TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Deze ministeriële regeling verlengt de verzwaarde maatregelen voor onderwijsinstellingen
en kinderopvang zoals vastgesteld bij de regeling van 14 december 2020 (Stcrt. 2020, 66909). Behoudens de in die regeling genoemde uitzonderingen, zijn het verrichten van onderwijsactiviteiten
in onderwijsinstellingen en het openstellen van kinderopvang verboden tot en met 7 februari
2021.
2. Redenen voor de maatregelen
Het Outbreak Management Team (OMT) beschrijft in zijn 95e advies het verloop van de epidemie.1
In de eerste 7 dagen van 2021 zijn in totaal 54.117 positief geteste personen gemeld.
Gemiddeld was het percentage positieve testen 13,8% bij personen getest in de periode
van 30 december 2020 tot 5 januari 2021. De instroom in de ziekenhuizen en op de intensive
care (hierna: IC) lijkt sinds kort te dalen, waarbij er rekening moet worden gehouden
met de sterk variërende instroom per dag in de afgelopen kerstperiode. De bedbezetting
daalt echter nog niet. Het aantal nieuwe locaties en het aantal bewoners van verpleeghuizen
en woonzorglocaties dat gemeld wordt met covid-19 lijkt iets af te nemen. Verder meldt
het OMT dat de meest recente schatting van het reproductiegetal Rt op 25 december
0,95 besmettingen per geval is. Het duidt op een afname van de mate waarin het virus
verspreid wordt.2
Het OMT beschrijft dat de tijdstippen waarop de signaalwaardes worden bereikt onder
continuering van het huidige maatregelen pakket en de huidige cijfers tien IC-opnames
per dag zijn tegen eind februari, veertig ziekenhuisopnames per dag zijn tegen begin
maart, en drie IC-opnames per dag tegen 30 maart 2021. Het seizoenseffect (op grond
van temperatuur en luchtvochtigheid) is hierin niet meegenomen, waardoor deze waarden
waarschijnlijk iets later worden bereikt.3
Het OMT is van mening dat het aantal besmettingen op dit moment nog steeds erg hoog
is, de Rt-waarde is maar net onder de 1 gekomen, en de onzekerheid rondom de mogelijke
gevolgen van een toegenomen besmettelijkheid van de nieuwe variant afkomstig uit het
Verenigd Koninkrijk (en die uit Zuid-Afrika) die op meerdere plekken in Nederland
opduikt, groot is. Volgens het OMT maakt dit laatste, in combinatie met de nog kwetsbare
epidemiologische situatie in Nederland, dat het gewenst is, zo niet noodzakelijk,
zo snel mogelijk het aantal besmettingen onder de bevolking zo laag mogelijk te krijgen.4
Dit epidemiologisch beeld maakt dat er nu geen ruimte is voor versoepelingen van het
huidige maatregelenpakket. Het OMT adviseert geen versoepelingen voor ten minste twee
weken vanaf 19 januari 2021 door te voeren. In het verlengde hiervan adviseert het
OMT om de afweging met betrekking tot de heropening van kinderopvang en scholen eveneens
uit te stellen met ten minste twee weken. Het kabinet is tot het besluit gekomen om
het huidige maatregelenpakket met drie weken te verlengen, waarbij heroverweging over
kinderopvang en onderwijsinstellingen tussentijds plaats kan vinden aan het hand van
de epidemiologische situatie en de ontwikkeling van de Britse variant van het virus.
Deze maatregelen zullen in beginsel drie weken van kracht zijn om het aantal besmettingen
en het reproductiegetal te doen dalen.
3. Noodzaak en evenredigheid
De beperkte afname en/of stabilisatie van het aantal besmettingen en de komst van
en de toename van het aantal besmettingen met de nieuwe varianten van het virus, maken
dat het nodig blijft het aantal contacten buiten huis zoveel als mogelijk te beperken
tot alleen cruciale contacten.
Dit betekent dat onderwijsinstellingen afstandsonderwijs bieden en gesloten blijven
voor fysiek onderwijs en dat ook de kinderopvang gesloten blijft, behalve voor kinderen
van personen die werken in cruciale beroepen en kinderen in een kwetsbare positie
voor wie maatwerk nodig is. Op dit moment is het nog onduidelijk wat de verspreiding
en het effect van de nieuwe Britse variant van het virus is en wat de rol van kinderen
is bij de overdracht van deze variant. Zodra er aanvullende beschikbare informatie
is over de verspreiding en effecten in Nederland van de Britse variant van het virus
en wat de besmettingsrisico’s zijn voor/door kinderen en leerkrachten/begeleiders,
zal er voor het primair onderwijs en de kinderopvang een heroverweging plaatsvinden.
