Beleidsregels Scholing 2016

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op het bepaalde in artikel 65f Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67d Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen; artikelen 26 lid 1 en 34 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; artikelen 2:18 en 3:66 Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, artikel 76 Werkloosheidswet en artikel 30a Wet Suwi

Besluit:

Artikel 1 Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Certificaat of Diploma:

Een door het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) dan wel door een landelijke brancheorganisatie erkend en geregistreerd bewijs dat een persoon met goed gevolg heeft deelgenomen aan de scholing.

Dienstbetrekking:

Een arbeidsverhouding waarbij sprake is van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek of die op grond van artikel 4 of 5 ZW/WW voor de verzekering voor de werknemersverzekeringen daarmee wordt gelijkgesteld.

Kansberoep:

Een beroep waarvan UWV heeft geoordeeld dat er een reële kans is op werkhervatting.

Relevante wetgeving:

WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

Wet WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

WW: Werkloosheidswet

ZW: Ziektewet

Scholing:

Het systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante kennis en/of vaardigheden voor de uitoefening, het behoud of het verkrijgen van een taak, functie of beroep in dienstbetrekking dan wel als zelfstandig ondernemer, waarbij het verwerven van de kennis en/of vaardigheden plaats vindt onder begeleiding van daartoe aangestelde docenten volgens een vooraf vastgesteld programma en de opgedane kennis en/of vaardigheden worden getoetst.

Schoolbaar:

De uitkeringsgerechtigde in staat is om zowel de scholing met goed gevolg af te ronden als de functie of het beroep – waar de scholing voor opleidt – in dienstbetrekking dan wel als zelfstandig ondernemer uit te voeren.

Uitkeringsgerechtigde:

Een persoon met recht op uitkering op grond van de WAO, WAZ, Wajong, Wet WIA, WW en ZW en recht heeft op arbeidsondersteuning.

UWV:

Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in artikel 2 van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Zelfstandig ondernemer:

Een natuurlijk persoon die voor eigen rekening en risico deelneemt aan het economisch verkeer.

Artikel 2 Noodzaak scholing

Uitkeringsgerechtigden kunnen uitsluitend met instemming van UWV een scholing volgen als er een noodzaak tot het volgen van de scholing bestaat. De noodzaak tot het volgen van een scholing wordt beoordeeld aan de hand van deze Beleidsregel Scholing 2016. Er is sprake van een noodzaak tot het volgen van scholing als aan alle navolgende vereisten is voldaan:

  • a. de scholing is arbeidsmarktrelevant én

  • b. de duur van de scholing overschrijdt niet het daarvoor in artikel 4 gestelde maximum én

  • c. de uitkeringsgerechtigde is schoolbaar.

Artikel 3 Arbeidsmarktrelevantie

Een scholing is arbeidsmarktrelevant als bedoeld in artikel 2, sub a, als aan één van de navolgende vereisten is voldaan:

  • a. Er is sprake van een baanintentie of baangarantie. Deze baanintentie of baangarantie blijkt uit een door de werkgever en de uitkeringsgerechtigde ondertekende verklaring of arbeidsovereenkomst. De verklaring houdt in dat de werkgever voornemens is om de uitkeringsgerechtigde na het behalen van de het certificaat op diploma een dienstbetrekking aan te bieden. De dienstbetrekking waarop de baanintentie of baangarantie betrekking heeft, start uiterlijk op de eerste dag van de maand direct volgend op de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de scholing met een diploma of certificaat heeft afgerond. De omvang van de dienstbetrekking bedraagt minimaal hetzelfde aantal uren per week als de wekelijkse studiebelasting van de scholing en duurt minimaal 6 maanden.

  • b. De uitkeringsgerechtigde kan na het volgen van de scholing een door UWV vastgesteld kansberoep vervullen.

  • c. De uitkeringsgerechtigde maakt naar genoegen van UWV inzichtelijk dat hij met een certificaat of diploma van de scholing een reële kans heeft op werk in dienstbetrekking of om als zelfstandig ondernemer in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De uitkeringsgerechtigde maakt hiervoor inzichtelijk tot welk (zelfstandig) beroep of functie de scholing opleidt. Wil de uitkeringsgerechtigde in een dienstbetrekking gaan werken, dan geeft hij inzicht in de vacatures die hij na het afronden van zijn scholing kan vervullen. Wil de uitkeringsgerechtigde als zelfstandig ondernemer gaan werken dan maakt de uitkeringsgerechtigde inzichtelijk op welke wijze hij na het volgen van de scholing als zelfstandig ondernemer in zijn onderhoud kan voorzien.

Artikel 4 Maximum duur van de scholing

  • 1. De scholing mag maximaal één jaar duren.

  • 2. In uitzonderingsgevallen kan het UWV bepalen dat, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de scholing maximaal 2 jaar mag duren.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag de scholing van een uitkeringsgerechtigde met scholingsbelemmeringen als gevolg van een ziekte of een handicap maximaal 2,5 jaar duren.

Artikel 5 Schoolbaar

UWV toetst of de uitkeringsgerechtigde schoolbaar is aan de hand van de navolgende criteria:

  • a. de cognitieve vaardigheden: de uitkeringsgerechtigde voldoet aan de formele instroomeisen die het opleidingsinstituut stelt aan personen die de scholing willen gaan volgen én

  • b. de belasting en de belastbaarheid: de uitkeringsgerechtigde is zowel fysiek als mentaal voldoende belastbaar zijn om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden en de functie of het beroep, waar de scholing voor opleidt, uit te voeren én

  • c. de persoonlijke omstandigheden: de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde moeten zodanig zijn dat hij in staat is om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden.

Artikel 6 Intrekking Beleidsregels Protocol Scholing 2014

De Beleidsregels Protocol Scholing 2014, gepubliceerd in de Staatscourant van 12 februari 2014, nummer 3772, worden ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 8 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels Scholing 2016.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 19 april 2016

B. J. Bruins, Voorzitter Raad van bestuur UWV

TOELICHTING

Algemene toelichting

UWV draagt verantwoordelijkheid voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigde ontslagwerklozen en uitkeringsgerechtigden met een ziekte of handicap. In dit kader heeft UWV de taak om uitkeringsgerechtigden te ondersteunen bij het aan het werk gaan. Hierbij is de snelste en meest effectieve weg naar duurzame arbeid uitgangspunt. De concrete mogelijkheden tot ondersteuning verschillen per wet. Een van de instrumenten betreft het toestaan van een noodzakelijke scholing. De Beleidsregels Scholing 2016 bieden een methodisch kader om de noodzaak van de inzet van scholing op weg naar duurzame arbeid te beoordelen,

Het initiatief tot het volgen van scholing kan van zowel UWV als van de uitkeringsgerechtigde uitgaan. Als er een reële kans is om met een door het volgen van de scholing verkregen certificaat of diploma weer aan het werk te gaan – en deze scholing is de meest effectieve weg naar duurzame arbeid staat de noodzaak van de scholing vast. UWV beoordeelt voor alle uitkeringsgerechtigden die – al dan niet op eigen initiatief – een scholing willen volgen, de noodzaak tot de inzet van die scholing aan de hand van deze Beleidsregels Scholing 2016

Wijzigingen ten opzichte van het Beleidsregels Protocol Scholing 2014

De Beleidsregels Scholing 2016 bieden de uitkeringsgerechtigde de mogelijkheid om scholingen te volgen die hem ondersteunen om in een dienstbetrekking te gaan werken. Daarnaast kan er ook scholing worden gevolgd die een uitkeringsgerechtigde ondersteunen om zich als zelfstandig ondernemer een inkomen te verwerven. Deze mogelijkheid was onder het Beleidsregels Protocol Scholing 2014 wel aanwezig, maar was niet voldoende expliciet opgenomen.

De Beleidsregels Scholing 2016 bevatten uitsluitend nog het methodisch kader hoe UWV beoordeelt of het volgen van een scholing op weg naar duurzame arbeid noodzakelijk is. Om deze reden is niet langer in deze Beleidsregels opgenomen of de uitkeringsgerechtigde in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming van UWV of derden in de scholingskosten. Eventuele tegemoetkomingen zijn in andere regelgeving vastgelegd.

Tot slot zijn de Beleidsregels geactualiseerd en vereenvoudigd. De inhoud van het methodisch kader is niet gewijzigd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel worden de begrippen omschreven die worden gebruikt in deze beleidsregel.

Certificaat of diploma

De uitkomst van de scholing is dat een uitkeringsgerechtigde gekwalificeerd is om het beoogde beroep – waartoe de scholing opleidt – uit te kunnen gaan oefenen. Om te borgen dat de behaalde kennis en/of vaardigheden (een blijvende) arbeidsmarktwaarde heeft, moet het certificaat of diploma erkend zijn door het Ministerie OCW of door een landelijke brancheorganisatie. Erkenning door een landelijke brancheorganisatie houdt in dat het certificaat of diploma door werkgevers in het algemeen of door alle werkgevers in een bepaalde branche gelijk gewaardeerd wordt.

Scholing

Een scholing gaat om het systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante kennis en/of vaardigheden voor de uitoefening, het behoud of het verkrijgen van een taak, functie of (zelfstandig) beroep. Als onderdeel van een scholing kunnen naast theoretische kennis ook praktische vaardigheden worden opgedaan. Het gaat daarbij niet om het uitoefenen van werkzaamheden die productie tot doel hebben en daarmee zijn te waarderen in het economisch verkeer. Een scholing wordt te allen tijde afgesloten met certificaat of diploma.

Artikel 2

Een uitkeringsgerechtigde krijgt alleen toestemming voor het volgen van scholing als er naar het oordeel van UWV sprake is van een noodzaak tot scholing. Hiervoor gelden 3 vereisten, te weten:

  • a. de scholing is arbeidsmarktrelevant;

  • b. de duur van de scholing overschrijdt niet de gestelde maximum termijn;

  • c. de uitkeringsgerechtigde is schoolbaar.

Alleen voor uitkeringsgerechtigden die aan alle drie de eisen voldoen, geldt dat de inzet van de scholing door UWV als noodzakelijk wordt aangemerkt. In dat geval kan de uitkeringsgerechtigde worden vrijgesteld van het zoeken naar en aanvaarden van betaalde werkzaamheden.

Wordt aan een of meer indicatoren niet voldaan, dan is de scholing door UWV niet als noodzakelijk aangemerkt. De scholing mag wel worden gevolgd, alleen moet de uitkeringsgerechtigde zich beschikbaar blijven stellen voor de arbeidsmarkt. Is er een concreet werkaanbod, dat dient de uitkeringsgerechtigde dit te aanvaarden. De uitkeringsgerechtigde heeft namelijk geen mogelijkheid om het werkaanbod te weigeren, als dit naar zijn oordeel het succesvol afronden van de scholing in de weg zou staan.

Artikel 3

In het algemeen kan worden gesteld dat de scholing te allen tijde gericht is op de vervulling van een vacature in dienstbetrekking of het aan het werk gaan als zelfstandig ondernemer. UWV acht het volgen van een scholing die uitsluitend bedoeld is om de werkzoekende een bepaald kwalificatieniveau te laten behalen, niet noodzakelijk. Dit laat onverlet dat het mogelijk is dat de uitkeringsgerechtigde na het succesvol afronden van de scholing zijn opleidingsniveau verbetert. Echter dit is nimmer een doel op zich. De scholing moet derhalve arbeidsmarktrelevant zijn. Er zijn 3 situaties waarin wordt aangenomen dat de scholing arbeidsmarktrelevant is.

Artikel 3 sub a Baanintentie of baangarantie

Als een werkgever de uitkeringsgerechtigde in dienst wil nemen als hij de scholing succesvol heeft afgerond (baanintentie) of de uitkeringsgerechtigde al voor het volgen van de scholing een dienstbetrekking aanbiedt (baangarantie) waarvoor het volgen van de scholing een voorwaarde is, dan is de scholing arbeidsmarktrelevant. Het moet dan wel gaan om een (intentie voor een) dienstbetrekking die minimaal 6 maanden duurt en een omvang in uren per week moet hebben die minimaal net zo hoog is als de wekelijkse urenbelasting van de scholing. De dienstbetrekking moet uiterlijk starten op de eerste dag van de maand direct volgend op de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de scholing met een diploma of certificaat heeft afgerond. Dat van een baanintentie of een baangarantie sprake is moet blijken uit een door de werkgever en de uitkeringsgerechtigde ondertekende schriftelijke verklaring dan wel een door de werkgever en de uitkeringsgerechtigde ondertekende arbeidsovereenkomst waaruit vorengaande blijkt.

Artikel 3 sub b Kansberoep

UWV stelt een lijst met kansberoepen vast. Dit zijn enerzijds beroepen en functies waarvoor een aanmerkelijke hoeveelheid vacatures open staan. Anderzijds gaat het om beroepen die naar het oordeel van UWV een reële kans is op uitstroom naar werk bieden. Wil een uitkeringsgerechtigde een scholing volgen, waarmee hij een vacature in een kansberoep kan vervullen, dan staat de arbeidsmarktrelevantie vast.

Artikel 3 sub c Scholing biedt een reële kans op werk

Wil de uitkeringsgerechtigde een scholing volgen zonder dat er sprake is van een scholing met een baanintentie, baangarantie of naar een kansberoep? Dan moet de uitkeringsgerechtigde zelf aannemelijk maken dat hij met de scholing een reële kans heeft om aan het werk te gaan.

De uitkeringsgerechtigde maakt inzichtelijk tot welk (zelfstandig) beroep of functie de scholing opleidt. Wil de uitkeringsgerechtigde in een dienstbetrekking gaan werken, dan geeft hij inzicht in de vacatures die hij na het afronden van zijn scholing kan vervullen.

Gaat het om zelfstandig ondernemerschap dan maakt de uitkeringsgerechtigde inzichtelijk op welke wijze hij na het volgen van de scholing als zelfstandig ondernemer in zijn onderhoud kan voorzien.

Als de uitkeringsgerechtigde over een voldoende opleidingsniveau beschikt, dan gaat UWV er van uit dat de uitkeringsgerechtigde al een reële kans heeft om met dit opleidingsniveau aan het werk te gaan. UWV neemt in zijn beoordeling ook de door de uitkeringsgerechtigde opgedane werkervaring mee. Een uitzondering op dit uitgangspunt is, is als de genoten opleiding niet (meer) arbeidsrelevant is. Dit is het geval als:

  • De werkzoekende het werk in zijn oude beroep waarop zijn opleidingsniveau en ervaring betrekking heeft, als gevolg van een ziekte of een handicap niet meer kan hervatten, of

  • Er een zeer beperkt aantal vacatures beschikbaar is die aansluit op de door middel van opleiding en werkervaring verkregen competenties en vaardigheden van de werkzoekende. Groei van deze vacatures is evenmin binnen een termijn van een jaar te verwachten.

Artikel 4

De ervaring leert dat in het bijzonder kortdurende scholingen meer uitstroom naar werk genereren. Om deze reden geldt voor alle uitkeringsgerechtigden het uitgangspunt dat scholingen maximaal één jaar mogen duren. In uitzonderingsgevallen kan de scholing maximaal 2 jaar duren. Bijvoorbeeld als de scholing de meest effectieve en kortste weg naar werk garandeert voor de uitkeringsgerechtigde. Is een uitkeringsgerechtigde bekend met scholingsbelemmeringen, dan staat UWV een scholing van maximaal 2,5 jaar toe.

Artikel 5

UWV beoordeelt of de uitkeringsgerechtigde schoolbaar is. Onder schoolbaar verstaat UWV dat de uitkeringsgerechtigde in staat is om zowel de scholing met goed gevolg af te ronden als de functie of het beroep – waar de scholing voor opleidt – in dienstbetrekking dan wel als zelfstandig ondernemer uit te voeren.

Het schoolbaar zijn toetst UWV aan de hand van:

  • de cognitieve vaardigheden van de uitkeringsgerechtigde;

  • de belasting en belastbaarheid van de uitkeringsgerechtigde en

  • de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde

Artikel 5 sub a Cognitieve vaardigheden

UWV beoordeelt of de uitkeringsgerechtigde voldoet aan de formele instroomeisen die het opleidingsinstituut stelt aan personen die de scholing willen gaan volgen. UWV kijkt in dit verband naar het arbeidsverleden van de uitkeringsgerechtigde en de scholingen die de uitkeringsgerechtigde in het (recente) verleden heeft gevolgd. Afhankelijk van de cognitieve vaardigheden is te kiezen voor een meer theoretische of praktische scholing dan wel een combinatie van beide.

Artikel 5 sub b Belasting en belastbaarheid

De fysieke en mentale belastbaarheid van de uitkeringsgerechtigde staat centraal. Om te kunnen bepalen of de uitkeringsgerechtigde voldoende belastbaar is om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden en de functie of het beroep waar de scholing voor opleidt uit te voeren, stelt UWV zich de volgende vragen:

  • Hoe kijkt de uitkeringsgerechtigde tegen zijn eigen functioneren aan?

  • Hoe gaat hij om met eventuele beperkingen?

  • Past de belasting in de functie waarvoor de uitkeringsgerechtigde scholing wil volgen bij zijn belastbaarheid?

  • Welke ontwikkeling is te verwachten in de klachten en welke invloed heeft dit op de belastbaarheid van de uitkeringsgerechtigde?

  • Is de uitkeringsgerechtigde in staat om in termen van mogelijkheden te denken.

Artikel 5 sub c Persoonlijke omstandigheden

UWV toetst of de uitkeringsgerechtigde een realistisch beeld heeft bij de scholing die hij wil volgen. Gekeken wordt of hij een reële tijdsinvestering kan doen om deze succesvol af te ronden. Een reële tijdsinvestering is alleen mogelijk als de uitkeringsgerechtigde geen andere taken op zich heeft genomen die belemmerend kunnen werken. Denk bijvoorbeeld aan zorgtaken of het verlenen van mantelzorg.

Hierbij kijkt UWV naar de sociale omgeving van de uitkeringsgerechtigde. Tot de sociale omgeving behoort het gezin, de vriendenkring en de buurt waar de uitkeringsgerechtigde woont. De vraag is of zijn sociale omgeving hem ondersteuning kan bieden om de scholing te volgen en om uiteindelijk weer aan het werk te gaan. UWV toetst tevens of de uitkeringsgerechtigde over voldoende adequate sociale vaardigheden beschikt.

Samenvattend geldt dat er geen belemmeringen mogen zijn die het succesvol afronden van de scholing bemoeilijken. Zijn deze er wel, dan onderzoekt UWV eerst samen met de uitkeringsgerechtigde of door eventuele aanpassingen de scholing toch is te volgen. Zijn aanpassingen niet mogelijk, dan is de uitkeringsgerechtigde niet schoolbaar.

B.J. Bruins, Voorzitter Raad van bestuur UWV

Naar boven