TOELICHTING
I Algemeen deel
1. Inleiding
Kinderopvang is een cruciale randvoorwaarde voor ouders of verzorgers om arbeid en
zorg goed te kunnen combineren. Door de uitbraak van het COVID-19-virus besloot het
kabinet op 15 maart 2020 dat alle kinderopvangorganisaties per 16 maart 2020 moesten
sluiten1. Op 14 december 2020 is opnieuw de beslissing genomen om alle kinderopvangorganisaties
per 16 december 2020 te sluiten, omdat het essentieel was voor een succesvolle aanpak
van de COVID-19 crisis dat ouders thuis blijven.2 Ouders konden daardoor, behoudens ingeval van noodopvang, geen gebruik maken van
de diensten van kinderopvangorganisaties.
Om het stelsel van kinderopvang gedurende en na de sluiting te stabiliseren heeft
het kabinet ouders gedurende beide sluitingsperioden opgeroepen de factuur van de
kinderopvang te blijven betalen. De overheid heeft aangegeven dat indien de rekening
van de kinderopvang wordt doorbetaald, de overheid ouders in het betalen van de eigen
bijdrage financieel tegemoet zal komen.
De oproep aan ouders om de facturen door te betalen diende verschillende doelstellingen.
Ouders behielden de plek voor hun kinderen op de kinderopvang, de kinderopvang bleef
gefinancierd, er hoefde niet te worden ingegrepen in het lopende kinderopvangtoeslagsysteem
en kinderopvang-organisaties werden in staat gesteld noodopvang te verzorgen voor
kinderen van mensen werkend in cruciale beroepsgroepen. De sector bleef door de doorbetaling
van de facturen stabiel waardoor de terugkeer naar de reguliere situatie eenvoudig
was. Die terugkeer gebeurde bij de eerste sluitingsperiode per 11 mei 2020 toen de
dagopvang en gastouderopvang weer opengingen en de buitenschoolse opvang gedeeltelijk
opende. Op 8 juni 2020 opende ook de buitenschoolse opvang geheel zijn deuren.
Ten aanzien van de tweede sluiting konden kinderen vanaf 8 februari 2021 weer naar
de dagopvang en gastouderopvang. De buitenschoolse opvang opende op 19 april 2021
zijn deuren weer.
De overheid is het overgrote deel van de ouders die hebben betaald gedurende de eerste
sluiting van de kinderopvang in het voorjaar van 2020 tegemoetgekomen in de eigen
bijdrage. De grootste groep van circa 570.000 ouders, bestaande uit werkende ouders
en ouders die een traject naar werk volgen of studeren met kinderopvangtoeslag, hebben
een tegemoetkoming ontvangen voor de eigen bijdrage op basis van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling
KO (TTKO). Op 8 juli 2020, respectievelijk 8 oktober 2020, is een tegemoetkoming door
de Sociale Verzekeringsbank (SVB) uitbetaald. De tegemoetkoming voor de tweede sluitingsperiode
zal omstreeks begin juni 2021 worden uitbetaald aan alle ouders met kinderopvangtoeslag.
Ouders die gebruik maken van gemeentelijk peuteraanbod, voorschoolse educatie (VE)
of sociaal medische indicatie (SMI) krijgen de eigen bijdrage van hun gemeente vergoed.
Gemeenten hebben hiervoor van het Rijk geld ontvangen om deze tegemoetkoming mogelijk
te maken.
Personen die gebruik maken van kinderopvang zonder overheidsfinanciering en de kosten
van kinderopvang geheel zelf dragen, hebben nog geen tegemoetkoming ontvangen ter
compensatie van doorbetaalde facturen voor niet genoten Nederlandse kinderopvang.
Zij krijgen voor de eerste en tweede sluitingsperiode nog een tegemoetkoming. Zij
zijn ook beide keren opgeroepen de facturen van de kinderopvang door te betalen, om
zo het kinderopvangstelsel stabiel te houden en een plek op de kinderopvang te behouden.
Deze doelgroep, vaak ouders of pleegouders waarvan een van de twee partners werkt
en de ander niet, is niet meegenomen in de tegemoetkoming op grond van de TTKO. De
TTKO is namelijk ingericht op ambtshalve beschikken en betalen op basis van kinderopvangtoeslaggegevens
bij de Belastingdienst. Aangezien de personen die de kosten voor kinderopvang zelf
dragen niet bij de Belastingdienst of gemeenten bekend zijn, is voor deze groep deze
aparte regeling opgezet: de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang zonder
overheidsvergoeding (TTKZO). Deze regeling voorziet in een tegemoetkoming voor beide
sluitingsperioden.
2. Tegemoetkoming op grond van deze ministeriële regeling
2.1 Doel en doelgroep
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verleent een tegemoetkoming
aan personen die tijdens de eerste sluiting van de kinderopvang en/of tijdens de tweede
sluiting van de kinderopvang de facturen voor kinderopvang hebben doorbetaald en de
kosten hiervoor zelf dragen.
Het gaat om een relatief kleine, diverse doelgroep. Zoals huishoudens waarvan één
ouder werkt en de ander niet (eenverdieners), huishoudens waarbij niemand een baan
heeft, sprake is van ziekte of arbeidsongeschiktheid of expats. Naar schatting betreft
het rond de 8.000 kinderen, 4.800 huishoudens.
De tegemoetkoming heeft betrekking op de kosten van kinderopvang in de vorm van dagopvang,
buitenschoolse opvang of gastouderopvang3 die voldoen aan de landelijke kwaliteits- en veiligheidseisen. Deze eisen zijn beschreven
in de Wet kinderopvang. Dit betekent dat de kinderopvangorganisatie gedurende de sluitingsperioden
geregistreerd moet staan in het Landelijke Register Kinderopvang (LRK). Gekozen is
voor aansluiting bij het LRK omdat dit garandeert dat het gaat om volwaardige kinderopvangdienstverlening,
die kwaliteit en veiligheid biedt aan kinderen. Op informele opvang (door bijvoorbeeld
familie of vrienden), een oppas, au-pair of bij een private arbeidsovereenkomst met
een oppasouder waarop de kwaliteits- en veiligheidseisen niet van toepassing zijn
en waarbij dus geen sprake is van registratie in het LRK, is deze regeling niet van
toepassing. Het overeind houden van de formele kinderopvangsector was een van de doelen
van het kabinet, toen men werd opgeroepen om de factuur van de kinderopvang door te
betalen. Informele kinderopvang valt hier niet onder.
De tegemoetkoming heeft betrekking op doorbetaalde facturen voor kinderopvang voor
kinderen in de leeftijd vanaf 0 jaar tot aan de leeftijd waarop het kind naar de middelbare
school gaat.
Doorgaans zullen de facturen voor kinderopvang op naam staan van de ouder(s) of pleegouder(s)
en zullen zij deze ook hebben betaald. Zij komen daarmee in aanmerking voor een tegemoetkoming
op grond van deze regeling. Toch kan het voorkomen dat iemand anders dan de (pleeg)ouder
de facturen heeft betaald. Gezien het doel van de regeling om een tegemoetkoming te
bieden voor de gemaakte kosten van kinderopvang tijdens de sluiting, is het niet relevant
of het de ouder of pleegouder is die de kosten heeft betaald of een ander persoon.
De persoon die de facturen heeft betaald en waarbij de facturen ook op naam staan
van deze persoon, komt in aanmerking voor de tegemoetkoming.
De persoon die de kosten van kinderopvang heeft doorbetaald tijdens de sluiting kan
een aanvraag indienen bij de SVB, die deze regeling namens de Minister van SZW uitvoert.
