Tijdelijke regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 april 2021, 2020-0000172263, houdende een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang voor personen die daarvoor geen vergoeding vanuit de overheid ontvangen in verband met de sluitingen van de kinderopvang vanwege COVID-19 (Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO zonder overheidsvergoeding)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 9 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Algemene verordening gegevensbescherming:

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PbEU 2016, L 119);

eerste sluitingsperiode:

periode van 16 maart 2020 tot en met 10 mei 2020 voor wat betreft de dagopvang en de gastouderopvang en tot en met 7 juni 2020 voor wat betreft de buitenschoolse opvang;

gastouderbureau:

gastouderbureau als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

gastouderopvang:

gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

kindercentrum:

kindercentrum als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

kinderopvang:

kinderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

kinderopvangtoeslag:

kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

minister:

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

ouder:

ouder als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

sluitingsperioden:

eerste en tweede sluitingsperiode;

SVB:

Sociale Verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

tweede sluitingsperiode:

periode van 16 december 2020 tot en met 7 februari 2021 voor wat betreft de dagopvang en de gastouderopvang en tot en met 18 april 2021 voor wat betreft de buitenschoolse opvang.

Artikel 2. Doel van de regeling

Het doel van deze regeling is het tegemoetkomen van personen die tijdens de sluitingsperioden van de kinderopvang in verband met COVID-19 de facturen hebben doorbetaald en hierdoor hebben bijgedragen aan het stabiliseren van het stelsel van kinderopvang gedurende en na de sluitingsperioden, maar daarvoor nog geen tegemoetkoming hebben ontvangen omdat zij de kosten voor kinderopvang zelf dragen.

Artikel 3. Tegemoetkoming kosten kinderopvang

  • 1. De minister verstrekt aan de persoon die de kosten voor kinderopvang over de eerste of de tweede sluitingsperiode heeft betaald een tegemoetkoming in die kosten indien:

    • a. de betreffende kinderopvang in verband met COVID-19 gedurende de sluitingsperioden van overheidswege gesloten was;

    • b. het betreffende kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang is ingeschreven in het landelijk register kinderopvang, bedoeld in artikel 1.47b van de Wet kinderopvang en is gevestigd in Nederland; en

    • c. voor de kinderopvang over de sluitingsperioden een factuur op naam van de aanvrager is ontvangen en deze door de aanvrager is betaald.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de aanvrager, bedoeld in het eerste lid, of diens partner die tevens ouder is, over de betreffende sluitingsperiode reeds een tegemoetkoming heeft ontvangen op grond van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO.

  • 3. Er wordt geen tegemoetkoming verstrekt over de uren:

    • a. die zien op noodopvang geboden aan kinderen met ouders werkzaam in een cruciaal beroep of aan kinderen voor wie vanwege bijzondere problematiek of een moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is; of

    • b. waarin gebruik is gemaakt van een kindvoorziening gesubsidieerd via een gemeentelijke regeling in het kader van voorschoolse educatie als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, peuteraanbod of vanwege een sociaal-medische indicatie.

Artikel 4. Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming per kind en per opvangsoort wordt bepaald overeenkomstig de volgende rekensom:

    maximum uurprijsopvangsoort * aantal urenopvangsoort

    Hierbij staat maximum uurprijsopvangsoort voor de maximum uurprijs per soort kinderopvang, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag waarbij de maximum uurprijs voor de maanden maart 2020 tot en met juni 2020 en december 2020 wordt bepaald op basis van het Besluit kinderopvangtoeslag zoals dat luidde op 31 december 2020 en voor de maanden januari tot en met april 2021 op basis van het Besluit kinderopvangtoeslag zoals dat luidde op 1 januari 2021; en

    Om het aantal urenopvangsoort te berekenen wordt per maand de hoeveelheid gefactureerde uren vermenigvuldigd met de factor waarmee de betreffende maand meetelt, met een maximum van 230 uur per maand voor alle soorten van kinderopvang, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag. Het totaalaantal urenopvangsoort betreft de som van alle maanden.

  • 2. De factor waarmee de betreffende maand meetelt, bedoeld in het eerste lid, betreft:

    • a. 16/31e voor de gefactureerde uren in de maanden maart 2020 en december 2020;

    • b. 30/30e voor de gefactureerde uren in de maand april 2020;

    • c. 10/31e voor de gefactureerde uren in de maand mei 2020 wat betreft dagopvang en gastouderopvang;

    • d. 31/31e voor de gefactureerde uren in de maand mei 2020 wat betreft de buitenschoolse opvang;

    • e. 7/30e voor de gefactureerde uren in de maand juni 2020 wat betreft de buitenschoolse opvang;

    • f. 31/31evoor de gefactureerde uren in de maand januari 2021;

    • g. 7/28e voor de gefactureerde uren in de maand februari 2021 wat betreft de dagopvang en gastouderopvang;

    • h. 28/28e voor de gefactureerde uren in de maand februari 2021 wat betreft de buitenschoolse opvang;

    • i. 31/31e voor de gefactureerde uren in de maand maart 2021 voor wat betreft de buitenschoolse opvang;

    • j. 18/30e voor de factureerde uren in de maand april 2021 voor wat betreft de buitenschoolse opvang.

  • 3. Indien tijdens de maanden van de sluitingsperioden het contract ten behoeve van de kinderopvang is gewijzigd, wordt het aantal urenopvangsoort, bedoeld in het eerste lid, per maand bepaald overeenkomstig de volgende rekensom:

    Hierbij staat:

    ‘Opvangperiode binnen de sluitingsperioden en binnen de maand’ voor het aantal contractuele opvangdagen in de sluitingsperioden; en

    ‘Opvangperiode binnen de maand’ voor het aantal dagen binnen de betreffende maand dat het kind naar de betreffende soort opvang zou gaan.

  • 4. De totale hoogte van de tegemoetkoming per aanvraag is de som van alle bedragen per opvangsoort en wordt naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 5. Aanvraag van de tegemoetkoming

  • 1. Aanvragen tot tegemoetkoming kunnen worden ingediend vanaf 15 mei 2021 tot en met 15 juli 2021.

  • 2. De tegemoetkoming wordt aangevraagd door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld aanvraagformulier en Verklaring Kinderopvang.

  • 3. De aanvraag bestaat uit de volgende documenten:

    • a. een volledig ingevuld en door de aanvrager, bedoeld in artikel 3, eerste lid, ondertekend aanvraagformulier;

    • b. een volledig ingevuld en door het kindercentrum of het gastouderbureau ondertekende Verklaring Kinderopvang; en

    • c. de facturen van de kinderopvang over de sluitingsperioden.

  • 4. Aanvragen die buiten het aanvraagtijdvak, bedoeld in het eerste lid, zijn ingediend worden afgewezen.

  • 5. De aanvrager verstrekt de minister op verzoek of uit eigen beweging overige inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag.

Artikel 6. Vaststelling van de tegemoetkoming

De minister beslist binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag op die aanvraag.

Artikel 7. Intrekking, herziening en terugvordering

  • 1. De minister herziet een besluit tot tegemoetkoming of trekt dat in, indien:

    • a. de aanvrager van een tegemoetkoming in de aanvraag onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft, waardoor de tegemoetkoming ten onrechte is toegekend of voor een te hoog bedrag is toegekend; of

    • b. uit de gegevens verstrekt door de Belastingdienst/Toeslagen alsnog blijkt dat recht op een tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO bestaat.

  • 2. Als gevolg van een besluit als bedoeld in het eerste lid vordert de minister de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk terug van degene aan wie de tegemoetkoming is toegekend.

  • 3. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan de minister besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening, intrekking of terugvordering af te zien.

Artikel 8. Mandaat SVB

  • 1. De inister verleent aan de SVB mandaat om in het kader van de uitvoering van deze regeling:

    • a. besluiten te nemen;

    • b. te beslissen op bezwaarschriften; en

    • c. in rechte op te treden en tegen rechterlijke uitspraken hoger beroep of cassatie in te stellen, dan wel af te zien van hoger beroep of cassatie.

  • 2. Hoofdstuk 4 van het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009 is van toepassing op de uitoefening van bevoegdheden op grond van deze regeling.

Artikel 9. Gegevensverwerking

  • 1. De minister is de verwerkingsverantwoordelijke, bedoeld in artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van persoonsgegevens op basis van deze regeling.

  • 2. De SVB is verwerker als bedoeld in artikel 28 van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van persoonsgegevens ter uitvoering van de aan haar gemandateerde taken.

  • 3. De persoonsgegevens die verwerkt worden ter uitvoering van deze regeling worden niet verder verwerkt voor andere doeleinden.

Artikel 10. Financiering en verantwoording financiering SVB

  • 1. Het Rijk voorziet in de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan deze regeling.

