Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 januari 2021, kenmerk 1810292-216885-WJZ, tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verlenging van de verzwaarde maatregelen voor onderwijsinstellingen en kinderopvang

De Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op de artikelen 58q, eerste lid, en 58r, eerste en tweede lid, van de Wet publieke gezondheid;

Besluiten:

ARTIKEL I

In het opschrift van artikel 6.10 en in de artikelen 6.10, eerste lid, en 6.11 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 wordt ’17 januari 2021’ telkens vervangen door ‘7 februari 2021’.

ARTIKEL II

In artikel II, tweede lid, van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) wordt ‘18 januari 2021’ vervangen door ‘8 februari 2021’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Deze ministeriële regeling verlengt de verzwaarde maatregelen voor onderwijsinstellingen en kinderopvang zoals vastgesteld bij de regeling van 14 december 2020 (Stcrt. 2020, 66909). Behoudens de in die regeling genoemde uitzonderingen, zijn het verrichten van onderwijsactiviteiten in onderwijsinstellingen en het openstellen van kinderopvang verboden tot en met 7 februari 2021.

2. Redenen voor de maatregelen

Het Outbreak Management Team (OMT) beschrijft in zijn 95e advies het verloop van de epidemie.1

In de eerste 7 dagen van 2021 zijn in totaal 54.117 positief geteste personen gemeld. Gemiddeld was het percentage positieve testen 13,8% bij personen getest in de periode van 30 december 2020 tot 5 januari 2021. De instroom in de ziekenhuizen en op de intensive care (hierna: IC) lijkt sinds kort te dalen, waarbij er rekening moet worden gehouden met de sterk variërende instroom per dag in de afgelopen kerstperiode. De bedbezetting daalt echter nog niet. Het aantal nieuwe locaties en het aantal bewoners van verpleeghuizen en woonzorglocaties dat gemeld wordt met covid-19 lijkt iets af te nemen. Verder meldt het OMT dat de meest recente schatting van het reproductiegetal Rt op 25 december 0,95 besmettingen per geval is. Het duidt op een afname van de mate waarin het virus verspreid wordt.2

Het OMT beschrijft dat de tijdstippen waarop de signaalwaardes worden bereikt onder continuering van het huidige maatregelen pakket en de huidige cijfers tien IC-opnames per dag zijn tegen eind februari, veertig ziekenhuisopnames per dag zijn tegen begin maart, en drie IC-opnames per dag tegen 30 maart 2021. Het seizoenseffect (op grond van temperatuur en luchtvochtigheid) is hierin niet meegenomen, waardoor deze waarden waarschijnlijk iets later worden bereikt.3

Het OMT is van mening dat het aantal besmettingen op dit moment nog steeds erg hoog is, de Rt-waarde is maar net onder de 1 gekomen, en de onzekerheid rondom de mogelijke gevolgen van een toegenomen besmettelijkheid van de nieuwe variant afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk (en die uit Zuid-Afrika) die op meerdere plekken in Nederland opduikt, groot is. Volgens het OMT maakt dit laatste, in combinatie met de nog kwetsbare epidemiologische situatie in Nederland, dat het gewenst is, zo niet noodzakelijk, zo snel mogelijk het aantal besmettingen onder de bevolking zo laag mogelijk te krijgen.4

Dit epidemiologisch beeld maakt dat er nu geen ruimte is voor versoepelingen van het huidige maatregelenpakket. Het OMT adviseert geen versoepelingen voor ten minste twee weken vanaf 19 januari 2021 door te voeren. In het verlengde hiervan adviseert het OMT om de afweging met betrekking tot de heropening van kinderopvang en scholen eveneens uit te stellen met ten minste twee weken. Het kabinet is tot het besluit gekomen om het huidige maatregelenpakket met drie weken te verlengen, waarbij heroverweging over kinderopvang en onderwijsinstellingen tussentijds plaats kan vinden aan het hand van de epidemiologische situatie en de ontwikkeling van de Britse variant van het virus.

Deze maatregelen zullen in beginsel drie weken van kracht zijn om het aantal besmettingen en het reproductiegetal te doen dalen.

3. Noodzaak en evenredigheid

De beperkte afname en/of stabilisatie van het aantal besmettingen en de komst van en de toename van het aantal besmettingen met de nieuwe varianten van het virus, maken dat het nodig blijft het aantal contacten buiten huis zoveel als mogelijk te beperken tot alleen cruciale contacten.