Voor een aanvraagproces is gekozen omdat de overheid niet over gegevens van deze doelgroep
beschikt.
2.2 Periode waarover tegemoetkoming wordt gegeven
Deze regeling biedt een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang in de periode
dat de betreffende opvang in verband met COVID-19 daadwerkelijk gesloten was. Het
betrof twee perioden, waarbij de sluitingsperioden per opvangsoort verschilden.
Eerste sluiting kinderopvang 2020
Dagopvang: de dagopvang was in het voorjaar van 2020 gesloten van 16 maart tot en met 10 mei.
De tegemoetkoming heeft ten aanzien van dagopvang betrekking op de facturen over deze
acht weken.
Buitenschoolse opvang (BSO): De BSO sloot in het voorjaar van 2020 op 16 maart en opende op 11 mei gedeeltelijk
en op 8 juni 2020 helemaal.
In de periode van gedeeltelijke heropening van de BSO konden buitenschoolse opvangcentra
niet op (alle) contractdagen opvang bieden. Dit was het gevolg van de situatie dat
leerlingen op basisscholen in die periode voor de helft van de tijd les kregen. Op
de dagen dat kinderen naar school gingen, was de BSO voor hen open, als voor dat kind
op dat moment daarvoor ook een contract was afgesloten. Op andere dagen was de BSO
niet beschikbaar. Omdat in de periode van gedeeltelijke heropening van de BSO nog
niet alle kinderen hiervan gebruik konden maken, ziet de tegemoetkoming op de gehele
periode. De tegemoetkoming voor de kosten van BSO gaat over de periode van 16 maart
2020 tot en met 7 juni 2020, dus twaalf weken.
Gastouderopvang: gastouderopvang was, evenals dagopvang, gesloten van 16 maart tot en met 10 mei 2020.
Dit gold ook voor de gastouders die kinderen in de basisschoolleeftijd opvingen en
waarvan de kinderen tussen 11 mei en 8 juni op basisscholen voor de helft van de tijd
les kregen. Destijds is gekozen om deze gastouders per 11 mei geheel open te stellen,
met het verzoek aan gastouders om met ouders van schoolgaande kinderen te overleggen
of opvang mogelijk is op de dagen dat de kinderen naar school gaan. Indien dit niet
het geval was, diende onderling een andere oplossing worden gezocht. Voor de tegemoetkoming
geldt dat deze ziet op de acht weken dat gastouderopvang gesloten was.
Tweede sluiting kinderopvang 2020/2021
Dagopvang en gastouderopvang: De dagopvang en gastouderopvang waren gesloten vanaf 16 december 2020 tot en met 7 februari
2021. Dit betekent dat de tegemoetkoming voor deze opvangsoorten betrekking heeft
op de kinderopvangfacturen over ruim zeven en een halve week.
BSO: De buitenschoolse opvang sloot ook 16 december 2020 en opende later dan de dagopvang
en gastouderopvang, namelijk op 19 april 2021. Dit betekent dat de tegemoetkoming
voor deze opvangsoort betrekking heeft op de kinderopvangfacturen van ruim zeventien
en een halve week.
Indien de facturen over beide perioden van kinderopvangsluiting zijn doorbetaald,
heeft de tegemoetkoming betrekking op beide perioden tezamen.
Indien in een deel van de genoemde periode gebruik zou worden gemaakt van kinderopvang,
bijvoorbeeld een baby die zou starten met dagopvang op 1 juni 2020 of een kind dat
per 31 december 2020 is gestopt met BSO, wordt de tegemoetkoming evenredig naar die
periode vastgesteld. Dit kan op basis van de aangeleverde gegevens door de aanvrager,
waaronder de facturen, en de formule om de hoogte van de tegemoetkoming te bepalen
(zie artikel 4). Dat geldt ook, indien een kind tijdens de genoemde periode over zou
gaan van dagopvang naar BSO.
2.3. Uitsluitingsgrond TTKO
Zoals in de inleiding beschreven hebben ouders die in een sluitingsperiode kinderopvangtoeslag
ontvingen recht op een tegemoetkoming op basis van de TTKO. Daarom komen ouders die
in een sluitingsperiode op basis van de TTKO een tegemoetkoming hebben ontvangen,
voor die betreffende sluitingsperiode, niet in aanmerking voor de Tijdelijke tegemoetkoming
kinderopvang zonder overheidsvergoeding (TTKZO). Daarin voorziet artikel 3, tweede
lid, van deze regeling. De ontvangst van een tegemoetkoming op grond van de TTKO voor
een of meer kinderen is in deze regeling een uitsluitingsgrond. Dat geldt ook als
die tegemoetkoming in de herzieningsronde is toegekend.
Indien ouders het niet eens zijn met de hoogte van de tegemoetkoming die zij op grond
van de TTKO ontvingen, omdat zij bijvoorbeeld minder uren kinderopvangtoeslag hadden
aangevraagd4 dan dat ze feitelijk hebben betaald en daardoor een lagere tegemoetkoming hebben
ontvangen, kunnen zij voor de overige kosten geen aanspraak maken op een tegemoetkoming
op grond van de TTKZO. De TTKO is een tegemoetkoming voor ouders die een benadering
betreft van de daadwerkelijke eigen bijdrage.5 De noodzaak een eenvoudige regeling tot stand te brengen heeft tot deze keuze geleid.
Ouders met kinderopvangtoeslag, waarvoor de TTKO is gemaakt, hebben de mogelijkheid
(gekregen) om hun gegevens te actualiseren. Zo zijn deze ouders via de toeslag brede
communicatiecampagne, die na zomer van 2020 is gestart, en via de algemene oproep
van de Rijksoverheid gestimuleerd om hun gegevens actueel te houden.
Ouders die pas na de peildatum voor de TTKO van de eerste of tweede sluitingsperiode
kinderopvangtoeslag hebben aangevraagd, kunnen in de herzieningsronde van TTKO de
tegemoetkoming ontvangen. De kinderopvangtoeslag moet dan wel tijdig worden aangevraagd;
in de eerste sluitingsperiode was dit voor 1 september 2020 en voor de tweede sluitingsperiode
wordt de datum opgenomen in de Regeling nadere regels Tijdelijke tegemoetkomingsregeling
KO.
Verder geldt voor deze ouders met kinderopvangtoeslag dat ze voor te laag ingeschatte
uren of het niet tijdig doorgeven van een tweede of andere kinderen, over het algemeen
wel kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen. Ouders hebben tot medio 2021 de mogelijkheid
om voor de kinderopvangtoeslag het aantal kinderopvanguren voor het kalenderjaar 2020
aan te passen, indien het daadwerkelijk aantal afgenomen en betaalde uren afwijkt
van het aantal opgegeven uren. Ook voor het kalenderjaar 2021 hebben ze ruimte om
wijzigingen van de opgegeven uren door te geven tot het moment dat er een definitieve
beschikking van de kinderopvangtoeslag is afgegeven. Dit proces start medio 2022.
In de situatie dat voor minder uren kinderopvangtoeslag wordt ontvangen dan ouders
afnemen en dit nog wordt doorgegeven, ontvangen ouders bij de definitieve toekenning
van de kinderopvangtoeslag een nabetaling van kinderopvangtoeslag6.
2.4 Geen tegemoetkoming t.a.v. kinderopvang gemeentelijke regeling
Ouders die voor een van hun kinderen gedurende sluitingsperioden gebruik maken van
kinderopvang die gefinancierd wordt op basis van een gemeentelijke regeling (peuteropvang,
SMI en VE) komen voor die uren voor dat kind niet in aanmerking voor een tegemoetkoming
op grond van deze regeling. Deze ouders krijgen namelijk een vergoeding van gemeenten.
