Beleidsregels Scholing UWV 2021

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op het bepaalde in artikel 65f Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67d Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen; artikelen 26 lid 1 en 34 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; artikelen 2:18 en 3:66 Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, artikel 76 Werkloosheidswet en artikel 30a Wet Suwi

besluit:

Artikel 1 Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Arbeidsmarktrelevant:

De scholing draagt bij aan de invulling van de vraag naar arbeidskrachten op de arbeidsmarkt.

Bemiddelingsberoep:

het kansrijke beroep waarnaar de uitkeringsgerechtigde bemiddeld wordt en die past bij zijn vaardigheden en kwaliteiten.

Certificaat of Diploma:

Een door het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) dan wel door een landelijke brancheorganisatie erkend en geregistreerd bewijs dat een persoon met goed gevolg heeft deelgenomen aan de scholing.

Dienstbetrekking:

Een arbeidsverhouding waarbij sprake is van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek of die op grond van artikel 4 of 5 ZW/WW voor de verzekering voor de werknemersverzekeringen daarmee wordt gelijkgesteld.

Kansrijk beroep:

Een beroep waarvan UWV heeft geoordeeld dat er voldoende tot goede kansen op werk zijn in het betreffende beroep.

Relevante wetgeving:

WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

Wet WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

WW: Werkloosheidswet

ZW: Ziektewet

Scholing:

Het systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante kennis en/of vaardigheden voor de uitoefening, het behoud of het verkrijgen van een taak, functie of beroep in dienstbetrekking dan wel als zelfstandig ondernemer, waarbij het verwerven van de kennis en/of vaardigheden plaats vindt onder begeleiding van daartoe aangestelde docenten volgens een vooraf vastgesteld programma en de opgedane kennis en/of vaardigheden worden getoetst.

Schoolbaar:

De uitkeringsgerechtigde is gemotiveerd en in staat om de beoogde scholing met goed gevolg af te ronden. De scholing – en de functie of het beroep waar de scholing voor opleidt in dienstbetrekking dan wel als zelfstandig ondernemer – sluit aan bij de cognitieve vaardigheden, de belastbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde.

Uitkeringsgerechtigde:

Een persoon met recht op uitkering op grond van de WAO, WAZ, Wajong, Wet WIA, WW en ZW en die recht heeft op arbeidsondersteuning door UWV.

UWV:

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in artikel 2 van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Zelfstandig ondernemer:

Een natuurlijk persoon die voor eigen rekening en risico deelneemt aan het economisch verkeer.

Artikel 2 Noodzaak scholing

Uitkeringsgerechtigden kunnen uitsluitend met instemming van UWV een scholing volgen als er een noodzaak tot het volgen van de scholing bestaat. De noodzaak tot het volgen van een scholing wordt beoordeeld aan de hand van deze beleidsregels Scholing UWV. Er is sprake van een noodzaak tot het volgen van scholing als aan alle navolgende vereisten is voldaan:

  • a) de scholing is arbeidsmarktrelevant én

  • b) de duur van de scholing voldoet aan de bepalingen ten aanzien van de maximum duur zoals opgenomen in artikel 4 én

  • c) de uitkeringsgerechtigde is schoolbaar.

Artikel 3 Arbeidsmarktrelevantie

Een scholing is arbeidsmarktrelevant als bedoeld in artikel 2, sub a, als aan één van de navolgende vereisten is voldaan:

  • a) Er is sprake van een baanintentie of baangarantie. Deze baanintentie of baangarantie blijkt uit een door de werkgever en de uitkeringsgerechtigde ondertekende verklaring of arbeidsovereenkomst, dan wel een mondelinge verklaring door de werkgever. De verklaring houdt in dat de werkgever voornemens is om de uitkeringsgerechtigde na het behalen van het certificaat of diploma een dienstbetrekking aan te bieden. De dienstbetrekking waarop de baanintentie of baangarantie betrekking heeft, start uiterlijk op de eerste dag van de maand direct volgend op de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de scholing met een diploma of certificaat heeft afgerond. De omvang van de dienstbetrekking bedraagt minimaal hetzelfde aantal uren per week als de wekelijkse studiebelasting van de scholing en duurt minimaal 6 maanden.

  • b) De uitkeringsgerechtigde kan na het volgen van de scholing een door UWV vastgesteld kansrijk beroep vervullen.

  • c) De uitkeringsgerechtigde maakt naar genoegen van UWV inzichtelijk dat hij met het behalen van het certificaat of diploma een reële kans heeft op werk in dienstbetrekking of om als zelfstandig ondernemer in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De uitkeringsgerechtigde maakt hiervoor inzichtelijk tot welk (zelfstandig) beroep of functie de scholing opleidt. Wil de uitkeringsgerechtigde in een dienstbetrekking gaan werken, dan geeft hij inzicht in de vacatures die hij na het afronden van zijn scholing kan vervullen. Wil de uitkeringsgerechtigde als zelfstandig ondernemer gaan werken dan maakt de uitkeringsgerechtigde inzichtelijk op welke wijze hij na het volgen van de scholing als zelfstandig ondernemer in zijn onderhoud kan voorzien.

Artikel 4 Maximum duur van de scholing

  • 1. De scholing mag maximaal één jaar duren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag de scholing van een jonggehandicapte uitkeringsgerechtigde met scholingsbelemmeringen als gevolg van een ziekte of een handicap maximaal 2,5 jaar duren.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid, kan UWV in individuele gevallen een langere scholingsduur toestaan.

Artikel 5 Schoolbaar

UWV toetst of de uitkeringsgerechtigde schoolbaar is aan de hand van de navolgende criteria:

  • a) de cognitieve vaardigheden: de uitkeringsgerechtigde voldoet aan de formele instroomeisen die het opleidingsinstituut stelt aan personen die de scholing willen gaan volgen én

  • b) de belasting en de belastbaarheid: de uitkeringsgerechtigde is gemotiveerd én is zowel fysiek als mentaal voldoende belastbaar om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden én de functie of het beroep, waar de scholing voor opleidt, uit te voeren én

  • c) de persoonlijke omstandigheden: de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde moeten zodanig zijn dat hij in staat is om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden.

Artikel 6 Intrekking Beleidsregels Scholing 2016

Het Besluit Beleidsregels Scholing 2016, gepubliceerd in de Staatscourant van 17 mei 2016, nummer 24765 wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

Artikel 8 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels Scholing UWV 2021.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 18 mei 2021

M.R.P.M. Camps Voorzitter Raad van bestuur UWV

TOELICHTING

Algemene toelichting

UWV onderkent het grote belang van het instrument scholing. In een sterk veranderende arbeidsmarkt is het essentieel om te kunnen blijven inspelen op vraag en aanbod. Daar waar banen in de ene sector verdwijnen, groeit juist de vraag naar gekwalificeerd personeel in een andere sector. Om gebruik te maken van deze arbeidsmarktkansen, is het nodig dat werkzoekenden hun vaardigheden en kennis verdiepen, uitbreiden dan wel andere vaardigheden aanleren. Scholing richt zich enerzijds op de versterking van vaardigheden en kennis in het eigen werkveld. Anderzijds stelt scholing de werkzoekende – daar waar nodig en noodzakelijk – in staat om zich (om) te scholen naar sectoren met betere baankansen. Zo zijn zij in staat om mee te bewegen in de dynamiek van de arbeidsmarkt van vandaag en morgen.

UWV draagt verantwoordelijkheid voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigde ontslagwerklozen en uitkeringsgerechtigden met een ziekte of handicap. In dit kader heeft UWV de taak om uitkeringsgerechtigden te ondersteunen bij het aan het werk gaan. Werken loont; als er nog geen werk voor handen is, kan een beroep op inkomensondersteuning in de vorm van een uitkering worden gedaan. Om deze reden hanteert UWV als uitgangspunt de snelste meest effectieve weg naar duurzame arbeid. De concrete mogelijkheden tot ondersteuning door UWV bij het vinden van werk verschillen per wet. Een van de instrumenten betreft de mogelijkheid om een uitkeringsgerechtigde met behoud van uitkering een noodzakelijke (arbeidsmarktrelevante) scholing te laten volgen. Met het volgen van een noodzakelijke scholing vergroot de uitkeringsgerechtigde zijn kansen om aan het werk te kunnen gaan.

De Beleidsregels Scholing UWV 2021 bieden een methodisch kader om de noodzaak van de inzet van scholing met behoud van uitkering op weg naar (meer) duurzame arbeid te beoordelen. Het initiatief tot het volgen van scholing kan van zowel UWV als van de uitkeringsgerechtigde uitgaan. De scholing dient relevant te zijn voor de arbeidsmarkt. Als er een reële kans is om met een door het volgen van de scholing verkregen certificaat of diploma weer aan het werk te gaan en er wordt voldaan aan de criteria zoals opgenomen in deze beleidsregels; dan staat de noodzaak van de scholing vast. UWV beoordeelt voor alle uitkeringsgerechtigden die – al dan niet op eigen initiatief – een scholing willen volgen, de noodzaak tot de inzet van die scholing met behoud van uitkering aan de hand van deze Beleidsregels Scholing UWV 2021.

Mocht na toetsing komen vast te staan dat de beoogde scholing niet noodzakelijk is, dan kan de uitkeringsgerechtigde, als hij dat wil, de scholing toch volgen. Als voorwaarde geldt wel, dat hij blijft voldoen aan zijn uitkeringsverplichtingen. UWV faciliteert de scholing met behoud van uitkering niet. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarbij de scholing buiten werktijden om gevolgd kan worden.

Wijzigingen ten opzichte van de Beleidsregels Scholing 2016

De Beleidsregels Scholing UWV 2021 bieden de uitkeringsgerechtigde de mogelijkheid om noodzakelijke (arbeidsmarktrelevante) scholingen te volgen die hem ondersteunen om in een dienstbetrekking te gaan werken. Daarnaast kan er ook scholing worden gevolgd die een uitkeringsgerechtigde ondersteunt om zich als zelfstandig ondernemer een inkomen te verwerven.

Ten opzichte van de Beleidsregels Scholing 2016 zijn de volgende wijzigingen aangebracht.

  • Artikel 3 sub b Kansrijk beroep

    Het begrip ‘kansberoep’ wordt vervangen door ‘kansrijk beroep’. Bij een kansrijk beroep gaat het om een beroep of functie met voldoende tot goede kans op werk. Daaronder vallen in ieder geval beroepen of functies met moeilijk vervulbare vacatures (ook wel bekend onder de term krapteberoepen), maar de afbakening is ruimer dan dat. Het aantal krapteberoepen zal als het economisch slechter gaat vaak afnemen. Om voldoende kansen over te houden voor beroepen die aansluiten bij de talenten, bekwaamheden en het (opleidings)niveau van een grote groep werkzoekenden, hanteert UWV het ruimere begrip kansrijk beroep. Het aantal mogelijke beroepen dat in aanmerking komt voor inzet van scholing blijft zo breed mogelijk en stelt uitkeringsgerechtigden in staat om hun kansen op werk substantieel te verbeteren. Zo sluit het begrip kansrijk beroep aan op de dynamiek van de arbeidsmarkt.

  • Artikel 4 Maximum duur van de scholing

    UWV kent als beleidsuitgangspunt dat een scholing het meest effectief is – in het kader van uitstroom naar werk – als deze zo kort mogelijk, dat wil zeggen maximaal een jaar, duurt. In uitzonderingsgevallen kon een scholing maximaal 2 duren, waarbij er toch een mogelijkheid bestond om scholingen – in individuele gevallen – langer dan 2 jaar toe te staan. Deze laatste optie gold bijvoorbeeld in het geval de combinatie leren en werken. Een scholing langer dan 2 jaar voor WW-uitkeringsgerechtigden was tot 1 januari 2021 alleen mogelijk als UWV de scholing financiert op basis van de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2019. Deze Regeling is per 1 januari 2021 komen te vervallen en vervangen door de Tijdelijke regeling scholingsbudget UWV 2021. Deze laatste regeling leidt tot aanpassingen in deze beleidsregels.