Ondanks dat het onderwijs digitaal doorgang vindt, brengt de fysieke sluiting van
onderwijsinstellingen de vrijheid om onderwijs te (doen) geven in beeld (zie in dit
verband de memorie van toelichting bij de Twm). De grondslag hiervoor is gegeven in
de artikelen, genoemd in de considerans van deze regeling. Gelet op de ontwikkeling
van het epidemiologische beeld en de onzekerheid rondom de nieuwe Britse variant van
het virus, zijn versoepelingen van de maatregelen op dit moment niet mogelijk. Dit
rechtvaardigt de verlenging van de maatregelen en maakt het eventueel voortzetten
van de inperking noodzakelijk en evenredig.
Het maatregelenpakket ten aanzien van onderwijs en kinderopvang is in de tijd beperkt
tot en met 7 februari 2021. Gelet op het gewicht van de maatregelen kan een heroverwegingsmoment
over kinderopvang en onderwijsinstellingen tussentijds plaatsvinden aan het hand van
de epidemiologische situatie en de ontwikkeling van de Britse variant. Naar verwachting
zal rond 2 februari 2021 heroverweging kunnen plaatsvinden van het gehele maatregelenpakket,
op basis van de situatie van dat moment.
4. Regeldruk
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven/instellingen
of professionals, omdat het een verlenging betreft van de reeds geldende maatregelen
voor onderwijsinstellingen en kinderopvangcentra. Het Adviescollege toetsing regeldruk
(ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat er geen gevolgen
voor de regeldruk zijn.
5. Spoedprocedure
De procedure van artikel 58c van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) zou tot
gevolg hebben dat de maatregelen op hun vroegst op woensdag 20 januari 2021 in werking
kunnen treden. De huidige maatregelen voor onderwijsinstellingen vervallen echter
van rechtswege op maandag 18 januari 2021. Onderwijsinstellingen zouden in dat geval
maandag 18 en dinsdag 19 januari weer open kunnen gaan, hetgeen niet mogelijk moet
zijn. Naar ons oordeel kan daarom de uitgestelde inwerkingtreding van ten minste een
week - die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen op basis
van hoofdstuk Va Wpg - in deze zeer dringende omstandigheden niet worden afgewacht.
Daarom is toepassing gegeven aan de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg.
6. Inwerkingtreding en werkingsduur
De maatregelen gaan in op maandag 18 januari 2021 en duren tot en met zondag 7 februari
2021. Naar verwachting zal rond 2 februari 2021 heroverweging plaatsvinden over het
gehele maatregelenpakket, op basis van de situatie van dat moment. Zonder tussentijdse
besluitvorming of aanpassing, komen deze maatregelen voor kinderopvang en onderwijsinstellingen
per maandag 8 februari 2021 te vervallen. Zoals hierboven omschreven kan het kabinet
tussentijds het besluit ten aanzien van kinderopvang en onderwijsinstellingen heroverwegen.
Artikelsgewijs
Artikel I
Zoals toegelicht, worden de huidige maatregelen verlengd tot en met 7 februari 2021.
In de onderwijsbepalingen is de werkingsduur van de maatregelen opgenomen. Deze werkingsduur
moet, gelet op de verlenging van de maatregelen, aangepast worden. Artikel I regelt
dit.
Artikel II
Zoals toegelicht is de tijdelijke werkingsduur van enkele maatregelen in de desbetreffende
bepalingen zelf vastgelegd. Artikel II van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) zorgt ervoor dat de tijdelijk werkende bepalingen nadat zij zijn uitgewerkt uit
de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 verdwijnen. Gelet op de verlenging van
deze werkingsduur, moet ook de vervaldatum in artikel II van die regeling aangepast
worden. Hiertoe strekt artikel II.
Artikel III
Gelet op artikel 58c, derde lid, Wpg treedt deze ministeriële regeling onverwijld
na de vaststelling en bekendmaking in werking, aangezien sprake is van een zeer dringende
omstandigheid waarin ter beperking van gevaar direct moet worden gehandeld. Vanwege
de vereiste spoed wordt daarbij afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De regeling wordt binnen twee dagen
na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling vervalt
van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending besluit niet
in te stemmen met de regeling.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge