Cultuurconvenant 2021–2024, Ministerie van OCW - Brabant-Stad

De Staat der Nederlanden, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelend als bestuursorgaan, hierna te noemen: minister van OCW,

en

De provincie Noord-Brabant, voor zover het de bestuurlijke bevoegdheden betreft Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de gedeputeerde voor cultuur, de heer W. van Pinxteren, gemachtigd door de Commissaris van de Koning bij besluit d.d. 09-03-2021 handelende ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 09-03-2021, hierna te noemen: provincie,

en

De gemeenten, voor zover het de bestuurlijke bevoegdheden betreft Burgemeester en wethouders van de gemeenten Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Tilburg, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouders voor cultuur voor Breda mevrouw M. de Bie, Eindhoven mevrouw M. List-de Roos, Helmond mevrouw A. Maas, ’s-Hertogenbosch de heer M. van der Geld en Tilburg mevrouw M. Hendrickx, gemachtigd door de Burgemeester, handelende ter uitvoering van het collegebesluit van Burgemeester en Wethouders van Breda d.d. 08-03-2021, van Eindhoven, Helmond en ’s-Hertogenbosch d.d. 09-03-2021 en van Tilburg d.d. 16-03-2021, hierna te noemen: gemeenten,

hierna te noemen: ‘Partijen’, dan wie ieder afzonderlijk: ‘Partij’.

Overwegende dat:

  • rijk, provincies en gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de culturele infrastructuur in Nederland;

  • daartoe algemene afspraken tussen de minister van OCW, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn vastgelegd in het op 21 mei 2012 ondertekende 'Algemeen Kader Interbestuurlijke Verhoudingen Cultuur';

  • Partijen met het oog op de gewenste beleidsafstemming gesprekken hebben gevoerd over de uitgangspunten voor het cultuurbeleid uit de nota Uitgangspunten Cultuurbeleid 2021–20241 en over de politiek-bestuurlijke prioriteiten op landelijk, regionaal en lokaal niveau;

  • BrabantStad in november 2018 het regioprofiel heeft ingediend bij de Minister van OCW en dat dit als leidraad heeft gediend voor de samenwerking in de periode 2021–2024;

  • overheden gezamenlijk afspraken vastleggen over de beleidsprioriteiten en verantwoordelijkheden in het cultuurbeleid voor de periode 2021–2024;

KOMEN OVEREEN:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

Partijen bevorderen dat zij elkaar over en weer informeren over het door hen te voeren beleid op landelijk, regionaal en lokaal niveau op het gebied van cultuurbeleid zoals wordt bedoeld in dit convenant.

Paragraaf 2. Gezamenlijke verantwoordelijkheid

Artikel 2 Gesubsidieerde instellingen

  • 1. De in de bijlage 1 opgenomen instellingen zijn onderdeel van de landelijke culturele basisinfrastructuur of worden meerjarig gesubsidieerd door het Rijk / Rijksfondsen en Partijen beschouwen de subsidiering van deze instellingen gedurende 2021 tot en met 2024 als een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

  • 2. Partijen zetten zich ervoor in de hoogte van de subsidie van de in artikel 2.1 opgenomen instellingen niet naar beneden bij te stellen gedurende de looptijd van het convenant en gedurende de looptijd van de subsidieperiode. Partijen gaan met elkaar in gesprek wanneer een van de betrokken Partijen van plan is de subsidie van de in artikel 2.1 opgenomen instellingen, gedurende de looptijd van het convenant en gedurende de looptijd van de subsidieperiode, wel naar beneden bij te stellen.

  • 3. Partijen subsidiëren de in het eerste lid bedoelde instellingen door middel van beschikkingen die waar wenselijk op elkaar aansluiten.

Artikel 3 - Cultuureducatie

  • 1. Partijen zetten zich samen in voor het versterken van de kwaliteit van cultuureducatie.

  • 2. Zij doen dit onder meer door het programma ‘Cultuureducatie met Kwaliteit’ in 2021–2024 te continueren en door het bestuurlijk kader 2013–2023 te onderschrijven. In 2021–2024 is er binnen het programma ‘Cultuureducatie met Kwaliteit’ extra aandacht voor kansengelijkheid, aansluiting bij curriculum.nu, aansluiting binnen- en buitenschools aanbod, meer mogelijkheden voor het voortgezet onderwijs en het mbo.

  • 3. Deelnemende Brabantse gemeenten en provincie matchen het door het ministerie van OCW beschikbaar gestelde bedrag met eenzelfde bedrag per inwoner. Afspraken over de financiering zijn vastgelegd in de adhesieverklaringen van alle deelnemende gemeenten in de provincie Noord-Brabant en de provincie ten behoeve van de aanvraag bij het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP).

  • 4. Partijen gaan gedurende de looptijd van het convenant (2021–2024) in overleg over een bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs vanaf 2024.

Artikel 4 - Cultuurparticipatie

  • 1. Partijen spannen zich in om, in samenwerking met het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) en het FCP, de doelen uit het programma Cultuurparticipatie 2021–2024, zoals beschreven in bijlage 2, te behalen.

  • 2. De minister van OCW stelt voor het programma Cultuurparticipatie in de jaren 2021–2024 jaarlijks een bedrag van € 5,075 miljoen beschikbaar.

  • 3. Het FCP voert de meerjarenregeling Samen Cultuurmaken 2021–2024, Samen werken aan cultuur voor iedereen (Stcrt. 2020, 30490), uit. Initiatieven worden gefinancierd door matching met middelen van gemeenten, provincies of andere publieke en/of private partijen. Hoe de matching dient plaats te vinden, is opgenomen in de meerjarenregeling.

  • 4. Partijen blijven met elkaar in gesprek over vervolg van het programma na 2024.

Artikel 5 Decentralisatie-uitkering Beeldende Kunst en Vormgeving

  • 1. De minister van OCW zet de decentralisatie-uitkering Beeldende Kunst en Vormgeving uit de periode 2017–2020 onder dezelfde voorwaarden voort in de periode 2021–2024.

  • 2. De gemeenten die Partij zijn bij dit convenant beschouwen het elk als hun verantwoordelijkheid om middelen die zij ontvangen uit een decentralisatie-uitkering Beeldende Kunst en Vormgeving, te matchen.

Artikel 6 Publieke collecties

Partijen erkennen het belang van behoud, beheer en de toegankelijkheid van publieke collecties voor het publiek van vandaag en in de toekomst. Partijen hebben als eigenaar van publieke collecties elk een eigen verantwoordelijkheid hiervoor. Partijen zetten zich hiervoor in door:

  • 1. Het bevorderen van het bruikleenverkeer langs de lijnen van de Code Bruikleenverkeer (2017);

  • 2. Het bevorderen van het behoud en beheer.

  • 3. Zorgvuldige omgang met collecties met een koloniale context en roofkunst uit de Tweede Wereldoorlog door onder meer:

    • a. Aandacht voor het behoud en beheer van deze collecties (voor zover aanwezig), inclusief herkomstonderzoek;

    • b. elkaar te informeren over landelijk en lokaal beleid. Voor het informeren wordt eerst op ambtelijk niveau contact gezocht.

Artikel 7 Samenwerkingsverband publieksdata

  • 1. Partijen zetten zich in tijdens de periode 2022–2024 om het samenwerkingsverband publieksdata vorm te laten krijgen. Voornoemd samenwerkingsverband wordt vormgegeven door een taskforce. Daarnaast houdt deze taskforce tevens de regie op het samenwerkingsverband. In de periode 2022–2024 is de taskforce samengesteld.

  • 2. Partijen delen hun kennis over publieksdata voor zover nodig met de taskforce2 samenwerkingsverband publieksdata. Deze inspanning is gericht op het versterken van marketing en datagebruik ten behoeve van culturele instellingen.

Artikel 8 Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie

  • 1. Partijen onderschrijven samen het belang van Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie voor de kwaliteit van de sector, zullen dit belang uitdragen en de sector ondersteunen in de toepassing van deze codes.

  • 2. Partijen spreken vanuit de principes van gezamenlijke en complementaire verantwoordelijkheden af om toepassing van de codes en omgang met de subsidievoorwaarden te monitoren onder de eigen meerjarige subsidierelaties, en bij aanleiding ook met de meerjarig gesubsidieerde instellingen te agenderen.

  • 3. Bij vragen en zorgen over de codes onderschrijven Partijen samen de rol van de hoeders van de codes als inhoudelijke en onafhankelijke experts, te weten Cultuur+Ondernemen, Kunsten ’92 in samenwerking met Platform ACCT en het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA).

  • 4. Partijen spreken af om, vanuit het principe van gezamenlijke verantwoordelijkheden, toepassing van de codes door de instellingen te betrekken bij subsidiebesluiten. Een instrument daartoe zijn de meerjarige subsidiebesluiten.

Artikel 9 Cultureel erfgoed en ruimtelijke ontwerp

  • 1. Partijen spreken onderling het belang uit van een goede en zorgvuldige omgang met cultureel erfgoed binnen het proces van ruimtelijke ordening en de inzet van ruimtelijk ontwerp hierbij. De Erfgoedwet, de Omgevingswet, de Nationale Omgevingsvisie en de daaraan verbonden programma’s, het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp, de Omgevingsagenda’s en de verstedelijkingsstrategieën bieden hiervoor het kader.

  • 2. Partijen gaan bij de implementatie van de Omgevingswet kennis en ervaringen uitwisselen om te komen tot een goede inbedding van cultureel erfgoed in de dagelijkse praktijk.

Artikel 10 Archeologie

Partijen onderschrijven het belang van één digitaal loket voor de aanlevering van de digitale archeologische opgravingsdocumentatie en zetten zich, met inachtneming van de kaders van de Erfgoedwet, in voor de versterking van de één-loket benadering van het landelijk loket ArcheoDepot. Partijen gaan gedurende de looptijd van het convenant in overleg over hoe informatie uit het ArcheoDepot, zoveel als wettelijk mogelijk, toegankelijk gemaakt kan worden ten behoeve van een breed publiek.

Artikel 11 Gezamenlijke visie cultuurbeleid 2025–2028

Partijen zetten zich in, met inachtneming van ieders rollen en verantwoordelijkheden, om een gezamenlijke visie voor het cultuurbeleid vanaf 2025 uit te werken.

Artikel 12 Cultuur in tijden van crisis

  • 1. Partijen voeren indien nodig overleg ten behoeve van het afstemmen en samenwerken met betrekking tot het herstel van de culturele en erfgoedsector uit een crisis die is ontstaan door externe factoren. Hierbij wordt beleid zo veel mogelijk afgestemd.

  • 2. Partijen voeren indien nodig overleg over het veranderen in de voorgenomen activiteiten van de door Partijen gesubsidieerde instellingen als gevolg van de beperkende overheidsmaatregelen gedurende de coronacrisis.

Artikel 13 Onderzoeksinformatie

Partijen voorzien elkaar van resultaten van relevant (evaluatie)onderzoek over de onderwerpen van dit convenant. Waar mogelijk wordt samengewerkt bij nieuw onderzoek.

Artikel 14 Monitoring

De voortgang van de afspraken van dit convenant worden halverwege en aan het eind van de looptijd van het convenant geïnventariseerd en vastgelegd. OCW neemt initiatief tot deze monitoring, waaronder het agenderen van voortgangsgesprekken.

Artikel 15 Mededinging en aanbesteden

Het toepassen en uitwerken van dit convenant of daaruit voortvloeiende maatregelen mogen niet strijdig zijn met Europese of nationale mededingings- en aanbestedingsregels.

Paragraaf 3. Slotbepalingen

Artikel 16

De afspraken in dit convenant zijn niet in rechte afdwingbaar.

Artikel 17

Dit convenant treedt in werking nadat Partijen dit convenant hebben ondertekend, en werkt terug tot 1 januari 2021 en eindigt op 31 december 2024. Partijen treden uiterlijk een jaar voor het beëindigen van dit convenant in overleg over eventuele voortzetting van het convenant.

Artikel 18

Indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat dit convenant billijkheidshalve behoort te worden gewijzigd, treden Partijen over een eventuele wijziging van dit convenant in overleg.

Artikel 19

Wanneer een partij het convenant schriftelijk opzegt, eindigt het convenant voor beide Partijen.

Artikel 20

De aan dit convenant gehechte bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het convenant.

Artikel 21

Binnen 6 weken na het ondertekenen van dit convenant wordt de zakelijke inhoud daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

Den Haag,

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven,

gedeputeerde van de provincie Noord-Brabant, W. van Pinxteren

wethouder van de gemeente Breda, M. de Bie

wethouder van de gemeente Eindhoven, M. de List-de Roos

wethouder van de gemeente Helmond, A. Maas

wethouder van de gemeente ’s-Hertogenbosch, M. van der Geld

wethouder van de gemeente Tilburg, M. Hendrickx

BIJLAGEN BIJ HET CULTUURCONVENANT 2021–2024

Ministerie van OCW - Regio BrabantStad

Bijlage 1, behorende bij artikel 2:

Cofinanciering culturele instellingen in 2021–2024 BrabantStad (culturele basisinfrastructuur). Bedragen zijn subsidieverleningen in euro’s per jaar.

A: Landelijke basisinfrastructuur
   

2021–2024

Instelling

Plaats

BrabantStad

BIS

Totaal

   

provincie

gemeente

   

BioArt Laboratories1

Eindhoven

   

439.697

439.697

Coöperatie Emoves U.A.

Eindhoven

150.000

185.750

540.867

876.617

De Stilte

Breda

356.511

160.000

700.000

1.216.511

Dutch Design Foundation

Eindhoven

254.651

420.000

1.000.000

1.674.651

EKWC

Oisterwijk

203.720

 

500.000

703.720

Het Zuidelijk Toneel

Tilburg

356.510

517.727

1.692.500

2.566.737

Mommerskwartier TextielLab

Tilburg

152.790

600.000

757.478

1.510.268

MU

Eindhoven

152.790

365.500

523.720

1.042.010

Noordbrabants Museum2

s-Hertogenbosch

150.000

 

250.000

400.000

November Music

s-Hertogenbosch

254.651

137.170

275.000

666.821

Opera Zuid

Maastricht

356.511

 

1.579.000

1.935.511

Philharmonie zuidnederland

Eindhoven

1.500.000

94.085

7.545.000

9.139.085

Theater Artemis

s-Hertogenbosch

365.511

91.229

793.444

1.250.184

   

4.253.643

2.571.461

16.596.706

23.421.810

X Noot
1

Inspanning van de gemeente Eindhoven om huisvesting mede mogelijk te maken onder afgesproken voorwaarden.

X Noot
2

Cofinanciering van de provincie betreft het project dat in de BIS wordt gehonoreerd als samenwerkingsproject met andere regionale musea.

B: Overige meerjarig gesubsidieerde organisaties
   

2021–2024

Instelling

Plaats

BrabantStad

Rijksfondsen1

Totaal

   

provincie

gemeente

   

Afslag Eindhoven

Eindhoven

 

97.500

125.000

222.500

BRIK

Breda

25.000

25.000

37.500

87.500

Corpo Maquina

Tilburg; Breda

 

50.000

100.000

150.000

Festival Cement

s-Hertogenbosch

152.790

74.510

162.500

389.800

Festival Circolo

Tilburg

152.500

100.000

162.500

415.000

House of Nouws

Tilburg

55.000

35.000

116.875

206.875

Jazz in Duketown

s-Hertogenbosch

 

80.950

37.500

118.450

LeineRoebana

Breda

150.000

150.000

280.500

580.500

Lustwarande

Tilburg

 

80.000

55.000

135.000

Matzer

s-Hertogenbosch

152.790

46.650

374.000

573.440

Next Nature Netwerk2

Eindhoven

250.000

500.000

500.000

1.250.000

Panama Pictures

s-Hertogenbosch

152.790

32.610

280.500

465.900

Paul van Kemenade

Tilburg

94.650

47.500

93.500

235.650

Playgrounds

Breda

152.750

100.000

350.000

602.750

Roadburn

Tilburg

75.000

65.000

75.000

215.000

Rugged Solutions

Eindhoven

90.000

90.000

125.000

305.000

Schippers&VanGucht

Breda

150.000

35.000

300.000

485.000

So Whats' Next

Eindhoven

35.000

75.000

37.500

147.500

The Watershed

Eindhoven

 

70.000

75.000

145.000

Theaterfestival Boulevard

s-Hertogenbosch

254.650

458.500

350.000

1.063.150

This is not a show

Tilburg

80.000

23.000

116.875

219.875

TILT

Tilburg

 

55.000

50.000

105.000

   

2.022.920

2.291.220

3.804.750

8.118.890

X Noot
1

De Rijkscultuurfondsen zijn geen partij in het convenant tussen de minister van OCW en BrabantStad.

X Noot
2

Onder voorbehoud van subsidieverlening door Gedeputeerde Staten. GS hebben eerder €1,0 miljoen gereserveerd voor Next Nature.

BIJLAGE 2, TOELICHTING BIJ ARTIKELEN

Artikelen

Artikel 4 Cultuurparticipatie

Kunst en cultuur dragen bij aan de veerkracht, welzijn en gezondheid van mensen en zij vervullen een rol in de sociale basis van de maatschappij. Tegelijkertijd is cultuurdeelname nog niet vanzelfsprekend voor iedereen. Het programma Cultuurparticipatie 2021–2024 streeft daarom naar inclusieve cultuurparticipatie, voor iedereen toegankelijk, waarbij beperkingen geaccepteerd worden door een passend aanbod.

Het programma cultuurparticipatie is een uitwerking van bestuurlijke afspraken tussen Rijk (OCW), gemeenten (Vereniging Nederlandse gemeenten, VNG) en provincies (Interprovinciaal Overleg, IPO). Het programma krijgt vorm in een samenwerking tussen het Ministerie van OCW, het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) en het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP). Het programma kent drie belangrijke pijlers: een meerjarige subsidieregeling, onderzoek en kennisdeling en communicatie/campagne. Een programmatische en lerende aanpak staat centraal. Zo kan ingespeeld worden op actuele ontwikkelingen en het realiseren van de doelstelling. Het programma start vanuit lokale initiatieven. De beoogde deelnemers beslissen mee over de uitwerking. Dit betekent dat inhoud, aanpak en doelgroep per gemeente verschillen. Er is ruimte voor maatwerk in schaal en bereik.

Het rijk stelt voor het programma Cultuurparticipatie in de jaren 2021–2024, jaarlijks een bedrag van € 5,075 miljoen beschikbaar. Het Fonds voor Cultuurparticipatie voert de vierjarige regeling Samen Cultuur Maken uit. Initiatieven worden gefinancierd door matching met middelen van één of meerdere van de volgende partijen: gemeenten, provincies of andere publieke en/of private partijen.

Artikel 6 Publieke collecties

Meer achtergrondinformatie over dit artikel is te vinden in de brief aan de Tweede Kamer van 13 november 20203.

Artikel 7 Samenwerkingsverband publieksdata

In de Uitgangspuntenbrief cultuurbeleid benoemt de minister het belang van data voor publieksbereik. Zij kondigt een onderzoek aan naar een samenwerkingsverband publieksdata in de cultuursector. Dit onderzoek is in augustus 2020 afgerond. Uit de eindrapportage blijkt dat er grote kansen zijn voor de cultuursector om met gebruik van data het publieksbereik te versterken. Het gaat hierbij om inzicht in de diverse groepen bezoekers en niet bezoekers en de beste manier om deze groepen te benaderen. Samenwerking is hierbij van groot belang om versnippering van deskundigheid te voorkomen.

Gezien de complexiteit van de opgave wordt in 2021 een taskforce in het leven te roepen om de verdere invulling van dit samenwerkingsverband vorm te geven. Over de invulling hiervan is het gesprek nu gestart. Komend jaar is het van belang om de bestaande kennis te bundelen en uit te werken in een samenwerkingsverband die culturele instellingen verder helpt bij het bereiken van een nieuw en divers publiek.

Artikel 8 Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie

De Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie zetten zich in voor een gezonde en veerkrachtige sector, met het veld als initiatiefnemer en regiehouder. Elk van deze codes heeft een eigen focus: de Governance Code Cultuur richt zich op goed bestuur en toezicht in de sector, de Fair Practice Code op een stevigere arbeidsmarktpositie van mensen werkzaam in de sector en de Code Diversiteit en Inclusie op representatie van de brede diversiteit van de Nederlandse samenleving in de culturele en creatieve sector. De codes dienen om een kader te geven voor discussie over en ontwikkeling van de maatschappelijke verantwoordelijkheden, met inzet van gedeelde principes, algemene gedragsregels en aanbevelingen.

Artikel 10 Archeologie

In het artikel wordt gesteld: ‘met inachtneming van de kaders van de Erfgoedwet’ omdat altijd voldaan moet worden aan onder meer de verplichtingen van aanmelding en afmelding van onderzoeken. Daarnaast stellen we in het artikel ‘zoveel als wettelijk mogelijk’, omdat in het kader van Unesco 2001 geen locatiegegevens van wrakken gedeeld mogen worden.

Naar boven