Dit betekent dat onderwijsinstellingen afstandsonderwijs bieden en gesloten blijven voor fysiek onderwijs en dat ook de kinderopvang gesloten blijft, behalve voor kinderen van personen die werken in cruciale beroepen en kinderen in een kwetsbare positie voor wie maatwerk nodig is. Op dit moment is het nog onduidelijk wat de verspreiding en het effect van de nieuwe Britse variant van het virus is en wat de rol van kinderen is bij de overdracht van deze variant. Zodra er aanvullende beschikbare informatie is over de verspreiding en effecten in Nederland van de Britse variant van het virus en wat de besmettingsrisico’s zijn voor/door kinderen en leerkrachten/begeleiders, zal er voor het primair onderwijs en de kinderopvang een heroverweging plaatsvinden.

Ondanks dat het onderwijs digitaal doorgang vindt, brengt de fysieke sluiting van onderwijsinstellingen de vrijheid om onderwijs te (doen) geven in beeld (zie in dit verband de memorie van toelichting bij de Twm). De grondslag hiervoor is gegeven in de artikelen, genoemd in de considerans van deze regeling. Gelet op de ontwikkeling van het epidemiologische beeld en de onzekerheid rondom de nieuwe Britse variant van het virus, zijn versoepelingen van de maatregelen op dit moment niet mogelijk. Dit rechtvaardigt de verlenging van de maatregelen en maakt het eventueel voortzetten van de inperking noodzakelijk en evenredig.

Het maatregelenpakket ten aanzien van onderwijs en kinderopvang is in de tijd beperkt tot en met 7 februari 2021. Gelet op het gewicht van de maatregelen kan een heroverwegingsmoment over kinderopvang en onderwijsinstellingen tussentijds plaatsvinden aan het hand van de epidemiologische situatie en de ontwikkeling van de Britse variant. Naar verwachting zal rond 2 februari 2021 heroverweging kunnen plaatsvinden van het gehele maatregelenpakket, op basis van de situatie van dat moment.

4. Regeldruk

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven/instellingen of professionals, omdat het een verlenging betreft van de reeds geldende maatregelen voor onderwijsinstellingen en kinderopvangcentra. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat er geen gevolgen voor de regeldruk zijn.

5. Spoedprocedure

De procedure van artikel 58c van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) zou tot gevolg hebben dat de maatregelen op hun vroegst op woensdag 20 januari 2021 in werking kunnen treden. De huidige maatregelen voor onderwijsinstellingen vervallen echter van rechtswege op maandag 18 januari 2021. Onderwijsinstellingen zouden in dat geval maandag 18 en dinsdag 19 januari weer open kunnen gaan, hetgeen niet mogelijk moet zijn. Naar ons oordeel kan daarom de uitgestelde inwerkingtreding van ten minste een week - die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen op basis van hoofdstuk Va Wpg - in deze zeer dringende omstandigheden niet worden afgewacht. Daarom is toepassing gegeven aan de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg.

6. Inwerkingtreding en werkingsduur

De maatregelen gaan in op maandag 18 januari 2021 en duren tot en met zondag 7 februari 2021. Naar verwachting zal rond 2 februari 2021 heroverweging plaatsvinden over het gehele maatregelenpakket, op basis van de situatie van dat moment. Zonder tussentijdse besluitvorming of aanpassing, komen deze maatregelen voor kinderopvang en onderwijsinstellingen per maandag 8 februari 2021 te vervallen. Zoals hierboven omschreven kan het kabinet tussentijds het besluit ten aanzien van kinderopvang en onderwijsinstellingen heroverwegen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Zoals toegelicht, worden de huidige maatregelen verlengd tot en met 7 februari 2021. In de onderwijsbepalingen is de werkingsduur van de maatregelen opgenomen. Deze werkingsduur moet, gelet op de verlenging van de maatregelen, aangepast worden. Artikel I regelt dit.

Artikel II

Zoals toegelicht is de tijdelijke werkingsduur van enkele maatregelen in de desbetreffende bepalingen zelf vastgelegd. Artikel II van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) zorgt ervoor dat de tijdelijk werkende bepalingen nadat zij zijn uitgewerkt uit de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 verdwijnen. Gelet op de verlenging van deze werkingsduur, moet ook de vervaldatum in artikel II van die regeling aangepast worden. Hiertoe strekt artikel II.

Artikel III

Gelet op artikel 58c, derde lid, Wpg treedt deze ministeriële regeling onverwijld na de vaststelling en bekendmaking in werking, aangezien sprake is van een zeer dringende omstandigheid waarin ter beperking van gevaar direct moet worden gehandeld. Vanwege de vereiste spoed wordt daarbij afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De regeling wordt binnen twee dagen na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling vervalt van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending besluit niet in te stemmen met de regeling.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

OMT-advies n.a.v. 95e OMT, 11 januari 2021.

X Noot
2

OMT-advies n.a.v. 95e OMT, 11 januari 2021.

X Noot
3

OMT-advies n.a.v. 95e OMT, 11 januari 2021.

X Noot
4

OMT-advies n.a.v. 95e OMT, 11 januari 2021.

Naar boven