Hiervoor hebben gemeenten twee maal financiële middelen gekregen via de decentralisatie-uitkering
voorschoolse voorziening peuters7. Daarom worden deze uren van gemeentelijk aanbod uitgesloten van een tegemoetkoming
kinderopvang zonder overheidsvergoeding. Dat geldt ook in het geval dat de gemeente
voor die uren nog niet in een vergoeding heeft voorzien of maar deels een vergoeding
heeft betaald.
Indien voor dit kind nog een andere vorm van kinderopvang wordt afgenomen waarvan
de kosten geheel zelf zijn betaald, kan men voor die uren wel aanspraak maken op TTKZO.
Het gaat hier om uren die niet onder een gemeentelijke regeling vallen en waarvoor
de aanvrager ook geen recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de TTKO. Ook
kan recht ontstaan op een tegemoetkoming op grond van TTKZO indien er in dit gezin
nog een of meerdere andere kinderen zijn die gebruik maken kinderopvang, waarvan de
kosten geheel zelf worden betaald.
Het van de tegemoetkoming uitsluiten van deze gemeentelijke uren en TTKO maakt de
regeling gericht: het biedt een tegemoetkoming voor de kosten voor kinderopvang voor
personen die de kosten zelf hebben betaald en in verband hiermee nog geen tegemoetkoming
hebben ontvangen.
Tegelijkertijd wordt hiermee het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik verminderd.
Een tegemoetkomingsregeling op aanvraag gaat gepaard met een risico op misbruik of
oneigenlijk gebruik. Het is onwenselijk als personen waarvoor al een tegemoetkoming
bestaat, bijvoorbeeld op grond van TTKO, ook een tegemoetkoming op basis van deze
regeling kunnen ontvangen. Bijvoorbeeld omdat ze de eerste vergoeding te laag vinden.
Deze regeling is er niet om personen nog een extra tegemoetkoming te geven indien
ze de tegemoetkoming die ze hebben gehad op grond van een andere regeling te laag
vinden. Ook moet voorkomen worden dat personen meermaals een tegemoetkoming krijgen
voor dezelfde kosten.
2.5 Geen tegemoetkoming t.a.v. noodopvang
Ten tijde van de twee sluitingen van alle kinderopvangorganisaties wegens het COVID-19-virus
is er vanuit de kinderopvang en basisscholen noodopvang georganiseerd. Dit was bedoeld
om ervoor te zorgen dat mensen in cruciale beroepen hun werk voor de samenleving konden
blijven doen. Tijdens beide sluitingen was de noodopvang ook geopend voor kinderen
in een kwetsbare positie.8 Noodopvang was gratis. Wel is het zo dat waar tijdens de eerste sluiting ouders meer
uren noodopvang konden afnemen dan hun kinderopvangcontract, de noodopvang tijdens
de tweede sluiting was gelimiteerd tot de contractduur (dus enkel op de dagen en voor
het aantal uren zoals overeengekomen in het contract met de kinderopvangorganisatie).
Kosten voor de verzorging van noodopvang door de kinderopvangorganisaties waren gedekt
doordat ouders zijn opgeroepen de rekening van kinderopvang door te betalen gedurende
de sluiting. Facturering van noodopvang aan de gebruikers was niet de bedoeling. Hiertoe
hebben de brancheverenigingen de kinderopvangorganisaties ook opgeroepen. Mochten
gebruikers van noodopvang desondanks toch een rekening voor noodopvang hebben gekregen,
dan moet dat onderling met de kinderopvangorganisatie worden opgelost. Deze regeling
biedt geen tegemoetkoming voor die kosten.
2.6 Hoogte tegemoetkoming
De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de betaalde facturen. Daarbij zal
de tegemoetkoming een bedrag bij benadering zijn. Het bedrag op de facturen kan namelijk
niet 1-op-1 worden betaald want:
-
○ Kinderopvangorganisaties factureren op maandbasis terwijl deze tegemoetkomingsregeling
op gebroken maanden betrekking heeft. De sluiting en opening van de kinderopvang waren
beide keren tijdens de lopende maanden. Dit betekent dat middels een formule de tegemoetkoming
voor de gebroken maanden wordt bepaald (bijvoorbeeld voor maart 2020, toen de opvang
op 16 maart 2020 sloot, wordt 16/31ste vermenigvuldigd met de kinderopvanguren uit de maandfactuur en de maximum uurprijs
voor de opvangsoort van maart in 2020).
-
○ De vergoeding is ter hoogte van de maximum uurprijs voor de specifieke opvangsoort
voor het betreffende jaar, zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag. De
meeste mensen betalen voor de kinderopvang een bedrag rond deze maximum uurprijs.
Uit reden van eenvoud is gekozen om de kosten van kinderopvang te vergoeden tegen
de prijs van de maximum uurprijs zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag.
Hierdoor hoeft niet per aanvrager vast te worden gesteld hoeveel het uurtarief per
kind was. Dit betekent dat een klein deel van de personen dat een tarief heeft betaald
onder de maximum uurprijs met deze tegemoetkoming iets meer ontvangt dan betaald.
Kosten boven de maximum uurprijs worden niet door de overheid vergoed.9
-
○ De tegemoetkoming heeft per kind, per kalendermaand op maximaal 230 uur kinderopvang
betrekking, voor alle opvangsoorten10 per kind tezamen. Deze norm, zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag,
is gebaseerd op een fulltime werkweek inclusief overwerk (48 uur per week) en 1 uur
reistijd per dag.11
Voor de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming wordt verwezen naar artikel
4 en de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.
2.7 Aanvraag en uitvoering tegemoetkoming
De aanvraagbehandeling, het beschikken, betalen, eventueel terugvorderen en bezwaar
en beroep van deze regeling wordt namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
in mandaat uitgevoerd door de SVB.
2.7.1 Aanvraag
De doelgroep waar deze regeling betrekking op heeft, is bij de overheid niet als zodanig
bekend; er is geen gegevensbron beschikbaar van de specifieke personen die kinderopvang
betalen zonder overheidsvergoeding. Dit betekent dat de personen die de facturen hebben
betaald een aanvraag moeten indienen om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming
op grond van deze regeling. De brancheorganisaties in de kinderopvang (Brancheorganisatie
Kinderopvang, Brancheorganisatie Maatschappelijke Kinderopvang, BOinK en Voor Werkende
Ouders) zullen de voor deze regeling in aanmerking komende doelgroep wijzen op de
mogelijkheid een aanvraag in te dienen. Verder zal de regeling onder de aandacht worden
gebracht via de website van de Rijksoverheid, de publicatie van de regeling in de
Staatscourant en een brief aan de Tweede Kamer.
Co-ouders
Ingeval sprake is van co-ouderschap dient de ouder die de factuur kinderopvang heeft
betaald, de aanvraag voor de tegemoetkoming in. In de situatie waarbij beide ouders
(separaat) kinderopvang afnemen, kan iedere ouder afzonderlijk een aanvraag indienen
voor de uren waarvoor kinderopvang is afgenomen; de aanvragen worden afzonderlijk
beoordeeld. Om het risico op dubbele betaling van de (uren op de) facturen te minimaliseren,
controleert de SVB of per kind-BSN geen tegemoetkoming plaatsvindt waarbij dagen/uren
of het maximale aantal uren op facturen overlappen of overschrijden.
2.7.2 Aanvraagproces SVB
Mensen die onder de doelgroep vallen van deze regeling krijgen twee maanden de tijd
om een aanvraag in te dienen bij de SVB. In de periode van 15 mei 2021 tot en met
15 juli 2021 worden zij in staat gesteld een aanvraag voor de tegemoetkoming in te
dienen middels een aanvraagformulier. Dat kan schriftelijk of digitaal.