  • 2. De SVB beheert afzonderlijk de middelen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De minister stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel a, van de Regeling Wfsv voorschotten op de rijksbijdrage op basis van de door de SVB geraamde kosten van:

    • a. de tegemoetkomingen, met als valutadatum de tweeëntwintigste dag van de maand; en

    • b. de uitvoering, met als valutadatum de vijftiende dag van de maand.

  • 4. De minister kan, na overleg met de SVB, van de in het derde lid bedoelde bedragen afwijken.

  • 5. De SVB brengt aan de minister inhoudelijk en financieel verslag uit over de uitvoering van deze regeling overeenkomstig artikel 49, eerste en derde tot en met vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de krachtens die bepaling geldende regels.

  • 6. Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent de minister de baten en lasten, alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot het betreffende kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 mei 2023, met dien verstande dat de regeling zoals die luidde op 30 april 2023 van toepassing blijft op de dan lopende afwikkeling van besluiten en ingestelde gerechtelijke procedures op grond van deze regeling.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO zonder overheidsvergoeding.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 april 2021

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

I Algemeen deel

1. Inleiding

Kinderopvang is een cruciale randvoorwaarde voor ouders of verzorgers om arbeid en zorg goed te kunnen combineren. Door de uitbraak van het COVID-19-virus besloot het kabinet op 15 maart 2020 dat alle kinderopvangorganisaties per 16 maart 2020 moesten sluiten1. Op 14 december 2020 is opnieuw de beslissing genomen om alle kinderopvangorganisaties per 16 december 2020 te sluiten, omdat het essentieel was voor een succesvolle aanpak van de COVID-19 crisis dat ouders thuis blijven.2 Ouders konden daardoor, behoudens ingeval van noodopvang, geen gebruik maken van de diensten van kinderopvangorganisaties.

Om het stelsel van kinderopvang gedurende en na de sluiting te stabiliseren heeft het kabinet ouders gedurende beide sluitingsperioden opgeroepen de factuur van de kinderopvang te blijven betalen. De overheid heeft aangegeven dat indien de rekening van de kinderopvang wordt doorbetaald, de overheid ouders in het betalen van de eigen bijdrage financieel tegemoet zal komen.

De oproep aan ouders om de facturen door te betalen diende verschillende doelstellingen. Ouders behielden de plek voor hun kinderen op de kinderopvang, de kinderopvang bleef gefinancierd, er hoefde niet te worden ingegrepen in het lopende kinderopvangtoeslagsysteem en kinderopvang-organisaties werden in staat gesteld noodopvang te verzorgen voor kinderen van mensen werkend in cruciale beroepsgroepen. De sector bleef door de doorbetaling van de facturen stabiel waardoor de terugkeer naar de reguliere situatie eenvoudig was. Die terugkeer gebeurde bij de eerste sluitingsperiode per 11 mei 2020 toen de dagopvang en gastouderopvang weer opengingen en de buitenschoolse opvang gedeeltelijk opende. Op 8 juni 2020 opende ook de buitenschoolse opvang geheel zijn deuren.

Ten aanzien van de tweede sluiting konden kinderen vanaf 8 februari 2021 weer naar de dagopvang en gastouderopvang. De buitenschoolse opvang opende op 19 april 2021 zijn deuren weer.

De overheid is het overgrote deel van de ouders die hebben betaald gedurende de eerste sluiting van de kinderopvang in het voorjaar van 2020 tegemoetgekomen in de eigen bijdrage. De grootste groep van circa 570.000 ouders, bestaande uit werkende ouders en ouders die een traject naar werk volgen of studeren met kinderopvangtoeslag, hebben een tegemoetkoming ontvangen voor de eigen bijdrage op basis van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO (TTKO). Op 8 juli 2020, respectievelijk 8 oktober 2020, is een tegemoetkoming door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) uitbetaald. De tegemoetkoming voor de tweede sluitingsperiode zal omstreeks begin juni 2021 worden uitbetaald aan alle ouders met kinderopvangtoeslag.

Ouders die gebruik maken van gemeentelijk peuteraanbod, voorschoolse educatie (VE) of sociaal medische indicatie (SMI) krijgen de eigen bijdrage van hun gemeente vergoed. Gemeenten hebben hiervoor van het Rijk geld ontvangen om deze tegemoetkoming mogelijk te maken.

Personen die gebruik maken van kinderopvang zonder overheidsfinanciering en de kosten van kinderopvang geheel zelf dragen, hebben nog geen tegemoetkoming ontvangen ter compensatie van doorbetaalde facturen voor niet genoten Nederlandse kinderopvang. Zij krijgen voor de eerste en tweede sluitingsperiode nog een tegemoetkoming. Zij zijn ook beide keren opgeroepen de facturen van de kinderopvang door te betalen, om zo het kinderopvangstelsel stabiel te houden en een plek op de kinderopvang te behouden. Deze doelgroep, vaak ouders of pleegouders waarvan een van de twee partners werkt en de ander niet, is niet meegenomen in de tegemoetkoming op grond van de TTKO. De TTKO is namelijk ingericht op ambtshalve beschikken en betalen op basis van kinderopvangtoeslaggegevens bij de Belastingdienst. Aangezien de personen die de kosten voor kinderopvang zelf dragen niet bij de Belastingdienst of gemeenten bekend zijn, is voor deze groep deze aparte regeling opgezet: de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang zonder overheidsvergoeding (TTKZO). Deze regeling voorziet in een tegemoetkoming voor beide sluitingsperioden.

2. Tegemoetkoming op grond van deze ministeriële regeling

2.1 Doel en doelgroep

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verleent een tegemoetkoming aan personen die tijdens de eerste sluiting van de kinderopvang en/of tijdens de tweede sluiting van de kinderopvang de facturen voor kinderopvang hebben doorbetaald en de kosten hiervoor zelf dragen.

Het gaat om een relatief kleine, diverse doelgroep. Zoals huishoudens waarvan één ouder werkt en de ander niet (eenverdieners), huishoudens waarbij niemand een baan heeft, sprake is van ziekte of arbeidsongeschiktheid of expats. Naar schatting betreft het rond de 8.000 kinderen, 4.800 huishoudens.

De tegemoetkoming heeft betrekking op de kosten van kinderopvang in de vorm van dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang3 die voldoen aan de landelijke kwaliteits- en veiligheidseisen. Deze eisen zijn beschreven in de Wet kinderopvang. Dit betekent dat de kinderopvangorganisatie gedurende de sluitingsperioden geregistreerd moet staan in het Landelijke Register Kinderopvang (LRK). Gekozen is voor aansluiting bij het LRK omdat dit garandeert dat het gaat om volwaardige kinderopvangdienstverlening, die kwaliteit en veiligheid biedt aan kinderen. Op informele opvang (door bijvoorbeeld familie of vrienden), een oppas, au-pair of bij een private arbeidsovereenkomst met een oppasouder waarop de kwaliteits- en veiligheidseisen niet van toepassing zijn en waarbij dus geen sprake is van registratie in het LRK, is deze regeling niet van toepassing. Het overeind houden van de formele kinderopvangsector was een van de doelen van het kabinet, toen men werd opgeroepen om de factuur van de kinderopvang door te betalen. Informele kinderopvang valt hier niet onder.

De tegemoetkoming heeft betrekking op doorbetaalde facturen voor kinderopvang voor kinderen in de leeftijd vanaf 0 jaar tot aan de leeftijd waarop het kind naar de middelbare school gaat.

Doorgaans zullen de facturen voor kinderopvang op naam staan van de ouder(s) of pleegouder(s) en zullen zij deze ook hebben betaald. Zij komen daarmee in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van deze regeling. Toch kan het voorkomen dat iemand anders dan de (pleeg)ouder de facturen heeft betaald. Gezien het doel van de regeling om een tegemoetkoming te bieden voor de gemaakte kosten van kinderopvang tijdens de sluiting, is het niet relevant of het de ouder of pleegouder is die de kosten heeft betaald of een ander persoon. De persoon die de facturen heeft betaald en waarbij de facturen ook op naam staan van deze persoon, komt in aanmerking voor de tegemoetkoming.

De persoon die de kosten van kinderopvang heeft doorbetaald tijdens de sluiting kan een aanvraag indienen bij de SVB, die deze regeling namens de Minister van SZW uitvoert. Voor een aanvraagproces is gekozen omdat de overheid niet over gegevens van deze doelgroep beschikt.

2.2 Periode waarover tegemoetkoming wordt gegeven

Deze regeling biedt een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang in de periode dat de betreffende opvang in verband met COVID-19 daadwerkelijk gesloten was. Het betrof twee perioden, waarbij de sluitingsperioden per opvangsoort verschilden.

Eerste sluiting kinderopvang 2020

Dagopvang: de dagopvang was in het voorjaar van 2020 gesloten van 16 maart tot en met 10 mei. De tegemoetkoming heeft ten aanzien van dagopvang betrekking op de facturen over deze acht weken.

Buitenschoolse opvang (BSO): De BSO sloot in het voorjaar van 2020 op 16 maart en opende op 11 mei gedeeltelijk en op 8 juni 2020 helemaal.

In de periode van gedeeltelijke heropening van de BSO konden buitenschoolse opvangcentra niet op (alle) contractdagen opvang bieden. Dit was het gevolg van de situatie dat leerlingen op basisscholen in die periode voor de helft van de tijd les kregen. Op de dagen dat kinderen naar school gingen, was de BSO voor hen open, als voor dat kind op dat moment daarvoor ook een contract was afgesloten. Op andere dagen was de BSO niet beschikbaar. Omdat in de periode van gedeeltelijke heropening van de BSO nog niet alle kinderen hiervan gebruik konden maken, ziet de tegemoetkoming op de gehele periode. De tegemoetkoming voor de kosten van BSO gaat over de periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020, dus twaalf weken.

Gastouderopvang: gastouderopvang was, evenals dagopvang, gesloten van 16 maart tot en met 10 mei 2020. Dit gold ook voor de gastouders die kinderen in de basisschoolleeftijd opvingen en waarvan de kinderen tussen 11 mei en 8 juni op basisscholen voor de helft van de tijd les kregen. Destijds is gekozen om deze gastouders per 11 mei geheel open te stellen, met het verzoek aan gastouders om met ouders van schoolgaande kinderen te overleggen of opvang mogelijk is op de dagen dat de kinderen naar school gaan. Indien dit niet het geval was, diende onderling een andere oplossing worden gezocht. Voor de tegemoetkoming geldt dat deze ziet op de acht weken dat gastouderopvang gesloten was.

Tweede sluiting kinderopvang 2020/2021

Dagopvang en gastouderopvang: De dagopvang en gastouderopvang waren gesloten vanaf 16 december 2020 tot en met 7 februari 2021. Dit betekent dat de tegemoetkoming voor deze opvangsoorten betrekking heeft op de kinderopvangfacturen over ruim zeven en een halve week.

BSO: De buitenschoolse opvang sloot ook 16 december 2020 en opende later dan de dagopvang en gastouderopvang, namelijk op 19 april 2021. Dit betekent dat de tegemoetkoming voor deze opvangsoort betrekking heeft op de kinderopvangfacturen van ruim zeventien en een halve week.

Indien de facturen over beide perioden van kinderopvangsluiting zijn doorbetaald, heeft de tegemoetkoming betrekking op beide perioden tezamen.

Indien in een deel van de genoemde periode gebruik zou worden gemaakt van kinderopvang, bijvoorbeeld een baby die zou starten met dagopvang op 1 juni 2020 of een kind dat per 31 december 2020 is gestopt met BSO, wordt de tegemoetkoming evenredig naar die periode vastgesteld. Dit kan op basis van de aangeleverde gegevens door de aanvrager, waaronder de facturen, en de formule om de hoogte van de tegemoetkoming te bepalen (zie artikel 4). Dat geldt ook, indien een kind tijdens de genoemde periode over zou gaan van dagopvang naar BSO.

2.3. Uitsluitingsgrond TTKO

Zoals in de inleiding beschreven hebben ouders die in een sluitingsperiode kinderopvangtoeslag ontvingen recht op een tegemoetkoming op basis van de TTKO. Daarom komen ouders die in een sluitingsperiode op basis van de TTKO een tegemoetkoming hebben ontvangen, voor die betreffende sluitingsperiode, niet in aanmerking voor de Tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang zonder overheidsvergoeding (TTKZO). Daarin voorziet artikel 3, tweede lid, van deze regeling. De ontvangst van een tegemoetkoming op grond van de TTKO voor een of meer kinderen is in deze regeling een uitsluitingsgrond. Dat geldt ook als die tegemoetkoming in de herzieningsronde is toegekend.

Indien ouders het niet eens zijn met de hoogte van de tegemoetkoming die zij op grond van de TTKO ontvingen, omdat zij bijvoorbeeld minder uren kinderopvangtoeslag hadden aangevraagd4 dan dat ze feitelijk hebben betaald en daardoor een lagere tegemoetkoming hebben ontvangen, kunnen zij voor de overige kosten geen aanspraak maken op een tegemoetkoming op grond van de TTKZO. De TTKO is een tegemoetkoming voor ouders die een benadering betreft van de daadwerkelijke eigen bijdrage.5 De noodzaak een eenvoudige regeling tot stand te brengen heeft tot deze keuze geleid. Ouders met kinderopvangtoeslag, waarvoor de TTKO is gemaakt, hebben de mogelijkheid (gekregen) om hun gegevens te actualiseren. Zo zijn deze ouders via de toeslag brede communicatiecampagne, die na zomer van 2020 is gestart, en via de algemene oproep van de Rijksoverheid gestimuleerd om hun gegevens actueel te houden.

Ouders die pas na de peildatum voor de TTKO van de eerste of tweede sluitingsperiode kinderopvangtoeslag hebben aangevraagd, kunnen in de herzieningsronde van TTKO de tegemoetkoming ontvangen. De kinderopvangtoeslag moet dan wel tijdig worden aangevraagd; in de eerste sluitingsperiode was dit voor 1 september 2020 en voor de tweede sluitingsperiode wordt de datum opgenomen in de Regeling nadere regels Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO.

Verder geldt voor deze ouders met kinderopvangtoeslag dat ze voor te laag ingeschatte uren of het niet tijdig doorgeven van een tweede of andere kinderen, over het algemeen wel kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen. Ouders hebben tot medio 2021 de mogelijkheid om voor de kinderopvangtoeslag het aantal kinderopvanguren voor het kalenderjaar 2020 aan te passen, indien het daadwerkelijk aantal afgenomen en betaalde uren afwijkt van het aantal opgegeven uren. Ook voor het kalenderjaar 2021 hebben ze ruimte om wijzigingen van de opgegeven uren door te geven tot het moment dat er een definitieve beschikking van de kinderopvangtoeslag is afgegeven. Dit proces start medio 2022. In de situatie dat voor minder uren kinderopvangtoeslag wordt ontvangen dan ouders afnemen en dit nog wordt doorgegeven, ontvangen ouders bij de definitieve toekenning van de kinderopvangtoeslag een nabetaling van kinderopvangtoeslag6.

2.4 Geen tegemoetkoming t.a.v. kinderopvang gemeentelijke regeling

Ouders die voor een van hun kinderen gedurende sluitingsperioden gebruik maken van kinderopvang die gefinancierd wordt op basis van een gemeentelijke regeling (peuteropvang, SMI en VE) komen voor die uren voor dat kind niet in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van deze regeling. Deze ouders krijgen namelijk een vergoeding van gemeenten. Hiervoor hebben gemeenten twee maal financiële middelen gekregen via de decentralisatie-uitkering voorschoolse voorziening peuters7. Daarom worden deze uren van gemeentelijk aanbod uitgesloten van een tegemoetkoming kinderopvang zonder overheidsvergoeding. Dat geldt ook in het geval dat de gemeente voor die uren nog niet in een vergoeding heeft voorzien of maar deels een vergoeding heeft betaald.

Indien voor dit kind nog een andere vorm van kinderopvang wordt afgenomen waarvan de kosten geheel zelf zijn betaald, kan men voor die uren wel aanspraak maken op TTKZO. Het gaat hier om uren die niet onder een gemeentelijke regeling vallen en waarvoor de aanvrager ook geen recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de TTKO. Ook kan recht ontstaan op een tegemoetkoming op grond van TTKZO indien er in dit gezin nog een of meerdere andere kinderen zijn die gebruik maken kinderopvang, waarvan de kosten geheel zelf worden betaald.

Het van de tegemoetkoming uitsluiten van deze gemeentelijke uren en TTKO maakt de regeling gericht: het biedt een tegemoetkoming voor de kosten voor kinderopvang voor personen die de kosten zelf hebben betaald en in verband hiermee nog geen tegemoetkoming hebben ontvangen.

Tegelijkertijd wordt hiermee het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik verminderd. Een tegemoetkomingsregeling op aanvraag gaat gepaard met een risico op misbruik of oneigenlijk gebruik. Het is onwenselijk als personen waarvoor al een tegemoetkoming bestaat, bijvoorbeeld op grond van TTKO, ook een tegemoetkoming op basis van deze regeling kunnen ontvangen. Bijvoorbeeld omdat ze de eerste vergoeding te laag vinden. Deze regeling is er niet om personen nog een extra tegemoetkoming te geven indien ze de tegemoetkoming die ze hebben gehad op grond van een andere regeling te laag vinden. Ook moet voorkomen worden dat personen meermaals een tegemoetkoming krijgen voor dezelfde kosten.

2.5 Geen tegemoetkoming t.a.v. noodopvang

Ten tijde van de twee sluitingen van alle kinderopvangorganisaties wegens het COVID-19-virus is er vanuit de kinderopvang en basisscholen noodopvang georganiseerd. Dit was bedoeld om ervoor te zorgen dat mensen in cruciale beroepen hun werk voor de samenleving konden blijven doen. Tijdens beide sluitingen was de noodopvang ook geopend voor kinderen in een kwetsbare positie.8 Noodopvang was gratis. Wel is het zo dat waar tijdens de eerste sluiting ouders meer uren noodopvang konden afnemen dan hun kinderopvangcontract, de noodopvang tijdens de tweede sluiting was gelimiteerd tot de contractduur (dus enkel op de dagen en voor het aantal uren zoals overeengekomen in het contract met de kinderopvangorganisatie). Kosten voor de verzorging van noodopvang door de kinderopvangorganisaties waren gedekt doordat ouders zijn opgeroepen de rekening van kinderopvang door te betalen gedurende de sluiting. Facturering van noodopvang aan de gebruikers was niet de bedoeling. Hiertoe hebben de brancheverenigingen de kinderopvangorganisaties ook opgeroepen. Mochten gebruikers van noodopvang desondanks toch een rekening voor noodopvang hebben gekregen, dan moet dat onderling met de kinderopvangorganisatie worden opgelost. Deze regeling biedt geen tegemoetkoming voor die kosten.

2.6 Hoogte tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de betaalde facturen. Daarbij zal de tegemoetkoming een bedrag bij benadering zijn. Het bedrag op de facturen kan namelijk niet 1-op-1 worden betaald want:

  • Kinderopvangorganisaties factureren op maandbasis terwijl deze tegemoetkomingsregeling op gebroken maanden betrekking heeft. De sluiting en opening van de kinderopvang waren beide keren tijdens de lopende maanden. Dit betekent dat middels een formule de tegemoetkoming voor de gebroken maanden wordt bepaald (bijvoorbeeld voor maart 2020, toen de opvang op 16 maart 2020 sloot, wordt 16/31ste vermenigvuldigd met de kinderopvanguren uit de maandfactuur en de maximum uurprijs voor de opvangsoort van maart in 2020).

  • De vergoeding is ter hoogte van de maximum uurprijs voor de specifieke opvangsoort voor het betreffende jaar, zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag. De meeste mensen betalen voor de kinderopvang een bedrag rond deze maximum uurprijs. Uit reden van eenvoud is gekozen om de kosten van kinderopvang te vergoeden tegen de prijs van de maximum uurprijs zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag. Hierdoor hoeft niet per aanvrager vast te worden gesteld hoeveel het uurtarief per kind was. Dit betekent dat een klein deel van de personen dat een tarief heeft betaald onder de maximum uurprijs met deze tegemoetkoming iets meer ontvangt dan betaald. Kosten boven de maximum uurprijs worden niet door de overheid vergoed.9

  • De tegemoetkoming heeft per kind, per kalendermaand op maximaal 230 uur kinderopvang betrekking, voor alle opvangsoorten10 per kind tezamen. Deze norm, zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag, is gebaseerd op een fulltime werkweek inclusief overwerk (48 uur per week) en 1 uur reistijd per dag.11

Voor de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming wordt verwezen naar artikel 4 en de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.

2.7 Aanvraag en uitvoering tegemoetkoming

De aanvraagbehandeling, het beschikken, betalen, eventueel terugvorderen en bezwaar en beroep van deze regeling wordt namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in mandaat uitgevoerd door de SVB.

2.7.1 Aanvraag

De doelgroep waar deze regeling betrekking op heeft, is bij de overheid niet als zodanig bekend; er is geen gegevensbron beschikbaar van de specifieke personen die kinderopvang betalen zonder overheidsvergoeding. Dit betekent dat de personen die de facturen hebben betaald een aanvraag moeten indienen om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming op grond van deze regeling. De brancheorganisaties in de kinderopvang (Brancheorganisatie Kinderopvang, Brancheorganisatie Maatschappelijke Kinderopvang, BOinK en Voor Werkende Ouders) zullen de voor deze regeling in aanmerking komende doelgroep wijzen op de mogelijkheid een aanvraag in te dienen. Verder zal de regeling onder de aandacht worden gebracht via de website van de Rijksoverheid, de publicatie van de regeling in de Staatscourant en een brief aan de Tweede Kamer.

Co-ouders

Ingeval sprake is van co-ouderschap dient de ouder die de factuur kinderopvang heeft betaald, de aanvraag voor de tegemoetkoming in. In de situatie waarbij beide ouders (separaat) kinderopvang afnemen, kan iedere ouder afzonderlijk een aanvraag indienen voor de uren waarvoor kinderopvang is afgenomen; de aanvragen worden afzonderlijk beoordeeld. Om het risico op dubbele betaling van de (uren op de) facturen te minimaliseren, controleert de SVB of per kind-BSN geen tegemoetkoming plaatsvindt waarbij dagen/uren of het maximale aantal uren op facturen overlappen of overschrijden.

2.7.2 Aanvraagproces SVB

Mensen die onder de doelgroep vallen van deze regeling krijgen twee maanden de tijd om een aanvraag in te dienen bij de SVB. In de periode van 15 mei 2021 tot en met 15 juli 2021 worden zij in staat gesteld een aanvraag voor de tegemoetkoming in te dienen middels een aanvraagformulier. Dat kan schriftelijk of digitaal.

2.7.3 Acceptatie aanvraag, gegevens en bewijsstukken

Het aanvraagformulier moet worden vergezeld van:

  • a) facturen van de kinderopvang over de twee sluitingsperioden waarvoor de aanvrager de facturen heeft doorbetaald.

    • Dit betreft voor de eerste sluitingsperiode de facturen over maximaal de periode 16 maart 2020 tot en met 10 mei 2020 voor dagopvang en gastouderopvang en periode 16 maart tot en met 7 juni 2020 voor BSO.

    • Voor de tweede sluitingsperiode betreft dit de facturen over maximaal de periode 16 december 2020 tot en met 7 februari voor dagopvang en gastouderopvang en de periode 16 december 2020 tot en met 18 april 2021 ten aanzien van buitenschoolse opvang.

  • b) een formulier ‘verklaring kinderopvang’ met de opvanggegevens ondertekend door de betreffende kinderopvangorganisatie of gastouderbureau. Voor dit laatste is gekozen om te valideren dat de opgegeven kinderopvang-gegevens in de aanvraag juist zijn, om zo het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik te verminderen. Het formulier ‘verklaring kinderopvang” kan door aanvragers en kinderopvangorganisatie worden gedownload via de website van SVB.

2.7.4 Gegevensverwerking

Deze regeling is gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies, waaruit volgt dat de taken die verband houden met deze regeling zijn belegd bij de Minister van SZW. De uitvoering van deze taken is gemandateerd aan de SVB. De SVB verwerkt alle persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken in dit kader als verwerker, ten behoeve van de Minister van SZW als verwerkingsverantwoordelijke. Hieruit volgt dat de SVB gebonden is aan de wettelijke grondslagen voor de rechtmatige verwerking van persoonsgegevens die gelden voor de Minister van SZW. De verwerking door de SVB wordt nader uitgewerkt in een verwerkingsovereenkomst, overeenkomstig artikel 28, derde lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming.12

Op grond van artikel 54, eerste en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) heeft de minister een bevoegdheid gegevens noodzakelijk voor de uitvoering van onder meer deze regeling op te vragen bij de in dit artikel genoemde personen en organisaties. Op grond van het derde lid, onderdeel b, is ten behoeve van de uitvoering van deze regeling de Belastingdienst/Toeslagen verplicht om, op verzoek, de gegevens noodzakelijk voor het vaststellen van de tegemoetkomingen op grond van de TTKO te verstrekken. Dit betreft concreet het BSN van de ouder(s) en kinderen ten behoeve waarvan een tegemoetkoming op basis van de TTKO is vastgesteld, of in herziening zal worden vastgesteld, alsook de periode waarover deze tegemoetkoming is of zal worden betaald en voor welke opvangsoort.13 Op basis van het derde lid, onderdeel a, is de minister bevoegd bij de colleges van burgemeester en wethouders de gegevens op te vragen die nodig zijn om te controleren of ten aanzien van een kind gebruik is gemaakt van een kindvoorziening, gesubsidieerd via een gemeentelijke regeling in het kader van voorschoolse educatie, peuteraanbod of vanwege een sociaal-medische indicatie. Bij twijfel over het gebruik van een gemeentelijke regeling wordt de gemeente verzocht gegevens te verstrekken die betrekking hebben op de aard van de regeling, de periode of uren van verstrekte opvang. In geval van een financiële vergoeding, zal het bedrag van de vergoeding en de periode gecontroleerd worden.

Daarnaast verstrekt de SVB op basis van artikel 72 van de Wet SUWI op verzoek, aan de minister gegevens uit de administratie van de SVB die vereist zijn om de aanvraag te beoordelen en de correcte betaling van de tegemoetkoming uit te voeren. Dit betreft gegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP), zoals voornamen en achternaam en Burgerservicenummer van de aanvrager alsmede de eventuele partner van de aanvrager en van de kinderen waarvoor de factuur is doorbetaald.

Ter beoordeling van de vraag of de kinderopvangorganisatie is opgenomen in het landelijk register kinderopvang, zoals vereist in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, vindt verwerking plaats van het openbare landelijk register kinderopvang.

De persoonsgegevens die verwerkt worden ter uitvoering van deze regeling worden niet verder verwerkt voor andere doeleinden.

3. Gevolgen

De betaler van de kinderopvangfacturen krijgt een tegemoetkoming in de gemaakte kosten voor kinderopvang. Deze personen moeten zelf een aanvraag voorzien van bewijsstukken indienen bij de SVB. Na positieve beoordeling door de SVB, ontvangen zij een beschikking waarin de hoogte van de tegemoetkoming is opgenomen.

Gevolgen voor regeldruk voor burger en bedrijven

Bij alle onderstaande handelingen gaat het om éénmalige handelingen. De genoemde regeldrukkosten zijn daarmee incidenteel.

De aanvrager van de tegemoetkoming dient kennis te nemen van de regeling en vervolgens verschillende handelingen te verrichten. Namelijk het invullen van het aanvraagformulier, het aanleveren van betaalde facturen over de genoemde perioden en het aanleveren van het door de kinderopvang gevalideerde formulier met de opvanggegevens. Dit komt neer op circa 2 uur per huishouden aan administratieve lasten. Voor alle aanvragers in Nederland betekent dat het gaat om 4.800 X 2 uur = 9.600 uren

Gevolgen voor bedrijven (kinderopvangorganisaties)

Kinderopvangorganisaties of gastouderbureaus worden via de aanvrager gevraagd het formulier met de opvanggegevens te controleren of in te vullen en te ondertekenen. Uitgaande van een adequate administratie vraagt dit circa 0,5 uur aan administratieve lasten voor de kinderopvangorganisatie per kind. De totale regeldrukkosten komen neer op circa € 0,16 mln.

De regeldrukkosten zijn niet evenredig verdeeld over alle kinderopvangorganisaties. Naar verwachting heeft slechts een deel van de kinderopvangorganisaties met deze administratieve lasten te maken, aangezien de doelgroep relatief klein is. Daarentegen zijn er enkele grote kinderopvangorganisaties met een substantieel aantal aanvragers. Voor andere bedrijven heeft deze regeling geen gevolgen.

4. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Een concept van deze regeling is voor uitvoeringstoets uitgezet bij de SVB. De uitkomst van de toets is dat de SVB de TTKZO goed uitvoerbaar en handhaafbaar acht. De SVB heeft de voorkeur om de tegemoetkoming voor de eerste sluitingsperiode en de tweede sluitingsperiode in een keer uit te voeren. De gecombineerde uitvoering levert een aantal voordelen op, namelijk: de administratieve lasten voor zowel aanvragers als kinderopvangorganisaties worden beperkt, de uitvoeringscapaciteit kan efficiënter worden ingezet, de doelgroep krijgt de tegemoetkoming voor de tweede sluiting sneller toegekend en de circa 600.000 ouders met kinderopvangtoeslag ontvangen sneller de tegemoetkoming op grond van de TTKO voor de tweede sluiting. Verder geeft de SVB enkele juridische opmerkingen en aanbevelingen mee, die waar nodig, zijn overgenomen.

5. Financiële gevolgen

De programmakosten en uitvoeringskosten van de tegemoetkoming zijn voor de eerste sluitingsperiode geraamd op circa € 8,5 miljoen. Voor de tweede sluitingsperiode zijn deze kosten geraamd op circa € 11,7 mln. Hierbij wordt uitgegaan van circa 8.000 kinderen waarvoor een aanvraag wordt gedaan. De kosten worden gefinancierd uit de algemene middelen.

6. Ontvangen adviezen

De Autoriteit Persoonsgegevens en het Adviescollege toetsing regeldruk zijn gevraagd advies uit te brengen op de conceptregeling.

6.1 Autoriteit Persoonsgegevens

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft de conceptregeling beoordeeld op de impact op eventuele inbreuk op privacy op de persoonsgegevens. De AP gaf aan bezwaar te hebben tegen de wijze waarop de constructie om gegevens te kunnen verwerken ter uitvoering van deze regeling is vormgegeven en adviseerde de procedure niet voort te zetten, tenzij het bezwaar is weggenomen.

De conceptregeling ging uit van een hybride constructie, met enerzijds bevoegdheden voor de Minister van SZW die deze mandateerde aan de SVB en anderzijds een zelfstandige wettelijke taak voor de SVB, naast het mandaat. De AP merkte op dat deze constructie tot gevolg heeft dat onduidelijk is wie verantwoordelijkheid draagt voor uitvoering van de regeling en dat onduidelijk is wie verwerkingsverantwoordelijke is. De AP adviseerde daarom te voorzien in een eenduidige verantwoordelijkheid voor de uitvoering. Deze opmerking is zodanig in de regeling verwerkt dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering nu geheel bij de Minister van SZW is belegd. De uitvoering van deze taken is gemandateerd aan de SVB. Ten behoeve van de gegevensverwerking worden de bestaande wettelijke grondslagen in de Wet SUWI die gelden voor de Minister van SZW gebruikt. De SVB verwerkt alle persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken in dit kader als verwerker, ten behoeve van de Minister van SZW als verwerkingsverantwoordelijke.

Tevens merkte de AP op dat er in de aanhef van de regeling geen delegatiegrondslag is opgenomen ten behoeve van het artikel waarmee de SVB gegevens uit de onder diens verantwoordelijkheid gevoerde administraties kon verwerken. Aangezien de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regeling nu geheel bij de Minister van SZW is belegd, is dit artikel komen te vervallen en bestaat hiertoe geen noodzaak meer.

6.2 Adviescollege toetsing regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft de conceptregeling beoordeeld op de gevolgen voor de regeldruk en administratieve lasten. Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld zijn gebracht.

6.3 Internetconsultatie

Deze tegemoetkomingregeling dient de doelgroep op korte termijn vergoeding te geven voor de gemaakte kosten tijdens de sluiting van kinderopvang i.v.m. COVID-19. Om de reden van snelheid is gekozen om deze regeling niet voor te leggen voor internetconsultatie.

7. Internationale aspecten

Zoals hiervoor aangegeven verleent de regeling een tegemoetkoming aan personen die tijdens de sluitingen van de kinderopvang als gevolg van COVID-19 de kinderopvangfacturen hebben doorbetaald en de kosten hiervoor zelf dragen. De regeling is niet alleen bestemd voor ouders of pleegouders. Ook derden (personen die geen onderdeel uitmaken van het gezin) komen in aanmerking voor de tegemoetkoming als zij de factuur hebben betaald.

Gelet op de doelstelling en doelgroep van de regeling kan recht bestaan op de tegemoetkoming, ongeacht de woonplaats van de persoon die de factuur heeft betaald en ongeacht of deze in Nederland sociaal verzekerd is. Doorslaggevend is of de rekening van een Nederlandse kinderopvangorganisatie is doorbetaald gedurende de sluitingen terwijl er geen kinderopvang is genoten. De TTKZO wordt ook uitbetaald aan buiten Nederland wonenden die normaal gesproken gebruik maken van kinderopvang in Nederland en de facturen gedurende de sluiting hebben doorbetaald. Daarmee voldoet de regeling aan de eis van Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (PbEU L 141) om sociale voordelen ook toe te kennen aan buiten Nederland wonende werknemers die in Nederland werken.

Voor (eventuele) betaalde facturen aan buitenlandse kinderopvangorganisaties wordt geen tegemoetkoming verstrekt. De oproep om de facturen door te betalen gold immers alleen voor kinderopvangorganisaties in Nederland.

Overigens is de TTKZO geen gezinsbijslag in de zin van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PbEU 2004, L 166). Gezinsbijslagen worden op basis van artikel 1, onderdeel z, van die Verordening gedefinieerd als ‘alle verstrekkingen en uitkeringen ter tegemoetkoming van de gezinslasten (…)’. Gelet op het karakter en doelgroep van de regeling kenmerkt deze zich als een bijzondere tegemoetkoming van overheidswege in een pandemie wegens onverschuldigd betaalde rekeningen voor kinderopvangdiensten. Doel van de regeling is om natuurlijke personen die geen recht op kinderopvangtoeslag en daardoor geen recht op TTKO hebben (en die al dan niet deel uitmaken van het gezin en al dan niet in Nederland sociaal verzekerd zijn) schadeloos te stellen. De regeling heeft dus niet als doel om de gezinslasten te verlagen. Dit betekent dat de coördinatievoorschriften uit Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PbEU 2004, L 166) niet van toepassing zijn en de TTKZO niet betaald hoeft te worden voor buitenlandse kinderopvang.

II. Artikelsgewijs deel

Deze subsidieregeling is gebaseerd op de artikelen 3, eerste lid, juncto 9 van de Kaderwet SZW-subsidies. Op basis van die grondslagen heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de bevoegdheid om een spoedeisende, tijdelijke verstrekking te doen, niet zijnde een subsidie. Door mandaatverlening wordt een taak opgedragen aan de SVB (zie artikel 8).

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen. Voor de begrippen in relatie met kinderopvang wordt aangesloten bij de definities die gelden op basis van de Wet kinderopvang. Ook is een definitie van de eerste en tweede sluitingsperiode gegeven, waarmee de periode dat de kinderopvang in verband met COVID-19 daadwerkelijk gesloten was wordt aangeduid. Aangezien in beide perioden de sluiting verschillend was voor de dag- en gastouderopvang en de BSO, wordt hierin een onderscheid gemaakt.

Artikel 2. Doel van de regeling

In de sluitingsperioden kon vanwege COVID-19 geen gebruik worden gemaakt van de reguliere kinderopvang. In deze perioden heeft het kabinet verzocht de facturen voor de opvang door te betalen. Deze oproep tot het doorbetalen had onder andere als doel het stelsel van kinderopvang gedurende en na de sluiting te stabiliseren. Ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen zijn voor de eerste sluitingsperiode reeds via de TTKO tegemoetgekomen en voor de tweede sluitingsperiode zullen zij nog een TTKO-tegemoetkoming ontvangen. Indien gebruik is gemaakt van een kindvoorziening gesubsidieerd via een gemeentelijke regeling zijn of worden deze uren via de gemeente tegemoetgekomen. Doel van deze regeling is personen die nog geen tegemoetkoming hebben ontvangen en de kosten van kinderopvang zelf hebben betaald ook tegemoet te komen. Voor het doel van deze regeling wordt verder verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 3. Tegemoetkoming kosten kinderopvang

In het eerste lid van artikel 3 is geregeld dat de persoon die de factuur over de perioden dat de kinderopvang in verband met COVID-19 gesloten was heeft ontvangen en betaald, een tegemoetkoming in die kosten kan krijgen. In de meeste gevallen zal dit de ouder betreffen. Het is echter niet uitgesloten dat andere personen dan ouders de factuur voldoen. De persoon die de factuur heeft betaald kan de tegemoetkoming aanvragen.

Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming is het allereerst vereist dat de opvang in verband met COVID-19 daadwerkelijk en op last van de overheid gesloten was in de periode van 16 maart 2020 tot en met 10 mei 2020 voor wat betreft de dagopvang en gastouderopvang, tot en met 7 juni 2020 voor wat betreft de buitenschoolse opvang en in de periode van 16 december 2020 tot en met 7 februari 2021 voor wat betreft de dagopvang en de gastouderopvang en tot en met 18 april 2021 voor wat betreft de buitenschoolse opvang. Daarnaast is het vereist dat de kinderopvangvoorziening in het landelijk register kinderopvang, bedoeld in artikel 1.47b van de Wet kinderopvang, is opgenomen. In dit landelijke register kinderopvang worden alle in Nederland gevestigde gastouders, BSO’s en kinderdagverblijven opgenomen die voldoen aan de kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang. Met betrekking tot gastouderopvang is het vereist dat ook het gastouderbureau is ingeschreven in dit register, aangezien gastouderopvang alleen kan plaatsvinden door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. Ten slotte is het vereist dat voor de kinderopvang over de sluitingsperioden op naam van de aanvrager facturen zijn ontvangen en deze door de aanvrager zijn betaald.

In het tweede lid van artikel 3 is een uitsluitingsgrond opgenomen. Deze uitsluitingsgrond ziet op het ontvangen van een tegemoetkoming op grond van de TTKO, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de eerste en de tweede sluitingsperiode. Het kan voorkomen dat men in de eerste sluitingsperiode kinderopvangtoeslag ontving en daarmee een tegemoetkoming op grond van de TTKO heeft ontvangen, terwijl tijdens de tweede sluiting van de kinderopvang geen recht meer bestaat op kinderopvangtoeslag. In dit geval zal over de tweede sluitingsperiode geen recht op TTKO bestaan, maar zal men voor deze periode TTKZO kunnen aanvragen.

Zowel degene die de factuur voor de kinderopvang over de sluitingsperioden heeft betaald (en daarmee de tegemoetkoming zal aanvragen) als diens partner die tevens ouder van het kind is, worden uitgesloten indien zij reeds TTKO hebben ontvangen. Indien de ene ouder op diens naam een tegemoetkoming op grond van de TTKO heeft ontvangen, kan de andere ouder met betrekking tot hetzelfde kind, voor dezelfde kosten niet ook een tegemoetkoming op grond van deze regeling aanvragen. Indien er sprake is van co-ouderschap en de afzonderlijke ouders elk een deel van de kosten voor rekening hebben genomen, en de ene ouder voor zijn deel een tegemoetkoming op grond van de TTKO heeft ontvangen, wordt de andere ouder niet uitgesloten van een tegemoetkoming op grond van deze regeling. Ook in geval van samengestelde gezinnen, waarbij de ene ouder een tegemoetkoming op grond van de TTKO heeft ontvangen voor zijn kind, wordt de andere ouder voor een ander kind niet uitgesloten van een tegemoetkoming op grond van deze regeling, aangezien zij niet de ouders zijn van hetzelfde kind.

In het derde lid is bepaald dat er geen tegemoetkoming wordt verstrekt ten aanzien van noodopvang. Er was noodopvang voor kinderen voor wie vanwege bijzondere problematiek of een moeilijke thuissituatie maatwerk nodig hadden. Ook wordt geen tegemoetkoming verstrekt over de uren waarbij gebruik is gemaakt van een kindvoorziening gesubsidieerd via een gemeentelijke regeling in het kader van voorschoolse educatie als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, peuteraanbod of vanwege een sociaal-medische indicatie.

Artikel 4. Hoogte van de tegemoetkoming

De opvanguren worden vergoed tegen de maximum uurprijs behorende bij de opvangsoort. Omdat de maximum uurprijs per opvangsoort verschilt, wordt de tegemoetkoming per opvangsoort berekend. De tegemoetkoming wordt dus apart berekend voor de dagopvang, de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang.

Vervolgens wordt er per maand gekeken naar het aantal uren op de factuur. Tenslotte telt niet elke maand even zwaar mee; de kinderopvang was namelijk niet in alle maanden van de sluitingsperiode volledig gesloten. In de maanden maart, mei, juni en december 2020 en januari, februari en april 2021 was de kinderopvang een gedeelte van deze maanden open.

De hoofdregel voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming per kind, per opvangsoort wordt bepaald overeenkomstig de volgende rekensom:

maximum uurprijsopvangsoort * aantal urenopvangsoort

Hierbij staat maximum uurprijs opvangsoort voor de maximum uurprijs per soort kinderopvang, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag.

Om het totaalaantal urenopvangsoort te berekenen wordt per maand de hoeveelheid gefactureerde uren vermenigvuldigd met de factor waarmee de betreffende maand meetelt, met een maximum van 230 uur per maand voor alle soorten van kinderopvang, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag. Het totaal betreft vervolgens de som van de maanden.

De maximum uurprijzen overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag, voor het jaar 2020 per opvangsoort bedragen:

  • € 8,17 voor de dagopvang;

  • € 7,02 voor de buitenschoolse opvang; en

  • € 6,27 voor gastouderopvang.

Voor het jaar 2021 gelden op basis van artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag de volgende bedragen:

  • € 8,46 voor de dagopvang;

  • € 7,27 voor de buitenschoolse opvang; en

  • € 6,49 voor gastouderopvang.

Voor de periode die ziet op 2020, gelden de bedragen behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag zoals die golden in 2020. Voor de periode die ziet op 2021, gelden de bedragen behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag dat geldt in 2021. Het aanhouden van deze bedragen betekent dat er niet wordt gekeken of er een lager of hoger tarief is betaald, dan de wettelijke maximum uurprijzen.

Tevens wordt het maximumaantal uren kinderopvang per kind aangehouden, zoals bepaald in artikel 8a, van het Besluit kinderopvangtoeslag. Als het maximum is bereikt wordt er afgebroken volgens: eerst dagopvang, dan buitenschoolse opvang en als laatst gastouderopvang. Dit is gunstig voor de aanvrager want de duurste opvangsoort wordt eerst tegemoetgekomen.

Het aantal uren per kind, per opvangsoort en per jaar wordt naar boven afgerond.

In het tweede lid is opgenomen dat indien tijdens de maanden van de sluitingsperioden geen aanpassingen zijn gemaakt in het contract de gefactureerde uren per maand met de volgende maandfactor meetellen:

Maanden

Factor dagopvang, gastouderopvang voor de factureerde uren in die maand

Factor BSO voor de factureerde uren in die maand

Maart ’20

16/31e

16/31e

April ‘20

30/30e

30/30e

Mei ‘20

10/31e

31/31e

Juni ‘20

n.v.t.

7/30e

December‘20

16/31e

16/31e

Januari ‘21

31/31e

31/31e

Februari ‘21

7/28e

28/28e

Maart ‘21

n.v.t

31/31e

April ‘21

n.v.t.

18/31e

Om het aantal uren per maand te berekenen wordt het aantal uren in de maand vermenigvuldigd met de maandfactor. Het totaalaantal uren is de som van alle maanden.

Indien het aantal uren opvang in de maanden van de sluitingsperiode is gewijzigd vanwege een wijziging in het contract, wordt voor de berekening van het aantal urenmaand, opvangsoort een aparte formule gebruikt. Deze formule is opgenomen in het derde lid. Een contractwijziging in de maanden van de sluitingsperiode kan voorkomen indien er in deze periode is gestart of gestopt met kinderopvang of overgegaan is op een andere soort opvang. Om te berekenen hoeveel uren per maand dan in aanmerking komen voor de tegemoetkoming, wordt daarom de volgende formule gehanteerd:

De ‘opvangperiode binnen de maand’ betreft het aantal dagen binnen de betreffende maand dat het kind naar de betreffende soort opvang zou gaan. De ‘opvangperiode binnen de sluitingsperiode en binnen de maand’ betreft het aantal dagen dat het kind zou gaan en dat de kinderopvang ook daadwerkelijk gesloten was. Het totaal aantal urenopvangsoort betreft de som van de maanden.

Het tegemoetkomingsbedrag per kind is de som van de tegemoetkomingsbedragen van alle maanden van dit kind voor alle betreffende opvangsoorten. Het totaalbedrag aan tegemoetkoming, ook wel de hoogte van de tegemoetkoming genoemd, is de som van de tegemoetkomingsbedragen van alle kinderen binnen het huishouden naar boven afgerond op hele euro’s.

Voorbeeld 1

In dit voorbeeld is er een gezin met twee kinderen. Kind 1 maakt 40 uur per maand gebruik van dagopvang en kind 2 maakt 10 uur per maand gebruik van buitenschoolse opvang. Op de maandfacturen staan 40 uren dagopvang en 10 uren BSO. De contracten wijzigen niet per 2021.

Kind 1

Vergoede uren dagopvang in 2020, naar boven afgerond op hele uren:

(16/31 * 40) + (30/30 * 40) + (10/31 * 40) + (16/31 * 40) =

95 uren

Bedrag vergoeding dagopvang in 2020:

95 uren * € 8,17 = € 776,15

Vergoede uren dagopvang in 2021, naar boven afgerond op hele uren:

 

(31/31 * 40) + (7/28 *40) =

50 uren

Bedrag vergoeding dagopvang in 2021:

50 uren * € 8,46 = € 423

   

Kind 2

Vergoede uren BSO in 2020, naar boven afgerond op hele uren:

(16/31 * 10) + (30/30 * 10) + (31/31 * 10) + (7/30 * 10) + (16/31 * 10) = 33 uren

Bedrag vergoeding BSO in 2020:

33 uren * € 7,02 = € 231,66

Vergoede uren BSO in 2021, naar boven afgerond op hele uren:

 

(31/31 * 10) + (28/28 *10) + (31/31*10) + (18/31 *10) =

36 uren

Bedrag vergoeding BSO in 2021:

36 uren * € 7,27 = € 261,72

Totaalbedrag aan tegemoetkoming, naar boven afgerond op hele euro’s:

€ 1693

Voorbeeld 2

In dit voorbeeld is er een gezin met een kind dat tot 15 april 2020 gebruik maakte van 40 uur dagopvang per maand en vanaf 16 april gebruik maakt van 10 uur BSO per maand. In maart staan 40 uren dagopvang op de factuur. In april staan 20 uren dagopvang op de factuur en 5 uren BSO. In mei en juni staan 10 uren BSO op de factuur. De opvang is in oktober 2020 gestopt.

 

Kind 1

Vergoede uren dagopvang, naar boven afgerond op hele uren:

(16/31 * 40) + (15/15 * 20) =

41 uren

Bedrag vergoeding dagopvang:

41 uren * € 8,17 = € 334,97

   

Kind 1

Vergoede uren BSO, naar boven afgerond op hele uren:

(15/15 * 5) + (31/31 * 10) + (7/30 * 10) =

18 uren

Bedrag vergoeding BSO:

18 uren * € 7,02 = € 126,36

Totaalbedrag aan tegemoetkoming, naar boven afgerond op hele euro’s:

€ 462

Voorbeeld 3: per 23 maart van dagopvang naar BSO

Een gezin met een kind dat tot 22 maart 2020 gebruik maakte van 40 uur dagopvang per maand en vanaf 23 maart voor 10 uur per maand naar de BSO gaat. Op de factuur van maart staan 29 uren dagopvang en 3 uren BSO. Op de facturen van april, mei en juni 2020 staan 10 uren BSO. De opvang is in oktober 2020 gestopt.

 

Kind 1

Vergoede uren dagopvang, naar boven afgerond op hele uren:

(7/22 * 29) =

10 uren

Bedrag vergoeding dagopvang:

10 uren * € 8,17 = € 81,70

   

Kind 1

Vergoede uren BSO, naar boven afgerond op hele uren:

(9/9 * 3) + (30/30 * 10) + (31/31 * 10) + (7/30 * 10) =

26 uren

Bedrag vergoeding BSO:

26 uren * € 7,02 = € 182,52

Totaalbedrag aan tegemoetkoming, naar boven afgerond op hele euro’s:

€ 265

Voorbeeld 4: per 16 april naar andere gastouders, met andere uren

Een gezin heeft 2 kinderen met elk 40 uren opvang per maand bij gastouders. De kinderen gaan per 16 april naar andere gastouders en krijgen daar elk 60 uren opvang per maand. Op de factuur van maart staan per kind 40 uren opvang. Er zijn 2 facturen over april: voor de ene gastouder 20 uren opvang per kind en voor de andere gastouder 30 uren opvang per kind. Op de factuur van mei staan voor beide kinderen 60 uren opvang. De opvang is in oktober 2020 gestopt.

 

Kind 1

Vergoede uren gastouderopvang, naar boven afgerond op hele uren:

(16/31 * 40) + (15/15 * 20) + (15/15* 30) + (10/31 * 60) =

90 uren

Bedrag vergoeding gastouderopvang:

90 uren * € 6,27 = € 564,30

Kind 2

 

Vergoede uren gastouderopvang, naar boven afgerond op hele uren:

 

(16/31 * 40) + (15/15 * 20) + (15/15* 30) + (10/31 * 60) =

90 uren

Bedrag vergoeding gastouderopvang:

90 uren * € 6,27 = € 564,30

Totaalbedrag aan tegemoetkoming, naar boven afgerond op hele euro’s:

€ 1129

Artikel 5. Aanvraag van de tegemoetkoming

Artikel 5 ziet op de aanvraagprocedure. Op basis van het eerste lid geldt voor de aanvraag van de tegemoetkoming een aanvraagtijdvak. De aanvraag kan worden ingediend vanaf 15 mei 2021 tot en met 15 juli 2021. Aanvragen die na 15 juli 2021 worden ingediend, worden afgewezen, zo bepaalt het vierde lid. Deze fatale aanvraagtermijn is noodzakelijk zodat in een overzienbare periode personen in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag in te dienen. Tijdens de sluitingsperioden en in de aanloop naar publicatie van deze regeling is de doelgroep van de regeling via de branche- en belangenorganisaties in de kinderopvang gewezen op de mogelijkheid een aanvraag in te dienen. Met ondersteuning van deze organisaties wordt de relatief kleine, specifieke doelgroep tijdig en naar verwachting vrijwel volledig bereikt. Hierdoor bestaat de verwachting dat het grootste deel van de aanvragen spoedig na opening van de aanvraagtermijn zullen worden ingediend. Vanwege de nauwe betrokkenheid van de branche- en belangenorganisaties en de wens de uitvoering snel te laten verlopen is gekozen voor een relatief korte aanvraagtermijn.

Om een goede en efficiënte beoordeling van de aanvragen te faciliteren wordt gebruik gemaakt van een door de minister vastgesteld aanvraagformulier en de Verklaring Kinderopvang. Dit is bepaald in het tweede lid.

Op grond van het derde lid bestaat een aanvraag uit een door de aanvrager ingevuld en ondertekend aanvraagformulier, een door het kindercentrum of het gastouderbureau ondertekende Verklaring Kinderopvang en de facturen voor de kinderopvang over de sluitingsperioden. Indien slechts over een deel van de sluitingsperiode gebruik is gemaakt van kinderopvang worden uiteraard slechts alleen deze facturen bijgevoegd.

In het vijfde lid is geregeld dat indien bij de beoordeling van de aanvraag blijkt dat nadere informatie nodig voor de beoordeling van de aanvraag, de aanvrager deze op verzoek of uit eigen beweging verstrekt. Dit zal bijvoorbeeld zien op een betaalbewijs van de facturen of het contract met de kinderopvangorganisatie.

Artikel 6. Vaststelling van de tegemoetkoming

De SVB beslist namens de minister binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag op die aanvraag. Indien voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling wordt vastgesteld dat een aanvraag (nog) niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze binnen een redelijke, door de SVB te stellen termijn aan te vullen, conform artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als een aanvraag niet binnen de geboden termijn wordt aangevuld, en dus onvoldoende gegevens bevat om een goede beoordeling mogelijk te maken, wordt deze niet in behandeling genomen. Bewijsstukken die pas na de daarvoor geboden termijn worden aangeboden, worden niet meer bij de beoordeling betrokken.

De persoon die op grond van deze regeling een aanvraag indient ontvangt van de SVB een beschikking, waarop een betaling volgt. Tegen deze beschikking kan de aanvrager binnen de daarvoor op grond van de Awb geldende termijn van 6 weken na dagtekening van de beschikking een bezwaarschrift indienen bij de SVB.

Artikel 7. Intrekking en terugvordering

Dit artikel ziet op situaties waarin blijkt dat een tegemoetkoming ten onrechte is toegekend of voor een te hoog bedrag is toegekend. Daarom wordt in het eerste lid, onderdeel a, van dit artikel bepaald dat een besluit tot toekenning van een tegemoetkoming wordt ingetrokken of herzien indien een aanvrager in de aanvraag onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft, waardoor de tegemoetkoming ten onrechte is toegekend of voor een te hoog bedrag is toegekend. Een besluit tot toekenning wordt ook ingetrokken of herzien indien uit de gegevens verstrekt door de Belastingdienst/Toeslagen alsnog blijkt dat recht op een tegemoetkoming op grond van de TTKO bestaat.

In het tweede lid wordt bepaald dat ten gevolge van het intrekken van het besluit het ten onrechte betaalde bedrag in tegemoetkoming door de minister geheel of gedeeltelijk wordt teruggevorderd.

Indien dringende redenen aanwezig zijn, kan op grond van het derde lid van herziening, intrekking of terugvordering worden afgezien. Wanneer daarvan sprake is, staat per individueel geval ter beoordeling van de minister. Het begrip dringende redenen heeft hier dezelfde betekenis als in overeenkomstige bepalingen in de Algemene Ouderdomswet (artikel 24, vijfde lid), de Algemene nabestaandenwet (artikel 53, vijfde lid) en de Algemene Kinderbijslagwet (artikel 24, vijfde lid).

Artikel 8. Mandaat SVB

Artikel 8 voorziet in mandaatverlening aan de SVB. Die uitvoering betreft alle taken die aan de minister zijn opgedragen. Het betreft onder meer het gehele proces van aanvraag, beslissing en de behandeling van bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten die zijn genomen op grond van deze regeling. Tevens ziet het op het herzien, intrekken of terugvorderen indien blijkt dat een tegemoetkoming ten onrechte is toegekend of voor een te hoog bedrag is toegekend. In het geval dat in beroep blijkt dat er een nieuwe beschikking nodig is, wordt deze namens de minister door de SVB genomen.

Artikel 9. Gegevensverwerking

Voor een toelichting bij de gegevensverwerking wordt verwezen naar paragraaf 2.7.4 van het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 10. Financiering en verantwoording financiering SVB

De SVB voert deze regeling uit in mandaat. Voor deze uitvoering ontvangt de SVB een rijksbijdrage, die zowel ziet op de tegemoetkomingen als de uitvoeringskosten. Deze bepaling bevat een formalisering van de financieringsprocedure en bijbehorende verantwoording.

De uitbetaling van de tegemoetkoming door de SVB concentreert zich rond een tweetal momenten: op grond van deze regeling en naar aanleiding van gegrond bezwaar en beroep. Het Rijk voorziet in de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan de regeling en sluit voor de bevoorschotting aan bij de reguliere financieringsmomenten van de SVB, rekening houdend met voornoemde uitbetalingen. Hoewel de uitvoering van deze regeling los staat van andere taken die de SVB als ZBO uitvoert, is voor de verantwoording wel zoveel als mogelijk aangesloten bij de reguliere werkwijzen. Om die reden zal de SVB een inhoudelijk en financieel verslag uitbrengen middels het reguliere jaarverslag dat is voorzien van een accountantsverklaring. Bij het jaarverslag rekent de minister de baten en lasten, alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot het betreffende kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar Er is afgezien van een verplichting tot tussentijdse rapportage over de uitgegeven middelen vanwege de korte duur dat de regeling van kracht is.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Aangezien het van belang is dat de doelgroep van deze regeling snel duidelijkheid krijgt dat zij ook een tegemoetkoming krijgen, wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn voor regelgeving zoals opgenomen in de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Deze regeling vervalt per 1 mei 2023. De verwachting is dat op dat moment nagenoeg alle afgegeven beschikkingen onherroepelijk zijn geworden. Wel blijft de regeling, ook na 30 april 2023, van kracht ten behoeve van de eventueel langer durende afwikkeling van reeds vastgestelde tegemoetkomingen. Met deze vervaltermijn wordt aangesloten bij de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO.

Artikel 11. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel van deze regeling bepaald: de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO zonder overheidsvergoeding. Aangezien deze regeling met ingang van 1 juni 2023 vervalt, is de tijdelijkheid van de regeling ook in de citeertitel weergegeven.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamertukken II 2019/20, 25 295, nr. 175

X Noot
2

Kamerstukken II, 2020-21, 25 295, nr. 800

X Noot
3

Voor gastouderopvang geldt dat deze plaats vindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau, overeenkomstig artikel 1.1 van de Wet kinderopvang.

X Noot
4

Bijvoorbeeld in situaties dat men het aantal kinderopvanguren te laag heeft doorgegeven of dat men voor een tweede of andere kinderen nog geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd.

X Noot
5

Kamerstukken II 2019/20, 31 322, nr. 414 en Kamerstukken II 2019/20, 35 420, nr. 22

X Noot
6

Daarbij wordt gebruik gemaakt van doelmatigheidsgrenzen. Bij kleine verschillen wordt geen nabetaling gedaan.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2019/20, 35 300, nr.29, bijlage en Kamerstukken II, 2020/21, 35 420, nr. 244, bijlage p. 11

X Noot
8

Kinderen die vanwege bijzondere problematiek of een moeilijke thuissituatie maatwerk nodig hebben.

X Noot
9

Tijdens de eerste sluiting in het voorjaar van 2020 is een intentieverklaring gesloten met de vertegenwoordigers van de branche en ouders Brancheorganisatie Kinderopvang (BK), Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK), de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) en de Stichting Voor Werkende Ouders (VWO) en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarin was opgenomen dat de sector ouders compenseert voor het gedeelte boven de maximum uurprijs. Zie Kamerstukken II 2019/20, 35 420 en 31 322, nr. 10, bijlage.

X Noot
10

Als een kind zowel van dagopvang bij kindcentrum als gastouderopvang gebruik maakt, mogen deze uren voor de vergoeding tezamen niet meer dan 230 uur overschrijden.

X Noot
11

Zie artikel 8a, eerste lid, onderdeel a, Besluit kinderopvangtoeslag.

X Noot
12

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PbEU 2016, 119).

X Noot
13

Zie daartoe tevens artikel 7 TTKO.

Naar boven