Afhaal voor anders dan ter plaatse is mogelijk tussen 06.00 tot 01.00 uur.

Detailhandel

Na een periode waarin met voorzichtige stappen en onder voorwaarden de niet-essentiële winkels verder zijn opengesteld, kunnen gezien de epidemiologische situatie enkele voorwaarden worden versoepeld. Hiermee worden de winkeltijden verruimd, zodat koopavonden weer mogelijk zijn. Ook komen de venstertijden voor kwetsbare groepen te vervallen en worden de tijden waarop het verbod op het verkopen van alcohol geldt gewijzigd naar 22.00 uur tot 06.00 uur.

Gezien het feit dat de meeste kwetsbaren gevaccineerd zijn, kunnen de venstertijden voor deze groepen verantwoord worden losgelaten. Doordat winkels langer geopend zijn en de venstertijden voor kwetsbare groepen vervallen, kan het winkelend publiek zich over meer uren spreiden, hiermee wordt beoogd de drukte in de winkels te verminderen. Het voorkomen van drukte wordt mede bereikt door het aantal toegestane personen dat de winkel bezoekt, afhankelijk te stellen van de grootte van de winkel. Het maximum aantal personen wordt bepaald aan de hand van de winkelvloeroppervlakte. Dit is de oppervlakte van de winkeloppervlakte die toegankelijk is voor het winkelend publiek en dus niet het magazijn. Van het personeel dient alleen de hoogstnodige bezetting aanwezig zijn. De beheerder van de winkel ziet hierop toe. Klanten dienen zoveel mogelijk alleen te komen.

Deze versoepelingen laten onverlet dat winkels er (vrijwillig) voor kunnen kiezen om gebruik te maken van winkelen op afspraak of 'bestellen en afhalen' en de daarbij behorende protocollen. Naleving van de veiligeafstandsnorm, de mondkapjesplicht en de hygiënemaatregelen blijven onverkort van kracht in publieke plaatsen, zoals winkels. Dit geldt ook voor de geldende afspraken en protocollen die zijn gemaakt met de warenmarkten en de detailhandel. Dit betreft afspraken over deurbeleid, informatie aan de deur over het maximaal aantal toegelaten personen en voorkomen van oploop van publiek. Uit de protocollen voor de detailhandel volgt dat winkeliers (met posters) op de deur of de etalage het maximaal aantal toegestane personen in de winkel zichtbaar maken voor klanten en toezichthouders. Uitgangspunt in de protocollen is dat er één klant per 10 m2 winkelvloeroppervlakte wordt binnengelaten.

Sportbeoefening

Binnen en buiten wordt het voor personen van achttien jaar en ouder toegestaan om tijdens de sportbeoefening de veiligeafstandsnorm los te laten als dat nodig is voor normale sportbeoefening, waarbij een groepsgrootte van maximaal vijftig personen geldt. Met deze verruiming wordt het weer mogelijk om op normale wijze te trainen. Dit maakt het sporten aantrekkelijker. Deze mogelijkheden voor sporten gelden aanvullend op de reeds bestaande mogelijkheden voor personen tot en met zeventien jaar om te sporten.

Daarnaast wordt het voor personen tot en met zeventien jaar mogelijk om wedstrijden te spelen, ook met personen van een andere sportvereniging. De wedstrijden worden bij voorkeur zo lokaal mogelijk georganiseerd. Hierbij kan gedacht worden aan een wedstrijd tegen een naburige sportclub.

Bij de topsportwedstrijden die op dit moment toegestaan zijn, gaat een maximum aantal toeschouwers van vijftig geplaceerde personen gelden. Bij het gebruik van toegangsbewijzen geldt als maximum 100% van de capaciteit op anderhalve meter afstand.

Stap 3 uit het openingsplan behelst ook een verruiming ten aanzien van de openstelling van faciliteiten op sportaccommodaties. De sportkantines zijn open, in lijn met de regels die gelden voor andere eet- en drinkgelegenheden. Daarnaast zijn de douches en kleedkamers weer geopend.

Door in ruimere mogelijkheden voor sporten te voorzien, zullen meer Nederlanders een actieve gezonde levensstijl kunnen oppakken.

Publieke plaatsen waar kunst en cultuur vertoond worden, worden onder voorwaarden voor publiek opengesteld. Het gaat dan bijvoorbeeld om concertzalen, poppodia, theaters, bioscopen, filmhuizen, musea en monumenten. Aan de openstelling van deze plaatsen zijn de algemene voorwaarden verbonden die gelden voor het openstellen van publieke plaatsen en, voor zover aan de orde, het organiseren van evenementen. Het gaat dan om het werken met reserveringen (van maximaal vier personen met uitzondering van jongeren tot en met twaalf jaar en personen die woonachtig zijn op hetzelfde adres), gezondheidscheck, registratie en placering (tenzij sprake is van een doorstroomlocatie), het scheiden van stromen van publiek en het implementeren van hygiënemaatregelen. Voor zover in deze plaatsen etenswaren of drank wordt aangeboden, gelden tevens de regels voor eet- en drinkgelegenheden. Dit betekent dat de eet- en drinkgelegenheid op deze locaties gesloten dient te zijn voor het nuttigen ter plaatse om 22.00 uur.

Voor deze plaatsen is een maximum gesteld aan het aantal personen dat als publiek aanwezig mag zijn. Voor publieke binnenruimten geldt dat per zelfstandige ruimte in beginsel ten hoogste vijftig personen als publiek aanwezig mogen zijn. Hierop gelden een aantal uitzonderingen.

Een uitzondering voor jongeren tot en met zeventien jaar die deelnemen aan georganiseerde jeugdactiviteiten en personen die deze activiteit organiseren en begeleiden, personen die beroepsmatige of bedrijfsmatige kunst- en cultuur beoefenen (professionals). In deze gevallen geldt er geen maximumaantal. Als geen sprake is van een georganiseerde jeugdactiviteit, tellen jongeren tot en met zeventien jaar wel mee voor het maximum van vijftig personen per zelfstandige ruimte. Tot slot wordt een uitzondering gemaakt voor doorstroomlocaties. Bij doorstroomlocaties geldt dat één persoon per tien vierkante meter voor publiek toegankelijke oppervlakte kan worden binnengelaten. Daarnaast geldt een uitzondering voor plaatsen met een zaalcapaciteit van groter dan duizend plaatsen. Zie onderstaande toelichting daarop.

Volledigheidshalve zij vermeldt dat personen die op een publieke plaats werkzaam zijn of daar werkzaamheden uitvoeren, niet als publiek worden gekwalificeerd. Zij tellen dus niet mee voor het gestelde maximumaantal personen per zelfstandige ruimte.

Kunst- en cultuurbeoefening

Het gaat om de actieve beoefening (participatie) van kunst en cultuur als culturele uiting en niet om recreatief tijdverdrijf. Die beoefening kan zowel plaatsvinden door professionals als door amateurs. Bij kunst en cultuur gaat het naast podiumkunsten, zoals theater, dans en muziek, om beeldende kunst, letteren, film en ontwerp, zoals architectuur en digitale vormgeving. De opsomming van deze sectoren is ontleend aan hoofdstuk 3 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid. Onder kunst- en cultuurbeoefening vallen bijvoorbeeld muziek-, schilder- en poëzieles, alsook het repeteren en opnemen van dans, acteerwerk en spoken word.

Voor de locaties waar kunst- en cultuur wordt beoefend gelden de algemene regels voor publieke binnenruimten, waaronder het werken met reserveringen (van maximaal vier personen met uitzondering van jongeren tot en met zeventien jaar en personen die woonachtig zijn op hetzelfde adres) en placering (tenzij sprake is van een doorstroomlocatie of voor zover de aard van de kunst- en cultuurbeoefening zich tegen placeren verzet). Ook hier geldt dat het toegestane aantal personen (publiek) per zelfstandige ruimte is verhoogd naar vijftig. Docenten en begeleiders zijn hiervan uitgezonderd. Groepslessen zijn daarmee weer toegestaan. Het is niet toegestaan publiek als toeschouwer toe te laten bij de beoefening van kunst en cultuur door amateurs. Toeschouwers zijn enkel toegestaan bij de vertoning van beroeps- of bedrijfsmatige beoefening van kunst- en cultuur (professionals).

Bij de beoefening van kunst- en cultuur geldt een uitzondering op de veiligeafstandsnorm. Deze uitzondering is enkel van toepassing indien de activiteit niet op gepaste wijze kan worden uitgeoefend met inachtneming van de veilige afstand. In alle overige gevallen moet deze afstand wel in acht worden genomen. Het verschil tussen ‘podiumkunst en acteren’ en ‘kunst- en cultuurbeoefening’ komt met deze wijziging te vervallen.

Ten aanzien van zingen, blijft het advies gelden om in binnenruimten niet te zingen in groepsverbanden (zoals koren). Op dit advies geldt een uitzondering voor professionals en jongeren tot en met twaalf jaar.

Uitzondering maximaal aantal personen per zelfstandige ruimte

Voor alle plaatsen met een (zaal)capaciteit groter dan duizend plaatsen wordt een uitzondering gemaakt op het maximale aantal personen per zelfstandige ruimte. Op deze plaatsen geldt een maximum van tweehonderdvijftig bezoekers per zelfstandige ruimte, mits de bezoekers geplaceerd worden en de veiligeafstandsnorm door hen in acht kan worden genomen. Gezien de capaciteit en faciliteiten van deze plaatsen, is het verhoogde maximum aantal verantwoord. Dit geldt voor grote theaterzalen, poppodia en bijvoorbeeld evenementenhallen. Gedacht moet worden aan locaties als Carré, Ahoy, AFAS en het Concertgebouw. De grens is daarbij op 1.000 plaatsen gesteld, omdat enerzijds vanaf 1.000 met recht gesproken kan worden over grote locaties, en anderzijds om het aantal locaties waar 250 bezoekers toegestaan worden, zo beperkt mogelijk te houden. Hiermee wordt ook recht gedaan aan de stand van de epidemiologische situatie in stap 3.

Ook is een uitzondering gemaakt op het maximum aantal personen voor zelfstandige ruimten met een verkeersfunctie zoals de toegangshal, gangen en garderobes.

Voor de voorwaarden die gelden is in de regel bepalend waar de betreffende plaats in hoofdzaak op is gericht. Voor plaatsen met meerdere functies geldt dat de voorwaarden voor die specifieke functie worden gehanteerd. Voor een bioscoop met een eet- en drinkgelegenheid gelden dus de voorwaarden die voor de bioscoop en de eet- en drinkgelegenheid afzonderlijk gelden. Verder gelden de voorwaarden ook afzonderlijk. Indien in een bioscoop meerdere eet- en drinkgelegenheden zijn gevestigd dan gelden de voorwaarden per afzonderlijke eet- en drinkgelegenheid.

Toegangsbewijzen

Met de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen is het mogelijk om een coronatoegangsbewijs in te zetten als instrument om beperkende maatregelen in het kader van de bestrijding van het virus eerder en ruimer te versoepelen. De inzet van het coronatoegangsbewijs is gekoppeld aan de stappen van het openingsplan en de routekaart. Bij iedere stap die gezet wordt in het openingsplan kunnen ook toegangsbewijzen worden ingezet in vooraf in het openingsplan aangewezen sectoren onder de voorwaarden zoals beschreven in het addendum van de routekaart.

Deze regeling maakt het mogelijk als onderdeel van stap 3 van het openingsplan het coronatoegangsbewijs in te zetten voor een deel van de sectoren die in de wet zijn benoemd. Concreet betekent dit dat in aanvulling op een aantal sectoren die open mogen in stap 3, deze sectoren toegangsbewijzen kunnen inzetten om meer personen toe te laten dan de maximale vijftig per zelfstandige ruimte, namelijk 100% van de capaciteit op anderhalve meter afstand. Het gaat dan specifiek om horecagelegenheden en culturele instellingen die werken met placering. Daarnaast wordt ook geplaceerd publiek bij sportwedstrijden en evenementen toegestaan. Belangrijke voorwaarde is dat het in alle gevallen gaat om activiteiten waar het publiek geplaceerd is en om evenementen. Hierbij wordt nog opgemerkt dat de overige voorwaarden voor openstelling onverkort gelden. Het gaat dan bijvoorbeeld om verplichte reservering, registratie en gezondheidscheck, mondkapjes, het scheiden van stromen en het treffen van hygiënemaatregelen. Ook de veiligeafstandsnorm blijft in deze fase nog steeds onverkort van toepassing. Ten overvloede, voor evenementen geldt daarnaast dat in een voorkomend geval de reguliere regels van toepassing zijn, in het bijzonder een eventueel regulier vergunnings- of meldingstraject op lokaal niveau, indien de gemeenteraad daar bij verordening in heeft voorzien.

De inzet van het coronatoegangsbewijs is niet verplicht voor de horeca en de culturele instellingen. Het is aan de ondernemers en organisaties in de deze sectoren of zij coronatoegangsbewijzen willen inzetten. Op basis van het bovenstaande wordt concreet gemaakt wat mogelijk wordt voor ondernemers en instellingen met de inzet van toegangsbewijzen: het maximum aantal bezoekers wordt verhoogd dat kan worden toegelaten. Zonder coronatoegangsbewijzen geldt het maximum aantal van vijftig personen per shift in eet- en drinkgelegenheden en vijftig personen per zaal voor culturele instellingen. Geplaceerd publiek bij amateursportwedstrijden en evenementen zijn ook niet mogelijk zonder toegangsbewijzen. Organisatoren van professionele sportwedstrijden en evenementen die nog niet zijn toegestaan onder stap 3 zijn wel verplicht om gebruik te maken van toegangsbewijzen.

Iedere ondernemer of organisator is zelf verantwoordelijk voor handhaving van de inzet van de toegangsbewijzen. Dat ziet onder andere op het gebruik van de CoronaCheck app of het papieren toegangsbewijs door de bezoekers, controle aan de deur en gebruik van de CoronaCheck Scanner app voor de controle van het toegangsbewijs. Er is geen andere inzet voorzien van de gemeentelijke handhavers dan de reguliere inzet voor de handhaving van de beperkende maatregelen in het kader van de bestrijding van het virus.

Ten behoeve van eenduidigheid is ervoor gekozen om ondernemers die gebruik willen maken van toegangsbewijzen toe te staan enkele uren gebruik te maken van het instrument toegangsbewijs. Tegelijkertijd is het niet de bedoeling dat een ondernemer ervaart dat er alsnog een verplichting is altijd gebruik te blijven maken van toegangsbewijzen. Daarom kan een ondernemer altijd stoppen met het gebruik van toegangsbewijzen. Wel geldt dat op dezelfde dag niet gewisseld mag worden tussen twee regimes. Tevens heeft het gebruik van toegangsbewijzen betrekking op de gehele locatie. Er kan niet worden gekozen om alleen in één zaal gebruik te maken van toegangsbewijzen.

Burgers kunnen zich gratis laten testen bij één van de daarvoor ingerichte teststraten. Gemiddeld zijn momenteel alle testlocaties voor 91% van de burgers bereikbaar in dertig minuten met de auto (enkele reis). Voor gemiddeld 60% van de burgers is een testlocatie binnen twintig minuten bereikbaar. Er wordt gewerkt aan een landelijke dekking onder de twintig minuten voor een enkele reis.

4. Noodzakelijkheid en evenredigheid

Na stap 2 wil het kabinet met stap 3 uit het openingsplan terugkeren naar de basismaatregelen van risiconiveau 3 ‘ernstig’ uit de routekaart.

Het OMT constateert dat de epidemiologische ontwikkelingen van de afgelopen week relatief gunstig zijn, met een daling van de incidentie van de SARS-CoV-2-infecties in alle leeftijdsgroepen (inclusief de 18–24-jarigen). De nieuwe varianten worden nauw gevolgd om eventuele gevolgen voor de epidemie op langere termijn in kaart te brengen. Het reproductiegetal is verder gedaald op basis van alle gebruikte indicatoren. Echter, het aantal besmettelijke personen blijft nog steeds op een hoog niveau (> 100.000 personen) in Nederland.

Het OMT verwacht, volgens zijn advies van 22 mei 2021, dat op 9 juni aan de genoemde parameters voldaan kan worden voor het zetten van stap 3. Het OMT onderstreept echter het eerdere advies om na een versoepeling ten minste twee à drie weken af te wachten wat het effect van de versoepelingen is en te bezien of inderdaad aan de eisen voor de volgende versoepeling voldaan wordt. Daarnaast blijkt volgens het advies van het OMT uit de modellering van de verschillende scenario’s dat als in aanvulling op het verder openen van de scholen daarop ook stap 3 eerder wordt genomen, 2 juni 2021 ten opzichte van 9 juni 2021, dit een aanzienlijke stijging in het aantal infecties geeft (een ordegrootte van enkele tienduizenden infecties meer ten opzichte van het niet nemen van stap 3 en het niet verder openen van voortgezet onderwijs), en een stijging in het aantal opnames (zodat er een verdubbeling is van het aantal opnames op de IC op 1 juli 2021 ten opzichte van het niet nemen van stap 3 en het niet openen van voortgezet onderwijs). Daarom adviseert het OMT om stap 3 uit het openingsplan niet te vervroegen.

Sociale en economische gevolgen

Voor de besluitvorming over deze regeling is opnieuw rekening gehouden met het maatschappelijk beeld volgens de inzichten van het Sociaal en Cultureel Planbureau (hierna: SCP), dat ook aan de eerdere besluitvorming ten grondslag heeft gelegen en onverminderd van belang blijft. Bovendien zijn bij de voorbereiding de reflecties op de gevolgen van het SCP, een sociaal-maatschappelijke en economische weging van de gevolgen door de Ministeries van Financiën, Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en uitvoeringstoetsen op de maatregelen door andere departementen, de gedragsunit van het RIVM, de Nationale Politie (hierna: NP), de veiligheidsregio’s en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) betrokken. Aan deze reflecties wordt het volgende ontleend.

SCP

Het SCP wijst in verband met het ontvangen van bezoek en sociaal contact op het volgende. Sociaal contact speelt een belangrijke rol in het welbevinden van mensen. Mensen missen vooral de intiemere sociale contacten en kleinere bijeenkomsten. Uit onderzoek van de gedragsunit van het RIVM blijkt dat 78% van de deelnemers het mist om familie en vrienden in het echt te zien. Gevoelens van eenzaamheid zijn de afgelopen maanden toegenomen. In maart 2021 voelt 81% van de jongeren van 16–24 jaar zich enigszins tot sterk eenzaam, voor oudere leeftijdsgroepen ligt dit iets lager, op 62% tot 66%. Sociaal contact heeft ook een preventieve functie; bijvoorbeeld voor het tijdig signaleren van somberheid en angst, en om op mogelijkheden van hulp te wijzen.

Over de culturele en creatieve sector meldt het SCP dat deze goed is voor 320.000 banen en 4,5% van onze totale werkgelegenheid. Creatieve ondernemers, kunstenaars en verenigingen zijn hard geraakt door de crisis. Vrijetijdsbesteding, waaronder cultuurparticipatie, draagt bij aan ontplooiing, ontspanning, ontmoeting, ondersteuning en onderscheiding, en kan er juist in tijden van tegenslag enorm toe doen. Cultuurparticipatie kan bijdragen aan verbondenheid tussen mensen en groepen met verschillende achtergronden. Digitale mogelijkheden van cultuurparticipatie kunnen de beleving en sociale effecten van een live-bezoek niet evenaren. Beperkte (culturele) participatie kan mogelijk extra negatief uitpakken voor kwetsbare mensen die juist daar (nog) een stuk van hun welbevinden aan ontlenen.

Het openen van doorstroomlocaties geeft mensen meer mogelijkheden voor activiteiten buitenshuis. Een groep mensen heeft daar sterke behoefte aan en het openen van deze locaties kan een bijdrage leveren aan een verbetering van hun (fysieke en mentale) welbevinden. Met name mensen in steden hebben zelf vaak weinig leefruimte en delen de buitenruimte zoals parken met velen. Het openen van (doorstroom)locaties kan de druk op die buitenruimte verlichten.

Over de inzet van toegangsbewijzen voor versnellingen en verruimingen, het hanteren van alternatieve capaciteitsnormen en het al dan niet verplichten hiervan constateert het SCP dat deze bij uitstek een politieke keuze zijn. Brancheorganisaties uiten via de media zorgen dat vooral bij kleinschalige locaties de drempel van een toegangsbewijs te hoog gaat zijn, bezoek uitblijft of slechts incidenteel zal zijn. Er worden eveneens zorgen geuit over het hanteren van een percentage voor maximale capaciteit op anderhalve meter, wat in aantallen potentiele bezoekers vooral perspectief biedt voor grotere locaties.

De veiligheid van het ontmoeten van elkaar op terrassen, in restaurants en in culturele instellingen is beter te waarborgen dan op openbare plekken vanwege regels die dienen te worden nageleefd en het toezicht daarop door het personeel.

EZK, FIN, SZW

In de reflectie van de ministeries van EZK, Financiën en SZW op de sociaal-economische gevolgen van de maatregelen van stap 3 wijzen de drie ministeries erop dat een zo snel mogelijke heropening grote economische en maatschappelijke baten heeft, zolang het effect op de virusverspreiding niet zo groot is dat het nieuwe, zwaardere maatregelen nodig maakt. Voor gesloten sectoren telt elke week.

De economische baten van heropening zijn groot: economische schade verdwijnt immers niet door steun. Steun verandert wie de schade draagt. Weken open of dicht kan miljarden aan steungeld besparen: exclusief automatische stabilisatoren en belastinguitstel kost het steunpakket naar schatting op dit moment circa € 700 miljoen per week.

Enkele weken open of dicht, kan ook op individueel niveau een groot verschil maken voor ondernemers. Langere sluiting is een aanslag op ondernemersambities, financieel kapitaal en investeringen in de toekomst, en doet daarmee afbreuk aan het economisch potentieel van Nederland. Veel ondernemers lopen op hun laatste benen, en elke week langer uitstel vergroot het risico op faillissementen en economische schade.

Helderheid over voorwaarden waaronder stappen eerder genomen worden, kan kosten besparen. Ondernemers, studenten, werkenden en burgers weten waar ze aan toe zijn en kunnen hier economisch en sociaal op anticiperen.

De genoemde ministeries verwachten op basis daarvan dat de maatschappelijke en economische effecten van de versoepelingen in stap 3 positief tot aanzienlijk positief zijn, terwijl de structurele nadelige gevolgen van de resterende maatregelen relatief laag tot gemiddeld zijn.

Uitvoeringstoetsen
Nationale Politie

Stap 3 brengt mee dat de reguliere politietaken in volle omvang terugkeren (onder andere alle vormen van criminaliteit en hulpverlening) en tegelijkertijd ook toezicht en handhaving op de coronamaatregelen in de (drukkere) publieke ruimte dient plaats te vinden. Daardoor wordt een méér dan gebruikelijk beslag op handhavingscapaciteit gedaan en zullen situationeel keuzes gemaakt moeten worden waarbij de inzet op handhaving van de openbare orde en directe hulpverlening prioriteit hebben.

Gemeenten (Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)) en veiligheidsregio’s

Gemeenten en veiligheidsregio’s wijzen erop dat de versoepeling veel vragen van handhaving kunnen opleveren, omdat op meer plekken regels gehandhaafd zullen moeten worden. Het belang van eenduidigheid en uitlegbaarheid neemt daardoor toe evenals de handhaving door de branches zelf. Handhaving door het bevoegd gezag is een sluitstuk. De VNG constateert verder dat in de praktijk de handhaafbaarheid van de groepsvorming buiten en ook bij de sportbeoefening binnen en buiten ingewikkelder wordt, en geeft in overweging deze eis los te laten en te concentreren op de veiligeafstandsnorm. De gemeenten onderschrijven de versoepeling van onder meer de culturele instellingen en de openstelling van buurt- en wijkcentra, in het belang van de cohesie en participatie. Met betrekking tot de horeca merkt de VNG op dat geen houdbaar onderscheid te maken is tussen eetgelegenheden en drinkgelegenheden. Voor het overige zijn door de VNG suggesties gedaan voor eenduidigheden die zo veel mogelijk zijn betrokken bij de voorbereiding van deze regeling. Op het punt van de tijdelijke regeling van toegangsbewijzen is door de VNG gewezen op het uiteenlopen van verschillende regels, wat de handhaving en uitlegbaarheid belemmerd en een tweedeling in de samenleving kan opleveren die gemeenten proberen te voorkomen. Gemeenten pleiten ervoor toegangsbewijzen alleen onder randvoorwaarden toe te passen bij activiteiten die anders niet verantwoord open kunnen vanaf stap 4 en 5 (evenementen, nachtclubs) waarbij handhaving van de veiligeafstandsnorm en hygiënemaatregelen niet mogelijk is. Vanuit de veiligheidsregio’s is ook gewezen op de handhaafbaarheid, waarbij aantallen voorkeur verdienen boven percentages of vierkante meternormen. Met formuleringen en duidingsvragen is zo veel mogelijk rekening gehouden.

ISZW en IGJ

Voorkeur van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) is om de werknemers ook mee te nemen in het max aantal personen per m² vloeroppervlakte. Er zijn bij ISZW meldingen binnengekomen dat werknemers onvoldoende ruimte ervoeren om anderhalve meter afstand te kunnen houden. Er worden weinig onregelmatigheden verwacht vanuit de inspecties bij verdere versoepeling in de horeca en detailhandel. De horeca en detailhandel-sectoren zijn al geruime tijd enorm actief om te anticiperen op de anderhalve meter maatregelen. De inspecties verwachten dat de ruimere openstelling tot meer meldingen kan leiden, wat mogelijk leidt tot behoefte om te prioriteren.

RIVM corona gedragsunit

De RIVM corona gedragsunit constateert een lichte stijging in het algemeen welbevinden. Daarnaast zien zij dat het vertrouwen in beleid van de Nederlandse overheid verder daalt. De gedragsunit geeft aan dat er drie voorwaarden zijn waar aan voldaan moet worden voordat het verder versoepelen conform stap 3 verantwoord wordt geacht. Ten eerste is traagheid bij versoepelingen geboden. Door traagheid in te bouwen kunnen eerst de effecten van de voorgaande versoepelingen beoordeeld worden. Op deze manier worden jojo-effecten en teleurstellingen voorkomen. Ten tweede moet in de besluitvorming de data, zoals de OMT adviezen en aantal ziekenhuisopnames, leidend zijn in plaats van kalenderdata. Ten derde geven zij aan dat er gekozen moet worden voor een duidelijke en vaste koers, waarbij er aandacht is voor rechtvaardigheid en een duidelijke uitleg. De gedragsunit pleit voor de preventieve maatregelen die het meest effectief zijn en die mensen goed vol kunnen houden. Daarbij moet worden ingezet op communicatie over het belang van deze maatregelen, voor zowel het tegengaan van verspreiding van het virus als ook voor het mogelijk blijven maken van verdergaande versoepelingen.

Noodzaak

Deze regeling ziet op de voorwaarden om stap 3 van het openingsplan te kunnen zetten. Het OMT adviseert om niet eerder dan met ingang van 9 juni 2021 stap 3 te zetten, uitgaande van de inzichten die het OMT advies van 31 mei 2021 daarover kunnen geven.

Daar staat tegenover dat het wenselijk is om deze stap zo snel mogelijk te kunnen maken, gelet op de maatschappelijke en economische belangen. Ondertussen blijft het in deze fase van de epidemie nog cruciaal om stapsgewijs te handelen en om inzicht te hebben in de gevolgen die de al gezette stappen hebben voor het verloop van de epidemie, voordat een nieuwe stap inwerking treedt.

Het kabinet heeft daarom besloten om stap 3 met ingang van 5 juni 2021 mogelijk te maken. Daarbij is van belang geacht dat het verloop van de epidemie de mediaan van de prognoses relatief accuraat lijkt te volgen en – zoals het OMT schrijft – de prognose voor de ziekenhuis- en IC opnames consistent is met de prognoses van voorgaande weken. Zoals het OMT schrijft, is de piek in de bezetting achter de rug, daalt de bezetting van de IC verder, is ook wat betreft de covid-19-ziekenhuisopnames de piek achter de rug en zet de daling in de nieuwe opnames en de bezetting van de verpleegafdelingen verder door. Bij deze overweging speelt een rol dat het verloop van de epidemie, ook gedurende de nahang van deze regeling bij beide Kamers der Staten-Generaal, de epidemiologische situatie nauwgezet wordt gevolgd, om te verzekeren dat stap 3 verantwoord genomen kan worden.

Grondrechten en vrijheden

Ondanks de versoepelingen van het maatregelenpakket blijven maatregelen gelden die met name de bewegingsvrijheid, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het recht op eigendom inperken. De epidemiologische situatie gecombineerd met de maatschappelijke en economische gevolgen van de maatregelen biedt nu ruimte voor stapsgewijze versoepelingen. Het blijft echter nodig dit stapsgewijs te doen en het aantal contacten buitenshuis zoveel mogelijk te beperken tot alleen cruciale contacten. Ruimere aanpassingen van de maatregelen dan stap 3 van het openingsplan zijn op dit moment daarom niet mogelijk. Dit rechtvaardigt de beperkende maatregelen die na stap 3 gelden en maakt het voortzetten van deze inperking noodzakelijk en evenredig.

Toegangsbewijzen

De coronatoegangsbewijzen worden ingezet om maatregelen te versoepelen met het doel de samenleving sneller te openen in deze fase van de epidemie en raken aan verschillende mensenrechten. Het gaat om de persoonlijke levenssfeer, de vrijheid van verplaatsing, het eigendomsrecht, de lichamelijke integriteit van personen en het recht op gelijke behandeling. Hierbij dient een afweging plaats te vinden tussen deze belangen en dient het doel in verhouding te staan tot de beperking van het mensenrecht. Het gaat om de afweging tussen enerzijds het bevorderen van de volksgezondheid door het terugdringen van de virusverspreiding, waardoor minder mensen ziek zullen worden of zullen overlijden aan de gevolgen van het virus en anderzijds het niet-beperken van mensenrechten, wat belangrijke voordelen oplevert voor zowel individuen als de samenleving als geheel. Bij deze afweging speelt de eerder beschreven sociaal, maatschappelijke en economische situatie in Nederland in combinatie met het epidemiologisch beeld een belangrijke rol. Bovendien is er geen alternatief voor handen waarmee meer bezoekers kunnen worden toegelaten dan op dit moment verantwoord wordt geacht zonder een toegangsbewijs. Hiermee is de inzet van toegangsbewijzen in deze sectoren ook subsidiair. Voor ondernemers van evenementen die nog niet mogelijk zijn geldt een verplichte inzet van coronatoegangsbewijzen. Voor overige ondernemers geldt dat ze een keuzevrijheid hebben om wel of niet gebruik te maken van de inzet van de toegangsbewijzen. Zij worden hiertoe niet verplicht met deze regeling. Voor bezoekers geldt dat zij voor toegang tot één van de activiteiten waar met toegangsbewijzen wordt gewerkt, wel verplicht zijn om een toegangsbewijs te laten zien. Hierbij wordt opgemerkt dat een bezoeker er doorgaans ook voor kan kiezen een andere locatie te bezoeken waar een toegangsbewijs niet wordt ingezet; horecagelegenheden voor uit eten en culturele instellingen kunnen immers ook de deuren openen zonder de inzet van een toegangsbewijs. Met de inzet van coronatoegangsbewijzen kunnen meer mensen in een locatie naar binnen dan zonder coronatoegangsbewijzen. Tegelijkertijd realiseert het kabinet zich dat voor bezoekers een verdergaande beperking ontstaat van mensenrechten en dat ongelijke behandeling op de loer ligt. Daarom heeft het kabinet ervoor gekozen om geen kosten te verbinden aan het testen voor bezoekers en de mogelijkheid tot testen laagdrempelig te houden. Tevens is rekening gehouden met alternatieven voor personen die geen digitale middelen tot hun beschikking hebben door een mogelijkheid te creëren voor een papieren toegangsbewijs.

5. Regeldruk

Toegangsbewijzen

De effecten van deze regeling op de regeldruk zijn reeds beschreven in de memorie van toelichting op het voorstel van Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen. Voor de burger bestaat de regeldruk uit het verkrijgen van een testuitslag en het tonen van een toegangsbewijs, tegelijk met het identiteitsbewijs. Het gaat om een tijdsinvestering van gemiddeld zestig tot tachtig minuten per persoon. De organisatie die verantwoordelijk is voor de activiteit of de voorziening dient het toegangsbewijs en eventueel het identiteitsbewijs te lezen. Zij zal een proces voor toegangscontrole moeten inrichten. Daar is per organisatie naar schatting, eenmalig een uur voor nodig door een administratief medewerker en een half uur door een medewerker die een controle kan uitvoeren op het ontworpen proces. In totaal bedraagt de eenmalige toename van de regeldruk per organisatie € 66,–. Daarnaast is een additionele toegangscontrole nodig, die naar inschatting gemiddeld twintig seconden extra per persoon zal vergen. Ook voor uitvoerders van testen is er sprake van regeldruk door de inzet van toegangsbewijzen. Er wordt rekening gehouden met zo’n vijftig uitvoerders van testen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Dit onderdeel voegt een begripsbepaling van ‘geldig coronatoegangsbewijs’ toe aan artikel 1.1. Een geldig coronatoegangsbewijs is een toegangsbewijs op basis van een testuitslag als bedoeld in artikel 6.29. Voor een toelichting op de vereisten aan een geldig toegangsbewijs wordt verwezen naar de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 mei 2021, tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met de inzet van coronatoegangsbewijzen op basis van een testuitslag.

Onderdelen B, C, D en F

In de artikelen 2.3, 2.a5, onder b, 3.1, tweede lid, onder e en j, en 3.2, tweede lid, onder c, stond het begrip ‘personen die podiumkunsten beoefenen en acteren’. Dit begrip wordt vervangen door ‘personen tijdens kunst- en cultuurbeoefening’, omdat deze term beter aansluit op de beoogde groep personen voor wie de regels gelden. Artikel 1.1 geeft een definitie van kunst- en cultuurbeoefening: beoefening van podiumkunst, beeldende kunst, letteren, film en ontwerp als culturele uiting.

In onderdeel D is verder geregeld dat bij huwelijksvoltrekkingen voortaan vijftig in plaats van dertig personen als bezoek aanwezig mogen zijn.

Onderdeel E

Alle publieke plaatsen zijn weer opengesteld, tenzij anders is bepaald, en personen mogen weer in groepen van vier samenkomen. Dat betekent dat een aantal artikelen of artikelleden kan vervallen. Het gaat om de artikelen 3.1, derde lid (groepsvormingsverbod op twee personen), 4.a1 (sluiting publieke plaatsen), 4.10 (openstelling locaties voor kunst- en cultuurbeoefening), 4.11 (openstelling buitenlocaties voor recreatie, kunst en cultuur), 6.4 (sluiting kleedkamers en douches bij sportaccommodaties) en 6.7 (reservering ander bedrijfsmatig personenvervoer). De voorwaarden waaronder deze publieke plaatsen geopend mochten zijn, komen overeen met de algemene voorwaarden voor openstelling van publieke plaatsen, zoals opgenomen in artikel 4.1a tot en met 4.1e (nieuw) en zijn daarom overbodig.

Onderdeel G

In artikel 4.1 zijn reeds algemene voorwaarden voor de openstelling van publieke plaatsen opgenomen (toezien op het geplaceerd blijven van geplaceerde personen, stromen van publiek scheiden en hygiënemaatregelen treffen). Hieraan wordt een aantal voorwaarden toegevoegd. Deze voorwaarden zijn niet nieuw, maar waren opgenomen in de artikelen die regelden dat bepaalde publieke plaatsen geopend mochten zijn voor publiek. Nu alle publieke plaatsen weer geopend mogen zijn voor publiek, behoudens enkele uitzonderingen, worden de voorwaarden bij elkaar opgenomen in een aantal artikelen die voor een groot aantal publieke plaatsen geldt.

De beheerder van een publieke plaats, zoals opgenomen in het eerste lid, draagt er ten eerste zorg voor dat het publiek gereserveerd heeft en dat uitsluitend reserveringen aangenomen worden voor groepsverbanden van ten hoogste vier personen (met uitzondering van kinderen tot en met twaalf jaar en personen die op hetzelfde adres woonachtig zijn) (artikel 4.1a).

De beheerder van een publieke plaats waar de reserveringsplicht geldt, moet er daarnaast voor zorgen dat een gezondheidscheck wordt uitgevoerd (artikel 4.1b).

In artikel 4.1c is opgenomen dat in een publieke plaats waar de reserveringsplicht geldt het publiek geplaceerd moet worden en het publiek niet geplaceerd wordt in groepsverbanden van meer dan vier personen (met uitzondering van kinderen tot en met twaalf jaar en personen die op hetzelfde adres woonachtig zijn). In het tweede lid is een aantal publieke plaatsen hiervan uitgezonderd, waar placering tot praktische problemen leidt.

Verder geldt dat de beheerder van een publieke plaats die verplicht zijn te placeren op grond van artikel 4.1c verplicht is bezoekers in de gelegenheid te stellen hun contactgegevens beschikbaar te stellen (artikel 4.1d). Zo kunnen mensen worden benaderd in het kader van bron- en contactonderzoek indien er in een bepaalde periode een besmetting bij het personeel dan wel een bezoeker geconstateerd is. Ook draagt dit bij aan effectief bron- en contactonderzoek door de GGD, een essentieel onderdeel van de bestrijding van de epidemie.4 Registratie van gegevens vindt alleen plaats als de bezoeker toestemming geeft voor de verwerking en overdracht van zijn gegevens voor de uitvoering van een eventueel bron- en contactonderzoek door de GGD.

De gegevens moeten veertien dagen bewaard worden door de beheerder van de locatie en daarna worden verwijderd.

Eventuele toestemming door bezoekers moet voldoen aan de eisen die de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) aan een rechtsgeldige toestemming stelt, waaronder dat de toestemming vrijelijk gegeven is, ondubbelzinnig is en voorts dat de bezoeker vooraf geïnformeerd wordt over het specifieke gebruik van de gegevens waar hij toestemming voor geeft. Nu de toestemming vrij moet kunnen worden gegeven, mogen aan het enkele weigeren ervan geen consequenties worden verbonden. Wanneer beheerders persoonsgegevens van bezoekers verwerken, zijn zij daarbij gebonden aan de regels van de AVG.

In het eerste lid, onder b, is geëxpliciteerd dat bij het vragen naar de gegevens moet worden gewezen op de vrijwilligheid van het aanleveren van deze gegevens. Dat kan bijvoorbeeld mondeling of door dit voor te drukken op de briefjes waarmee de gegevens worden aangeleverd.

Uit het eerste lid, onder c, volgt dat de persoonsgegevens niet zichtbaar mogen zijn voor anderen. Dit kan door bijvoorbeeld de gegevens te laten invullen op individuele briefjes die dicht worden gevouwen of in een envelop worden gedaan voordat zij worden ingenomen.

Tot slot moet de beheerder van een publieke plaats er zorg voor dragen dat er tussen 22.00 en 06.00 uur niet bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt (artikel 4.1e). Dit alcoholverkoopverbod was eerder opgenomen in artikel 4.7 (met dien verstande dat het verbod gold tussen 20.00 en 06.00 uur).

In het tweede lid is geregeld dat de registratieplicht niet geldt voor locaties waar contactberoepen worden uitgeoefend. Hiervoor geldt een speciaal regime zoals opgenomen in artikel 6.8.

Onderdeel H

Artikel 4.2, eerste lid, bepaalt dat in publieke binnenruimten en op een erf behorende bij een publieke plaats per zelfstandige ruimte en per erf ten hoogste vijftig personen als publiek aanwezig mogen zijn. Dit is de hoofdregel die geldt voor publieke plaatsen waar men voor een langere periode verblijft. Voor doorstroomlocaties geldt een andere norm, namelijk één persoon per 10 m2 voor publiek toegankelijke oppervlakte. Aan de uitzondering op het maximum van vijftig personen per ruimte voor doorstroomlocaties wordt daarom toegevoegd ‘mits als publiek slechts één persoon per 10 m2 voor publiek toegankelijke oppervlakte worden binnengelaten’. In een winkel, warenmarkt, parkeergarage, fietsenstalling, luchthaven, station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer of ander bedrijfsmatig personenvervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften, mag meer dan één persoon per 10 m2 worden toegelaten.

Ook in artikel 4.2 is de term ‘podiumkunsten beoefenen of acteren’ vervangen door ‘personen tijdens kunst- en cultuurbeoefening’.

Aan artikel 4.2, tweede lid, wordt een uitzondering toegevoegd op het maximum van vijftig personen als publiek per zelfstandige ruimte voor plaatsen met een grote publiekscapaciteit. Het nieuwe onderdeel h stelt een maximum van tweehonderdvijftig personen voor publieke binnenruimten die beschikken over ten minste duizend plaatsen voor publiek. Dit minimum aantal plaatsen geldt per zelfstandige ruimte. Gedacht kan worden aan grote poppodia en zalencentra. Aan de uitzondering wordt wel de voorwaarden verbonden dat het publiek geplaceerd moet zijn en dat het publiek de veilige afstand in acht moet kunnen nemen.

Ook wordt een uitzondering toegevoegd aan artikel 4.2, tweede lid, voor buitenspellocaties en sportaccommodaties buiten. Daar geldt een maximum van één persoon per 10 m2 voor publiek toegankelijke oppervlakte. Tot slot geldt een uitzondering voor zelfstandige ruimten met een verkeersfunctie, zoals een hal, gang of trappenhuis.

Onderdeel I

Dit onderdeel stelt de artikelen 4.3 tot en met 4.9 opnieuw vast. Artikel 4.4 (oud) blijft in gewijzigde vorm opgenomen in de regeling. De artikelen 4.3 en 4.5 tot en met 4.9 (oud) zijn strikt genomen niet vervallen, maar zijn wel vervangen door nieuwe artikelen met een andere inhoud.

In artikel 4.3 waren enkele voorwaarden voor de openstelling van doorstroomlocaties opgenomen. Deze voorwaarden zijn onderdeel geworden van de artikelen 4.1 tot en met 4.1e en het kan daarom inhoudelijk vervallen.

Enkele (delen van) publieke plaatsen blijven nog gesloten voor publiek, namelijk de bij een eet- en drinkgelegenheid behorende dansvoorziening. Nachtclubs, discotheken en danscafés blijven dus gesloten voor dansen. Artikel 4.3, eerste lid (nieuw), regelt dit.

De artikelen 4.4 tot en met 4.7 (nieuw) bevatten sectorspecifieke regels voor eet- en drinkgelegenheden.

Artikel 4.4 bevat regels voor eet- en drinkgelegenheden die zowel gelden voor de terrassen als de publieke binnenruimten van eet- en drinkgelegenheden. Een eet- en drinkgelegenheid wordt slechts voor publiek opengesteld indien de beheerder er zorg voor draagt dat de plaats gesloten is tussen 22.00 uur en 06.00 uur (eerste lid, onder a). Binnen of op of rond het terras mag geen muziek luider dan 60 decibel, optreden, tv-scherm of ander mogelijk tot toeloop van publiek aanleiding gevend amusement zijn (eerste lid, onder b). Het gaat dan om amusement, achtergrondmuziek is bijvoorbeeld wel toegestaan. Verder mag ter plaatse geen oploop van publiek kunnen ontstaan (eerste lid, onder c) en is zelfbediening niet toegestaan (eerste lid, onder d). Deze voorwaarden gelden niet voor eet- en drinkgelegenheden in een uitvaartcentrum of in een andere locatie waar een plechtigheid plaatsvindt ten behoeve van een uitvaart, eet- en drinkgelegenheden in zorglocaties voor patiënten en cliënten en bezoekers van patiënten en cliënten, eet- en drinkgelegenheden die zich bevinden op luchthavens na de securitycheck en eet- en drinkgelegenheden binnen een locatie waar besloten en georganiseerde dagbesteding plaatsvindt voor kwetsbare groepen. Dit is geregeld in het derde lid van artikel 4.4. Deze regels waren voorheen neergelegd in artikel 4.4, tweede en vijfde lid (oud), met dien verstande dat een verplichte sluiting tussen 20.00 uur (in plaats van 22.00 uur) en 06.00 uur gold.

De verplichte sluiting tussen 22.00 uur en 06.00 uur (eerste lid, onder a) geldt daarnaast niet voor eet- en drinkgelegenheden waar uitsluitend sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking van etenswaren of dranken voor gebruik anders dan ter plaatse (afhaal), mits de inrichting tussen 01.00 uur en 06.00 uur gesloten is en de duur van het verblijf van publiek in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt (artikel 4.4, tweede lid). Dit was voorheen neergelegd in artikel 4.4, tweede lid, onder b (oud).

Ook coffeeshops mogen weer opengesteld worden voor publiek (voor gebruik ter plaatse), maar alleen tussen 06.00 uur en 22.00 uur. Dit is neergelegd in het vierde lid.

Artikel 4.5 (oud) bepaalde dat winkels tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet voor publiek opengesteld mochten worden. Dit verbod geldt niet meer, waardoor bijvoorbeeld koopavonden weer mogelijk zijn (mits lokale regelgeving daar niet aan in de weg staat). In artikel 4.5 (nieuw) zijn nu specifieke regels opgenomen voor de binnenruimten van eet- en drinkgelegenheden, in aanvulling op de algemene regels in onder andere de artikelen 4.1 tot en met 4.1e en 4.4 (nieuw).

Artikel 4.6 (oud) legde twee keer per dag een venstertijd op voor supermarkten (beperking toegang tot mensen die zichzelf als oudere of als kwetsbare persoon beschouwen). Deze venstertijden worden niet langer opgelegd. In artikel 4.6 (nieuw) zijn nu specifieke regels opgenomen voor de terrassen van eet- en drinkgelegenheden, in aanvulling op de algemene regels in onder andere de artikelen 4.1 tot en met 4.1e en 4.4 (nieuw). Een terras mag enkel opengesteld worden voor publiek als het terras aan de bovenzijde of aan drie zijden open is (onderdeel a), er niet meer dan vijftig personen als publiek tegelijkertijd aanwezig zijn per terras (onderdeel b) en de zitplaatsen op het terras zo staan dat het publiek op de veilige afstand van elkaar zit (onderdeel c). Deze regels golden voorheen ook al voor de openstelling van terrassen op grond van artikel 4.4, vijfde lid (oud).

In het derde lid is nu geregeld, net als voorheen gold, dat op terrassen gebruikgemaakt kan worden van kuchschermen. Indien kuchschermen, die aan de voorwaarden uit het derde lid voldoen, zijn geplaatst, hoeven de zitplaatsen op het terras niet zo worden neergezet dat het publiek op de veilige afstand van elkaar zit (eerste lid, onder c). Deze eisen komen uit een instructie die TNO heeft opgesteld, zijn opgenomen in artikel 4.6 en waren voorheen neergelegd in artikel 4.4, zesde lid (oud). Op grond van artikel 4.6, derde lid, geldt dat personen die op een terras in de buitenlucht behorende bij een eet- en drinkgelegenheid aan weerszijden van een tussen zitplaatsen geplaatst kuchscherm zitten en hun gezicht aan de voor hen bestemde zijde van het kuchscherm houden, uitgezonderd zijn van de veiligeafstandsnorm. Een kuchscherm is een voorwerp dat op grond van zijn ontwerp bestemd is om ten minste geplaatst te worden tussen personen teneinde de verspreiding van ziektekiemen tegen te gaan (zie de begripsbepaling in artikel 1.1).

Artikel 4.7 (oud) bepaalde dat de verkoop of verstrekking van alcoholhoudende drank in publieke plaatsen niet toegestaan was tussen 20.00 uur en 06.00 uur. Dit artikel is nu opgenomen in artikel 4.1e (nieuw).

De artikelen 4.8 en 4.9 bepaalden de voorwaarden waaronder een wellnesscentrum en buitenlocaties voor toeschouwers van podiumkunsten of acteerwerk geopend mochten zijn voor publiek. Deze voorwaarden komen overeen met de algemene voorwaarden voor openstelling van publieke plaatsen, zoals opgenomen in artikel 4.1a tot en met 4.1e (nieuw) en zijn daarom overbodig.

In artikel 4.7 is geregeld dat ten aanzien van eet- en drinkgelegenheden die gebruikmaken van coronatoegangsbewijzen geen maximum van vijftig personen publiek per zelfstandige ruimte, zoals opgenomen in artikel 4.2, eerste lid, en 4.6, eerste lid, onder b, geldt. Indien het publiek geplaceerd is en uitsluitend publiek wordt toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs, geldt geen maximum aantal personen als publiek, met dien verstande dat de beheerder van een publieke plaats een plicht heeft op grond van artikel 58k, eerste lid, Wpg om zorg te dragen voor zodanige voorzieningen of openstelling dat de daar aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j gestelde regels in acht kunnen nemen. Dit betreft onder andere de veiligeafstandsnorm, hetgeen betekent dat indien aan de voorwaarden uit artikel 4.7 is voldaan, in een eet- en drinkgelegenheid 100% van de capaciteit met inachtneming van de veilige afstand benut mag zijn. Een beheerder werkt dezelfde dag of wel of niet met toegangsbewijzen, zodat het regime niet steeds wisselt (vierde lid). Ook moet artikel 6.30 in acht worden genomen. Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de regeling met algemene bepalingen over toegangsbewijzen. Tot slot moet bij de toegang tot de eet- en drinkgelegenheid zichtbaar zijn dat de betreffende locatie met toegangsbewijzen werkt. Kinderen tot en met twaalf jaar mogen wel toegelaten worden zonder coronatoegangsbewijs (tweede lid). Wanneer vrijwel uitsluitend personen tot en met twaalf jaar toegelaten worden, kan geen gebruik worden gemaakt van coronatoegangsbewijzen. Dat is bepaald in het derde lid. Het uitgangspunt van een ruimere openstelling met toegangsbewijzen is namelijk dat de kans op verspreiding van het virus geminimaliseerd wordt, doordat men negatief getest is, of op een andere manier aan kan tonen een beperkt risico te vormen. Wanneer voornamelijk kinderen tot en met twaalf jaar, die geen coronatoegangsbewijs hoeven te tonen, worden toegelaten, wordt dit doel van toegangsbewijzen tenietgedaan.

De artikelen 4.8 en 4.9 (nieuw) bevatten sectorspecifieke regels voor locaties voor kunst en cultuur. Als aanvullende voorwaarde op de openstelling van locaties voor kunst- en cultuurbeoefening geldt dat geen toeschouwers toegelaten mogen worden. Dit is geregeld in artikel 4.8 (nieuw). Artikel 4.9 (nieuw) regelt dat het verbod op toeschouwers niet geldt voor locaties waar kunst- en cultuur wordt beoefend of locaties voor de vertoning van podiumkunst, beeldende kunst, letteren, film of ontwerp als culturele uiting, indien het publiek geplaceerd is en uitsluitend publiek wordt toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs.

Met gebruikmaking van coronatoegangsbewijzen geldt ten aanzien van deze locaties ook geen maximum van vijftig personen publiek per zelfstandige ruimte, zoals opgenomen in artikel 4.2, eerste lid, en 4.8. Indien het publiek geplaceerd is en uitsluitend publiek wordt toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs, geldt geen maximumaantal personen als publiek, met dien verstande dat de beheerder van een publieke plaats een plicht heeft op grond van artikel 58k, eerste lid, Wpg, om zorg te dragen voor zodanige voorzieningen of openstelling dat de daar aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j gestelde regels in acht kunnen nemen. Dit betreft onder andere de veiligeafstandsnorm, hetgeen betekent dat indien aan de voorwaarden uit artikel 4.9 is voldaan, in locaties voor kunst en cultuur 100% van de capaciteit met inachtneming van de veilige afstand benut mag zijn.

Ook ten aanzien van locaties voor kunst en cultuur geldt dat een beheerder dezelfde dag of wel of niet met toegangsbewijzen werkt, zodat het regime niet steeds wisselt (vierde lid). Ook moet artikel 6.30 in acht worden genomen en moet bij de toegang tot de locatie zichtbaar zijn dat de betreffende locatie met toegangsbewijzen werkt. Kinderen tot en met twaalf jaar mogen wel toegelaten worden zonder coronatoegangsbewijs (tweede lid). Wanneer vrijwel uitsluitend personen tot en met twaalf jaar toegelaten worden, kan geen gebruik worden gemaakt van coronatoegangsbewijzen. Dat is bepaald in het derde lid. Het uitgangspunt van een ruimere openstelling met toegangsbewijzen is namelijk dat de kans op verspreiding van het virus geminimaliseerd wordt, doordat men negatief getest is, of op een andere manier aan kan tonen een beperkt risico te vormen. Wanneer voornamelijk kinderen tot en met twaalf jaar, die geen coronatoegangsbewijs hoeven te tonen, worden toegelaten, wordt dit doel van toegangsbewijzen tenietgedaan.

Onderdeel J

Dit onderdeel wijzigt een aantal zaken in artikel 5.1, waarin het verbod op het organiseren van evenementen is opgenomen. In het tweede lid, onder a, wordt verwezen naar de artikelen 4.9, eerste lid, aanhef, en 4.11, eerste lid, aanhef. Deze artikelen zijn inhoudelijk gewijzigd, waardoor de verwijzing niet meer correct is. Daarom wordt nu verwezen naar de in de buitenlucht gelegen delen van publieke plaatsen.

In het derde lid (oud) stond een aantal voorwaarden voor het organiseren van evenementen. Deze voorwaarden zijn aangevuld. Dit betekent dat een organisator van een evenement er zorg voor draagt dat niet meer dan vijftig deelnemers tegelijk aanwezig zijn (derde lid, onder a), deelnemers gereserveerd hebben voor (derde lid, onder b) en geplaceerd worden (derde lid, onder c) in groepsverbanden van ten hoogste vier personen (met uitzondering van kinderen tot en met twaalf jaar en personen die op hetzelfde adres woonachtig zijn). Bij aankomst moet een gezondheidscheck uitgevoerd worden (derde lid, onder d) en de organisator moet hygiënemaatregelen treffen. Onder deelnemers wordt personeel niet begrepen.

Verder geldt dat organisatoren van evenementen verplicht zijn bezoekers in de gelegenheid te stellen hun contactgegevens beschikbaar te stellen (derde lid, onder e). Registratie van gegevens vindt alleen plaats als de bezoeker toestemming geeft voor de verwerking en overdracht van zijn gegevens voor de uitvoering van een eventueel bron- en contactonderzoek door de GGD. De gegevens moeten veertien dagen bewaard worden door de beheerder van de locatie en daarna worden verwijderd. Bij het vragen naar de gegevens moet worden gewezen op de vrijwilligheid van het aanleveren van deze gegevens. De persoonsgegevens mogen niet zichtbaar zijn voor anderen.

Ook moeten hygiënemaatregelen worden getroffen (derde lid, onder i), stromen van publiek gescheiden worden (derde lid, onder j) en mag tussen 22.00 uur en 06.00 niet bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank worden verstrekt (derde lid, onder k).

Het vierde lid (oud) bepaalde dat de organisator van een evenement waarbij sprake is van doorstroom van publiek verplicht was ervoor zorg te dragen dat deelnemers vooraf reserveerden voor aankomst in een bepaald tijdvak en alleen werden toegelaten in het vooraf gereserveerde tijdvak. Deze eis komt te vervallen.

Het vijfde lid (oud) bepaalde dat groepsverbanden van ten hoogste twee personen toegestaan waren. Deze beperking van vier naar twee personen kan vervallen.

Onderdeel K

Dit onderdeel voegt een artikel toe aan paragraaf 5. Artikel 5.2 bepaalt dat het verbod op het organiseren van evenementen (5.1, eerste lid) en het maximumaantal personen per zelfstandige ruimte van vijftig niet gelden voor evenementen waar de deelnemers gereserveerd hebben, geplaceerd zijn, een gezondheidscheck wordt uitgevoerd, de deelnemers in de gelegenheid worden gesteld zich te registreren, hygiënemaatregelen worden getroffen en indien alleen deelnemers worden toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs. Daarnaast regelt artikel 5.2 dat de organisator er zorg voor moet dragen dat de daar aanwezige personen de bij of krachtens artikel 58f gestelde regels in acht kunnen nemen. Op grond van de artikelen 58k en 58l geldt reeds een plicht voor beheerders van publieke en besloten plaatsen om zorg te dragen voor zodanige voorzieningen of openstelling dat de daar aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j gestelde regels in acht kunnen nemen. Evenementen kunnen echter ook plaatsvinden in openbare plaatsen, waardoor een expliciete plicht voor de organisator van een evenement is opgenomen.

Ook ten aanzien van evenementen geldt dat een organisator dezelfde dag of wel of niet met toegangsbewijzen werkt, zodat het regime niet steeds wisselt (vierde lid). Ook moet artikel 6.30 in acht worden genomen en moet bij de toegang tot het evenement zichtbaar zijn dat de betreffende locatie met toegangsbewijzen werkt. Kinderen tot en met twaalf jaar mogen wel toegelaten worden zonder coronatoegangsbewijs (tweede lid). Wanneer vrijwel uitsluitend personen tot en met twaalf jaar deelnemer, kan geen gebruik worden gemaakt van coronatoegangsbewijzen. Dat is bepaald in het derde lid. Het uitgangspunt van een ruimere openstelling met toegangsbewijzen is namelijk dat de kans op verspreiding van het virus geminimaliseerd wordt, doordat men negatief getest is, of op een andere manier aan kan tonen een beperkt risico te vormen. Wanneer voornamelijk kinderen tot en met twaalf jaar, die geen coronatoegangsbewijs hoeven te tonen, worden toegelaten, wordt dit doel van toegangsbewijzen tenietgedaan.

Onderdeel L

De veiligeafstandsnorm geldt niet meer voor personen die sport beoefenen tijdens de beoefening van de sport, voor zover de sport niet op gepaste wijze kan worden beoefend met inachtneming van de veilige afstand. Voorheen gold de veiligeafstandsnorm alleen niet voor bepaalde personen die sport beoefenden, zoals topsporters en kinderen en jongeren. Artikel 6.1 is overeenkomstig aangepast.

Onderdeel M

Artikel 6.2 bevat uitzonderingen op de groepsvormingsverboden, zoals opgenomen in de artikelen 3.1, eerste lid, en 3.2, eerste lid. Personen vanaf achttien jaar zijn uitgezonderd van het groepsvormingsverbod, maar alleen mits het groepsverband niet groter is dan vijftig personen. De reserveerplicht uit artikel 4.1a voor maximaal vier personen geldt niet ten aanzien van topsporters en sporters in sportaccommodaties. Voor topsporters geldt aanvullend het maximum van vijftig personen per zelfstandige ruimte niet.

Onderdeel N

Sportwedstrijden van topsporters zijn weer toegestaan met toeschouwers. Hierbij geldt een maximum van vijftig personen als toeschouwers. In locaties waar duizend personen geplaceerd kunnen zijn, geldt een maximum van tweehonderdvijftig personen. Daarom vervalt de beperking ten aanzien van toeschouwers in de aanhef van het eerste lid van artikel 6.3.

Subonderdeel 2 betreft allereerst een wetstechnische wijziging. De verwijzing naar artikel 6.1, eerste lid, is niet meer van toepassing. Ten tweede wordt het aantal toegestane toeschouwers bij wedstrijden van topsporters gelimiteerd op vijftig personen.

Het verbod op wedstrijden voor volwassenen geldt voortaan zowel binnen als buiten niet, mits geen toeschouwers worden toegelaten (bij amateursport) en mits alleen op de locatie en tussen de leden van de sportvereniging waarbij zij als lid zijn aangesloten.

Personen tot en met zeventien jaar mogen voortaan ook wedstrijden buiten de eigen vereniging spelen. Daarom vervalt in onderdeel c de zinsnede ‘op de locatie en tussen de leden van de sportvereniging waarbij zij als lid zijn aangesloten of tijdens sportactiviteiten georganiseerd door of in opdracht van de gemeente’.

Onderdeel O

Het is voortaan toegestaan alcoholhoudende drank te gebruiken of voor consumptie gereed te hebben op openbare plaatsen tussen 06.00 en 22.00 uur. Voorheen was dit tussen 06.00 en 20.00 uur. Dit onderdeel wijzigt de tijden in artikel 6.9, eerste lid, conform voorgaande.

Onderdeel P

Om de Fieldlab evenementen, de praktijktesten drinkgelegenheden en de pilots testbewijzen mogelijk te maken, was in de artikelen 6.14, 6.14a en 6.14b bepaald dat een aantal maatregelen niet gold ten aanzien van de praktijktesten en pilots. Door de gewijzigde opbouw van deze regeling is aanpassing van de verwijzing naar de artikelen die niet gelden voor de praktijktesten en pilots noodzakelijk. Dit onderdeel regelt dit.

Artikel II

In artikel II van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) is geregeld dat enkele tijdelijk werkende bepalingen nadat zij zijn uitgewerkt uit de Trm verdwijnen. Dit artikel kan vervallen, omdat de inhoud van verschillende artikelen is gewijzigd en in plaats daarvan in deze regeling is bepaald welke artikelen en artikelleden vervallen.

Artikel III Inwerkingtreding

Deze ministeriële regeling moet op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal worden overgelegd. De regeling treedt ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking dan een week na deze overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met de regeling. Gelet op het belang van de volksgezondheid is het de bedoeling dat de regeling op 5 juni 2021 in werking zal treden. Hierbij wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden.5

Op grond van artikel 8.1 Trm vervalt de Trm op het tijdstip waarop hoofdstuk Va Wpg vervalt. Het gaat hier om een uiterste vervaldatum. Als de noodzaak al eerder ontvalt aan deze regeling of onderdelen ervan, zal de regeling eerder worden ingetrokken of aangepast. In artikel 58c, zesde lid, Wpg is immers geëxpliciteerd dat maatregelen zo spoedig mogelijk worden gewijzigd of ingetrokken als deze niet langer noodzakelijk zijn.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
2

Advies (deel 1) van 22 mei 2021, n.a.v. 114e OMT.

X Noot
3

Doorstroomlocaties zijn publieke plaatsen die op een manier zijn ingericht die het rondlopen van publiek uitnodigt en waar dit ook daadwerkelijk gebeurt. Te denken valt aan detailhandel, markten, bibliotheken, musea, monumenten, presentatie-instellingen, dierentuinen, pretparken en daarmee vergelijkbare plaatsen, stations en perrons. Uit de begripsbepaling volgt dat geen sprake mag zijn van personen die voor langere tijd in dezelfde ruimte aanwezig zijn. Is dat wel het geval, dan is geen sprake van een doorstroomlocatie. Dit betekent dat sauna’s, zwembaden, speel-, arcade- en gamehallen, bowlingzalen, snooker-, biljart- en darthallen, sport- en fitnesscholen, skibanen, ballenbakken, binnenspeeltuinen, bioscopen en drive-inbioscopen en andere gelegenheden waar mensen voor langere tijd in dezelfde ruimte plegen te zijn niet onder de doorstroomlocaties vallen.

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-62031.html#n38

X Noot
5

Vgl. Kamerstukken II 2019/20, 35 526, nr. 3, artikelsgewijze toelichting op artikel X.

Naar boven