2.7.3 Acceptatie aanvraag, gegevens en bewijsstukken
Het aanvraagformulier moet worden vergezeld van:
-
a) facturen van de kinderopvang over de twee sluitingsperioden waarvoor de aanvrager
de facturen heeft doorbetaald.
-
○ Dit betreft voor de eerste sluitingsperiode de facturen over maximaal de periode 16 maart
2020 tot en met 10 mei 2020 voor dagopvang en gastouderopvang en periode 16 maart
tot en met 7 juni 2020 voor BSO.
-
○ Voor de tweede sluitingsperiode betreft dit de facturen over maximaal de periode 16 december
2020 tot en met 7 februari voor dagopvang en gastouderopvang en de periode 16 december
2020 tot en met 18 april 2021 ten aanzien van buitenschoolse opvang.
-
b) een formulier ‘verklaring kinderopvang’ met de opvanggegevens ondertekend door de
betreffende kinderopvangorganisatie of gastouderbureau. Voor dit laatste is gekozen
om te valideren dat de opgegeven kinderopvang-gegevens in de aanvraag juist zijn,
om zo het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik te verminderen. Het formulier
‘verklaring kinderopvang” kan door aanvragers en kinderopvangorganisatie worden gedownload
via de website van SVB.
2.7.4 Gegevensverwerking
Deze regeling is gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies, waaruit volgt dat de taken
die verband houden met deze regeling zijn belegd bij de Minister van SZW. De uitvoering
van deze taken is gemandateerd aan de SVB. De SVB verwerkt alle persoonsgegevens die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken in dit kader als verwerker, ten
behoeve van de Minister van SZW als verwerkingsverantwoordelijke. Hieruit volgt dat
de SVB gebonden is aan de wettelijke grondslagen voor de rechtmatige verwerking van
persoonsgegevens die gelden voor de Minister van SZW. De verwerking door de SVB wordt
nader uitgewerkt in een verwerkingsovereenkomst, overeenkomstig artikel 28, derde
lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming.12
Op grond van artikel 54, eerste en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen (Wet SUWI) heeft de minister een bevoegdheid gegevens noodzakelijk
voor de uitvoering van onder meer deze regeling op te vragen bij de in dit artikel
genoemde personen en organisaties. Op grond van het derde lid, onderdeel b, is ten
behoeve van de uitvoering van deze regeling de Belastingdienst/Toeslagen verplicht
om, op verzoek, de gegevens noodzakelijk voor het vaststellen van de tegemoetkomingen
op grond van de TTKO te verstrekken. Dit betreft concreet het BSN van de ouder(s)
en kinderen ten behoeve waarvan een tegemoetkoming op basis van de TTKO is vastgesteld,
of in herziening zal worden vastgesteld, alsook de periode waarover deze tegemoetkoming
is of zal worden betaald en voor welke opvangsoort.13 Op basis van het derde lid, onderdeel a, is de minister bevoegd bij de colleges van
burgemeester en wethouders de gegevens op te vragen die nodig zijn om te controleren
of ten aanzien van een kind gebruik is gemaakt van een kindvoorziening, gesubsidieerd
via een gemeentelijke regeling in het kader van voorschoolse educatie, peuteraanbod
of vanwege een sociaal-medische indicatie. Bij twijfel over het gebruik van een gemeentelijke
regeling wordt de gemeente verzocht gegevens te verstrekken die betrekking hebben
op de aard van de regeling, de periode of uren van verstrekte opvang. In geval van
een financiële vergoeding, zal het bedrag van de vergoeding en de periode gecontroleerd
worden.
Daarnaast verstrekt de SVB op basis van artikel 72 van de Wet SUWI op verzoek, aan
de minister gegevens uit de administratie van de SVB die vereist zijn om de aanvraag
te beoordelen en de correcte betaling van de tegemoetkoming uit te voeren. Dit betreft
gegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP), zoals voornamen en achternaam en
Burgerservicenummer van de aanvrager alsmede de eventuele partner van de aanvrager
en van de kinderen waarvoor de factuur is doorbetaald.
Ter beoordeling van de vraag of de kinderopvangorganisatie is opgenomen in het landelijk
register kinderopvang, zoals vereist in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, vindt
verwerking plaats van het openbare landelijk register kinderopvang.
De persoonsgegevens die verwerkt worden ter uitvoering van deze regeling worden niet
verder verwerkt voor andere doeleinden.
3. Gevolgen
De betaler van de kinderopvangfacturen krijgt een tegemoetkoming in de gemaakte kosten
voor kinderopvang. Deze personen moeten zelf een aanvraag voorzien van bewijsstukken
indienen bij de SVB. Na positieve beoordeling door de SVB, ontvangen zij een beschikking
waarin de hoogte van de tegemoetkoming is opgenomen.
Gevolgen voor regeldruk voor burger en bedrijven
Bij alle onderstaande handelingen gaat het om éénmalige handelingen. De genoemde regeldrukkosten
zijn daarmee incidenteel.
De aanvrager van de tegemoetkoming dient kennis te nemen van de regeling en vervolgens
verschillende handelingen te verrichten. Namelijk het invullen van het aanvraagformulier,
het aanleveren van betaalde facturen over de genoemde perioden en het aanleveren van
het door de kinderopvang gevalideerde formulier met de opvanggegevens. Dit komt neer
op circa 2 uur per huishouden aan administratieve lasten. Voor alle aanvragers in
Nederland betekent dat het gaat om 4.800 X 2 uur = 9.600 uren
Gevolgen voor bedrijven (kinderopvangorganisaties)
Kinderopvangorganisaties of gastouderbureaus worden via de aanvrager gevraagd het
formulier met de opvanggegevens te controleren of in te vullen en te ondertekenen.
Uitgaande van een adequate administratie vraagt dit circa 0,5 uur aan administratieve
lasten voor de kinderopvangorganisatie per kind. De totale regeldrukkosten komen neer
op circa € 0,16 mln.
De regeldrukkosten zijn niet evenredig verdeeld over alle kinderopvangorganisaties.
Naar verwachting heeft slechts een deel van de kinderopvangorganisaties met deze administratieve
lasten te maken, aangezien de doelgroep relatief klein is. Daarentegen zijn er enkele
grote kinderopvangorganisaties met een substantieel aantal aanvragers. Voor andere
bedrijven heeft deze regeling geen gevolgen.
4. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Een concept van deze regeling is voor uitvoeringstoets uitgezet bij de SVB. De uitkomst
van de toets is dat de SVB de TTKZO goed uitvoerbaar en handhaafbaar acht. De SVB
heeft de voorkeur om de tegemoetkoming voor de eerste sluitingsperiode en de tweede
sluitingsperiode in een keer uit te voeren. De gecombineerde uitvoering levert een
aantal voordelen op, namelijk: de administratieve lasten voor zowel aanvragers als
kinderopvangorganisaties worden beperkt, de uitvoeringscapaciteit kan efficiënter
worden ingezet, de doelgroep krijgt de tegemoetkoming voor de tweede sluiting sneller
toegekend en de circa 600.000 ouders met kinderopvangtoeslag ontvangen sneller de
tegemoetkoming op grond van de TTKO voor de tweede sluiting. Verder geeft de SVB enkele
juridische opmerkingen en aanbevelingen mee, die waar nodig, zijn overgenomen.
5. Financiële gevolgen
De programmakosten en uitvoeringskosten van de tegemoetkoming zijn voor de eerste
sluitingsperiode geraamd op circa € 8,5 miljoen. Voor de tweede sluitingsperiode zijn
deze kosten geraamd op circa € 11,7 mln. Hierbij wordt uitgegaan van circa 8.000 kinderen
waarvoor een aanvraag wordt gedaan. De kosten worden gefinancierd uit de algemene
middelen.
6. Ontvangen adviezen
De Autoriteit Persoonsgegevens en het Adviescollege toetsing regeldruk zijn gevraagd
advies uit te brengen op de conceptregeling.
6.1 Autoriteit Persoonsgegevens
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft de conceptregeling beoordeeld op de impact
op eventuele inbreuk op privacy op de persoonsgegevens. De AP gaf aan bezwaar te hebben
tegen de wijze waarop de constructie om gegevens te kunnen verwerken ter uitvoering
van deze regeling is vormgegeven en adviseerde de procedure niet voort te zetten,
tenzij het bezwaar is weggenomen.
De conceptregeling ging uit van een hybride constructie, met enerzijds bevoegdheden
voor de Minister van SZW die deze mandateerde aan de SVB en anderzijds een zelfstandige
wettelijke taak voor de SVB, naast het mandaat. De AP merkte op dat deze constructie
tot gevolg heeft dat onduidelijk is wie verantwoordelijkheid draagt voor uitvoering
van de regeling en dat onduidelijk is wie verwerkingsverantwoordelijke is. De AP adviseerde
daarom te voorzien in een eenduidige verantwoordelijkheid voor de uitvoering. Deze
opmerking is zodanig in de regeling verwerkt dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering
nu geheel bij de Minister van SZW is belegd. De uitvoering van deze taken is gemandateerd
aan de SVB. Ten behoeve van de gegevensverwerking worden de bestaande wettelijke grondslagen
in de Wet SUWI die gelden voor de Minister van SZW gebruikt. De SVB verwerkt alle
persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken in dit kader
als verwerker, ten behoeve van de Minister van SZW als verwerkingsverantwoordelijke.
Tevens merkte de AP op dat er in de aanhef van de regeling geen delegatiegrondslag
is opgenomen ten behoeve van het artikel waarmee de SVB gegevens uit de onder diens
verantwoordelijkheid gevoerde administraties kon verwerken. Aangezien de verantwoordelijkheid
voor de uitvoering van de regeling nu geheel bij de Minister van SZW is belegd, is
dit artikel komen te vervallen en bestaat hiertoe geen noodzaak meer.
6.2 Adviescollege toetsing regeldruk
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft de conceptregeling beoordeeld op
de gevolgen voor de regeldruk en administratieve lasten. Het ATR heeft het dossier
niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de gevolgen voor de regeldruk toereikend
in beeld zijn gebracht.
6.3 Internetconsultatie
Deze tegemoetkomingregeling dient de doelgroep op korte termijn vergoeding te geven
voor de gemaakte kosten tijdens de sluiting van kinderopvang i.v.m. COVID-19. Om de
reden van snelheid is gekozen om deze regeling niet voor te leggen voor internetconsultatie.
7. Internationale aspecten
Zoals hiervoor aangegeven verleent de regeling een tegemoetkoming aan personen die
tijdens de sluitingen van de kinderopvang als gevolg van COVID-19 de kinderopvangfacturen
hebben doorbetaald en de kosten hiervoor zelf dragen. De regeling is niet alleen bestemd
voor ouders of pleegouders. Ook derden (personen die geen onderdeel uitmaken van het
gezin) komen in aanmerking voor de tegemoetkoming als zij de factuur hebben betaald.
Gelet op de doelstelling en doelgroep van de regeling kan recht bestaan op de tegemoetkoming,
ongeacht de woonplaats van de persoon die de factuur heeft betaald en ongeacht of deze in Nederland sociaal verzekerd is. Doorslaggevend is of de rekening van een Nederlandse kinderopvangorganisatie is doorbetaald
gedurende de sluitingen terwijl er geen kinderopvang is genoten. De TTKZO wordt ook
uitbetaald aan buiten Nederland wonenden die normaal gesproken gebruik maken van kinderopvang
in Nederland en de facturen gedurende de sluiting hebben doorbetaald. Daarmee voldoet
de regeling aan de eis van Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees parlement
en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de
Unie (PbEU L 141) om sociale voordelen ook toe te kennen aan buiten Nederland wonende
werknemers die in Nederland werken.
Voor (eventuele) betaalde facturen aan buitenlandse kinderopvangorganisaties wordt geen tegemoetkoming verstrekt. De oproep om de facturen door te betalen gold
immers alleen voor kinderopvangorganisaties in Nederland.
Overigens is de TTKZO geen gezinsbijslag in de zin van Verordening (EG) nr. 883/2004
van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie
van de socialezekerheidsstelsels (PbEU 2004, L 166). Gezinsbijslagen worden op basis
van artikel 1, onderdeel z, van die Verordening gedefinieerd als ‘alle verstrekkingen
en uitkeringen ter tegemoetkoming van de gezinslasten (…)’. Gelet op het karakter
en doelgroep van de regeling kenmerkt deze zich als een bijzondere tegemoetkoming
van overheidswege in een pandemie wegens onverschuldigd betaalde rekeningen voor kinderopvangdiensten. Doel van de regeling is om natuurlijke personen die geen recht op kinderopvangtoeslag
en daardoor geen recht op TTKO hebben (en die al dan niet deel uitmaken van het gezin
en al dan niet in Nederland sociaal verzekerd zijn) schadeloos te stellen. De regeling
heeft dus niet als doel om de gezinslasten te verlagen. Dit betekent dat de coördinatievoorschriften
uit Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april
2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PbEU 2004, L 166)
niet van toepassing zijn en de TTKZO niet betaald hoeft te worden voor buitenlandse
kinderopvang.
II. Artikelsgewijs deel
Deze subsidieregeling is gebaseerd op de artikelen 3, eerste lid, juncto 9 van de
Kaderwet SZW-subsidies. Op basis van die grondslagen heeft de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid de bevoegdheid om een spoedeisende, tijdelijke verstrekking
te doen, niet zijnde een subsidie. Door mandaatverlening wordt een taak opgedragen
aan de SVB (zie artikel 8).
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen. Voor de begrippen in relatie
met kinderopvang wordt aangesloten bij de definities die gelden op basis van de Wet
kinderopvang. Ook is een definitie van de eerste en tweede sluitingsperiode gegeven,
waarmee de periode dat de kinderopvang in verband met COVID-19 daadwerkelijk gesloten
was wordt aangeduid. Aangezien in beide perioden de sluiting verschillend was voor
de dag- en gastouderopvang en de BSO, wordt hierin een onderscheid gemaakt.
Artikel 2. Doel van de regeling
In de sluitingsperioden kon vanwege COVID-19 geen gebruik worden gemaakt van de reguliere
kinderopvang. In deze perioden heeft het kabinet verzocht de facturen voor de opvang
door te betalen. Deze oproep tot het doorbetalen had onder andere als doel het stelsel
van kinderopvang gedurende en na de sluiting te stabiliseren. Ouders die kinderopvangtoeslag
ontvangen zijn voor de eerste sluitingsperiode reeds via de TTKO tegemoetgekomen en
voor de tweede sluitingsperiode zullen zij nog een TTKO-tegemoetkoming ontvangen.
Indien gebruik is gemaakt van een kindvoorziening gesubsidieerd via een gemeentelijke
regeling zijn of worden deze uren via de gemeente tegemoetgekomen. Doel van deze regeling
is personen die nog geen tegemoetkoming hebben ontvangen en de kosten van kinderopvang
zelf hebben betaald ook tegemoet te komen. Voor het doel van deze regeling wordt verder
verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.
Artikel 3. Tegemoetkoming kosten kinderopvang
In het eerste lid van artikel 3 is geregeld dat de persoon die de factuur over de
perioden dat de kinderopvang in verband met COVID-19 gesloten was heeft ontvangen
en betaald, een tegemoetkoming in die kosten kan krijgen. In de meeste gevallen zal
dit de ouder betreffen. Het is echter niet uitgesloten dat andere personen dan ouders
de factuur voldoen. De persoon die de factuur heeft betaald kan de tegemoetkoming
aanvragen.
Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming is het allereerst vereist dat de
opvang in verband met COVID-19 daadwerkelijk en op last van de overheid gesloten was
in de periode van 16 maart 2020 tot en met 10 mei 2020 voor wat betreft de dagopvang
en gastouderopvang, tot en met 7 juni 2020 voor wat betreft de buitenschoolse opvang
en in de periode van 16 december 2020 tot en met 7 februari 2021 voor wat betreft
de dagopvang en de gastouderopvang en tot en met 18 april 2021 voor wat betreft de
buitenschoolse opvang. Daarnaast is het vereist dat de kinderopvangvoorziening in
het landelijk register kinderopvang, bedoeld in artikel 1.47b van de Wet kinderopvang,
is opgenomen. In dit landelijke register kinderopvang worden alle in Nederland gevestigde
gastouders, BSO’s en kinderdagverblijven opgenomen die voldoen aan de kwaliteitseisen
van de Wet Kinderopvang. Met betrekking tot gastouderopvang is het vereist dat ook
het gastouderbureau is ingeschreven in dit register, aangezien gastouderopvang alleen
kan plaatsvinden door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. Ten slotte
is het vereist dat voor de kinderopvang over de sluitingsperioden op naam van de aanvrager
facturen zijn ontvangen en deze door de aanvrager zijn betaald.
In het tweede lid van artikel 3 is een uitsluitingsgrond opgenomen. Deze uitsluitingsgrond
ziet op het ontvangen van een tegemoetkoming op grond van de TTKO, waarbij onderscheid
gemaakt wordt tussen de eerste en de tweede sluitingsperiode. Het kan voorkomen dat
men in de eerste sluitingsperiode kinderopvangtoeslag ontving en daarmee een tegemoetkoming
op grond van de TTKO heeft ontvangen, terwijl tijdens de tweede sluiting van de kinderopvang
geen recht meer bestaat op kinderopvangtoeslag. In dit geval zal over de tweede sluitingsperiode
geen recht op TTKO bestaan, maar zal men voor deze periode TTKZO kunnen aanvragen.
Zowel degene die de factuur voor de kinderopvang over de sluitingsperioden heeft betaald
(en daarmee de tegemoetkoming zal aanvragen) als diens partner die tevens ouder van
het kind is, worden uitgesloten indien zij reeds TTKO hebben ontvangen. Indien de
ene ouder op diens naam een tegemoetkoming op grond van de TTKO heeft ontvangen, kan
de andere ouder met betrekking tot hetzelfde kind, voor dezelfde kosten niet ook een
tegemoetkoming op grond van deze regeling aanvragen. Indien er sprake is van co-ouderschap
en de afzonderlijke ouders elk een deel van de kosten voor rekening hebben genomen,
en de ene ouder voor zijn deel een tegemoetkoming op grond van de TTKO heeft ontvangen,
wordt de andere ouder niet uitgesloten van een tegemoetkoming op grond van deze regeling.
Ook in geval van samengestelde gezinnen, waarbij de ene ouder een tegemoetkoming op
grond van de TTKO heeft ontvangen voor zijn kind, wordt de andere ouder voor een ander
kind niet uitgesloten van een tegemoetkoming op grond van deze regeling, aangezien
zij niet de ouders zijn van hetzelfde kind.
In het derde lid is bepaald dat er geen tegemoetkoming wordt verstrekt ten aanzien
van noodopvang. Er was noodopvang voor kinderen voor wie vanwege bijzondere problematiek
of een moeilijke thuissituatie maatwerk nodig hadden. Ook wordt geen tegemoetkoming
verstrekt over de uren waarbij gebruik is gemaakt van een kindvoorziening gesubsidieerd
via een gemeentelijke regeling in het kader van voorschoolse educatie als bedoeld
in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, peuteraanbod of vanwege een sociaal-medische
indicatie.
Artikel 4. Hoogte van de tegemoetkoming
De opvanguren worden vergoed tegen de maximum uurprijs behorende bij de opvangsoort.
Omdat de maximum uurprijs per opvangsoort verschilt, wordt de tegemoetkoming per opvangsoort berekend. De tegemoetkoming wordt dus apart berekend voor de dagopvang, de buitenschoolse
opvang en de gastouderopvang.
Vervolgens wordt er per maand gekeken naar het aantal uren op de factuur. Tenslotte
telt niet elke maand even zwaar mee; de kinderopvang was namelijk niet in alle maanden
van de sluitingsperiode volledig gesloten. In de maanden maart, mei, juni en december
2020 en januari, februari en april 2021 was de kinderopvang een gedeelte van deze
maanden open.
De hoofdregel voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming per kind, per opvangsoort
wordt bepaald overeenkomstig de volgende rekensom:
maximum uurprijsopvangsoort * aantal urenopvangsoort
Hierbij staat maximum uurprijs opvangsoort voor de maximum uurprijs per soort kinderopvang, bedoeld in artikel 4, eerste lid,
van het Besluit kinderopvangtoeslag.
Om het totaalaantal urenopvangsoort te berekenen wordt per maand de hoeveelheid gefactureerde uren vermenigvuldigd met
de factor waarmee de betreffende maand meetelt, met een maximum van 230 uur per maand
voor alle soorten van kinderopvang, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van het Besluit
kinderopvangtoeslag. Het totaal betreft vervolgens de som van de maanden.
De maximum uurprijzen overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag,
voor het jaar 2020 per opvangsoort bedragen:
-
− € 8,17 voor de dagopvang;
-
− € 7,02 voor de buitenschoolse opvang; en
-
− € 6,27 voor gastouderopvang.
Voor het jaar 2021 gelden op basis van artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag
de volgende bedragen:
-
− € 8,46 voor de dagopvang;
-
− € 7,27 voor de buitenschoolse opvang; en
-
− € 6,49 voor gastouderopvang.
Voor de periode die ziet op 2020, gelden de bedragen behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag
zoals die golden in 2020. Voor de periode die ziet op 2021, gelden de bedragen behorende
bij het Besluit kinderopvangtoeslag dat geldt in 2021. Het aanhouden van deze bedragen
betekent dat er niet wordt gekeken of er een lager of hoger tarief is betaald, dan
de wettelijke maximum uurprijzen.
Tevens wordt het maximumaantal uren kinderopvang per kind aangehouden, zoals bepaald
in artikel 8a, van het Besluit kinderopvangtoeslag. Als het maximum is bereikt wordt
er afgebroken volgens: eerst dagopvang, dan buitenschoolse opvang en als laatst gastouderopvang.
Dit is gunstig voor de aanvrager want de duurste opvangsoort wordt eerst tegemoetgekomen.
Het aantal uren per kind, per opvangsoort en per jaar wordt naar boven afgerond.
In het tweede lid is opgenomen dat indien tijdens de maanden van de sluitingsperioden
geen aanpassingen zijn gemaakt in het contract de gefactureerde uren per maand met
de volgende maandfactor meetellen:
Maanden
|
Factor dagopvang, gastouderopvang voor de factureerde uren in die maand
|
Factor BSO voor de factureerde uren in die maand
|
Maart ’20
|
16/31e
|
16/31e
|
April ‘20
|
30/30e
|
30/30e
|
Mei ‘20
|
10/31e
|
31/31e
|
Juni ‘20
|
n.v.t.
|
7/30e
|
December‘20
|
16/31e
|
16/31e
|
Januari ‘21
|
31/31e
|
31/31e
|
Februari ‘21
|
7/28e
|
28/28e
|
Maart ‘21
|
n.v.t
|
31/31e
|
April ‘21
|
n.v.t.
|
18/31e
|
Om het aantal uren per maand te berekenen wordt het aantal uren in de maand vermenigvuldigd
met de maandfactor. Het totaalaantal uren is de som van alle maanden.
Indien het aantal uren opvang in de maanden van de sluitingsperiode is gewijzigd vanwege
een wijziging in het contract, wordt voor de berekening van het aantal urenmaand, opvangsoort een aparte formule gebruikt. Deze formule is opgenomen in het derde lid. Een contractwijziging
in de maanden van de sluitingsperiode kan voorkomen indien er in deze periode is gestart
of gestopt met kinderopvang of overgegaan is op een andere soort opvang. Om te berekenen
hoeveel uren per maand dan in aanmerking komen voor de tegemoetkoming, wordt daarom
de volgende formule gehanteerd:
De ‘opvangperiode binnen de maand’ betreft het aantal dagen binnen de betreffende
maand dat het kind naar de betreffende soort opvang zou gaan. De ‘opvangperiode binnen
de sluitingsperiode en binnen de maand’ betreft het aantal dagen dat het kind zou
gaan en dat de kinderopvang ook daadwerkelijk gesloten was. Het totaal aantal urenopvangsoort
betreft de som van de maanden.
Het tegemoetkomingsbedrag per kind is de som van de tegemoetkomingsbedragen van alle
maanden van dit kind voor alle betreffende opvangsoorten. Het totaalbedrag aan tegemoetkoming,
ook wel de hoogte van de tegemoetkoming genoemd, is de som van de tegemoetkomingsbedragen
van alle kinderen binnen het huishouden naar boven afgerond op hele euro’s.
Voorbeeld 1
In dit voorbeeld is er een gezin met twee kinderen. Kind 1 maakt 40 uur per maand
gebruik van dagopvang en kind 2 maakt 10 uur per maand gebruik van buitenschoolse
opvang. Op de maandfacturen staan 40 uren dagopvang en 10 uren BSO. De contracten
wijzigen niet per 2021.
Kind 1
|
Vergoede uren dagopvang in 2020, naar boven afgerond op hele uren:
|
(16/31 * 40) + (30/30 * 40) + (10/31 * 40) + (16/31 * 40) =
|
95 uren
|
Bedrag vergoeding dagopvang in 2020:
|
95 uren * € 8,17 = € 776,15
|
Vergoede uren dagopvang in 2021, naar boven afgerond op hele uren:
|
|
(31/31 * 40) + (7/28 *40) =
|
50 uren
|
Bedrag vergoeding dagopvang in 2021:
|
50 uren * € 8,46 = € 423
|
|
|
Kind 2
|
Vergoede uren BSO in 2020, naar boven afgerond op hele uren:
|
(16/31 * 10) + (30/30 * 10) + (31/31 * 10) + (7/30 * 10) + (16/31 * 10) = 33 uren
|
Bedrag vergoeding BSO in 2020:
|
33 uren * € 7,02 = € 231,66
|
Vergoede uren BSO in 2021, naar boven afgerond op hele uren:
|
|
(31/31 * 10) + (28/28 *10) + (31/31*10) + (18/31 *10) =
|
36 uren
|
Bedrag vergoeding BSO in 2021:
|
36 uren * € 7,27 = € 261,72
|
Totaalbedrag aan tegemoetkoming, naar boven afgerond op hele euro’s:
|
€ 1693
|
Voorbeeld 2
|
In dit voorbeeld is er een gezin met een kind dat tot 15 april 2020 gebruik maakte
van 40 uur dagopvang per maand en vanaf 16 april gebruik maakt van 10 uur BSO per
maand. In maart staan 40 uren dagopvang op de factuur. In april staan 20 uren dagopvang
op de factuur en 5 uren BSO. In mei en juni staan 10 uren BSO op de factuur. De opvang
is in oktober 2020 gestopt.
|
|
Kind 1
|
Vergoede uren dagopvang, naar boven afgerond op hele uren:
|
(16/31 * 40) + (15/15 * 20) =
|
41 uren
|
Bedrag vergoeding dagopvang:
|
41 uren * € 8,17 = € 334,97
|
|
|
Kind 1
|
Vergoede uren BSO, naar boven afgerond op hele uren:
|
(15/15 * 5) + (31/31 * 10) + (7/30 * 10) =
|
18 uren
|
Bedrag vergoeding BSO:
|
18 uren * € 7,02 = € 126,36
|
Totaalbedrag aan tegemoetkoming, naar boven afgerond op hele euro’s:
|
€ 462
|
Voorbeeld 3: per 23 maart van dagopvang naar BSO
|
Een gezin met een kind dat tot 22 maart 2020 gebruik maakte van 40 uur dagopvang per
maand en vanaf 23 maart voor 10 uur per maand naar de BSO gaat. Op de factuur van
maart staan 29 uren dagopvang en 3 uren BSO. Op de facturen van april, mei en juni
2020 staan 10 uren BSO. De opvang is in oktober 2020 gestopt.
|
|
Kind 1
|
Vergoede uren dagopvang, naar boven afgerond op hele uren:
|
(7/22 * 29) =
|
10 uren
|
Bedrag vergoeding dagopvang:
|
10 uren * € 8,17 = € 81,70
|
|
|
Kind 1
|
Vergoede uren BSO, naar boven afgerond op hele uren:
|
(9/9 * 3) + (30/30 * 10) + (31/31 * 10) + (7/30 * 10) =
|
26 uren
|
Bedrag vergoeding BSO:
|
26 uren * € 7,02 = € 182,52
|
Totaalbedrag aan tegemoetkoming, naar boven afgerond op hele euro’s:
|
€ 265
|
Voorbeeld 4: per 16 april naar andere gastouders, met andere uren
|
Een gezin heeft 2 kinderen met elk 40 uren opvang per maand bij gastouders. De kinderen
gaan per 16 april naar andere gastouders en krijgen daar elk 60 uren opvang per maand.
Op de factuur van maart staan per kind 40 uren opvang. Er zijn 2 facturen over april:
voor de ene gastouder 20 uren opvang per kind en voor de andere gastouder 30 uren
opvang per kind. Op de factuur van mei staan voor beide kinderen 60 uren opvang. De
opvang is in oktober 2020 gestopt.
|
|
Kind 1
|
Vergoede uren gastouderopvang, naar boven afgerond op hele uren:
|
(16/31 * 40) + (15/15 * 20) + (15/15* 30) + (10/31 * 60) =
|
90 uren
|
Bedrag vergoeding gastouderopvang:
|
90 uren * € 6,27 = € 564,30
|
Kind 2
|
|
Vergoede uren gastouderopvang, naar boven afgerond op hele uren:
|
|
(16/31 * 40) + (15/15 * 20) + (15/15* 30) + (10/31 * 60) =
|
90 uren
|
Bedrag vergoeding gastouderopvang:
|
90 uren * € 6,27 = € 564,30
|
Totaalbedrag aan tegemoetkoming, naar boven afgerond op hele euro’s:
|
€ 1129
|
Artikel 5. Aanvraag van de tegemoetkoming
Artikel 5 ziet op de aanvraagprocedure. Op basis van het eerste lid geldt voor de
aanvraag van de tegemoetkoming een aanvraagtijdvak. De aanvraag kan worden ingediend
vanaf 15 mei 2021 tot en met 15 juli 2021. Aanvragen die na 15 juli 2021 worden ingediend,
worden afgewezen, zo bepaalt het vierde lid. Deze fatale aanvraagtermijn is noodzakelijk
zodat in een overzienbare periode personen in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag
in te dienen. Tijdens de sluitingsperioden en in de aanloop naar publicatie van deze
regeling is de doelgroep van de regeling via de branche- en belangenorganisaties in
de kinderopvang gewezen op de mogelijkheid een aanvraag in te dienen. Met ondersteuning
van deze organisaties wordt de relatief kleine, specifieke doelgroep tijdig en naar
verwachting vrijwel volledig bereikt. Hierdoor bestaat de verwachting dat het grootste
deel van de aanvragen spoedig na opening van de aanvraagtermijn zullen worden ingediend.
