RECTIFICATIE Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 31 mei 2021, nr. 2021-0000136391, houdende vaststelling van regels voor het verstrekken van subsidie aan gebouweigenaren in het aardbevingsgebied in de provincie Groningen ten behoeve van verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw (Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de Kaderwet overige BZK-subsidies, de artikelen 6, vierde en vijfde lid, onderdeel b, zevende lid, 8, eerste en tweede lid, 11, eerste tot en met derde lid, 13, onderdeel c, 14, 16, eerste lid van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

adres:

adres als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

batch 1.588:

door de Nationaal Coördinator Groningen benoemde batch van 1.588 gebouwen waarvoor versterkingsadviezen zijn opgesteld, als bedoeld in de Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 17 juni 2019, nr. WJZ/19138916, houdende een specifieke uitkering voor de gemeenten Appingedam, Delfzijl, Midden-Groningen en Groningen in verband met de versterking van de gebouwen in batch 1.588;

beoordeling:

bouwkundige berekening of een gebouw voldoet aan de veiligheidsnorm, genoemd in artikel 52d, tweede lid, onderdeel a, van de Mijnbouwwet;

clustering

door gemeenten in het versterkingsprogramma aangewezen gebouwen waarvoor maatwerk wordt toegepast om te voorkomen dat door het hanteren van beoordelingen op basis van nieuwste inzichten moeilijk uitlegbare verschillen binnen straten, dorpen of wijken ontstaan;

eigenaar:

eigenaar, erfpachter, opstalhouder of beklemde meier van een gebouw;

gebouw:

bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

Kaderbesluit:

Kaderbesluit BZK-subsidies;

lokaal energieproject:

project gericht op energiebesparing of opwekking van duurzame energie ten behoeve van het eigen gebouw, dat wordt uitgevoerd in de omgeving van het gebouw;

maatwerkadviesrapport:

maatwerkadviesrapport als bedoeld in de door de Stichting Kwaliteit voor Installaties Nederland bindend verklaarde Nationale Beoordelingsrichtlijn 9500, deel 02, zoals vastgesteld op 31 augustus 2011, inclusief latere wijzigingen, opgesteld door een persoon die voldoet aan de eisen van vakbekwaamheid van ‘EPA’-adviseur conform bijlage 2 van deze beoordelingsrichtlijn;

meldcode:

code, beschikbaar gesteld door de minister per type en merk installatie voor de productie van duurzame energie;

minister:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

typologie:

bij regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat vastgestelde verzameling gebouwen met dusdanig vergelijkbare constructieve kenmerken dat hun gedrag bij en weerstand tegen aardbevingen zich op een vergelijkbare wijze laat beschrijven;

verduurzamingsmaatregel:

maatregel als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, een maatwerkadviesrapport of deelname aan een lokaal energieproject;

versterkingsprogramma:

bouwkundig versterkingsprogramma als gevolg van de gaswinning in het Groningenveld.

Artikel 2. Subsidieverstrekking

  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor de kosten van een verduurzamingsmaatregel aan de eigenaar van een gebouw, voor zover dat gebouw:

    • a. op of voor 6 november 2020 deel uitmaakt van het versterkingsprogramma;

    • b. volgens een beoordeling die heeft plaatsgevonden met de NPR:9998:2018 tijdvak 2 of een eerdere versie van de NPR:9998 niet aan de veiligheidsnorm voldoet;

    • c. voor zover het een gebouw in eigendom is van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet, niet valt onder batch 1588; en

    • d. niet valt onder een clustering.

  • 2. De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor de kosten van een verduurzamingsmaatregel, voor onderhoud of voor verbetering aan de eigenaar van een gebouw, voor zover dat gebouw:

    • a. op of voor 6 november 2020 deel uitmaakte van het versterkingsprogramma;

    • b. volgens een beoordeling die heeft plaatsgevonden met NPR:9998:2018 tijdvak 2 of een eerdere versie van de NPR:9998 aan de veiligheidsnorm voldoet, of een beoordeling krijgt die plaatsvindt met de NPR:9998:2018 tijdvak 5 of een actuelere versie van de NPR dan wel volgens een typologie, en

    • c. niet valt onder een clustering.

  • 3. De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor de kosten van een verduurzamingsmaatregel, voor onderhoud of voor verbetering aan de eigenaar van een gebouw, voor zover dat gebouw:

    • a. bestemd of mede bestemd is voor bewoning;

    • b. gelegen is in het postcodegebied 9679, 9681 of 9682 of een door het Instituut Mijnbouwschade op 6 november 2020 aangewezen postcodegebied in het aardbevingsgebied Groningen waarbinnen het Instituut schade door waardedaling vergoedt;

    • c. op of voor 6 november 2020 geen deel uitmaakt van het versterkingsprogramma;

    • d. is gebouwd en opgeleverd vóór 1 januari 2016, en

    • e. niet in eigendom is van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.

  • 4. De subsidie, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, wordt verstrekt per adres zoals dat bestond op 6 november 2020.

  • 5. Per adres kan ten hoogste tweemaal subsidie op grond van deze regeling worden verstrekt, met dien verstande dat het totale bedrag aan subsidie niet meer bedraagt dan het toepasselijke bedrag, genoemd in artikel 8, eerste, tweede of derde lid.

  • 6. Op grond van deze regeling kan ook subsidie worden verstrekt voor activiteiten als bedoeld in het eerste tot en met derde lid die ook uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd of gefinancierd.

  • 7. Aanvragen om subsidie op grond van het eerste en tweede lid kunnen worden ingediend vanaf 1 juni 2021 tot en met 31 mei 2026.

  • 8. Aanvragen om subsidie op grond van het derde lid kunnen worden ingediend vanaf 1 juli 2021 tot en met 31 mei 2026.

  • 9. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met een formulier dat beschikbaar is gesteld op de website van Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Artikel 3. De aanvraag

In plaats van de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het Kaderbesluit, bevat een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste, tweede of derde lid, ten minste:

  • a. het adres van het gebouw ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd;

  • b. het bankrekeningnummer waarop het subsidiebedrag dient te worden overgemaakt;

  • c. een door de aanvrager:

    • 1°. opgestelde begroting van voorgenomen maatregelen, die dient te bestaan uit realistische prijsopgaven voor de betreffende maatregelen, gelet op marktprijzen en hetgeen anderszins volgens verkeersopvattingen redelijk is; of

    • 2°. ondertekende offerte of een opdrachtbevestiging van de aannemer of leverancier met daarop vermeld de datum van aanvang van de werkzaamheden of, indien van toepassing, de datum van levering van de installatie voorzien van het merk en type, of – indien beschikbaar – de meldcode, van ten hoogste twee maanden oud, respectievelijk een factuur en het daarbij behorende betalingsbewijs;

  • d. indien van toepassing, een door de aanvrager aanvaardde offerte of opdrachtbevestiging van een gecertificeerd adviseur met daarop vermeld de datum van oplevering van een maatwerkadviesrapport, respectievelijk een factuur en het daarbij behorende betalingsbewijs;

  • e. als subsidie wordt aangevraagd voor reeds getroffen activiteiten, een factuur en het daarbij behorende betalingsbewijs voor die activiteiten;

  • f. indien van toepassing, een afschrift van de besluiten tot verstrekking van andere subsidies op grond van deze regeling dan wel van de aanvragen tot verstrekking van deze andere subsidies.

Artikel 4. Subsidiabele kosten bij verduurzaming

De subsidiabele kosten voor een verduurzamingsmaatregel zijn de kosten voor de volgende verduurzamingsmaatregelen in of aan het gebouw en voor zover relevant, met inbegrip van bijgebouwen op het erf van de aanvrager:

  • a. een maatwerkadviesrapport;

  • b. deelname aan een lokaal energieproject;

  • c. het aanschaffen van materiaal en de kosten van de installatie voor zover de installatie wordt uitgevoerd door een onderneming, voor het aanbrengen of installeren van de navolgende energiebesparingsmaatregelen:

    • 1°. dakisolatie in de thermische schil of isolatie van de zolder- of vlieringvloer, indien de zolder of vliering onverwarmd is, met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W], of isolatie voor een monument;

    • 2°. vloer- of bodemisolatie in de thermische schil met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W], of isolatie voor een monument;

    • 3°. gevelisolatie van de binnen- en buitengevel met een minimale Rd-waarde van 3,5 [m2K/W], of isolatie voor een monument;

    • 4°. spouwmuurisolatie in de thermische schil met een minimale Rd-waarde van 1,1 [m2K/W], of isolatie voor een monument;

    • 5°. HR++ glas met een maximale U-waarde van 1,2 [W/m2K], of triple-glas met een maximale U-waarde van 0,8 [W/m2K] in de thermische schil, of isolerend glas voor een monument;

    • 6°. kozijn vereist voor HR++ of triple-glas met een maximale U-waarde van 1,5 [W/m2K], of kozijn vereist voor het isoleren van glas voor een monument;

    • 7°. technieken voor warmteterugwinning (wtw), bestaande uit een systeem voor balansventilatie met wtw met een rendement van ten minste 90%, een verticaal systeem om douchewater voor te verwarmen met afvalwater (douchepijp wtw) met een rendement van ten minste 45%, of een systeem om douchewater voor te verwarmen met afvalwater (douchegoot wtw of douchebak wtw) met een rendement van ten minste 45%;

    • 8°. isolerende deur in de gevel met een maximale U-waarde van 2,0 [W/m2K];

    • 9°. isolerende gevelpanelen met een maximale U-waarde van 0,7 [W/m2K];

    • 10°. ruimteverwarmingstoestel of waterverwarmingstoestel met warmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.1. juncto artikel 4.5.4. van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies;

    • 11°. zonneboiler als bedoeld in artikel 4.5.5. van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies;

    • 12°. zonnepanelen;

    • 13°. infraroodpanelen;

    • 14°. warmte-koudeopslag;

    • 15°. lage temperatuurverwarming voor woonkamer en keuken;

    • 16°. energiezuinige verwarmingspomp;

    • 17°. technieken voor de opwekking van windenergie.

Artikel 5. Subsidiabele kosten voor onderhoud

De subsidiabele kosten voor onderhoud zijn de kosten voor onderhoud in of aan het gebouw en voor zover relevant, met inbegrip van bijgebouwen op het erf van de aanvrager.

Artikel 6. Subsidiabele kosten voor verbetering

De subsidiabele kosten voor verbetering van het gebouw zijn de kosten voor verbeteringen in of aan een gebouw en voor zover relevant, met inbegrip van bijgebouwen op het erf van de aanvrager, die niet tot de inboedel behoren.

Artikel 7. Subsidiabele kosten vóór indiening van de aanvraag

In afwijking van artikel 6, vijfde lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit, komen de kosten, bedoeld in artikel 2, eerste tot en met het derde lid, tevens voor subsidie in aanmerking indien deze zijn gemaakt vóór de indiening van de aanvraag doch na 6 november 2020.

Artikel 8. Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie op grond van artikel 2, eerste lid, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 7.000,–.

  • 2. De subsidie op grond van artikel 2, tweede lid, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 17.000,–.

  • 3. De subsidie op grond van artikel 2, derde lid, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 10.000,–.

Artikel 9. Vaststelling van de subsidie

  • 1. Bij de verstrekking van een subsidie op grond van deze regeling wordt toepassing gegeven aan artikel 16, tweede lid, onderdeel b, van het Kaderbesluit.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt bij de subsidieverstrekking toepassing gegeven aan artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit, indien de activiteiten waarvoor de subsidie met toepassing van artikel 7 wordt verstrekt ten tijde van de aanvraag reeds zijn afgerond.

Artikel 10. Afwijzingsgronden

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 12 en 13 van het Kaderbesluit, wijst de minister een aanvraag gedeeltelijk af, indien de toe te kennen subsidie samen met andere subsidies die de aanvrager heeft ontvangen of nog zal ontvangen het maximum van 100% van de subsidiabele kosten van de betreffende activiteit overstijgt.

Artikel 11. Subsidieplafonds

  • 1. Het subsidieplafond voor aanvragen op grond van artikel 2, eerste en tweede lid is € 266.000.000.

  • 2. Het subsidieplafond voor aanvragen op grond van artikel 2, derde lid, is:

    • a. in 2021: € 75.000.000;

    • b. in 2022: € 150.000.000; en

    • c. in 2023: € 75.000.000.

  • 3. De minister verdeelt de subsidieplafonds, genoemd in het eerste en het tweede lid, op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Een activiteit waarvoor op grond van deze regeling een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, wordt binnen zesendertig maanden na het geven van de beschikking tot subsidieverlening uitgevoerd.

  • 2. De minister kan op verzoek van de aanvrager de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste één jaar verlengen, indien sprake is van onvoorziene omstandigheden op grond waarvan het aannemelijk is dat niet aan de in het eerste lid genoemde termijn kan worden voldaan.

  • 3. De subsidieontvanger houdt alle facturen en betalingsbewijzen met betrekking tot de activiteiten waarvoor de subsidie is vastgesteld gedurende drie jaar na vaststelling van de subsidie beschikbaar. De minister kan gedurende deze drie jaar op elk moment verzoeken om deze gegevens.

Artikel 13. Vervallen eerdere subsidieregeling

  • 1. De Regeling energiebesparing woningen bouwkundig versterkingsprogramma Groningenveld vervalt, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling zijn verstrekt.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend op grond van de Regeling energiebesparing woningen bouwkundig versterkingsprogramma Groningenveld en waarvoor op grond van die regeling nog geen subsidie is verstrekt voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, worden afgehandeld met toepassing van deze regeling.

Artikel 14. Horizonbepaling

Deze regeling vervalt met ingang van 1 juni 2026, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op aanvragen om subsidies die voor deze datum zijn ingediend.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2021.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling werkt de breed gedragen politieke en maatschappelijke wens uit om de inwoners van het aardbevingsgebied in de provincie Groningen tegemoet te komen en te investeren in toekomstbestendige gebouwen. Deze regeling komt de bestuurlijke afspraken na die hierover zijn gemaakt op 6 november 2020 (Kamerstukken II 2020/21, 33 529, nr. 830).

Verloop versterkingsprogramma

Het Rijk zet met zijn beleid in op aardbevings- en toekomstbestendige gebouwen in Groningen. Bij een toekomstbestendig Groningen hoort een woning- en gebouwenvoorraad die in goede staat is en voorbereid is op een duurzame energievoorziening. Dat is nu niet bij alle gebouwen in het aardbevingsgebied het geval. Door de uitvoering van de versterkingsopgave wordt een bijdrage geleverd aan het toekomstbestendig maken van een deel van de gebouwenvoorraad. Met name bij de zwaardere versterkingsmaatregelen wordt het gebouw grootschalig verbouwd. Dit betekent in veel gevallen dat er automatisch onderhoud wordt gepleegd. Dit leidt tot verbetering van het gebouw.

Groningen wordt veiliger door het besluit van het kabinet om de gaswinning uit het Groningenveld af te bouwen. Daardoor neemt het risico op (zware) aardbevingen af. Daarnaast is de bouwkundige kennis van de gevolgen van aardbevingen op gebouwen toegenomen. Ook is er een typologie-aanpak ontwikkeld waarmee gebouwen sneller kunnen worden beoordeeld. Deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor de versterkingsopgave. Door het toepassen van deze nieuwste inzichten krijgt de eigenaar veel sneller duidelijkheid over de veiligheid van zijn of haar gebouw. Ook is daardoor aannemelijk dat een groot deel van de gebouwen in Groningen geen of minder zware versterkingsmaatregelen meer nodig heeft.

Bestuurlijke afspraken

In deze context zijn op 6 november 2020 bestuurlijke afspraken gemaakt met het Rijk, de provincie Groningen en de gemeenten in het aardbevingsgebied. Het kabinet trekt € 1,42 miljard extra uit om uitvoering van de afspraken mogelijk te maken. Een deel van dat geld is bedoeld om eigenaren tegemoet te komen voor de lange doorlooptijd van de operatie, voor de uitgestelde investeringen in onderhoud en verbetering van het gebouw en voor de mogelijk gewekte verwachtingen dat hun huis zou moeten versterkt worden. Dit is uitgewerkt in deze regeling.

Verder is de wens om inwoners in het aardbevingsgebied een zekere vorm van genoegdoening te geven. Tegen deze achtergrond blijft het Rijk zich onverkort inzetten om die gebouwen die nu in het versterkingsproces zitten zo snel mogelijk te beoordelen en waar nodig te versterken. Deze afspraken doen overigens geen afbreuk aan het recht op een schadevergoeding voor waardedaling en immateriële schade.

Tegemoetkomingen eigenaren

De eigenaren van gebouwen in het versterkingsprogramma bevinden zich in verschillende situaties. Om hieraan recht te doen, wordt deze regeling voor verschillende groepen opengesteld met variatie in hoogte van subsidiebedrag en met welk doel het moet worden gebruikt. In paragraaf 2.1 van deze toelichting worden de verschillende doelgroepen specifiek benoemd. Met de vorige subsidieregeling ‘Regeling energiebesparing woningen bouwkundig versterkingsprogramma Groningenveld Eigenaren’ konden eigenaren aanspraak maken op € 7.000 verduurzamingssubsidie als hun woning versterkt moest worden. Eigenaren van wie het gebouw versterkt dient te worden op grond van een versterkingsadvies die berekend is op basis van oudere inzichten (met NPR:9998: 2018 tijdvak 2 of eerdere versies) kunnen nog steeds aanspraak maken op dit bedrag (zoals is opgenomen in artikel 2, eerste lid).

Gebouwen die in het versterkingsprogramma zijn opgenomen en beoordeeld zijn op grond van de nieuwste inzichten (NPR:9998:2018 tijdvak 5 of een actuelere versie van een beoordelingsmethodiek), zullen naar verwachting geen of minder zware versterkingsmaatregelen meer nodig hebben. Bij deze eigenaren is echter de verwachting gewekt dat op een bepaald moment hun gebouw dusdanig versterkt zou worden. Hierbij zou onderhoud aan het gebouw gedeeltelijk bij de versterking worden meegenomen. Daarnaast was het mogelijk geweest om het onderhoud, koppelkansen voor het uitvoeren van aanvullende woonwensen en subsidie voor verduurzaming mee te nemen wanneer het huis versterkt zou worden. Hierdoor hebben eigenaren waarschijnlijk besloten hun jaarlijkse onderhoud of verbeteringen aan het gebouw uit te stellen. Deze regeling stelt de eigenaar toch in staat om onderhoud te plegen en het gebouw te verduurzamen. Ditzelfde geldt voor gebouwen die aan de veiligheidsnorm voldoen en waarbij er geen versterkingsmaatregelen moeten worden getroffen, ongeacht met welke NPR deze zijn beoordeeld. Ook deze eigenaren komen in aanmerking voor deze subsidie.

Rijk en Regio willen tevens invulling geven aan de afspraak een impuls te geven aan het toekomstperspectief van inwoners, sectoren en de algehele economische structuur van de Regio. De aardbevingsproblematiek treft immers meer eigenaren dan alleen die eigenaren van de ruim 26.000 adressen in het versterkingsprogramma. Zij hebben vaak schade aan hun gebouw gehad en hebben vaak geleefd in onzekerheid over de vraag of hun gebouw wel veilig is of toch in de versterkingsopgave zou moeten worden betrokken. Daarom is onderhoud aan het gebouw soms uitgesteld. Bij een toekomstbestendig Groningen hoort een gebouwvoorraad die in goede staat is en voorbereid is op een duurzame energievoorziening. Voor particuliere eigenaren die binnen het aardbevingsgebied wonen, maar van wie de gebouwen niet in het versterkingsprogramma zijn opgenomen, hebben daarom de mogelijkheid om € 10.000 subsidie aan te vragen voor het verbeteren en verduurzamen van het gebouw.

De hierboven genoemde subsidies zijn ook in te zetten voor losstaande bijgebouwen op het erf van de eigenaar, zoals een schuur. Daarvoor is gekozen om eigenaren de mogelijkheid te geven hier ook verbeteringen aan te treffen. Zo kunnen eigenaren bijvoorbeeld ook zonnepanelen op het dak van een schuur monteren. Ook een bijgebouw dient een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte te vormen. Dit betekent dat bijvoorbeeld activiteiten aan een kippenhok niet voor subsidie in aanmerking komen, tenzij het tevens een voor mensen toegankelijk gebouw betreft (denk aan een schuur waarin zich tevens een compartiment voor kippen bevindt), dan komt het wel voor subsidie in aanmerking.

Waar in de rest van deze toelichting wordt gesproken over de subsidie voor verduurzaming van het gebouw of de subsidie voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw, worden dan ook tevens dergelijke bijgebouwen op het erf van de eigenaar begrepen.

In de bestuurlijke afspraken is tevens de mogelijkheid opgenomen dat eigenaren onafhankelijke ondersteuning kunnen krijgen bij het maken van keuzes over de inzet van de subsidie. Gemeenten werken deze ondersteuning verder uit.

Het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN) voert deze regeling in mandaat uit. SSN is een samenwerking tussen de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe en is vastgelegd in de vorm van een gemeenschappelijke regeling. SNN was al belast met de uitvoering van de Regeling energiebesparing woningen bouwkundig versterkingsprogramma Groningenveld.

2. Hoofdlijnen van de regeling

2.1. Doelgroep regeling

Zoals benoemd in paragraaf 1, varieert de hoogte van subsidiebedrag en aan welk doel de subsidie kan worden besteed. Dit om recht te doen aan de verschillende situaties waarin eigenaren binnen het versterkingsprogramma zich bevinden. Dit is conform de bestuurlijke afspraken. Hieronder wordt ook de terminologie gebruikt waarmee de verschillende doelgroepen in de verschillende blokken uit die bestuurlijke afspraken zijn aangeduid.

Blok A ‘Bestaande operatie’

  • 1. Eigenaren van gebouwen die moeten worden versterkt op basis van verouderde inzichten krijgen maximaal € 7.000 voor het verduurzamen van het gebouw. Onder verouderde inzichten wordt de beoordelingsmethodiek NPR:9998:2018 tijdvak 2 of daarvoor geldende versie van de NPR:9998 verstaan.

  • 2. Mocht op basis van een dergelijke beoordeling het gebouw aan de veiligheidsnorm voldoen, dan komt de eigenaar in aanmerking voor de tegemoetkoming van maximaal €  17.000.

  • 3. Een groep eigenaren krijgt van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) een voorstel om hun gebouw opnieuw te laten beoordelen en het daarmee te versterken tegen de nieuwste inzichten. Als zij hiervoor kiezen, kunnen zij vervolgens met een besluit tot herbeoordeling van de NCG- ongeacht de uitkomst van de herbeoordeling – deze subsidie aanvragen van maximaal € 17.000 voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw. Aanvullend kunnen zij in aanmerking komen voor een vrij te besteden tegemoetkoming van € 13.000. Dit wordt geregeld in de ministeriële regeling onder de Tijdelijke Wet Groningen.

  • 4. Om te voorkomen dat eigenaren voor hetzelfde doel meerdere keren subsidie krijgen, zijn gebouwen van woningcorporaties die onder batch 1588 vallen, uitgezonderd.

Blok B ‘Clustering’

In de bestuurlijke afspraken is afgesproken dat de aardbevingsgemeenten in totaal voor circa 4.000 gebouwen clustervoorstellen doen. Deze clusters zijn voorgesteld om te voorkomen dat bij de toepassing van de nieuwste inzichten er binnen het dorp, wijk of straat verschillen ontstaan, die leiden tot sociale ontwrichting. Voor het merendeel van de gebouwen is het uitgangspunt dat alle adressen waarvoor nog geen beoordeling heeft plaatsgevonden, worden beoordeeld volgens de nieuwste inzichten. Net als bij blok A komen die in aanmerking voor een tegemoetkoming van in totaal € 30.000 bestaande uit maximaal € 17.000 voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw en € 13.000 vrij te besteden. Zo wordt recht gedaan aan de moeilijk uitlegbare verschillen met de gebouwen in de directe omgeving. Voor deze adressen is een gemeentelijke regeling beschikbaar en daarom zijn deze adressen uitgesloten van deze regeling. De gemeenten ontvangen hiervoor een specifieke uitkering op basis van een aparte ministeriele regeling. Daarvoor is in het wetsvoorstel tot wijziging van de Tijdelijke Wet Groningen1 een grondslag opgenomen.

Blok C ‘Eigenaren van woningen binnen de scope die nog geen beoordeling hebben en niet in een cluster- of resultaatgebied vallen’

Alle eigenaren binnen dit blok krijgen een opname (voor zover dit nog niet is gebeurd) en een beoordeling volgens de nieuwste inzichten. De eigenaren in deze categorie ontvangen een subsidie van maximaal € 17.000 voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw. Daarmee worden zij tegemoet gekomen voor de lange doorlooptijd van de operatie, uitgestelde investeringen in gebouwonderhoud en verbetering en de gewekte verwachtingen.

Blok E ‘Investeren in toekomstperspectief’

Particuliere eigenaren die binnen het aardbevingsgebied wonen, maar niet in het versterkingsprogramma zijn opgenomen, hebben de mogelijkheid om een subsidie aan te vragen van maximaal € 10.000 voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van het gebouw. Dit onderdeel van de regeling kent een ander karakter doordat het niet direct verbonden is aan de versterkingsoperatie. Daarnaast wordt met dit blok beoogd de Groningse gebouwvoorraad een impuls te geven. Daarom kunnen alleen eigenaren van gebouwen die (mede)bestemd zijn voor bewoning subsidie aanvragen. Eigenaren met een bedrijf aan huis kunnen hier ook aanspraak op maken. Voor eigenaren in dit blok is in totaal € 300 miljoen beschikbaar. Eigenaren die hiervoor in aanmerking komen, moeten wel aan specifieke voorwaarden voldoen. Daarover zijn op bestuurlijk niveau afspraken gemaakt. Deze voorwaarden worden toegelicht in de artikelsgewijze toelichting van artikel 2, derde lid. De reikwijdte van dit gebied is op postcodeniveau vastgesteld.

Voor woningcorporatiebezit in dit blok zijn separate afspraken gemaakt. Hiervoor is € 135 miljoen beschikbaar gesteld. Een deel van het totaalbedrag komt rechtstreeks ten goede aan de huurders dat komt neer op € 750 per huishouden. Deze adressen komen dan ook niet in aanmerking voor subsidie op grond van artikel 2, derde lid, van deze regeling.

De hiervoor genoemde regelingen zijn samengevat in onderstaand overzicht. Als eigenaren in aanmerking komen voor beide bedragen (de € 7.000 verduurzaming en € 10.000 onderhoud en verbetering aan gebouw), valt deze onder artikel 2, tweede lid, van deze regeling. Dit bedrag is te besteden aan verbetering, onderhoud of verduurzaming van het gebouw, zodat de eigenaar flexibel is bij het besteden van het bedrag.

Eigenaren

€ 7.000 Verduurzaming

€ 10.000 onderhoud en verbetering aan gebouw

Blok A

Versterking volgens verouderde beoordeling

X

 

Op norm (ook met verouderde beoordeling)

X

X

Herbeoordeling

X

X

Blok B

 

Gemeentelijke regeling

Gemeentelijke regeling

Blok C

 

X

X

Blok E overige Aardbevingsgebied1

   

X

X Noot
1

Exclusief woningcorporatiebezit, hiervoor wordt een separate regeling opgesteld.

2.2. Openstelling en subsidieplafond

De regeling treedt in werking op 1 juni 2021. De regeling maakt het mogelijk dat eigenaren die eerdere investeringen hebben gedaan aan hun gebouw, hiervoor ook subsidie kunnen aanvragen. Dit kan voor eerdere investeringen na 6 november 2020. Dit is de datum dat de bestuurlijke afspraken zijn gepubliceerd. Vanaf die dag zijn eigenaren mogelijk gaan investeren in de verduurzaming, het onderhoud en de verbetering van hun gebouw in afwachting van de subsidie.

Voor de eigenaren waarvan hun gebouw onderdeel uitmaakt van het versterkingsprogramma (artikel 2, eerste en tweede lid), geldt dat per adres het gehele subsidiebedrag kan worden aangevraagd. Op basis van inschattingen van het aantal eigenaren dat een aanvraag kan indienen, is een subsidieplafond opgenomen van € 266 miljoen. Dit bedrag is opgebouwd uit € 245 mln. die beschikbaar is gesteld vanuit de bestuurlijke afspraken en €21 mln. is overgeheveld vanuit het resterende budget van de voorheen bestaande ‘Regeling energiebesparing woningen bouwkundig versterkingsprogramma Groningenveld’. Mocht dit budget niet toereikend zijn, als meer eigenaren een herbeoordeling aanvragen dan in eerste instantie ingeschat was, dan zal wijziging van het subsidieplafond geschieden door middel van publicatie van een wijziging van deze regeling in de Staatscourant.

Benoemd is dat voor gebouwen onder Blok E (artikel 2, derde lid) een totaalbedrag van € 300 miljoen beschikbaar is. Dit is exclusief de uitvoeringskosten van de subsidie. De subsidie zal over drie jaar verspreid worden opengesteld. Dit om eigenaren ook in de jaren volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze regeling de mogelijkheid te bieden de subsidie aan te vragen als zij nu nog geen maatregelen aan hun huis willen treffen. Daarnaast heeft dit ook tot doel om de uitvoeringscapaciteit van aannemers over de jaren te verspreiden zodat dit niet zorgt voor een prijsopdrijvend effect. Het bedrag varieert per jaar in hoogte, omdat openstelling in 2021 halverwege het jaar plaatsvindt.

2.3. Omvang subsidie

Het subsidiebedrag is 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 7.000, € 17.000, of € 10.000 per adres, zoals in paragraaf 2.1 is benoemd.

2.4. Subsidiabele activiteiten

De regeling stimuleert verduurzaming, onderhoud en verbeteringen in of verbonden aan het gebouw. Zoals in de inleiding opgemerkt, mag de subsidie ook worden ingezet voor activiteiten aan een bijgebouw op het erf van de eigenaar, zoals een schuur. Ook de kosten van deelname aan een lokaal energieproject, een maatwerkadviesrapport in het kader van verduurzaming vallen hieronder. In de toelichting van artikelen 4, 5 en 6 zijn de subsidiabele kosten uitgebreid omschreven. Met deze activiteiten worden investeringen in toekomstbestendige gebouwen in het aardbevingsgebied gestimuleerd.

2.5. Uitvoering

De regeling is zodanig vormgegeven dat de eigenaar centraal staat en de regeling tot zo min mogelijk administratieve lasten voor aanvragers leidt. Tegelijkertijd zijn wel voldoende waarborgen opgenomen tegen mogelijk misbruik. Aanvragen worden ingediend bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) of digitaal door gebruik te maken van het digitale loket op de website www.snn.eu). Het streven is om de aanvragers hierbij zo veel mogelijk te ondersteunen, bijvoorbeeld door het mogelijk te maken dat aanvragers iemand machtigen om namens hen de aanvraag in te dienen. Bij een digitale aanvraag melden aanvragers zich aan in het E-Loket (elektronisch aanvraagloket) van SNN. Particulieren melden zich aan met behulp van DigiD. Als aanvragers al eerder een subsidie hebben aangevraagd, hoeven zij via hun loket minder gegevens opnieuw in te vullen. Aanvragers anders dan particulieren melden zich aan met behulp van E-Herkenning. Aanvragers kunnen hun aanvragen met andere aanvragers bundelen. Deze zullen dan tegelijkertijd worden beoordeeld, zodat zo veel mogelijk tegelijk over deze aanvragen wordt beslist. Ook bij een digitale aanvraag wordt deze mogelijkheid geboden. Dit wordt omdat bijvoorbeeld deelnemers in een lokaal energieproject, gelet op de voortgang van het project, er belang bij hebben dat op hetzelfde moment duidelijk is of de aanvragen van de verschillende deelnemers worden gehonoreerd.

Daarnaast kunnen aanspraken op basis van verschillende regelingen in één keer worden aangevraagd. Dit kan het geval zijn als een eigenaar een besluit tot herbeoordeling heeft. Hierover worden aanvullende afspraken tussen de NCG en het SNN gemaakt om dit proces voor de eigenaar zo eenvoudig mogelijk te maken, zodat het proces aansluit bij het versterkingstraject waarin de eigenaar zich bevindt. Eigenaren kunnen per adres het subsidiebedrag in maximaal twee keer aanvragen. Zodoende kunnen de subsidiabele activiteiten worden verspreid, als dit de eigenaar beter uitkomt.

De procedure gaat na indiening van de aanvraag als volgt:

  • In het aanvraagformulier wordt een realistische prijsopgave voor de betreffende maatregelen ingevuld.

  • Op een subsidieaanvraag wordt op grond van artikel 22 van het Kaderbesluit BZK-subsidies uiterlijk dertien weken na ontvangst van de volledige aanvraag een beschikking gegeven. Met SNN is afgesproken dat zij binnen 8 weken een beschikking geven.

  • Vervolgens wordt binnen drie weken na de datum van de beschikking tot subsidieverlening een voorschot verstrekt van 100% van de subsidiabele kosten.

  • Achteraf kan worden gecontroleerd of de maatregelen tijdig zijn aangebracht of geïnstalleerd en in gebruik genomen, dan wel dat het maatwerkadvies-rapport is opgeleverd, bijvoorbeeld door het opvragen van bewijzen.

  • De subsidie wordt zesendertig maanden na verlening van de subsidie ambtshalve vastgesteld. Hiervoor is geen aparte aanvraag tot subsidievaststelling nodig.

  • Indien de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt ten tijde van de aanvraag reeds zijn afgerond, wordt in afwijking van bovenstaande direct een beschikking tot subsidievaststelling gegeven.

  • Indien daartoe aanleiding is, kan bij misbruik overeenkomstig artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht tot terugvordering van de subsidie worden overgegaan.

3. Samenhang met andere wet- en regelgeving

Gebouweigenaren van wie het gebouw versterkt wordt konden op grond van de voorheen bestaande ‘Regeling energiebesparing woningen bouwkundig versterkingsprogramma Groningenveld’ in aanmerking komen voor subsidie. Die subsidieregeling is overgaan in deze nieuwe regeling. Echter, de onderhavige nieuwe regeling is breder en bevat een subsidie voor meer groepen burgers, bedrijven, organisaties en instellingen. Naast het subsidiedoel verduurzaming bevat deze regeling ook de nieuwe subsidiedoelen verbetering en onderhoud van het gebouw. Vanwege de ingrijpende wijzigingen is besloten om een nieuwe regeling vast te stellen. Wel heeft de volgende versoepeling plaatsgevonden: de voorwaarde die regelde dat de aanvraag voor subsidie voor een verduurzamingsmaatregel binnen een termijn van één of uiterlijk twee jaar vanaf de versterking moest worden ingediend, is komen te vervallen. Die voorwaarde is komen te vervallen, met oog op de uitgangspunten van de bestuurlijke afspraken die de bewoner centraal stellen.

Deze subsidie kan worden gecombineerd met subsidies die op grond van andere regelingen zijn verstrekt. Dit kunnen zowel rijksregelingen zijn als regelingen van andere overheden. Voor de rijksregelingen kan in het bijzonder worden gedacht aan de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) en Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH). Daarnaast geldt dit ook voor de specifieke regelingen voor het aardbevingsgebied zoals Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld, de Publieke Nieuwbouwregeling, de waardedalingsregeling en Regeling bijzondere situaties. Dit wil zeggen dat de subsidieregeling gecombineerd mag worden met andere bestaande subsidieregelingen. Of de andere regeling eveneens een dergelijke cumulatie toelaat, zal moeten blijken uit de desbetreffende regeling. Zodoende wordt de aanvrager verzocht om hiervoor een afschrift van de besluiten tot verstrekking van andere subsidie aan te leveren indien de subsidiabele kosten van de betreffende activiteit al reeds door een subsidie zijn gefinancierd. De samenloop kan er in ieder geval niet toe leiden dat meer subsidie kan worden verkregen dan 100% van de subsidiabele kosten. In de communicatie met de eigenaren is er speciale aandacht voor de samenhang tussen de verschillende regelingen die er voor eigenaren in het aardbevingsgebied bestaan.

4. Regeldruk

De regeling is beschikbaar voor eigenaren. Deze regeling levert administratieve lasten op voor aanvragers van de subsidie. Omdat het beschikbare budget als doel heeft om de gebouwen in Groningen een kwaliteitsimpuls te geven, is het wenselijk om hier een specifiek bestedingsdoel voor aan te verbinden. Zoals opgenomen in de artikelen vier, vijf en zes is de subsidie vrij breed inzetbaar om tegelijkertijd zo veel mogelijk aan te kunnen sluiten bij de wensen van de eigenaar.

Aanvragers kunnen de subsidie aanvragen vanaf 1 juni 2021.Voor subsidieaanvragen op grond van artikel 2, derde lid, (subsidieaanvragen voor blok E) geldt als begindatum 1 juli 2021. Eigenaren van wie het gebouw in de versterkingsoperatie is opgenomen, zullen via de NCG op de regeling worden gewezen. De eigenaar kan ook zelf actief op zoek gaan naar informatie over subsidie. Met behulp van die informatie kan de particulier zich via de website van SNN verder verdiepen in de voorwaarden voor het kunnen benutten van de subsidie. NCG en SNN hebben afspraken gemaakt waardoor de eigenaar alleen het adres opgeeft, maar geen documenten hoeft aan te leveren om aan te geven dat diens gebouw binnen de versterkingsoperatie valt en met welke inzichten deze wordt beoordeeld. Veder moet bij de aanvraag onder meer de onderbouwing van de in het aanvraagformulier vermelde kosten worden toegevoegd. Dit is een minimale inspanning voor de eigenaar maar waarbij wel voldoende duidelijk wordt gemaakt waar de subsidie aan zal worden besteed.

Het doen van de subsidieaanvraag, inclusief het lezen van de informatie op de website van SNN, kost de aanvrager ongeveer 60 minuten. Bij een standaard tarief voor burgers van € 15,– per uur en voor bedrijven van € 37,– per uur kost dit de aanvrager derhalve € 15,– respectievelijk € 37,–.

De verwachting is dat zich de komende jaren 45.000 aanvragers zullen melden. Hiervan zal ca. 1%2 (derhalve 450 aanvragers) niet-particuliere aanvragers zijn. De totale administratieve lasten van de subsidieaanvraag komen daarmee op € 684.900,– (44.550 maal € 15,– = € 668.250,– plus 450 maal € 37,– = € 16.650,–). Dat is 0,13% van het totaal beschikbaar gestelde subsidiebedrag over vijf jaar.

5. Staatssteun

Om te beoordelen of er bij de regeling sprake is van staatssteun, is bekeken of aan de criteria voor staatssteun wordt voldaan. Het gaat om de volgende criteria uit artikel 107 lid 1 VWEU: onderneming, staatsmiddelen, economisch voordeel, selectiviteit en potentiële vervalsing van de mededinging of ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten van de EU. Deze criteria zijn cumulatief. Dat wil zeggen dat aan alle voorwaarden moet zijn voldaan alvorens er sprake is van staatssteun.

Zoals in het algemeen deel van de toelichting is aangegeven, is deze subsidieregeling een uitwerking van de bestuurlijke afspraken over het aardbevingsgebied van 6 november 2020. De voorwaarden om subsidie aan te kunnen vragen in artikel 2, eerste en tweede lid zijn voor alle eigenaren gelijk. Daardoor kan worden gesteld dat er sprake is van een generieke regeling, dat wil zeggen geen selectieve maatregel en daarmee geen staatssteun. Voor blok E is in artikel 2, derde lid, een splitsing aangebracht tussen woningcorporaties en particuliere eigenaren, omdat voor woningcorporaties in de bestuurlijke afspraken een om redenen van schaalvoordelen soortgelijke afspraak is gemaakt. Voor woningcorporaties wordt gewerkt aan een aparte regeling die vergelijkbaar is. Omdat daarmee in blok E voor alle eigenaren derhalve ook subsidie beschikbaar is kan ook hier worden gesteld dat er sprake is van een generieke maatregel en daarmee geen sprake van staatssteun.

6. Consultatie en advies van ATR

Een conceptversie van deze regeling met toelichting is aangeboden voor internetconsultatie via de website www.internetconsultatie.nl van 23 april 2021 tot en met 8 mei 2021. Er zijn in totaal 9 reacties binnengekomen waarvan 6 reacties openbaar mochten worden gemaakt. Deze reacties zijn op genoemde website terug te lezen. De mogelijkheid om te reageren op de conceptversie van de regeling is expliciet gecommuniceerd met de regionale partijen zoals de provincie Groningen, de Groningse aardbevingsgemeenten, de Groninger Bodem Beweging en het Gasberaad. Deze partijen waren voorafgaand aan de consultatie al betrokken bij de totstandkoming van de regeling. De consultatiereacties richten zich met name op wat de regeling voor individuele eigenaren betekent. Duidelijke informatievoorziening is daarbij van belang. Zodoende heeft dit tot aanpassing en met name verheldering van de toelichting geleid.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: ATR) heeft formeel advies uitgebracht op 12 mei 2021. Het college stelt vast dat deze subsidieregeling een weinig belastende invulling heeft gekregen. Het ATR kan zich vinden in de aspecten waar zijn toets op ziet, zoals nut en noodzaak en de kwaliteit van de regeldrukparagraaf, en zij adviseert om het voorstel vast te stellen, nadat met de hierna genoemde adviespunten rekening is gehouden. Het ATR adviseert om gegevens over verstrekkingen of aanvragen van subsidies niet opnieuw bij de betrokkenen uit te vragen, conform het principe ‘eenmalige uitvraag, meervoudig gebruik’. Hier wordt in de aanvraag zo veel mogelijk rekening mee gehouden, in bijvoorbeeld de gegevensuitwisseling tussen NCG en SNN. Wanneer aanvragers al eerder een subsidie hebben aangevraagd bij SNN, hoeven zij via hun loket al minder gegevens opnieuw in te vullen.

Daarnaast adviseert het ATR over het belang van duidelijke communicatie waarbij in samenspraak met de betrokken organisaties een eenduidig en voor betrokkenen goed kenbaar overzicht te creëren van de subsidieregelingen en andere financiële tegemoetkomingen. Het college adviseert in de toelichting bij de regeling inzicht te geven in de samenhang met en inhoud van andere subsidieregelingen gericht op eigenaren en gebouwen in het aardbevingsgebied. Dit advies is overgenomen. Ook heeft het college geadviseerd om maatregelen te nemen waarmee wordt voorkomen dat eigenaren opnieuw een aanvraag moeten doen als hun aanvraag wordt afgewezen in verband met het bereiken van het subsidieplafond voor eigenaren van gebouwen buiten het versterkingsprogramma. Dit advies wordt niet overgenomen om te voorkomen dat de daaropvolgende jaren alleen mensen van de wachtlijst in aanmerking komen voor de subsidie. Om dit probleem deels te ondervangen, heeft het ATR geadviseerd om deze eigenaar die een aanvraag willen doen, tijdig duidelijkheid te bieden over het kunnen verkrijgen van subsidie met het oog op het mogelijk bereiken van het subsidieplafond en om maatregelen te nemen om te voorkomen dat die eigenaren, in geval van het aanlopen tegen een subsidieplafond, opnieuw een aanvraag moeten doen. Deze aandachtspunten zullen in de communicatie worden meegenomen. Daarbij zal SNN bijvoorbeeld duidelijk op haar site aangeven in hoeverre het subsidieplafond is bereikt.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Dit artikel bevat enkele begripsbepalingen.

Met een ‘adres’ is aangesloten bij de Wet basisregistratie adressen en gebouwen en daarmee wordt in deze regeling bedoeld: een door het bevoegde gemeentelijke orgaan aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats toegekende benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een nummeraanduiding en de naam van een woonplaats. Een verblijfsobject is in die wet omschreven als de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.

Onder ‘batch 1.588’ wordt verstaan de batch van 1.588 woningen waarvoor een afwijkende aanpak is vastgesteld, de zogenoemde batch 1588. Dit betreft woningen in de gemeenten Appingedam, Delfzijl (op 1 januari 2021 in verband met gemeentelijke herindeling behorende tot de gemeente Eemsdelta), Groningen en Midden-Groningen, waarover op 11 maart 2019 bestuurlijke afspraken zijn gemaakt in het Convenant Batch 1588. Eigenaren van deze woningen maken aanspraak op subsidie ten behoeve van het versnellen en uitvoeren van maatregelen aan die woningen.

Onder ‘beoordeling’ wordt verstaan de beoordelingsmethodiek om te bepalen of een gebouw aan de norm voor aardbevingsbestendigheid voldoet. Zie hiervoor ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.

Onder het begrip ‘clustering’ wordt verwezen naar de gebouwen die door de gemeenten zijn geselecteerd voor maatwerk in het kader van de bestuurlijke afspraken ‘Blok B’. Zie hiervoor paragraaf 2.1 van het algemeen deel van deze toelichting.

Onder ‘eigenaar’ wordt op basis van de begripsbepaling verstaan de eigenaar alsmede de eigenaar van een gebouw en de grond die hij in erfpacht heeft, de opstalhouder van het gebouw en de beklemde meier van het gebouw. Een beklemde meier is een persoon die middels recht van beklemming een eeuwigdurend, ondeelbaar zakelijk recht heeft op een onroerende zaak van een ander en daarmee het volledige genot heeft en eigenaar is van de zich op de grond bevindende gebouwen en beplantingen maar niet van de grond.

Onder ‘gebouw’ wordt een breed aantal bouwwerken verstaan. Naast woningen, gaat het bijvoorbeeld om winkels, kantoren en andere bedrijfsgebouwen.

‘Kaderbesluit’’ verwijst naar het van toepassing zijnde subsidiekader in het Kaderbesluit BZK-subsidies.

De definitie ‘Lokaal energieproject’ verwijst naar lokale projecten gericht op energiebesparing en -opwekking waaraan bewoners gezamenlijk deelnemen.

Een ‘maatwerkadviesrapport’ is een rapport dat wordt opgesteld door een deskundige over de energiebesparende maatregelen die in een gebouw kunnen worden aangebracht.

Een ‘meldcode’ is een code op basis waarvan de subsidieaanvrager kan beoordelen of de type en het merk van de installatie voor de productie van duurzame energie waarvoor subsidie wordt aangevraagd, voldoet aan de gestelde subsidievoorwaarde.

‘Typologie’ is een van de aangewezen beoordelingsmethoden om te beoordelen of een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet. Het betreft een methodiek waarbij deze beoordeling kan plaatsvinden op basis van een vastgestelde verzameling gebouwen met dusdanig vergelijkbare constructieve kenmerken dat hun gedrag bij en weerstand tegen aardbevingen zich op een vergelijkbare wijze laat beschrijven.

‘Verduurzamingsmaatregel’ beschrijft de activiteiten ten behoeve van het verduurzamen van het gebouw waarvoor subsidie kan worden verstrekt.

Het ‘versterkingsprogramma’ is het brede begrip van de versterking van gebouwen waarvan bij de NCG bekend is dat aanleiding is te veronderstellen dat deze niet aan de veiligheidsnorm voldoen door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg.

Artikel 2. Subsidieverstrekking

In dit artikel is vastgesteld welke eigenaren in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze regeling en aan welke activiteiten deze kan worden besteed. Zie hiervoor ook paragraaf 2.1 van het algemeen deel van deze toelichting.

Het eerste lid betreft eigenaren van wie hun gebouw op basis van verouderde inzichten versterkt moet worden. Met dit lid wordt bepaald dat deze eigenaren subsidie kunnen aanvragen om hun gebouw te verduurzamen. Om te voorkomen dat eigenaren voor hetzelfde doel meerdere keren subsidie krijgen, zijn gebouwen die onder de clustering vallen en gebouwen van woningcorporaties die onder batch 1588 vallen, uitgezonderd. Met een ‘gebouw dat deel uitmaakt van het versterkingsprogramma’ wordt bedoeld dat een gebouw mogelijk niet voldoet aan de veiligheidsnorm als gevolg van beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld. Zodoende is dit gebouw in de werkvoorraad van de Nationaal Coördinator Groningen opgenomen om te worden geïnspecteerd en beoordeeld. Eigenaren van wie het gebouw niet is opgenomen in de werkvoorraad, maar die zich niet veilig voelen en een opname wensen, kunnen bij de NCG een verzoek indienen om te laten onderzoeken of hun gebouw versterking behoeft. Als een opname heeft plaats gevonden, bepaalt de NCG op basis van een rapport of het nodig is om het gebouw verder te onderzoeken. Indien dit het geval is, komt de eigenaar in aanmerking voor een beoordeling en wordt het gebouw daarmee onderdeel van het versterkingsprogramma.

Het tweede lid regelt de scope van eigenaren die de subsidie voor verduurzaming, onderhoud en verbetering van hun gebouw kunnen aanvragen. De eigenaren die hiervoor in aanmerking komen zijn degenen van wie hun gebouw (her)beoordeeld wordt met de nieuwste inzichten (NPR:9998:2018 tijdvak 5 of een actuelere beoordelingsmethodieken). Tevens komen eigenaren in aanmerking van wie het gebouw op basis van de beoordeling (ongeacht met welke versie) op norm is en geen versterkingsmaatregelen noodzakelijk zijn.

Het derde lid bepaalt dat de eigenaren van gebouwen die niet in het versterkingsprogramma zijn opgenomen, ook in aanmerking komen voor subsidie voor de kosten van verduurzaming, onderhoud en verbetering van hun gebouw. Dit zijn eigenaren die niet voor subsidie op grond van het tweede lid in aanmerking komen omdat hun gebouw niet in het versterkingsprogramma is opgenomen, maar zich wel in het aardbevingsgebied bevindt. Het gebied zoals bedoeld in deze regeling, is het gebied waar ook de waardedalingsregeling voor woningen van toepassing is op 6 november 2020, aangevuld met de gebouwen met postcodes 9679/9681/9682. Deze eigenaren vallen in het zogenoemde ‘blok E’ van de bestuurlijke afspraken, waarbij extra voorwaarden en uitzonderingsgronden zijn afgesproken. Ten eerste wordt hiermee beoogd de Groningse gebouwvoorraad een impuls te geven, zodoende kunnen enkel eigenaren van gebouwen die (mede)bestemd, zijn voor bewoning subsidie op grond van dit lid aanvragen. Eigenaren met een bedrijf aan huis kunnen hier ook aanspraak op maken. Hierbij valt te denken aan een boerderij of een kapper aan huis.

Eigenaren van wie hun gebouw nieuw is gebouwd en opgeleverd na 1 januari 2016 (zoals opgenomen in proces-verbaal van oplevering) komen niet in aanmerking. De gedachte hierachter is tweeledig 1) het feit dat eigenaren de eerste 5-10 jaar nagenoeg geen grootschalig onderhoud hebben, en dat zij zodoende ook minder (achterstallig) onderhoud hebben en 2) het feit dat sinds april 2014 eigenaren een bijdrage kunnen ontvangen voor de meerkosten van aardbevingsbestendige nieuwbouw via de nieuwbouwregeling. Voor deze eigenaren is er geen noodzaak om eventueel onderhoud uit te stellen aangezien hun gebouw op norm is. Omdat eigenaren de regeling pas echt hebben kunnen toepassen in het ontwerpen van hun huis, wordt zodoende als begindatum 1 januari 2016 opgenomen in de regeling. Daarnaast zijn er separate afspraken met woningcorporaties gemaakt en wordt daarom ‘eigendom van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet’ uitgesloten.

In het vierde lid is vastgelegd dat alleen eigenaren de subsidie kunnen aanvragen als hun gebouw ten tijde van het vaststellen van de bestuurlijke afspraken (6 november 2020) als adres bestond. Dit heeft als doel om te voorkomen dat eigenaren hun gebouw laten splitsen om zo in aanmerking te komen voor meer subsidie. Eigenaren waar sloop-nieuwbouw het geval is in het kader van de versterking kunnen subsidie aanvragen.

Het vijfde lid regelt de mogelijkheid om voor een adres twee keer subsidie aan te vragen voor de activiteiten waarvoor op grond van de regeling subsidie kan worden aangevraagd. De subsidie mag in dat geval niet hoger zijn dan de maximumbedragen van de subsidies zoals in artikel 8 is vastgesteld.

In het zesde lid is bepaald dat de subsidie ook kan worden verstrekt als de eigenaar op grond van andere regelingen in aanmerking kan komen voor subsidie of financiering. Hierop is ingegaan in het algemeen deel van de toelichting.

Het zevende en achtste lid stellen de termijnen vast waarbinnen aanvragen voor subsidies kunnen worden ingediend. Voor de eigenaren in blok E, artikel 2, derde lid, start de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen later dan voor eigenaren in het versterkingsprogramma. Hierover is bestuurlijk afgesproken dat eigenaren in de versterkingsoperatie als eersten worden geïnformeerd en vervolgens de rest van het aardbevingsgebied. Daarnaast is dit laatste deel financieel begrensd. Om eigenaren voldoende tijd te geven een bestedingsplan te maken voor de subsidie, zal deze pas opengesteld worden op 1 juli 2021.

Het negende lid schrijft voor dat voor de aanvraag een vastgesteld formulier moet worden gebruikt. Dit formulier stelt het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, dat namens de minister de regeling uitvoert, beschikbaar op haar website.

Artikel 3. De aanvraag

In artikel 3 zijn regels gesteld ten aanzien van de gegevens die ten minste in de aanvraag opgenomen moeten zijn. Conform het uitgangspunt in paragraaf 2.5, worden hieraan minimale eisen gesteld. Er kan een subsidie worden verstrekt voor zowel activiteiten die nog moeten plaatsvinden, als voor activiteiten die al hebben plaatsgevonden. Een onderbouwing van de kosten kan blijken uit een door de aanvrager opgestelde begroting van voorgenomen maatregelen, een offerte of een factuur en het daarbij behorende betalingsbewijs.

Artikel 4. Subsidiabele kosten bij verduurzaming

De regeling stimuleert de aanschaf, ingebruikname en uitvoering van verduurzamingsmaatregelen. Deze maatregelen worden uitgevoerd aan het gebouw, maar kunnen, afhankelijk van het type maatregel, ook plaatsvinden in het kader van een lokaal energieproject. Deze ruimte wordt geboden enerzijds omdat het gebouw van de aanvrager zich niet altijd leent voor het treffen van de verduurzamingsmaatregelen en anderzijds omdat ook lokale energieprojecten, waar de aanvrager aan deelneemt, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan duurzame energieopwekking. Bij het opstellen van de lijst met subsidiabele maatregelen zijn maatregelen opgenomen zoals deze ook in de Regeling energiebesparing woningen bouwkundig versterkingsprogramma Groningenveld waren opgenomen. Er kan ook subsidie worden verstrekt voor een maatwerkadvies door een gecertificeerd adviseur. Subsidie voor een energieadvies wordt alleen verstrekt als dit in de vorm is van een officieel maatwerkadviesrapport. Een maatwerkadviesrapport wordt gegeven door een bedrijf dat gecertificeerd is volgens de Beoordelingsrichtlijn (BRL) 9500, deel 02. Dit bedrijf (de certificaathouder) laat de opname van het gebouw doen door een gecertificeerd EPA-adviseur. Dit is een persoon die voldoet aan de eisen van vakbekwaamheid zoals opgenomen in de beoordelingsrichtlijn.

Zoals in de inleiding van het algemeen deel van de toelichting is opgemerkt, mag de subsidie ook worden ingezet voor een verduurzamingsactiviteit aan een bijgebouw op het perceel van de eigenaar, zoals een schuur.

Artikel 5. Subsidiabele kosten voor onderhoud

In dit artikel is bepaald welke kosten voor onderhoud subsidiabele kosten zijn. Onderhoud is het vervangen of herstellen van onderdelen aan het gebouw waardoor het woon- of verblijfscomfort hetzelfde blijft. Dit zijn instandhoudingswerkzaamheden, maar hebben eveneens betrekking op het reduceren van de onderhoudskosten en de verlenging van de levensduur van het object. Hierbij kan gedacht worden aan het vervangen van kozijnen, vernieuwing sanitaire voorzieningen, elektrische bedrading en dakbedekking. Om de eigenaar centraal te stellen, is gekozen om voor deze brede doelomschrijving en is geen limitatieve lijst van bestedingsdoelen opgenomen.

Zoals in de inleiding van het algemeen deel van de toelichting is opgemerkt, mag de subsidie ook worden ingezet voor een onderhoudsactiviteit aan een bijgebouw op het perceel van de eigenaar, zoals een schuur.

Artikel 6. Subsidiabele kosten voor verbetering

In dit artikel is vastgesteld dat subsidiabele kosten voor gebouwverbetering gelden voor activiteiten voor verbetering aan het gebouw of wanneer deze verbonden zijn aan het gebouw. Bijgebouwen zoals een schuur of een garage kunnen hierbij ook worden betrokken. Hiermee wordt de relatie met de versterkingsoperatie gelegd. Kosten aan de inboedel (zoals het aanschaffen van een nieuwe televisie) zijn uitgesloten, dit om met de subsidie duurzame investeringen in de gebouwen te stimuleren. Onder verbetering van het gebouw valt het treffen van nieuwe voorzieningen waardoor meer wooncomfort ontstaat. Te denken valt aan het aanbrengen van nieuwe voorzieningen, zoals een cv-ketel, of het vernieuwen van de aanwezige verouderde voorzieningen naar de huidige standaard, zoals een vernieuwde keuken. Evenals het aanbrengen van luxere voorzieningen, zoals een uitbreiding van de badkamer valt onder de subsidiabele kosten. Om de eigenaar centraal te stellen, is gekozen om voor deze brede doelomschrijving en is geen limitatieve lijst van bestedingsdoelen opgenomen.

Zoals in de inleiding van het algemeen deel van de toelichting is opgemerkt, mag de subsidie ook worden ingezet voor een verbeteringsactiviteit aan een bijgebouw op het perceel van de eigenaar, zoals een schuur.

Artikel 7. Subsidiabele kosten vóór aanvraag gemaakte kosten

Dit artikel regelt dat eigenaren ook in aanmerking kunnen komen voor subsidie als zij reeds voor de indiening van de aanvraag de activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen, hebben uitgevoerd. Wel is hieraan de voorwaarde verbonden dat de kosten zijn gemaakt na 6 november 2020, nadat bekend is geworden dat deze kosten in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 8. Hoogte van de subsidie

In artikel 8 is de hoogte bepaald die de subsidie maximaal kan bedragen. Dit zijn verschillende hoogten, afhankelijk van in welke situatie de eigenaar zich bevindt zoals deze situaties in paragraaf 2.1 zijn benoemd.

Artikel 9. Vaststelling van de subsidie

Als de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd nog moeten plaatsvinden in de toekomst, dan wordt eerst een beschikking tot subsidieverlening gegeven. De subsidie wordt vervolgens ambtshalve vastgesteld na het verstrijken van de termijn waarop de gesubsidieerde activiteiten moeten hebben plaatsgevonden. In artikel 12 is deze termijn vastgesteld op zesendertig maanden. Indien de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt ten tijde van de aanvraag reeds zijn afgerond, dan wordt er direct een beschikking tot subsidievaststelling gegeven.

Artikel 10. Afwijzingsgronden

In artikel 10 is, in aanvulling op de gronden uit het Kaderbesluit BZK-subsidies, een grond opgenomen voor een gedeeltelijke afwijzing van de subsidie. Dat is aan de orde bij overschrijding van de bedragen die maximaal aan subsidie kunnen worden verleend. In die gevallen wordt subsidie verleend tot het gestelde maximum.

Artikel 11. Subsidieplafonds

Zoals aangegeven in het algemeen deel van de toelichting bedraagt het beschikbare budget voor subsidieaanvragen op grond van artikel 2, eerste en tweede lid, € 266.000.000.

Het subsidieplafond voor aanvragen op grond van artikel 2, derde lid, is daarentegen wel beperkt tot de bedragen die zijn opgenomen in artikel 11, tweede lid. In artikel 11, derde lid, is de wijze van verdeling van het subsidieplafond geregeld. Deze verdeling gebeurt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Dit is in lijn met de mogelijkheid die is opgenomen in artikel 9, eerste lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies: de aanvraag die het eerst is binnengekomen, komt het eerst voor subsidie in aanmerking. Een aanvraag geldt als binnengekomen op het moment waarop de aanvraag volledig is. Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag wordt ontvangen, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting (artikel 9, tweede lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies). Op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt een subsidie geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Zie tevens paragraaf 2.2 van deze toelichting voor een nadere toelichting over de subsidieplafonds.

Artikel 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

In dit artikel zijn de verplichtingen opgenomen van de subsidieontvanger. Daarbij is in het eerste lid opgenomen dat de eigenaren waarvoor op grond van deze regeling een subsidie is verleend de activiteiten binnen 36 maanden moeten zijn uitgevoerd. Voor deze relatief lange termijn is gekozen omdat de eigenaar zodoende voldoende tijd heeft om de activiteiten uit te voeren waarbij rekening is gehouden met de uitvoeringscapaciteit van de aannemers. Mocht deze termijn toch te kort zijn, wordt met het tweede lid de mogelijkheid verschaft om de termijn te verlengen. Deze termijn kan, indien daartoe aanleiding is, meerdere malen worden verlengd.

In het derde lid is bepaald dat de subsidieontvanger alle facturen en betalingsbewijzen met betrekking tot de activiteiten waarvoor de subsidie is vastgesteld gedurende drie jaar na vaststelling van de subsidie beschikbaar houdt, zodat de minister deze eventueel kan opvragen.

Artikel 13. Vervallen eerdere subsidieregeling

Met de inwerkingtreding van deze regeling vervalt de voorloper ervan, de Regeling energiebesparing woningen bouwkundig versterkingsprogramma. Die regeling blijft wel van toepassing op de al verstrekte subsidies. Op aanvragen die zijn ingediend op grond van de Regeling energiebesparing woningen bouwkundig versterkingsprogramma Groningenveld en waarvoor op grond van die regeling nog geen subsidie is verstrekt voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling (1 juni 2021), worden afgehandeld met toepassing van deze regeling.

Artikel 14. Horizonbepaling

Met het opnemen van een vervaltermijn in artikel 14 wordt gehandeld overeenkomstig artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016. Hierin is geregeld dat een subsidieregeling vervalt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de regeling. Dat wil niet zeggen dat na ommekomst van die termijn niet opnieuw een vergelijkbare subsidieregeling kan worden vastgesteld, maar daarvoor moet dan de procedure van artikel 4.10, zesde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 in acht worden genomen. Hiertoe moet een ontwerp van die subsidieregeling ter kennis worden gebracht aan de Tweede Kamer en kan deze eerst dertig dagen nadien worden vastgesteld.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de regeling. De regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2021. Hiermee is afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten en minimale invoeringstermijn. De doelgroep is gebaat bij een spoedige inwerkingtreding. Over de mogelijkheden van de regeling en het openen van het loket per 1 juni 2021 is en wordt op verschillende manieren gecommuniceerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstukken II 2020/21, 35 603, nr. 2. De betreffende grondslag in artikel 15b is bij nota van wijziging uitgebreid, zie daarvoor Kamerstukken II 2020/21, 35 603, nr. 18.

X Noot
2

Dit wordt als algemene richtlijn gehanteerd, niet gebaseerd op cijfers uit het versterkingsprogramma.

Naar boven