    Per 1 januari 2021 is de Scholingsregeling WW eveneens aangepast. Per deze datum vervalt de begrenzing van de looptijd van de scholing van 2 jaar. Een scholing duurt maximaal één jaar. Als dat nodig is, kan een scholing nog steeds, mits gemotiveerd, langer dan één jaar duren.

    UWV sluit in zijn beleidsregels voor zowel uitkeringsgerechtigden met een WW- ZW- of AG-uitkering aan, bij de vernieuwde bepaling in de Scholingsregeling WW. Een scholing duurt maximaal één jaar. Scholingen langer dan één jaar zijn in individuele gevallen nog steeds mogelijk, mits onderbouwd. Alleen voor uitkeringsgerechtigden met een scholingsbeperking blijft de maximale duur gesteld op 2,5 jaar. Deze bepaling vloeit voort uit de Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen.

  • Overige wijzigingen

    De beleidsregels zijn geactualiseerd en verduidelijkt, zonder dat er sprake is van inhoudelijke wijzigingen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel worden de begrippen omschreven die worden gebruikt in deze beleidsregels.

Arbeidsmarktrelevantie: de scholing dient bij te dragen aan de invulling van de vraag naar arbeidskrachten op de arbeidsmarkt. De scholing richt zich op wat nodig is voor de uitkeringsgerechtigde om een kansrijk beroep of functie te kunnen gaan uitvoeren. De uitkeringsgerechtigde is – door het volgen van de scholing en het behalen van zijn diploma/certificaat – te kwalificeren/gekwalificeerd om het beoogde beroep/functie uit te kunnen gaan voeren. Hoe UWV de arbeidsmarktrelevantie toetst is in artikel 3 uitgewerkt.

Bemiddelingsberoep: is het kansrijke beroep/functie waarnaar de uitkeringsgerechtigde bemiddeld wordt en die past bij zijn vaardigheden en kwaliteiten. Het bemiddelingsberoep biedt de uitkeringsgerechtigde een reëel en realistisch perspectief op werkhervatting. De uitkeringsgerechtigde is gemotiveerd om in het betreffende beroep of functie werkzaam te zijn.

Certificaat of diploma: De scholing kent als uitkomst dat de uitkeringsgerechtigde is gekwalificeerd om het beoogde beroep/functie – waartoe de scholing opleidt – uit te kunnen gaan oefenen. Om te borgen dat de behaalde kennis en/of vaardigheden (een blijvende) arbeidsmarktwaarde heeft, moet het certificaat of diploma erkend zijn door het Ministerie OCW of door een landelijke brancheorganisatie. Erkenning door een landelijke brancheorganisatie houdt in dat het certificaat of diploma door werkgevers in het algemeen of door alle werkgevers in een bepaalde branche gelijk gewaardeerd wordt.

Kansrijk beroep: Een beroep waarvan UWV heeft geoordeeld dat er voldoende tot goede kansen op werk zijn in het betreffende beroep. Het gaat hierbij om een beroep of functie waar naar veel vraag is in relatie tot het aanbod. De vraag in absolute zin hoeft niet groter te zijn dan het aanbod.

Scholing: Een scholing gaat om het systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante kennis en/of vaardigheden voor de uitoefening, het behoud of het verkrijgen van een taak, functie of (zelfstandig) beroep. Als onderdeel van een scholing kunnen naast theoretische kennis ook praktische vaardigheden worden opgedaan. Het gaat daarbij niet om het uitoefenen van werkzaamheden die productie tot doel hebben en daarmee zijn te waarderen in het economisch verkeer. Een scholing wordt te allen tijde afgesloten met certificaat of diploma.

Schoolbaar: De uitkeringsgerechtigde is gemotiveerd en in staat om de beoogde scholing met goed gevolg af te ronden. De scholing – en de functie of het beroep waar de scholing voor opleidt in dienstbetrekking dan wel als zelfstandig ondernemer – sluit aan bij de cognitieve vaardigheden, de belastbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde. Hoe UWV de schoolbaarheid toetst is uitgelegd in artikel 5.

Artikel 2

Een uitkeringsgerechtigde krijgt alleen toestemming voor het volgen van scholing als er naar het oordeel van UWV sprake is van een noodzaak tot scholing. Hiervoor gelden 3 vereisten, te weten:

  • a) de scholing is arbeidsmarktrelevant;

  • b) de duur van de scholing overschrijdt niet de gestelde maximum termijn;

  • c) de uitkeringsgerechtigde is schoolbaar.

Alleen voor uitkeringsgerechtigden die aan alle drie de eisen voldoen, geldt dat de inzet van scholing door UWV als noodzakelijk wordt aangemerkt. In dat geval kan de uitkeringsgerechtigde worden vrijgesteld van het zoeken naar en aanvaarden van betaalde werkzaamheden tijdens de looptijd van de scholing. Hij kan met behoud van uitkering de scholing doorlopen. Wordt aan een of meer indicatoren niet voldaan, dan merkt UWV de scholing als niet noodzakelijk aan. De scholing kan dan wel worden gevolgd, alleen moet de uitkeringsgerechtigde zich beschikbaar blijven stellen voor de arbeidsmarkt. Is er een concreet werkaanbod, dan dient de uitkeringsgerechtigde dit te aanvaarden. De uitkeringsgerechtigde heeft namelijk geen mogelijkheid om het werkaanbod te weigeren, als dit naar zijn oordeel het succesvol afronden van de scholing in de weg zou staan. Een en ander hoeft elkaar niet te bijten, denk bijvoorbeeld aan een situatie waarbij de niet noodzakelijk geachte scholing buiten werktijden om gevolgd kan worden.

Artikel 3

Als algemeen uitgangspunt geldt dat een scholing te allen tijde gericht is op de vervulling van een vacature in dienstbetrekking of het aan het werk gaan als zelfstandig ondernemer in een beoogd bemiddelingsberoep. De werkzoekende is gemotiveerd om in de beoogde beroepsrichting te hervatten. UWV acht het volgen van een scholing, die uitsluitend bedoeld is om de werkzoekende een bepaald kwalificatieniveau te laten behalen, als niet noodzakelijk. Dit laat onverlet dat het mogelijk is dat de uitkeringsgerechtigde na het succesvol afronden van de scholing zijn opleidingsniveau verbetert. Dit is echter nimmer een doel op zich.

Er zijn 3 situaties waarin UWV aanneemt dat de scholing arbeidsmarktrelevant is.

Artikel 3 sub a Baanintentie of baangarantie

Als een werkgever de uitkeringsgerechtigde in dienst wil nemen als hij de scholing succesvol heeft afgerond (baanintentie) of de uitkeringsgerechtigde al voor het volgen van de scholing een dienstbetrekking aanbiedt (baangarantie) waarvoor het volgen van de scholing een voorwaarde is, dan is de scholing arbeidsmarktrelevant. Het moet dan wel gaan om een (intentie voor een) dienstbetrekking die minimaal 6 maanden duurt en heeft een omvang in uren per week die minimaal de wekelijkse urenbelasting van de scholing omvat. De dienstbetrekking start uiterlijk op de eerste dag van de maand direct volgend op de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de scholing met een diploma of certificaat heeft afgerond. De baanintentie of een baangarantie blijkt uit een door de werkgever en de uitkeringsgerechtigde ondertekende schriftelijke verklaring of arbeidsovereenkomst. Een derde optie is dat er sprake is van een mondelinge toezegging door de werkgever om de uitkeringsgerechtigde in dienst te nemen. Deze concrete mondelinge toezegging accepteert UWV ook als een baanintentie of baangarantie. Een mondeling toezegging doet recht aan formele en informele samenwerkingsconvenanten of samenwerkingsverbanden die door UWV met (individuele) werkgevers zijn afgesloten.

Artikel 3 sub b Kansrijk beroep

Bij een kansrijk beroep gaat het om een beroep of functie met voldoende tot goede kans op werk. Daaronder vallen in ieder geval beroepen of functies met moeilijk vervulbare vacatures (ook wel bekend onder de term krapteberoepen), maar de afbakening is ruimer dan dat. Het aantal krapteberoepen zal als het economisch slechter gaat vaak afnemen. Om voldoende kansen over te houden voor beroepen die aansluiten bij de talenten, bekwaamheden en het (opleidings)niveau van een grote groep werkzoekenden, hanteert UWV het ruimere begrip kansrijk beroep. Het aantal mogelijke beroepen dat in aanmerking komt voor inzet van scholing blijft zo breed mogelijk en stelt uitkeringsgerechtigden in staat om hun kansen op werk substantieel te verbeteren. Zo sluit het begrip kansrijk beroep aan op de dynamiek van de arbeidsmarkt.

Artikel 3 sub c Scholing biedt een reële kans op werk

Wil de uitkeringsgerechtigde een scholing volgen zonder dat er sprake is van een scholing met een baanintentie, baangarantie of naar een kansrijk beroep? Dan kan de uitkeringsgerechtigde aannemelijk maken dat hij met de scholing een reële kans heeft om aan het werk te gaan. De uitkeringsgerechtigde maakt inzichtelijk tot welk voor hem passend (zelfstandig) beroep of functie de scholing opleidt. Wil de uitkeringsgerechtigde in een dienstbetrekking gaan werken, dan geeft hij inzicht in de vacatures die hij na het afronden van zijn scholing kan vervullen. Gaat het om zelfstandig ondernemerschap dan maakt de uitkeringsgerechtigde inzichtelijk op welke wijze hij na het volgen van de scholing als zelfstandig ondernemer in zijn onderhoud kan voorzien.

Als de uitkeringsgerechtigde over een voldoende bij de arbeidsmarkt passend opleidingsniveau beschikt, dan gaat UWV er van uit dat de uitkeringsgerechtigde al een reële kans heeft om aan het werk te gaan. UWV neemt in zijn beoordeling de door de uitkeringsgerechtigde opgedane werkervaring mee. Een uitzondering op dit uitgangspunt is, is als de genoten opleiding niet (meer) arbeidsrelevant is. Dit is het geval als:

  • De werkzoekende het werk in zijn oude beroep waarop zijn opleidingsniveau en ervaring betrekking heeft, als gevolg van een ziekte of een handicap niet meer kan hervatten, of

  • Er een zeer beperkt aantal vacatures beschikbaar is die aansluit op de door middel van opleiding en werkervaring verkregen competenties en vaardigheden van de werkzoekende. Groei van het aantal vacatures is binnen een termijn van een jaar niet te verwachten.

Artikel 4

De ervaring leert dat in het bijzonder kortdurende opleidingen meer uitstroom naar werk genereren. Om deze reden geldt voor alle uitkeringsgerechtigden dat arbeidsmarktrelevante scholingen maximaal één jaar mogen duren. In uitzonderingsgevallen mogen scholingen, mits onderbouwd, langer dan één jaar duren. Het moet dan wel gaan om een scholing ten behoeve van een bemiddelingsberoep die voor de uitkeringsgerechtigde de beste optie biedt om het werk te hervatten. Deze laatste optie is vooral van belang als een uitkeringsgerechtigde is aangewezen op een meerjarige scholing (bijv. als hij een lager leertempo kent) of als er sprake is van een combinatie van leren en werken.

Alleen voor uitkeringsgerechtigden met een scholingsbeperking blijft de maximale duur gesteld op 2,5 jaar. Deze bepaling vloeit voort uit de Subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen.

Artikel 5

UWV beoordeelt of de werkzoekende schoolbaar is. Onder schoolbaar verstaat UWV dat de uitkeringsgerechtigde in staat is om zowel de scholing met goed gevolg af te ronden als de functie of het bemiddelingsberoep, waar de scholing voor opleidt, met eventuele aanpassingen is uit te voeren. Het schoolbaar zijn toetst UWV aan de hand van:

  • de cognitieve vaardigheden van de uitkeringsgerechtigde;

  • de belasting en belastbaarheid van de uitkeringsgerechtigde en

  • de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde

Artikel 5 sub a Cognitieve vaardigheden

UWV beoordeelt of de uitkeringsgerechtigde voldoet aan de formele instroomeisen die het opleidingsinstituut stelt aan personen die de scholing willen gaan volgen. UWV kijkt in dit verband naar het arbeidsverleden van de uitkeringsgerechtigde en de scholingen die de uitkeringsgerechtigde in het (recente) verleden heeft gevolgd. Afhankelijk van de cognitieve vaardigheden is te kiezen voor een meer theoretische of praktische scholing dan wel een combinatie van beide.

Artikel 5 sub b Belasting en belastbaarheid

De fysieke en mentale belastbaarheid van de uitkeringsgerechtigde staat centraal. Om te kunnen bepalen of de uitkeringsgerechtigde voldoende belastbaar is om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden en de functie of het bemiddelingsberoep waar de scholing voor opleidt uit te voeren, stelt UWV zich de volgende vragen:

  • Is de uitkeringsgerechtigde gemotiveerd om zich (in de beoogde beroepsrichting) te scholen?

  • Hoe kijkt de uitkeringsgerechtigde tegen zijn eigen functioneren aan?

  • Hoe gaat de uitkeringsgerechtigde om met eventuele beperkingen?

  • Past de belasting in de functie waarvoor de uitkeringsgerechtigde scholing wil volgen bij zijn belastbaarheid of zijn er aanpassingen in de opleiding/functie mogelijk om aan te sluiten bij zijn belastbaarheid?

  • Welke ontwikkeling is te verwachten in de klachten en welke invloed heeft dit op de belastbaarheid van de uitkeringsgerechtigde?

  • Is de uitkeringsgerechtigde in staat om in termen van mogelijkheden te denken?

Artikel 5 sub c Persoonlijke omstandigheden

UWV toetst of de uitkeringsgerechtigde een realistisch beeld heeft bij de scholing die hij wil volgen. UWV beoordeelt in dit kader of de uitkeringsgerechtigde een reële tijdsinvestering kan doen om de scholing succesvol af te ronden. Deze tijdsinvestering hangt onder meer samen met het feit, dat de uitkeringsgerechtigde geen andere taken op zich heeft genomen die belemmerend kunnen werken voor het volgen van de scholing. Denk bijvoorbeeld aan zorgtaken of het verlenen van mantelzorg. Tevens kijkt UWV naar de sociale omgeving van de uitkeringsgerechtigde. Tot de sociale omgeving behoort het gezin, de vriendenkring en/of de buurt waar de uitkeringsgerechtigde woont. De vraag is of zijn sociale omgeving de uitkeringsgerechtigde ondersteuning kan bieden om de scholing te volgen en om uiteindelijk weer aan het werk te gaan. UWV toetst tevens of de uitkeringsgerechtigde over adequate sociale vaardigheden beschikt en/of nog mogelijke andere belemmeringen ervaart die van belang zijn om de scholing met succes te kunnen afronden. Samenvattend: de uitkeringsgerechtigde is schoolbaar, als hij geen belemmeringen (meer) ervaart die het succesvol afronden van de scholing bemoeilijken. Zijn deze er wel, dan onderzoekt UWV eerst samen met de uitkeringsgerechtigde of door eventuele aanpassingen de scholing toch is te volgen dan wel eerst aandacht aan andere interventies moet worden gegeven. Zijn aanpassingen aan de scholing niet mogelijk, of zijn voorliggende interventies nodig; dan is de uitkeringsgerechtigde (nog) niet schoolbaar.

Amsterdam, 18 mei 2021

M.R.P.M. Camps Voorzitter Raad van bestuur UWV

Naar boven