Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 23 april 2021, nr. 3245153, houdende wijziging van het Instellingsbesluit commissie werktijdenmodaliteiten sector Politie

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 12a, derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie en op artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 9, eerste lid, van het Instellingsbesluit commissie werktijdenmodaliteiten sector Politie wordt ‘1,8%’ vervangen door ‘3%’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

De Minister heeft in 2007 door middel van het Instellingsbesluit commissie werktijdenmodaliteiten sector Politie (hierna: het Instellingbesluit) de commissie werktijdenmodaliteiten sector politie (hierna: modaliteitencommissie) ingesteld. De modaliteitencommissie heeft tot taak advies uit te brengen aan het bevoegd gezag in de gevallen bedoeld in artikel 12a, derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie.

In 2015 heeft een evaluatie van de modaliteitencommissie plaatsgevonden. De vergoedingen zijn naar aanleiding daarvan – met instemming van de politievakorganisaties – met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 aangepast.1 Hiervoor is aansluiting gezocht bij artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. De omvang en zwaarte van de werkzaamheden van de modaliteitencommissie zijn vergeleken met de door de politie ingestelde commissies, zoals de commissie toezicht arrestantenzorg en de klachten bezwaaradviescommissies. Op basis van deze vergelijking is de vergoeding per vergadering voor de modaliteitencommissie destijds bepaald op een percentage van 1,8%. In artikel 9, eerste lid, van het Instellingsbesluit is hiertoe bepaald dat de leden van de modaliteitencommissie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Instellingsbesluit, alsmede haar secretarissen en de deskundigen die aan de werkzaamheden van de modaliteitencommissie deelnemen, voor hun werkzaamheden een vergoeding per vergadering ter hoogte van 1,8% van het maximum van salarisschaal 18 ontvangen zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.

Eind 2020 heeft opnieuw een evaluatie over het functioneren van de modaliteitencommissie plaatsgevonden. Vanwege de aard en zwaarte van de werkzaamheden van de modaliteitencommissie is gebleken dat een vergoeding van 1,8% niet meer voldoet. Gebruikelijk is dat in de praktijk de vergoedingen voor dergelijke functies en bijbehorende werkzaamheden hoger liggen. In het verlengde hiervan is met de politievakorganisaties afgesproken om dit per 1 januari 2021 aan te passen naar een vergoeding ter hoogte van 3%, in overeenstemming met het genoemde maximumpercentage in artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

Met de wijziging van het Instellingsbesluit commissie werktijdenmodaliteiten worden de bedragen voor vergoeding als volgt gewijzigd:

  • € 300,68 per vergadering voor leden (i.p.v. € 180,40)

  • en € 390,88 per vergadering voor de voorzitter (i.p.v. € 234,52).

De voorzitter ontvangt namelijk een vergoeding van 130% van de vergoeding van de overige leden. Door de hoogte van de vergoedingen op deze wijze te formuleren, volgen deze automatisch de loonontwikkeling in deze salarisschaal.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Min. reg. van 9 augustus 2016, Stcrt. 2016, 50969.

Naar boven