Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 mei 2021, kenmerk 2360958-1008977-PDC19, houdende wijziging van de Regeling publieke gezondheid in verband met een vrijstelling van de meldingsplicht bij een vermoeden van een infectie met covid-19

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 22, vierde lid, van de Wet publieke gezondheid;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan artikel 2 van de Regeling publieke gezondheid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Voor de meldingsplicht van de arts op grond van artikel 22, eerste lid, van de wet, geldt bij covid-19 dat alleen een door het laboratorium bevestigde infectie bij een persoon hoeft te worden gemeld.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

TOELICHTING

Met de Regeling 2019-nCoV van 28 januari 2020 (Stcrt. 2020, 6800) is vanaf die datum het – toen nog aangeduid als – novel coronavirus (2019-nCoV) aangemerkt als behorende tot groep A van de Wet publieke gezondheid. Inmiddels is de naam van deze infectieziekte door de WHO omgezet in covid-19. Een wetsvoorstel tot incorporatie van voornoemde regeling is in februari 2020 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2019/20, 35 401, nrs. 1–3), maar is na het uitbrengen van het verslag door de Tweede Kamer stil komen te liggen vanwege meer urgente werkzaamheden in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19. De behandeling van dit wetsvoorstel wordt spoedig weer ter hand genomen. Dit is de aanleiding om ten aanzien van de meldingsplicht de praktijk, zoals die vrijwel sinds het begin van de epidemie geldt, nu ook op correcte juridische wijze te borgen.

Met de aanwijzing van covid-19 als infectieziekte behorende tot groep A is de meldingsplicht van artikel 22 van de Wet publieke gezondheid geactiveerd. Deze meldingsplicht houdt in dat een arts die bij een door hem onderzocht persoon deze ziekte vermoedt of vaststelt, dit onverwijld dient te melden aan de GGD. De GGD meldt dit dan weer onverwijld door aan het RIVM.

Vanwege de epidemiologische situatie was het al snel niet zinvol om artsen een melding te laten doen bij de GGD ten aanzien van patiënten bij wie enkel het vermoeden van infectie met covid-19 bestond. In de praktijk wordt dan ook al vrijwel sinds het begin van de epidemie een vrijstelling gehanteerd ten aanzien van de meldingsplicht als het gaat om een vermoeden van infectie met covid-19. Het melden geschiedt alleen van de door een laboratorium bevestigde infecties.

Op grond van artikel 22, vierde lid, van de Wet publieke gezondheid dient deze vrijstelling te worden geregeld in artikel 2 van de Regeling publieke gezondheid. Met de onderhavige regeling wordt daarin alsnog voorzien. Zoals gezegd, brengt dit geen wijziging met zich mee voor de huidige praktijk.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven