Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 22 mei 2021, kenmerk 2349561-1007441-WJZ, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met het vervallen van de veiligeafstandsnorm tussen leerlingen onderling in het voortgezet onderwijs

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 58f, vijfde lid, van de Wet publieke gezondheid;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.1, tweede lid, vervalt ‘een instelling voor voortgezet onderwijs,’.

B

Artikel 2.5 komt te luiden:

Artikel 2.5. Onderwijs

De veiligeafstandsnorm geldt niet:

  • a. tussen leerlingen onderling die zich bevinden op een locatie van een instelling voor voortgezet onderwijs;

  • b. tussen leerlingen die zich bevinden op een locatie van een school of instelling voor voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs en personen die daar een onderwijsactiviteit verzorgen;

  • c. voor personen die een praktijkgerichte onderwijsactiviteit in het voorbereidend beroepsonderwijs verzorgen dan wel daaraan deelnemen, voor zover deze onderwijsactiviteit niet op gepaste wijze kan worden uitgevoerd met inachtneming van de veilige afstand;

  • d. voor personen die een onderwijsactiviteit in een instelling voor beroepsonderwijs of een instelling voor hoger onderwijs verzorgen dan wel daaraan deelnemen, voor zover voor de beroepsmatige werkzaamheden waartoe de betreffende studenten worden opgeleid, een uitzondering op de veiligeafstandsnorm geldt en deze onderwijsactiviteit niet op gepaste wijze kan worden uitgevoerd met inachtneming van de veilige afstand.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 mei 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze regeling wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 en herintroduceert een uitzondering op de veiligeafstandsnorm voor leerlingen onderling in het voortgezet onderwijs.

Deze regeling is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 geldende bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg).

2. Epidemiologische situatie

Op 22 mei 2021 heeft het Outbreak Management Team (hierna: OMT) naar aanleiding van de 114e bijeenkomst advies (deel 1) uitgebracht over het verloop van de epidemie en meer specifiek over het loslaten van de veiligeafstandsnorm in het voortgezet onderwijs. Het OMT schetst de achtergrond daarvan aan de hand van de volgende gegevens ten aanzien van het verloop van de epidemie.

In de afgelopen zeven dagen (14–20 mei 2021) is het aantal meldingen van SARS-CoV-2-positieve personen met 30% afgenomen in vergelijking met de zeven dagen ervoor. De daling van het aantal meldingen is te zien in alle leeftijdsgroepen. Het hoogste aantal meldingen is nog steeds te zien in de leeftijdsgroep 18 t/m 24 jaar, maar de incidentie neemt nu ook in deze leeftijdsgroep af. Het aantal testen bij de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) testlocaties is in de periode 14–20 mei 2021 ook gedaald, dit aantal was 21% lager ten opzichte van de zeven dagen ervoor. Het percentage positieve testen is gedaald van 12,5% naar 11,7%. Dit betekent dat er sprake is van een reële afname van het aantal SARS-CoV2-infecties. Bij kinderen <13 jaar nam het percentage positieve testen echter toe, mogelijk door gerichter testen van kinderen met klachten. Op 13 mei 2021 waren er naar schatting 127.836 besmettelijke personen in Nederland. Daarmee blijft het aantal besmettelijke personen in Nederland nog steeds op een hoog niveau.

De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van de meldingen van positieve gevallen, is voor 6 mei 2021 0,86 per geval. Dit is lager dan de waarde die vorige week werd gerapporteerd. Het reproductiegetal is ook op basis van andere gegevensbronnen berekend, zoals het aantal nieuwe ziekenhuisopnames en Intensive Care (IC)-opnames per dag. Deze schattingen kennen een aanzienlijk grotere onzekerheid. Het geschat reproductiegetal op basis van ziekenhuisgegevens is op 6 mei 2021 0,93 en op basis van IC-gegevens is het 0,94.

Het OMT is geïnformeerd over de covid-19 vaccinatiegraad. Van de thuiswonende personen tussen de 70 en 89 jaar heeft meer dan 85% tenminste 1 vaccinatie gehad. Bij 90-plussers is dit percentage iets lager doordat zij minder mobiel zijn en thuis gevaccineerd moeten worden. Van de 65-69-jarigen heeft ruim 70% de eerste vaccinatie gehad en van de 55–59-jarigen heeft 29%. De 60–64-jarigen worden gevaccineerd door de huisartsen met het AstraZeneca-vaccin, door de gefaseerde uitrol zijn er in deze leeftijdsgroep regionale verschillen in de vaccinatiegraad. Er zijn ook regionale verschillen in de vaccinatiegraad bij de leeftijdsgroep boven de 65 jaar. Naast gemeenten in de regio’s ook wel aangeduid met ‘Biblebelt’ hebben een aantal wijken in de grote steden een relatief lage vaccinatiegraad.

De ziekenhuis- en IC-data van de stichting NICE (data verzameld op 16 mei) laten een duidelijke daling zien. Het gemiddelde aantal ziekenhuisopnames was met 172 opnames per dag 36% lager dan tijdens de piek in april 2021 en het gemiddeld aantal IC-opnames was met 34 opnames per dag 40% lager dan tijdens de piek in april 2021 Ook de LCPS-data tonen een duidelijke daling.

De prognose voor de ziekenhuis- en IC opnames is consistent met de prognoses van voorgaande weken. Bij gelijkblijvend beleid is er een vrij snelle verdere afname van de nieuwe IC-opnames te verwachten. De piek in de bezetting is nu echt achter de rug en de bezetting van de IC daalt verder. Ook wat betreft de covid-19 ziekenhuisopnames is de piek achter de rug en zet de daling in de nieuwe opnames en de bezetting van de verpleegafdelingen verder door. De daling wordt veroorzaakt door een toename van de immuniteit door vaccinatie in aanvulling op de immuniteit door doorgemaakte infectie. Ook het seizoeneffect speelt een positieve rol mee.

3. Hoofdlijnen van deze regeling

De regeling herintroduceert een uitzondering op de veiligeafstandsnorm tussen leerlingen onderling in het voortgezet onderwijs. Bij regeling van 23 februari 2021 (Stcrt. 2021, 10439) verviel deze uitzondering op de veiligeafstandsnorm. Toentertijd besloot het kabinet, op advies van het OMT, hiertoe om de transmissie van het virus op middelbare scholen te verminderen.

Dat betekende in de praktijk dat het in vrijwel alle gevallen niet mogelijk was om alle leerlingen van een school gelijktijdig fysiek onderwijs te geven. Dit ondanks de mogelijkheid voor onderwijsinstellingen om onderwijsactiviteiten te verzorgen op externe locaties.

Gelet op het epidemiologisch beeld en de sociaal-maatschappelijke en economische gevolgen van afstandsonderwijs heeft het kabinet besloten weer een uitzondering op de veiligeafstandsnorm in te voeren voor leerlingen onderling in het voortgezet onderwijs. Dit betekent dat leerlingen op een locatie van een instelling voor voortgezet onderwijs niet meer de veiligeafstandsnorm tot elkaar in acht hoeven te nemen, zoals dat reeds het geval is voor leerlingen tot en met zeventien jaar buiten de onderwijsinstelling. Leerlingen dienen nog wel de veilige afstand in acht te nemen tegenover onderwijspersoneel.

4. Noodzakelijkheid en evenredigheid

Deze regeling strekt tot het loslaten van de veiligeafstandsnorm tussen leerlingen onderling in het voortgezet onderwijs. Aan deze maatregelen liggen de volgende afwegingen ten grondslag.

Advies OMT over maatregel

Op 22 mei 2021 heeft het OMT naar aanleiding van de 114e bijeenkomst advies uitgebracht over het loslaten van de veiligeafstandsnorm tussen leerlingen onderling in het voortgezet onderwijs. Gelet op het grote belang dat jongeren nog dit schooljaar een aantal weken volledig fysiek onderwijs kunnen volgen en de zomervakantie er in bepaalde regio’s al snel aankomt, is het OMT gevraagd onder welke epidemiologische omstandigheden het loslaten van de anderhalve meter al eerder mogelijk is dan het in het 111e OMT-advies van 3 mei 2021 geadviseerde moment van stap 3.

Het OMT adviseert het volgende.

Het OMT onderschrijft dat onderwijs en contact met leeftijdgenoten van groot belang zijn voor de gezondheid en ontwikkeling van jongeren. Met het oog de verdere opening van het voortgezet onderwijs en ook het eventueel vervroegen van stap 3 van het openingsplan van 9 juni 2021 naar 2 juni 2021 zijn er verschillende scenario’s doorgerekend om de gevolgen daarvan te beoordelen op de ziekenhuis- en IC-opnames en op de bedbezetting van ziekenhuizen en IC’s deze zomer. Tevens is gekeken naar het effect van (het vervroegen van) deze versoepelingen op het aantal nieuwe infecties.

De resultaten laten zien dat in alle doorgerekende scenario’s er een daling van opnames in het ziekenhuis en op de IC te verwachten is, evenals een daling in de bezetting van ziekenhuis en IC.

Het nemen van stap 3 van het openingsplan op 9 juni 2021 en het verder openen van voortgezet onderwijs op 9 juni 2021 geeft een aanzienlijke stijging in het aantal infecties (een orde van grootte van enkele tienduizenden infecties), maar een beperkte impact op het aantal opnames en de bezetting van ziekenhuizen en de IC. Dit is te verklaren doordat deze infecties zich voornamelijk zullen voordoen in de jongere leeftijdsgroepen en hun ouders, terwijl de oudere leeftijdsgroepen (die een grotere kans hebben op opname in het ziekenhuis en op de IC) gestaag gevaccineerd worden.

Het eerder verder openen van voortgezet onderwijs, op 2 juni 2021 ten opzichte van 9 juni 2021, geeft een geringe extra druk op de zorg. De toename in aantal nieuwe infecties is relatief gering (een orde van grootte van duizenden infecties meer als voortgezet onderwijs een week eerder verder opent). Als in aanvulling daarop ook stap 3 eerder wordt genomen, namelijk op 2 juni 2021 ten opzichte van 9 juni 2021, geeft dit wederom een aanzienlijke stijging in het aantal infecties (in de orde van grootte van enkele tienduizenden infecties meer ten opzichte van het niet nemen van stap 3 en niet verder openen van voortgezet onderwijs), en een stijging in aantal opnames (zodat er een verdubbeling is van aantal opnames op de IC op 1 juli 2021 ten opzichte van het niet nemen van stap 3 en het niet openen van het voortgezet onderwijs).

Sinds de heropening van het voortgezet onderwijs in maart zijn veel clusters gemeld, tot wel 200 in april 2021. Van deze clusters is 60% gemengd, met zowel docenten als leerlingen, de overige 40% bestaat alleen uit leerlingen.

Het loslaten van de veiligeafstandsnorm de klas zal tot meer infecties leiden bij leerlingen. Leerlingen die positief getest worden gaan in isolatie, hun ouders en verdere gezinsleden gaan in quarantaine. Voor de betreffende leerlingen leidt dit tot schoolverzuim (in een periode met veel proefwerken) en voor de ouders noodzakelijkerwijs tot werkverzuim (voor zover niet thuis gewerkt wordt). Ten slotte is de verwachting dat de toename van het aantal infecties onder kinderen en hun ouders (c.q. verplicht in quarantaine gaan van de ouders) negatieve gevolgen kan hebben voor geplande vakanties.

Covid-19 kan in sommige gevallen, ook als er geen sprake is geweest van ernstige ziekte of ziekenhuisopname, tot langdurige klachten leiden. Ofschoon de definitie van deze zogenaamde ‘long COVID’ zich nog moet uitkristalliseren, is bekend dat sommige patiënten langdurig last kunnen houden van vermoeidheid, benauwdheid, spierpijnen of bijvoorbeeld cognitieve klachten. 2 tot 10% van de covid-19-patiënten die niet in het ziekenhuis opgenomen hoeven te worden heeft na 10 tot 12 weken nog 1 of meer van dergelijke klachten (World Health Organization 2021, Policy Brief 39). Als zich onder de bevolking grote aantallen infecties voordoen, valt niet uit te sluiten dat een aantal getroffen wordt door langdurige klachten die soms zeer beperkend en zelfs invaliderend van aard kunnen zijn. Ook zonder ziekenhuis- en IC-opnames ontstaat er zo ziektelast, en vraag naar zorgcapaciteit, die meegewogen moeten worden in de advisering over afwegingen betreffende versoepelingen.

Het loslaten van de veiligeafstandsnorm leidt bij een besmettelijke leerling op school tot een forse toename van het aantal nauwe contacten in de klas (> 15 minuten < anderhalve meter). Dit zal voor de scholen en GGD-en leiden tot meer en grotere bron- en contactonderzoeken. Bij een enkele besmetting kunnen er dan grote groepen leerlingen in quarantaine worden geplaatst. Naast besmettingen bij leerlingen en hun ouders kan verdere opening van het voortgezet onderwijs ook tot extra besmettingen van leraren leiden.

Uit modelmatig onderzoek van het Universitair Medisch Centrum Utrecht op basis van gegevens die verzameld zijn tijdens een pilot met testen op scholen voor voortgezet onderwijs blijkt echter dat een actief testbeleid, twee keer per week, met goede naleving van de geldende maatregelen de toename in het aantal besmettingen bij leerlingen en leraren op school na volledige opening van het voortgezet onderwijs bijna volledig kan reduceren. Een dergelijk intensief testbeleid kan dus een belangrijk deel van de potentieel nadelige gevolgen van een volledige opening van het voortgezet onderwijs voorkomen.

Gezien bovenstaande overwegingen is het OMT van mening dat verdere opening van het voortgezet onderwijs -waarbij de veiligeafstandsnorm niet meer toegepast wordt – alléén kan worden doorgevoerd als alle leerlingen twee keer per week onder begeleiding een zelftest uitvoeren. Leerlingen die positief getest worden, gaan onmiddellijk in isolatie. Indien alle leerlingen twee keer per week worden getest, kan overwogen worden om in het bron en contactonderzoek op school bij negatief geteste nauwe contacten de quarantaine te laten vervallen. De praktische uitwerking hiervan zal nader ingevuld moeten worden samen met de GGD-en. De basismaatregelen zoals thuisblijven en bij de GGD laten testen bij klachten blijven onverminderd van kracht, evenals het houden van veilige afstand tussen leerkrachten en leerlingen.

Onder deze voorwaarden wordt het risico voor leraren om besmet te raken niet groter geacht dan onder de huidige omstandigheden. De definitieve oplossing is uiteraard vaccinatie. Een deel van de leraren is al gevaccineerd of zal binnenkort gevaccineerd worden. Alle volwassen Nederlanders ontvangen voor begin juli een oproep voor vaccinatie. Het naar voren halen van de vaccinatie biedt geen oplossing voor de situatie in het voortgezet onderwijs, omdat het organiseren en uitvoeren van een vaccinatiecampagne inclusief de opbouw van immuniteit na de vaccinatie niet meer in de resterende schoolperiode gerealiseerd kan worden.

Sociale en economische gevolgen

Voor de besluitvorming is opnieuw rekening gehouden met het maatschappelijk beeld en met reflecties daarop, volgens de inzichten van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), het Centraal Planbureau (CPB), die ook aan de besluitvorming van 11 mei 2021 ten grondslag hebben gelegen en onverminderd van belang blijven en een sociaal-maatschappelijke en economische weging van de gevolgen door de ministeries van Financiën, Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

SCP

Het SCP heeft eerder overwogen dat het loslaten van de veiligeafstandsnorm tussen leerlingen onderling in het voortgezet onderwijs het mogelijk maakt dat meer leerlingen fysiek onderwijs kunnen volgen, maar dat het ook het gevoel van veiligheid van sommige personeelsleden en leerlingen kan verminderen en onderwijsparticipatie kan belemmeren van degenen met een kwetsbare gezondheid (van henzelf of van naasten). Fysiek onderwijs draagt bij aan sociaal contact en vergroot de opbrengst van het onderwijs, en kan zodoende bijdragen aan het welbevinden van scholieren. Het vergroten van de mogelijkheid om fysieke lessen te volgen, heeft dan ook positieve gevolgen voor leerlingen.

Sociaal-maatschappelijke en economische reflectie trojka

De ministeries van Financiën, EZK en SZW hebben eerder geadviseerd om het fysieke onderwijs in het voortgezet onderwijs volledig te hervatten. Afstandsonderwijs leidt tot leerachterstanden en blijvende economische schade. Leerlingen in het voortgezet onderwijs hebben in ruim een jaar tijd slechts circa drie maanden volledig fysiek onderwijs genoten. Daardoor zijn bij sommige groepen leerlingen grote achterstanden opgebouwd.

Leerverlies heeft ook grote economische gevolgen op langere termijn: gemiddeld genomen hebben jongeren met leervertragingen slechtere baankansen als ze de arbeidsmarkt betreden, een lagere productiviteit en een lager inkomen. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft bijvoorbeeld geschat dat een leerachterstand van vier maanden zorgt voor een verlies van toekomstig inkomen van 2,5 à 4 procent. Dit leidt tot een structureel bbp-verlies van 1,5 procent.

Afstandsonderwijs vergroot bovendien kansenongelijkheid. De negatieve effecten van afstandsonderwijs gelden niet in gelijke mate voor alle leerlingen, maar slaan vooral neer bij specifieke groepen leerlingen. Denk aan leerlingen met beperkte digitale middelen of zonder plek om rustig te werken, die onder normale omstandigheden al moeite hadden om de stof bij te houden of die moeite hebben om gemotiveerd te blijven en daarom afhaken.

De huidige lichting brugklassers krijgt door afstandsonderwijs onvoldoende kansen om te bewijzen op welk niveau ze thuishoren. Er is vorig jaar gemiddeld genomen een lager definitief schooladvies gegeven door het niet doorgaan van de eindtoets in het primair onderwijs. Hoe langer de gedeeltelijke schoolsluiting duurt, hoe kleiner de kans wordt voor deze groep om alsnog op te klimmen naar het juiste niveau.

In algemenere zin behoren jongeren tot de groepen die het minst kwetsbaar zijn voor het virus, maar het hardst zijn geraakt door de gevolgen van de coronacrisis (grootste achteruitgang in mentaal welzijn, leervertragingen, hogere staatsschuld). Vanuit sociaalmaatschappelijk en economisch perspectief is het daarom verstandig om deze groep zo snel mogelijk meer ruimte te geven.

Elke week afstandsonderwijs maakt de leervertragingen groter én maakt dat het langer duurt voordat een begin kan worden gemaakt met het wegwerken ervan. Het mes snijdt dus aan twee kanten. Het loslaten van de veiligeafstandsnorm tussen leerlingen onderling is in lijn met de routekaart: jongeren van 13-17 jaar hoeven onderling nergens anderhalve meter afstand te houden, behalve op school. Uiteraard moeten de risico’s van volledig fysiek onderwijs worden beperkt, zeker ook voor docenten. Denk aan: leerlingen houden anderhalve meter afstand tot de docenten, frequent testen (bij besmettingen iedereen testen en docenten ook preventief), gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen zoals spatschermen, zo veel mogelijk werken in vaste groepjes en digitale lerarenvergaderingen.

Afweging

Fysiek onderwijs is het beste voor de cognitieve ontwikkeling en het welbevinden van leerlingen. Ook uit de sociaal, maatschappelijke en economische reflectie, zoals hierboven beschreven, blijkt dat fysiek onderwijs bijdraagt aan sociaal contact en de opbrengst van het onderwijs vergroot. Om deze redenen is het wenselijk dat de anderhalve meter tussen leerlingen onderling wordt losgelaten. Op die manier kunnen alle leerlingen weer volledig fysiek onderwijs volgen en kunnen ze de laatste periode van dit schooljaar gezamenlijk afsluiten.

De afstandsmaatregel blijft wél in stand tussen onderwijspersoneel en leerlingen, en tussen onderwijspersoneel onderling. De overige richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu uit het aangescherpte generiek kader voor het voortgezet onderwijs blijven eveneens van kracht, zoals het gepast gebruik van mondkapjes, het beperken van het aantal contacten op school en de dagelijkse gezondheidscheck. Daarnaast is een goede naleving van de basisregels van groot belang. De komende weken zal steeds meer onderwijspersoneel de oproep krijgen voor een vaccinatie.

Daarnaast stelt het kabinet op dit moment kosteloos zelftesten beschikbaar aan het voortgezet onderwijs, zodat onderwijspersoneel en leerlingen de mogelijkheid hebben om zich preventief thuis te testen, en risicogericht te testen op school als een besmetting bekend wordt. Tot de zomervakantie worden 14 miljoen zelftesten beschikbaar gesteld aan scholen, opdat het onderwijspersoneel en de leerlingen zichzelf twee keer per week kunnen testen. Zelftesten is een belangrijk aanvullend instrument om besmettingen in het onderwijs vroegtijdig op te sporen en kan, zeker als voldoende mensen dit doen, verspreiding van het virus binnen de school voorkomen en zo de continuïteit van onderwijs bevorderen.

Het OMT geeft in zijn 114de advies aan dat het epidemiologisch beeld voldoende ruimte biedt om de anderhalve meter tussen vo-leerlingen los te laten als daarbij gebruik wordt gemaakt van twee keer per week testen. Gelet hierop besluit het kabinet om de veiligeafstandsnorm los te laten tussen leerlingen onderling in het voortgezet onderwijs.

Grondrechten en vrijheden

De veiligeafstandsnorm vormt een inperking op de bewegingsvrijheid, zoals beschermd door artikel 2 van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), en meer algemeen de persoonlijke levenssfeer vanwege diezelfde beperking van de bewegingsvrijheid (artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 EVRM). De maatregel raakt ook aan het recht op onderwijs, zoals beschermd door artikel 2 van het Eerste Protocol bij het EVRM, artikel 13 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en artikel 23 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Nu de veiligeafstandsnorm tussen leerlingen in het voortgezet onderwijs wordt losgelaten, kunnen deze grondrechten weer beter gewaarborgd worden.

5. Regeldruk

Deze regeling heeft enige gevolgen voor de regeldruk voor onderwijsinstellingen. Door het loslaten van de veiligeafstandsnorm tussen leerlingen in het voortgezet onderwijs, kunnen alle leerlingen weer naar school en hoeft de onderwijsinstelling geen afstandsonderwijs te verzorgen en externe locaties te regelen voor fysiek onderwijs. Dit zorgt voor een vermindering van de regeldruk. Anderzijds heeft het loslaten van de veiligeafstandsnorm voor leerlingen onderling tot gevolg dat de onderwijsinstelling een nieuw rooster zal opstellen en dat zij ouders moeten informeren, hetgeen een beperkte verhoging van de regeldruk meebrengt. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het wel gevolgen voor de regeldruk heeft, maar die toereikend in beeld zijn gebracht.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Dit onderdeel regelt dat personen tot en met zeventien jaar onderling niet langer de veiligeafstandsnorm in acht hoeven te nemen wanneer zij zich bevinden op een locatie van een instelling voor voortgezet onderwijs. Voor leerlingen die ouder zijn dan zeventien jaar, wordt een uitzondering op de veiligeafstandsnorm geregeld in onderdeel B.

Onderdeel B

Doordat onderdeel A regelt dat personen tot en met zeventien jaar onderling niet langer de veiligeafstandsnorm hoeven te handhaven wanneer zij zich bevinden op een locatie van een instelling voor voortgezet onderwijs, behoeven de uitzonderingen op de veiligeafstandsnorm in het onderwijs, zoals geformuleerd in artikel 2.5, eerste lid, aanpassing. De uitzondering op de veiligeafstandsnorm voor vaste koppels wordt uitgebreid naar alle leerlingen onderling (onder a). Deze uitzondering geldt ook voor leerlingen in het voortgezet onderwijs die ouder zijn dan zeventien jaar. Hierdoor kan de uitzondering voor leerlingen onderling die zich verplaatsen in de gangen (onder c) en leerlingen onderling die deelnemen aan lichamelijke opvoeding (onderdeel d) vervallen. Tevens kan hierdoor de uitzondering in het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs en praktijkgerichte onderwijs (onder b en e) en in het voorbereidend beroepsonderwijs worden beperkt tot de situatie tussen deelnemers en verzorgers van de onderwijsactiviteit. De uitzondering voor het beroepsonderwijs en hoger onderwijs blijft gelijk (onder f).

Artikel II Inwerkingtreding

Deze ministeriële regeling moet op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal worden overgelegd. De regeling treedt ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking dan een week na deze overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met de regeling. Gelet op het belang van deze wijziging voor leerlingen in het voortgezet onderwijs is het de bedoeling dat de regeling op 31 mei 2021 in werking zal treden. Hierbij wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Naar boven