Vanwege de nauwe betrokkenheid van de branche- en belangenorganisaties en de wens
de uitvoering snel te laten verlopen is gekozen voor een relatief korte aanvraagtermijn.
Om een goede en efficiënte beoordeling van de aanvragen te faciliteren wordt gebruik
gemaakt van een door de minister vastgesteld aanvraagformulier en de Verklaring Kinderopvang.
Dit is bepaald in het tweede lid.
Op grond van het derde lid bestaat een aanvraag uit een door de aanvrager ingevuld
en ondertekend aanvraagformulier, een door het kindercentrum of het gastouderbureau
ondertekende Verklaring Kinderopvang en de facturen voor de kinderopvang over de sluitingsperioden.
Indien slechts over een deel van de sluitingsperiode gebruik is gemaakt van kinderopvang
worden uiteraard slechts alleen deze facturen bijgevoegd.
In het vijfde lid is geregeld dat indien bij de beoordeling van de aanvraag blijkt
dat nadere informatie nodig voor de beoordeling van de aanvraag, de aanvrager deze
op verzoek of uit eigen beweging verstrekt. Dit zal bijvoorbeeld zien op een betaalbewijs
van de facturen of het contract met de kinderopvangorganisatie.
Artikel 6. Vaststelling van de tegemoetkoming
De SVB beslist namens de minister binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag
op die aanvraag. Indien voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling wordt vastgesteld
dat een aanvraag (nog) niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld
deze binnen een redelijke, door de SVB te stellen termijn aan te vullen, conform artikel
4:5, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als een aanvraag
niet binnen de geboden termijn wordt aangevuld, en dus onvoldoende gegevens bevat
om een goede beoordeling mogelijk te maken, wordt deze niet in behandeling genomen.
Bewijsstukken die pas na de daarvoor geboden termijn worden aangeboden, worden niet
meer bij de beoordeling betrokken.
De persoon die op grond van deze regeling een aanvraag indient ontvangt van de SVB
een beschikking, waarop een betaling volgt. Tegen deze beschikking kan de aanvrager
binnen de daarvoor op grond van de Awb geldende termijn van 6 weken na dagtekening
van de beschikking een bezwaarschrift indienen bij de SVB.
Artikel 7. Intrekking en terugvordering
Dit artikel ziet op situaties waarin blijkt dat een tegemoetkoming ten onrechte is
toegekend of voor een te hoog bedrag is toegekend. Daarom wordt in het eerste lid,
onderdeel a, van dit artikel bepaald dat een besluit tot toekenning van een tegemoetkoming
wordt ingetrokken of herzien indien een aanvrager in de aanvraag onjuiste of onvolledige
informatie heeft verschaft, waardoor de tegemoetkoming ten onrechte is toegekend of
voor een te hoog bedrag is toegekend. Een besluit tot toekenning wordt ook ingetrokken
of herzien indien uit de gegevens verstrekt door de Belastingdienst/Toeslagen alsnog
blijkt dat recht op een tegemoetkoming op grond van de TTKO bestaat.
In het tweede lid wordt bepaald dat ten gevolge van het intrekken van het besluit
het ten onrechte betaalde bedrag in tegemoetkoming door de minister geheel of gedeeltelijk
wordt teruggevorderd.
Indien dringende redenen aanwezig zijn, kan op grond van het derde lid van herziening,
intrekking of terugvordering worden afgezien. Wanneer daarvan sprake is, staat per
individueel geval ter beoordeling van de minister. Het begrip dringende redenen heeft
hier dezelfde betekenis als in overeenkomstige bepalingen in de Algemene Ouderdomswet
(artikel 24, vijfde lid), de Algemene nabestaandenwet (artikel 53, vijfde lid) en
de Algemene Kinderbijslagwet (artikel 24, vijfde lid).
Artikel 8. Mandaat SVB
Artikel 8 voorziet in mandaatverlening aan de SVB. Die uitvoering betreft alle taken
die aan de minister zijn opgedragen. Het betreft onder meer het gehele proces van
aanvraag, beslissing en de behandeling van bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten
die zijn genomen op grond van deze regeling. Tevens ziet het op het herzien, intrekken
of terugvorderen indien blijkt dat een tegemoetkoming ten onrechte is toegekend of
voor een te hoog bedrag is toegekend. In het geval dat in beroep blijkt dat er een
nieuwe beschikking nodig is, wordt deze namens de minister door de SVB genomen.
Artikel 9. Gegevensverwerking
Voor een toelichting bij de gegevensverwerking wordt verwezen naar paragraaf 2.7.4
van het algemeen deel van de toelichting.
Artikel 10. Financiering en verantwoording financiering SVB
De SVB voert deze regeling uit in mandaat. Voor deze uitvoering ontvangt de SVB een
rijksbijdrage, die zowel ziet op de tegemoetkomingen als de uitvoeringskosten. Deze
bepaling bevat een formalisering van de financieringsprocedure en bijbehorende verantwoording.
De uitbetaling van de tegemoetkoming door de SVB concentreert zich rond een tweetal
momenten: op grond van deze regeling en naar aanleiding van gegrond bezwaar en beroep.
Het Rijk voorziet in de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan de regeling
en sluit voor de bevoorschotting aan bij de reguliere financieringsmomenten van de
SVB, rekening houdend met voornoemde uitbetalingen. Hoewel de uitvoering van deze
regeling los staat van andere taken die de SVB als ZBO uitvoert, is voor de verantwoording
wel zoveel als mogelijk aangesloten bij de reguliere werkwijzen. Om die reden zal
de SVB een inhoudelijk en financieel verslag uitbrengen middels het reguliere jaarverslag
dat is voorzien van een accountantsverklaring. Bij het jaarverslag rekent de minister
de baten en lasten, alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot het betreffende
kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar Er
is afgezien van een verplichting tot tussentijdse rapportage over de uitgegeven middelen
vanwege de korte duur dat de regeling van kracht is.
Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Aangezien het van belang is dat de doelgroep
van deze regeling snel duidelijkheid krijgt dat zij ook een tegemoetkoming krijgen,
wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn voor
regelgeving zoals opgenomen in de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Deze regeling vervalt per 1 mei 2023. De verwachting is dat op dat moment nagenoeg
alle afgegeven beschikkingen onherroepelijk zijn geworden. Wel blijft de regeling,
ook na 30 april 2023, van kracht ten behoeve van de eventueel langer durende afwikkeling
van reeds vastgestelde tegemoetkomingen. Met deze vervaltermijn wordt aangesloten
bij de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO.
Artikel 11. Citeertitel
In dit artikel is de citeertitel van deze regeling bepaald: de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling
KO zonder overheidsvergoeding. Aangezien deze regeling met ingang van 1 juni 2023
vervalt, is de tijdelijkheid van de regeling ook in de citeertitel weergegeven.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees