Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 16 januari 2021, nr. IENW/BSK-2021/334, tot wijziging van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 in verband met het mogelijk maken van indexering van subsidiebedragen en twee juridisch-technische aanpassingen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 7.23, tweede lid, van de Waterwet, in samenhang met de artikelen 3, eerste lid, aanhef en onderdeel g, 4, eerste lid, en 5, aanhef en onderdelen a tot en met e, van de Kaderwet subsidies I en M;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt het begrip ‘Standaardsystematiek Kostenramingen 2010’ en de bijbehorende begripsomschrijving vervangen door ‘Standaardsystematiek Kostenramingen 2018: ramingssystematiek die is vastgelegd in CROW-publicatie nr. D3049;’.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede volzin van het tweede lid vervalt.

2. In het derde lid, onderdeel d, wordt ‘artikel 2 of 14a’ vervangen door ‘de artikelen 2, 3 of 14a’.

C

In de artikelen 5, eerste en tweede lid, 19, derde lid, onderdeel b, en 26, tweede lid, onderdeel c, derde lid, onderdelen e en g, en vierde lid, onderdeel d, wordt ‘Standaardsystematiek Kostenramingen 2010’ telkens vervangen door ‘Standaardsystematiek Kostenramingen 2018’.

D

Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6 Indien een subsidieontvanger indexering wenst van het te subsidiëren bedrag, bedoeld in de artikelen 2, 3 of 4, verzoekt hij daarom bij de aanvraag, bedoeld in het derde, vierde of vijfde lid.

E

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a. Indexering reguliere subsidies

De indexering, bedoeld in artikel 6, zesde lid, geschiedt volgens de Index Bruto Overheidsinvesteringen, zoals toegepast door de Minister van Financiën in de Voorjaarsnota, indien toepassing plaatsvindt op de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en wordt berekend tot de datum van de voltooiing van de desbetreffende fase.

F

Aan artikel 12, tweede lid, wordt onder vervanging van ‘, en’ in onderdeel a door een puntkomma en van de punt in onderdeel b door ‘; en’, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een verzoek om indexering van het subsidiebedrag indien hij die indexering wil ontvangen, mits daartoe een verzoek is gedaan als bedoeld in artikel 6.

G

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid, toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien bij de aanvraag tot subsidievaststelling een verzoek als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, is gedaan, wordt de indexering toegepast en is in het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, het bedrag van de indexering begrepen en wordt tevens vermeld hoe dat bedrag is berekend.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Aanleiding voor de onderhavige wijziging van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 (hierna: de subsidieregeling) is de Evaluatie Subsidieregeling HWBP (Hoogwaterbeschermingsprogramma) uit 2019.1 Naar aanleiding van deze evaluatie is besloten indexering ook mogelijk te maken voor andere projectfasen dan de realisatiefase, voor projecten kleiner dan € 40 miljoen en al vanaf een doorlooptijd langer dan een jaar. Hiervoor is een wijziging van de subsidieregeling nodig. Dit biedt de mogelijkheid om ook een tweetal juridisch-technische verbeteringen mee te nemen. Voor een toelichting daarop wordt verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdelen A, en B, tweede lid.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

Doel van het HWBP is dat alle primaire keringen voldoen aan de norm in 2050. Het HWBP werkt met een systematiek die ontleend is aan de MIRT-werkwijze. Ieder HWBP-project doorloopt in principe drie fasen: verkenningsfase (waaronder eventueel een voorverkenning), planuitwerkingsfase en realisatiefase.

Waterschappen kunnen voor de financiering van hun waterveiligheidsopgave een beroep doen op de subsidieregeling. Waterschappen konden alleen aanspraak maken op indexering in de realisatiefase, mits hun project de € 40 miljoen overstijgt.

Ten tijde van het opstellen van de subsidieregeling in 2014, was de verwachting dat verkenningen en planuitwerkingen twee jaar zouden duren. Uit de praktijk blijkt dat met name planuitwerkingen langer duren en meer kosten. In die langere looptijd kunnen de projecten te maken krijgen met doorberekening van indexering van aannemers, ingenieursbureaus en interne tarieven aan het waterschap, met name wanneer aannemers en ingenieursbureaus al in eerdere fases betrokken worden. Bij subsidies die tot op heden in het HWBP werden toegekend, speelde dit niet of nauwelijks. Naar verwachting zal dit de komende jaren toenemen.

Het waterschap dient bij aanvraag van een subsidieverlening een kostenraming in op basis van het prijspeil van dat jaar (dit is niet gewijzigd) en verzoekt om bij vaststelling van de subsidie de indexering uit te betalen. Voorwaarde voor het in aanmerking komen voor uitbetaling van de indexering is dat bij de aanvraag tot subsidieverlening een verzoek tot indexering is gedaan. Indien het waterschap verzoekt om indexering, berekent de minister (de facto de programmadirectie HWBP) bij vaststelling van de subsidie de indexering (achteraf, na afronding van de betreffende fase). De indexering wordt berekend tot de datum van de afronding van de fase. Dit op basis van de daadwerkelijke (mits door het Ministerie van Financiën uitgekeerde) indexering over het verleende subsidiebedrag (vooraf vastgesteld op basis van ramingen), gelijkmatig lineair verdeeld over de jaren. Vanwege een begrijpelijke en eenduidige uitvoering wordt er gebruikgemaakt van een vereenvoudigde berekening die hieronder wordt geïllustreerd. Indexatie wordt alleen uitgekeerd over de jaren waarin het Ministerie van Financiën indexatie volgens IBOI doorberekend aan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Indien de uitgekeerde IBOI niet voldoende is om er de verzoeken tot indexering mee te dekken, wordt dit binnen het HWBP opgelost. Dit kan betekenen dat dit ten koste gaat van de vrije programmeerruimte van het HWBP-programma.

Het waterschap kan ook besluiten om op voorhand geen indexeringsverzoek in te dienen, of achteraf van het verzoek af te zien. In dat geval vervalt het bedrag, dat voor de indexatie gebruikt had kunnen worden, aan de vrije programmeerruimte van de HWBP-budgetten.

Een fictief cijfervoorbeeld van de methodiek volgt hieronder.

Voorbeeld 1

Beschikking gegeven in 2022

Omvang € 40.000.000

Vaststelling is 2026

Lineaire afschrijving, dat betekent dat het subsidiebedrag in gelijke delen over de jaren wordt gespreid voor de berekening van het te indexeren bedrag

Enkelvoudige indexering

IBOI-percentages

2021

1,0%

2022

1,1%

2023

1,2%

2024

1,3%

2025

1,4%

2026

1,5%

Indexatieberekening
 

Bedrag voor index

IBOI-percentage

 

2020

€ –

0,0%

€ –

2021

€ –

0,0%

€ –

2022

€ 40.000.000

0,0%

€ –

2023

€ 32.000.000

1,2%

€ 384.000

2024

€ 24.000.000

1,3%

€ 312.000

2025

€ 16.000.000

1,4%

€ 224.000

2026

€ 8.000.000

1,5%

€ 120.000

Totaal bedrag voor indexatie bij vaststelling

€ 1.040.000

Voorbeeld 2

Beschikking gegeven in 2022

Omvang € 140.000

Vaststelling is 2026

Lineaire afschrijving, dat betekent dat het subsidiebedrag in gelijke delen over de jaren wordt gespreid voor de berekening van het te indexeren bedrag

Enkelvoudige indexering

IBOI-percentages

2021

1,0%

2022

1,1%

2023

1,2%

2024

1,3%

2025

1,4%

2026

1,5%

Indexatieberekening
 

Bedrag voor index

   

2020

€ –

0,0%

€ –

2021

€ –

0,0%

€ –

2022

€ 140.000

0,0%

€ –

2023

€ 112.000

1,2%

€ 1.344

2024

€ 84.000

1,3%

€ 1.092

2025

€ 56.000

1,4%

€ 784

2026

€ 28.000

1,5%

€ 420

Totaal bedrag voor indexatie bij vaststelling

€ 3.640

3. Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)

  • Het toekennen van indexering in alle fasen ongeacht het bedrag, zorgt ervoor dat waterschappen hun kosten makkelijker kunnen dragen.

  • Voor alle fases en alle bedragen wordt indexering mogelijk, hierdoor wordt het subsidiebouwwerk evenwichtiger en transparanter.

  • Het is consistenter, omdat (een groter deel van) het bedrag dat door het Ministerie van Financiën wordt toegekend aan indexering van het HWBP, dan ook daadwerkelijk wordt uitgegeven aan indexering van projecten bij de waterschappen.

4. Financiële gevolgen

Er is geen extra geld nodig om een bredere indexering mogelijk te maken, omdat de HWBP-budgetten in totaliteit indexering ontvangen. Het financiële effect is naar verwachting niet groot. Voor het totale HWBP heeft het verbreden van de indexering geen directe financiële gevolgen.

Rijk en waterschappen storten beiden in het Deltafonds. Deze bijdragen worden in beginsel jaarlijks geïndexeerd. Bij zowel het indexeren van het HWBP-project, als bij het indexeren van de subsidies, wordt van dezelfde IBOI-indexering uitgegaan. Bovendien loopt de toevoeging op programmaniveau door het Ministerie van Financiën aan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, vóór op de uitbetaling op projectniveau van de programmadirectie aan de waterschappen. Hierdoor kan de situatie ontstaan dat indexatie, die bij vaststelling wordt verrekend, moet worden betaald in een jaar dat IBOI relatief laag is of niet wordt toegekend. In dergelijke situaties zal dit binnen het HWBP opgelost worden.

Het is mogelijk dat de Minister van Financiën het IBOI-percentage in een bepaald tijdvak niet toepast op de Rijksbegroting. In dat geval zal voor het desbetreffende tijdvak geen indexering worden berekend voor de projecten.

5. Evaluatie

De subsidieregeling HWBP, waaronder deze onderhavige wijzigingen, wordt elke vijf jaar geëvalueerd.

6. Consultatie

Een concept van deze regeling is voorgelegd aan de Unie van Waterschappen en de programmadirectie HWBP van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat. Naar aanleiding van de consultatie bij de programmadirectie is:

  • de formulering over het verzoek om indexering verduidelijkt door middel van artikel 6a;

  • ‘lineaire afschrijving’ verduidelijkt in de cijfervoorbeelden;

  • het gebruik van SSK2010 uitgesloten (zie ook de toelichting bij artikel I, onderdeel A).

Naar aanleiding van de consultatie bij de waterschappen is verduidelijkt tot welk moment de indexering berekend wordt.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A, wijziging artikel 1: begripsbepaling Standaardsystematiek Kostenramingen

De SSK (Standaardsystematiek Kostenramingen) is een methode voor kostenraming. Door het hanteren van een standaardmethodiek wordt de uniformiteit en vergelijkbaarheid van kostenramingen vergroot. In de regeling werd uitgegaan van SSK 2010. Die versie is doorontwikkeld tot SSK 2018. Deze systematiek is vastgelegd in CROW-publicatie D3049. De definitie is daaraan aangepast.

Onderdelen B, eerste lid, D, en E: wijziging artikelen 4, tweede lid, en 6 en nieuw artikel 6a

In artikel 6, zesde lid, is geregeld dat bij de aanvraag tot subsidieverlening voor reguliere subsidies om indexering moet worden verzocht. Nu het voor alle drie de fasen mogelijk is geworden om indexering van het te subsidiëren bedrag te verzoeken, is de tweede volzin van artikel 4, tweede lid, vervallen. De indexering moet per fase worden aangevraagd en wordt berekend tot de datum van voltooiing van de desbetreffende fase. De indexering mag niet worden opgevoerd in de raming van de subsidiabele kosten. De wijze van indexering is vastgelegd in artikel 6a. Voor een nadere toelichting daarop, wordt verwezen naar het algemeen deel.

Praktisch gezien zal indexering aan de orde zijn als het project een doorlooptijd van ten minste een jaar heeft. Indien er door het Ministerie van Financiën in een bepaald jaar geen indexering wordt toegekend aan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, zal dit ook niet aan de subsidieontvanger worden toegekend. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat indien indexering bij een eerdere fase is toegekend, over die fase geen indexering meer kan worden gevraagd bij de volgende fase.

Onderdeel B, tweede lid: wijziging artikel 4, derde lid

In artikel 4, derde lid, onderdeel d, was abusievelijk de verwijzing naar artikel 3 weggevallen. Dat is nu hersteld.

Onderdeel C: wijziging artikelen 5, 19 en 26

De verwijzing naar de Standaardsystematiek Kostenramingen is in overeenstemming gebracht met de nieuwe definitie van dit begrip.

Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat paragraaf 5 van de regeling, en derhalve ook artikel 26, bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal vervallen.

Onderdeel F: wijziging artikel 12

Het is mogelijk dat de subsidieontvanger die een verzoek tot indexering heeft gedaan bij de aanvraag tot subsidieverlening alsnog wil afzien van die indexering. Of dat het geval is, zal duidelijk zijn bij de aanvraag tot subsidievaststelling. Daarom is in artikel 12, dat van toepassing is op alle fasen van de reguliere subsidies, geregeld dat bij die aanvraag eveneens een verzoek tot indexering moet worden gedaan; voorwaarde is wel dat er al bij de aanvraag tot subsidievaststelling een indexeringsverzoek is gedaan. De eis van artikel 12, tweede lid, onderdeel c, wordt niet als belastend gezien omdat kan worden volstaan met een simpel verzoek.

Onderdeel G: wijziging artikel 13

In artikel 13, tweede lid, (nieuw) is opgenomen dat bij de beschikking tot vaststelling van de subsidie, de subsidie wordt toegekend indien daartoe op grond van artikel 12, tweede lid, onderdeel c, een verzoek is gedaan en dat de berekening van de – toegekende – indexering wordt vermeld. Voor de wijze van berekening wordt verwezen naar paragraaf 1 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel II

Deze regeling treedt inwerking op 1 april 2021, dit is overeenkomstig de vaste verandermomenten. Wel wordt van de vaste publicatiemomenten afgeweken en zal in deze regeling zo’n twee maanden voor de inwerkingtredingsdatum worden gepubliceerd. Dat is niet bezwaarlijk omdat de subsidieontvangers genoeg tijd hebben om bij de aanvraag tot subsidieverlening aan te geven of zij indexering bij de vaststelling van de subsidie willen ontvangen en kan worden volstaan met een eenvoudig verzoek.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 32 698, nr. 50 .

Naar boven