Meerjarenregeling Samen Cultuurmaken 2021–2024, Samen werken aan cultuur voor iedereen

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 juni 2020;

besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. actieve cultuurparticipatie:

kunstzinnige of erfgoedactiviteiten die door een cultuurmaker in de vrije tijd worden beoefend;

b. adviescommissie:

een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

c. Algemeen Subsidiereglement:

Algemeen Subsidiereglement stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

d. cultuurmaker:

persoon die in zijn of haar vrije tijd actief deelneemt aan kunst, e-cultuur, erfgoed of media;

e. activiteit:

project, verkenning, onderzoek, experiment, plan of ander initiatief met artistiek inhoudelijk uitgangspunt;

f. Fonds:

het Fonds voor Cultuurparticipatie;

g. instelling uit het sociaal domein:

stichting of vereniging zonder winstoogmerk in het domein rond zorg (Wet langdurige zorg), welzijn, leefbaarheid, werk, maatschappelijke ondersteuning, participatie en integratie, zelfredzaamheid, speciaal onderwijs, jeugdzorg, eerstelijnszorg, ouderenzorg, GGZ en alle daaraan verwante taken, waaronder gedecentraliseerd beleid dat bij de gemeente is belegd;

h. culturele instelling:

culturele stichting of vereniging zonder winstoogmerk; exclusief instellingen met een provinciale of gemeentelijke opdracht om het lokale culturele veld te ondersteunen;

i. cultureel professional:

c persoon die zelfstandig professioneel actief is op het gebied van kunst, e-cultuur, erfgoed of media;

j. professional in het sociaal domein:

persoon die zelfstandig professioneel actief is in het sociaal domein;

k. Nederland:

het land Nederland inclusief de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

l. Koninkrijk der Nederlanden:

Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2. Doel

Met deze subsidieregeling stimuleert het Fonds het vergroten van de toegankelijkheid van actieve cultuurparticipatie van zoveel mogelijk verschillende groepen mensen op zoveel mogelijk verschillende plekken binnen de samenleving, door middel van samenwerking tussen de culturele sector en het sociale domein. Hierbij streeft het Fonds naar een evenwichtige spreiding van middelen over regio’s, thema’s en doelgroepen. Daarmee draagt de regeling bij aan het vergroten van de zichtbaarheid en erkenning van actieve cultuurparticipatie alsook het bevorderen en duurzaam versterken daarvan.

Artikel 3. Opbouw van de regeling in sporen waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. Deze regeling kent verschillende zogeheten sporen waarbinnen een subsidieaanvraag kan worden ingediend. Dit zijn:

    • a. spoor 1: De try-out, zoals bedoeld in hoofdstuk 2, of

    • b. spoor 2: Ontwikkeltrajecten, zoals bedoeld in hoofdstuk 3, of

    • c. spoor 3: Meerjarentrajecten, zoals bedoeld in hoofdstuk 4.

  • 2. Een aanvrager kan maximaal één aanvraag tegelijk indienen, en niet voor meerdere sporen tegelijkertijd.

  • 3. Deze regeling heeft een bijbehorende toelichting met kaders en aanvullende informatie.

Artikel 4. Wie kan aanvragen?

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:

    • a. culturele instelling die bij de aangevraagde activiteiten samenwerkt met een instelling of professional uit het sociaal domein, of

    • b. een instelling uit het sociaal domein die bij de aangevraagde activiteiten samenwerkt met een cultureel professional of een culturele instelling, of

    • c. een cultureel professional die bij de aangevraagde activiteiten samenwerkt met een instelling of professional uit het sociaal domein, of

    • d. een professional in het sociaal domein die bij de aangevraagde activiteiten samenwerkt met een culturele instelling of een cultureel professional.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid worden als samenwerkingspartners ook erkend:

    • a. zelforganisaties zonder rechtspersoonlijkheid uit het culturele of sociale domein, of

    • b. onderwijsinstellingen, als samenwerkingspartner voor een partij als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, voor zover het buitenschoolse activiteiten betreft.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde instellingen of partijen kunnen niet zelfstandig een aanvraag indienen.

  • 4. Subsidie kan niet worden aangevraagd door instellingen met een grootstedelijke of provinciale opdracht en financiering ter ondersteuning van het culturele veld. Deze partijen kunnen evenmin samenwerkingspartner zijn.

Artikel 5. Indieningsvereisten

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend via de website van het Fonds middels een digitaal aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag gaat ten minste vergezeld van een project- of activiteitenplan voor de gehele looptijd van de aanvraag, een samenwerkingsdocument en een sluitende begroting.

  • 3. Indien de aanvrager een zelfstandig professional is, maken in aanvulling op het eerste en tweede lid een curriculum vitae en uittreksel van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel onderdeel uit van de aanvraag.

  • 4. Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen, totdat de aanvraag is aangevuld. Het moment dat de aanvraag volledig is, geldt als het moment waarop de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 2. SPOOR 1: DE TRY-OUT

Artikel 6. Waarvoor kan worden aangevraagd?

  • 1. De aanvrager richt zich in het bijzonder op een vernieuwende activiteit vanuit een samenwerking tussen het cultureel en het sociaal domein. De activiteit heeft een artistiek inhoudelijke invulling met als doel om drempels ten aanzien van actieve cultuurparticipatie weg te nemen.

  • 2. De aanvraag betreft een onderzoek, experiment of proefsituatie waarbij concrete activiteiten met een doelgroep plaatsvinden.

  • 3. De aanvrager kan subsidie aanvragen voor een activiteit die invulling geeft aan het doel van deze regeling.

  • 4. De activiteiten hebben per aanvraag een maximale looptijd van 12 maanden en starten uiterlijk binnen 6 maanden na het indienen van de aanvraag.

  • 5. De activiteiten starten niet eerder dan na de subsidieverlening.

  • 6. De activiteiten eindigen uiterlijk op 31 december 2025.

Artikel 7. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 500.000,– per indieningstermijn als bedoeld in artikel 9.

  • 2. Van het subsidieplafond in het eerste lid is jaarlijks € 75.000,– bestemd voor laagdrempelig aanvragen en beoordelen. De vorm en wijze waarop dat wordt ingevuld, is ter besluitvorming van het Fonds.

  • 3. Het Fonds kan jaarlijks besluiten:

    • a. in aanvulling op het tweede lid, een geoormerkt budget uit het subsidieplafond te reserveren voor bepaalde regio’s, thema’s, doelgroepen en laagdrempelige vormen van aanvragen en beoordelen;

    • b. het vastgestelde subsidieplafond te wijzigen;

    • c. bij onderuitputting van een subsidieplafond na het verstrijken van een indieningstermijn als bedoeld in artikel 9, dat resterende deel toe te voegen aan het subsidieplafond behorend bij de daaropvolgende indieningstermijn.

  • 4. Een besluit van het Fonds tot wijziging van het subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds.

Artikel 8. Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt minimaal € 2.500,– en maximaal € 25.000,– per aanvraag.

  • 2. De subsidie bedraagt niet meer dan 80% van de totale voor subsidie in aanmerking komende kosten.

Artikel 9. Indieningstermijnen

  • 1. Een aanvraag in spoor 1 kan alleen binnen de volgende termijnen worden ingediend:

    • a. van 15 september 2020 tot en met 14 september 2021, 13.00 uur Europese tijd,

    • b. van 1 januari 2022 tot en met 14 september 2022, 13.00 uur Europese tijd,

    • c. van 1 januari 2023 tot en met 14 september 2023, 13.00 uur Europese tijd,

    • d. van 1 januari 2024 tot en met 17 september 2024, 13.00 uur Europese tijd.

  • Een aanvrager kan maximaal 1 aanvraag per indieningstermijn gehonoreerd krijgen.

Artikel 10. Beoordeling en toekenning

  • 1. Aanvragen worden per termijn behandeld op volgorde van binnenkomst. Alleen volledige aanvragen die binnen de in artikel 9 genoemde termijnen zijn ingediend worden in behandeling genomen.

  • 2. Indien een aanvraag tijdig en volledig is ingediend, wordt hij ter advisering voorgelegd aan een interne adviescommissie.

  • 3. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. inhoudelijke en artistieke kwaliteit van de activiteiten in relatie tot het doel en het stimuleringskarakter van de subsidieregeling; en

    • b. organisatorische kwaliteit en de wijze waarop de beoogde doelgroep betrokken is bij het ontwikkelen en de uitvoering van de activiteiten; en

    • c. samenwerking; hoe de wijze van samenwerking tussen de aanvragende partij en de samenwerkingspartner(s) een meerwaarde oplevert die bijdraagt aan het verlagen van drempels voor cultuurdeelname.

  • 4. Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag op alle criteria als voldoende te zijn beoordeeld. De wijze waarop aan de criteria wordt getoetst, is terug te vinden in de toelichting bij deze regeling.

  • 5. Aanvragen kunnen gehonoreerd worden zolang het subsidieplafond per indieningstermijn toereikend is.

  • 6. Het Fonds beslist binnen 13 weken nadat een volledige aanvraag is ontvangen.

HOOFDSTUK 3. SPOOR 2: ONTWIKKELTRAJECTEN

Artikel 11. Waarvoor kan worden aangevraagd?

  • 1. De aanvrager richt zich in het bijzonder op een vernieuwende activiteit, vanuit een samenwerking tussen het cultureel- en het sociaal domein, met als doel om drempels ten aanzien van actieve cultuurparticipatie weg te nemen.

  • 2. De aanvraag betreft een ontwikkeltraject, waarin leren en verbeteren centraal staat, dat achtereenvolgens ten minste twee van de volgende fasen doorloopt: ontwerp, uitvoering, evaluatie, doorontwikkeling en borging.

  • 3. De aanvrager kan subsidie aanvragen voor een artistiek inhoudelijke activiteit, die invulling geeft aan het doel van deze regeling.

  • 4. De activiteiten en opeenvolgende fasen van het ontwikkeltraject kunnen worden gespreid over maximaal twee opeenvolgende aanvragen per aanvrager.

  • 5. De activiteiten hebben per aanvraag een maximale looptijd van 24 maanden en starten uiterlijk binnen negen maanden na indiening van de subsidieaanvraag. Vorenstaande geldt niet voor de activiteiten die worden ingediend in de indienronde van artikel 14, eerste lid, onderdeel d. Voor die activiteiten geldt de maximale einddatum van het zevende lid.

  • 6. De activiteiten starten niet eerder dan na subsidieverlening van de aanvraag.

  • 7. De activiteiten eindigen uiterlijk op 31 december 2025. Aanvragen die worden ingediend in de indienronde van artikel 14, eerste lid, onderdeel d, dienen in de planning op te nemen dat ze uiterlijk op voormelde datum zijn afgerond.

Artikel 12. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 1.250.000,– per indieningstijdstip zoals vermeld in artikel 14.

  • 2. Het Fonds kan jaarlijks besluiten:

    • a. een geoormerkt budget uit het subsidieplafond te reserveren voor bepaalde regio’s, thema’s, doelgroepen en laagdrempelige vormen van toekenning;

    • b. het vastgestelde subsidieplafond te wijzigen;

    • c. bij onderuitputting van een subsidieplafond na het verstrijken van een indieningstijdstip bedoeld in artikel 14, dat resterende deel toe te voegen aan het subsidieplafond behorend bij het daaropvolgende indieningstijdstip;

    • d. bij onderuitputting van een subsidieplafond na het verstrijken van een indieningstijdstip bedoeld in artikel 14, dat resterende deel toe te voegen aan het subsidieplafond behorend bij het meest overeenkomstige indieningstijdstip bedoeld in artikel 19.

  • 3. Een besluit tot wijziging van het subsidieplafond wordt bekend gemaakt via de website van het Fonds.

Artikel 13. Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt minimaal € 25.000,– en maximaal € 200.000,– per aanvraag.

  • 2. De subsidie bedraagt niet meer dan 60% van de totale voor subsidie in aanmerking komende kosten.

Artikel 14. Indieningstijdstippen

  • 1. Aanvragen dienen uiterlijk voor de onderstaande tijdstippen door het Fonds te zijn ontvangen:

    • a. voor activiteiten die starten in 2021: 19 januari 2021, 13.00 uur Europese tijd;

    • b. voor activiteiten die starten in 2022: 18 januari 2022, 13.00 uur Europese tijd;

    • c. voor activiteiten die starten in 2023: 17 januari 2023, 13.00 uur Europese tijd;

    • d. voor activiteiten die starten in 2024: 16 januari 2024, 13.00 uur Europese tijd.

  • 2. Een aanvrager kan maximaal 2 aanvragen in spoor 2 gehonoreerd krijgen.

Artikel 15. Beoordeling en toekenning

  • 1. Aanvragen worden ter advisering voorgelegd aan een externe adviescommissie.

  • 2. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. inhoudelijke en artistieke kwaliteit van de activiteiten in relatie tot het doel en het stimuleringskarakter van de subsidieregeling;

    • b. organisatorische kwaliteit en de wijze waarop de beoogde doelgroep betrokken is bij het ontwikkelen en de uitvoering van de activiteiten;

    • c. samenwerking; hoe de wijze van samenwerking tussen de aanvragende partij en de samenwerkingspartner(s) een meerwaarde oplevert die bijdraagt aan het verlagen van drempels voor cultuurdeelname;

    • d. ontwikkeling; het verloop en het perspectief van de ontwikkeling van de activiteiten in het traject en de aanpak die wordt gehanteerd om het leereffect te volgen en bevorderen opdat de activiteiten duurzaam kunnen worden voortgezet.

  • 3. Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag op alle criteria als voldoende te zijn beoordeeld. De wijze waarop aan de criteria wordt getoetst, is terug te vinden in de toelichting bij deze regeling.

  • 4. Op basis van de beoordeling van de adviescommissie worden de aanvragen in een rangorde geplaatst.

  • 5. Het Fonds verdeelt het beschikbare budget op volgorde van de rangorde, waarbij aanvragen worden gehonoreerd totdat het subsidieplafond per indieningstijdstip is bereikt.

  • 6. Het Fonds beslist binnen 13 weken na het verstrijken van de indieningstijdstippen, zoals bedoeld in artikel 14.

HOOFDSTUK 4. SPOOR 3: MEERJARENTRAJECTEN

Artikel 16. Waarvoor kan worden aangevraagd?

  • 1. De aanvrager richt zich in het bijzonder op bewezen, succesvolle concepten en het verdiepen en verbreden ervan, vanuit een samenwerking tussen het cultureel- en het sociaal domein.

  • 2. De activiteit richt zich voor langere termijn op de uitvoering van actieve cultuurparticipatie, is in zijn vorm en aanpak een voorbeeld en inspiratiebron, biedt perspectief op continuïteit van de activiteiten en draagt zo duurzaam bij aan gelijke kansen voor cultuurmakers.

  • 3. De aanvrager kan subsidie aanvragen voor een activiteit die met artistiek-inhoudelijk uitgangspunt invulling geeft aan het doel van deze regeling.

  • 4. De aanvraag betreft een meerjarenproject en heeft een minimale looptijd van 24 maanden en een maximale looptijd van 48 maanden. Vorenstaande geldt niet voor de activiteiten die worden ingediend in de indienronde van artikel 19, eerste lid, onderdeel c. Voor die activiteiten geldt de maximale einddatum van het achtste lid.

  • 5. Aanvragers vanuit Aruba, Curaçao en Sint-Maarten kunnen in spoor 3 uitsluitend aanvragen indienen met een looptijd van 12 tot en met 24 maanden.

  • 6. De activiteiten starten niet eerder dan na subsidieverlening.

  • 7. De activiteiten starten uiterlijk binnen negen maanden na het indienen van de aanvraag.

  • 8. De activiteiten eindigen uiterlijk op 31 december 2025. Aanvragen die worden ingediend in de indienronde van artikel 19, eerste lid, onderdeel c, dienen in de planning op te nemen dat ze uiterlijk op voormelde datum zijn afgerond.

Artikel 17. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 3.280.000,– per indieningstijdstip zoals vermeld in artikel 19.

  • 2. Het Fonds kan jaarlijks besluiten:

    • a. een geoormerkt budget uit het subsidieplafond te reserveren voor bepaalde regio’s, thema’s, doelgroepen en laagdrempelige vormen van toekenning;

    • b. het vastgestelde subsidieplafond te wijzigen;

    • c. bij onderuitputting van een subsidieplafond na het verstrijken van een indieningstijdstip bedoeld in artikel 19, dat resterende deel toe te voegen aan het subsidieplafond behorend bij het daaropvolgende indieningstijdstip;

    • d. bij onderuitputting van een subsidieplafond na het verstrijken van een indientijdstip bedoeld in artikel 19, dat resterende deel toe te voegen aan het subsidieplafond behorend bij het meest overeenkomstige tijdstip bedoeld in artikel 14.

  • 3. Een besluit tot wijziging van het subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds.

Artikel 18. Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt minimaal € 50.000,– en maximaal € 500.000,– per aanvraag.

  • 2. De subsidie bedraagt niet meer dan 50% van de totale voor subsidie in aanmerking komende kosten.

Artikel 19. Indieningstijdstippen

  • 1. Aanvragen dienen uiterlijk voor de onderstaande tijdstippen door het Fonds te zijn ontvangen:

    • a. voor activiteiten die starten in 2021: 19 januari 2021, 13.00 uur Europese tijd;

    • b. voor activiteiten die starten in 2022: 18 januari 2022, 13.00 uur Europese tijd;

    • c. voor activiteiten die starten in 2023: 17 januari 2023, 13.00 uur Europese tijd.

  • 2. Een aanvrager kan maximaal 2 aanvragen in spoor 3 gehonoreerd krijgen.

Artikel 20. Beoordeling en toekenning

  • 1. Aanvragen voor een subsidiebedrag worden ter advisering voorgelegd aan een externe adviescommissie.

  • 2. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. inhoudelijke en artistieke kwaliteit van de activiteiten in relatie tot het doel en het stimuleringskarakter van de subsidieregeling; en

    • b. organisatorische kwaliteit en de wijze waarop de doelgroep betrokken is bij het ontwikkeling en de uitvoering van de activiteiten; en

    • c. samenwerking: hoe de wijze van samenwerking tussen de aanvragende partij en de samenwerkingspartner(s) een meerwaarde oplevert die bijdraagt aan het verlagen van drempels voor; en

    • d. duurzaamheid: de mate waarin de activiteit perspectief biedt op continuïteit en daarbij een bovenregionale impact en uitstraling heeft.

  • 3. Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag op alle criteria als voldoende te zijn beoordeeld. De wijze waarop aan de criteria wordt getoetst, is terug te vinden in de toelichting bij deze regeling.

  • 4. Op basis van de beoordeling van de adviescommissie worden de aanvragen in een rangorde geplaatst.

  • 5. Het Fonds verdeelt het beschikbare budget op volgorde van de rangorde, waarbij aanvragen worden gehonoreerd totdat het subsidieplafond per indieningstijdstip is bereikt.

  • 6. Het Fonds beslist binnen 13 weken na het verstrijken van de in artikel 19 genoemde indieningstijdstippen.

HOOFDSTUK 5. BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 21. Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien de aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds subsidie ontvangt:

    • a. op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

    • b. van het Fonds; of

    • c. van één van de andere rijkscultuurfondsen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt subsidie in ieder geval geweigerd als:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd ten tijde van het indienen van de aanvraag reeds worden uitgevoerd;

    • b. de aanvraag gericht is op activiteiten die kunnen worden aangemerkt als reguliere of terugkerende activiteiten dan wel redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere (taakstellings)budget van de aanvrager.

  • 3. Subsidie wordt geweigerd als de activiteiten niet, of niet voldoende aansluiten bij het doel van de regeling.

  • 4. Subsidie kan worden geweigerd als de aanvrager in voorgaande jaren subsidie van het Fonds heeft ontvangen en niet of niet geheel heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 22. Voorwaarden en beperkingen

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover:

    • a. sprake is van een begrotingstekort en de behoefte aan ondersteuning door het Fonds wordt aangetoond; en

    • b. de aanvrager aannemelijk maakt dat de beschikbare financiële middelen, met inbegrip van de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om de activiteiten uit te voeren.

  • 2. De hoogte van de subsidie dient in redelijke verhouding te staan tot de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd.

  • 3. Slechts direct aan de activiteiten gerelateerde kosten komen voor subsidie in aanmerking.

  • 4. De post onvoorzien op de begroting mag niet meer bedragen dan 7% van de totale kosten van de activiteit.

  • 5. De subsidie van het Fonds mag voor 20% worden ingezet voor activiteitsgebonden materiaalkosten inclusief huur van middelen en accommodaties.

Artikel 23. Bijzondere verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a. is verplicht deel te nemen aan de monitoring en evaluatie van deze regeling van het Fonds;

    • b. is verplicht tot het delen van kennis met betrekking tot het ontwerp, de uitvoering en het effect van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt. De aanvrager werkt samen met LKCA (Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst) door deelname aan ten minste de projectenmonitor en ontmoetingen van de kennisdeling die onderdeel uitmaken van het Programma Cultuurparticipatie 2021–2024;

    • c. onderschrijft de codes die van toepassing zijn op de betreffende sector, waaronder ten minste de sectorcode(s) voor goed en integer bestuur en toezicht, zoals de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie; en

    • d. voor zelfstandig professionals geldt de aanvullende voorwaarde dat middels een curriculum vitae wordt aangetoond dat in de afgelopen 5 jaar relevante werkzaamheden zijn verricht waarbij de duur (periode), aard (inhoud) en intensiteit (aantal uren per week) van de inzet worden benoemd.

Artikel 24. Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1. De verantwoordingsverplichtingen en procedure rond vaststelling van subsidie bij subsidiebedragen tot en met 25.000 euro, hoger dan 25 000 euro en hoger dan 125.000 euro zijn terug te vinden in het Algemeen Subsidiereglement.

  • 2. Het Fonds kan nadere voorwaarden stellen aan de inrichting van de verantwoording.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 25. Begrotingsvoorbehoud

  • 1. Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 26. Hardheidsclausule

  • 1. In zeer uitzonderlijke gevallen, waar bij het opstellen van de regeling geen rekening mee is gehouden en die een onredelijke uitwerking hebben, kan het bestuur ten gunste van de aanvrager afwijken van de rechten en plichten die in deze regeling zijn opgenomen.

Artikel 27. Algemeen subsidiereglement

  • 1. Voor zover deze regeling daar niet in voorziet, zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van toepassing.

Artikel 28. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag nadat deze in de Staatscourant is gepubliceerd.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond blijft het bepaalde in deze regeling van toepassing.

Artikel 29. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Meerjarenregeling Samen Cultuurmaken 2021–2024.

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, O. Westerhof directeur-bestuurder a.i.

TOELICHTING

Meerjarenregeling Samen Cultuurmaken 2021–2024

Samen werken aan cultuur voor iedereen

1 Algemeen
Aanleiding

In de brief Voortgang Cultuur in een Open Samenleving (d.d. 19-10-18) aan de Tweede Kamer stelt Minister Van Engelshoven van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) opnieuw met nadruk: cultuur is van en voor iedereen, ongeacht de plek waar je woont, uit welk gezin je komt of welke culturele achtergrond je hebt, en ongeacht leeftijd, geslacht, beperking of opleiding. Om iedereen daadwerkelijk gelijke kansen te bieden om deel te nemen aan het culturele leven, wil zij de toegankelijkheid van cultuur en actieve cultuurdeelname in het bijzonder, vergroten. Zij kondigt aan een programma Cultuurparticipatie te gaan uitvoeren, met als doel de cultuurdeelname van zoveel mogelijk verschillende mensen te bevorderen.

Het Programma Cultuurparticipatie 2021–2024

Het programma kent drie belangrijke pijlers: de regeling, onderzoek en kennisdeling en communicatie/campagne. Het programma cultuurparticipatie is een uitwerking van bestuurlijke afspraken tussen Rijk (OCW), gemeenten (Vereniging Nederlandse gemeenten, VNG) en provincies (Interprovinciaal Overleg, IPO). Het programma krijgt vorm in een samenwerking tussen het Ministerie van OCW, het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) en het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP/het Fonds). De rolverdeling binnen deze samenwerking is als volgt:

Het programma sluit uitstekend aan bij de missie van Het Fonds voor Cultuurparticipatie:

‘Iedereen verdient de kans om op zijn of haar eigen manier met cultuur bezig te zijn. Op school en in de vrije tijd. Cultuur maken geeft plezier, brengt mensen samen en maakt de verhalen van ons allemaal zichtbaar. Door zelf cultuur te maken geven mensen vorm en betekenis aan een omgeving die voortdurend verandert.'

Toegankelijkheid vergroten door drempels weg te nemen

Cultuurdeelname is nog niet vanzelfsprekend voor iedereen. Er zijn mensen die drempels ervaren. Wie zijn de mensen die drempels ervaren en niet-participeren? Wat zijn de redenen daarvoor? En wat zijn werkwijzen en methodieken die deze drempels verlagen? Hoe zorgen we ervoor dat ook voor hen cultuurparticipatie vanzelfsprekend is? Daar richt het Programma cultuurparticipatie zich op.

Het kan hierbij om allerlei soorten zichtbare en onzichtbare drempels gaan. Denk aan verschillen in cultuurbeleving, in achtergronden, financiële drempels, fysieke en/of geestelijke beperkingen. Het programma streeft naar inclusieve cultuurparticipatie, voor iedereen toegankelijk, waarbij beperkingen omarmd worden door een passend aanbod. Door het verbinden van actieve cultuurbeoefening met maatschappelijke vraagstukken draagt het programma onder andere bij aan het doel van het VN-verdrag Handicap.

Belangrijke uitgangspunten zijn de deskundigheidsbevordering in zowel het culturele als het sociale domein en de ontwikkeling van nieuwe vormen van cultuurparticipatie waarbij het aanbod ontwikkeld is in samenspraak met de betrokken doelgroep. Aansluitend hierop richt het programma zich op het bevorderen van de zichtbaarheid en erkenning van inclusieve cultuurparticipatie. Het programma beoogt met de ondersteunde projecten en de aan het programma gekoppelde communicatie zoveel mogelijk mensen op zoveel mogelijk verschillende plekken te bereiken.

Resultaatgebieden

Kunst en cultuur dragen bij aan de veerkracht, welzijn en gezondheid van mensen en zij vervullen een rol in de sociale basis van de maatschappij. Er zijn dan ook raakvlakken met verschillende beleidsterreinen, sectoren en dossiers, zoals het sociaal domein, ruimte en leefomgeving alsook het historisch-democratisch bewustzijn. Dat betekent dat zowel interdepartementaal, decentraal alsook met diverse publieke- en private fondsen en (organisaties van) belanghebbenden de nodige afstemming en samenwerking plaatsvindt.

Het Programma Cultuurparticipatie kent drie samenhangende resultaatgebieden, te weten:

  • 1. Actieve cultuurparticipatie ter verbetering van de toegang tot cultuur

    Het gaat erom de toegang tot cultuur te verbeteren en nieuwe cultuurmakers en publiek aan te trekken.

  • 2. Actieve cultuurparticipatie met sociale effecten

    Cultuur is een krachtig middel om sociale verandering tot stand te brengen. De begrippen community art of participatieve cultuurpraktijken staan hier centraal. Op basis van een urgente maatschappelijke of groepgebonden kwestie gaat de kunstenaar met betrokkenen samen werken aan een artistieke interventie, die gericht is op verandering van de situatie.

  • 3. Actieve cultuurparticipatie als culturele democratie

    Los van het aanbod kan iedereen creatief actief zijn met het participeren, maken en distribueren van cultuur. Het begrip culturele democratie poogt de traditionele machtsverhoudingen binnen het culturele veld te doorbreken. Hierbij wordt letterlijk en figuurlijk ruimte gemaakt binnen het veld voor niet binnen de canon (h)erkende kunstpraktijken, zoals underground kunstvormen, niet-traditionele kunstpraktijken, kunst gemaakt door mensen met een beperking etc.

De subsidieregeling

Vanuit de opdracht van het Ministerie van OCW werd eerst de aanloopregeling ‘Samen cultuurmaken verbreden’ ontwikkeld en opengesteld per 31 januari 2020. Vervolgens ontwikkelde het Fonds met OCW, LKCA en vele partners uit het culturele veld, het sociale domein en lokale overheden de vervolgregeling voor de jaren 2021–2024; de Meerjarenregeling Samen Cultuurmaken 2021–2024. Deze subsidieregeling is het subsidie-instrument van het Programma Cultuurparticipatie 2021–2024 en stimuleert en faciliteert activiteiten die een innovatief en duurzaam effect hebben binnen de voornoemde resultaatgebieden.

Leeswijzer

De regeling kent drie onderdelen die sporen worden genoemd. Deze opbouw maakt het mogelijk rekening te houden met de mate waarin de aanvrager gevorderd is in de aanpak en organisatie van samenwerking tussen cultuur en het sociale domein en de schaal en vorm waarin dit plaatsvindt. Binnen de vierjarige looptijd van de regeling is achtereenvolgens een combinatie van sporen per aanvrager mogelijk waarmee een professionele ontwikkeling en verduurzaming bij de aanvrager kan worden gesteund door het Fonds.

Per spoor beschrijft de regeling waarvoor kan worden aangevraagd, welke financiële kaders gelden, de termijnen waarbinnen kan worden aangevraagd en de wijze van beoordelen en toekennen. Daarnaast benoemt de regeling voor alle sporen tezamen wie kan aanvragen, de formele weigeringsgronden, de wijze van verantwoording en bijzondere bepalingen zoals de indieningsvereisten. Deze toelichting gaat artikelsgewijs dieper in op een aantal punten uit de regeling.

2 Artikelsgewijs
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
Onderdeel g

Tot instellingen uit het sociaal domein worden ook gerekend koepelorganisaties en patiëntenverenigingen.

Onderdeel h

Tot culturele instellingen worden ook amateurkunstverenigingen gerekend.

Artikel 2. Doel

De regeling beoogt het vergroten van toegankelijkheid, zichtbaarheid en erkenning van actieve cultuurparticipatie van zoveel mogelijk verschillende groepen mensen op zoveel mogelijk verschillende plekken binnen de samenleving te bevorderen.

De regeling heeft het karakter en de intentie van een stimuleringsregeling en wil nieuwe initiatieven mogelijk maken en bestaande activiteiten helpen zich te verdiepen, verbreden en/of professionaliseren. Een belangrijk middel om het doel te bereiken is het aanjagen van nauwere samenwerking en ontmoeting tussen makers, initiatiefnemers en/of deelnemers in de culturele sector en het sociaal domein. En op deze manier de unieke kracht van kunst en cultuur beschikbaar te stellen voor maatschappelijke vraagstukken. De eigen waarde van cultuur is het uitgangspunt en helpt bij het verkleinen van de verschillen in cultuurdeelname tussen zowel mensen met als zonder sociale, geestelijke of fysieke beperking. Cultuurparticipatie omarmt de diversiteit van iedereen en draagt bij aan een inclusieve samenleving. Met deze regeling wil het Fonds de zichtbaarheid en erkenning van deze vormen van cultuurparticipatie bevorderen.

Het programma beoogt een gemeenschappelijke lijn te zijn van gemeentelijke overheid, provinciale overheid en rijksoverheid. Daartoe vindt bestuurlijk overleg plaats met VNG en IPO en zijn zij betrokken bij het ontwerp van het programma en de subsidieregeling. De gemeenschappelijke lijn komt tot uiting in een goede afstemming en samenwerking met instellingen die vanuit een gemeentelijke of provinciale opdracht het lokale culturele en sociale veld ondersteunen. Voor hen is een belangrijke rol voorzien bij de uitrol van het programma. Zij ondersteunen en jagen lokale initiatieven aan die waardevol zijn binnen de lokale situatie en zij dienen zelf als partner voor deskundigheidsbevordering (LKCA). Provincies en gemeenten kunnen een belangrijke rol vervullen als opdrachtgever en medefinancier van activiteiten.

Specifiek voor het Caraïbisch deel van het Koninkrijk geldt dat toegankelijkheid, zichtbaarheid en erkenning van actieve cultuurparticipatie ook kan betekenen dat op lokaal Caraïbisch niveau verbinding plaatsvindt tussen diverse culturele initiatieven, naast de verbinding met het sociaal domein.

Artikel 3. Opbouw van de regeling in sporen waarbinnen kan worden aangevraagd
Eerste lid

De regeling wil ruimte geven aan een grote diversiteit van activiteiten; van klein en veelbelovend tot groot en bewezen en ontwikkeltrajecten daartussenin. Daartoe is gekozen voor een gedifferentieerde aanpak in drie sporen. Deze sporen waaruit de regeling is opgebouwd, kunnen worden geïnterpreteerd als samenhangende deelregelingen. Per spoor zijn bijzondere bepalingen en criteria van toepassing (Hoofdstuk 2, 3 en 4 van de regeling), daarnaast kent de regeling generieke bepalingen die voor alle drie de sporen gelden (Hoofdstuk 1, 5 en 6 van de regeling).

Tweede lid

Een aanvrager kan maximaal één aanvraag tegelijkertijd indienen en dient dus een keuze te maken voor één van de drie sporen. Tegelijkertijd wil zeggen: tijdens de behandeltermijn van de aanvraag. Binnen de vierjarige looptijd van de regeling kan de aanvrager meerdere opeenvolgende aanvragen doen en kan daarbij de diverse sporen combineren. Zo kan bijvoorbeeld een activiteit in spoor 1 worden gevolgd door een activiteit in spoor 2 of 3.

Artikel 4. Wie kan aanvragen?
Eerste lid

De regeling staat open voor aanvragen van culturele instellingen, instellingen uit het sociaal domein, zelfstandig cultureel professionals en zelfstandig professionals uit het sociale domein. Belangrijk is dat de aanvrager uit het ene domein aantoonbaar samenwerkt met een partij uit het andere domein. Deze samenwerking blijkt uit een document dat onderdeel uitmaakt van de aanvraag. Hierbij moet worden aangetekend dat de samenwerking een zeer belangrijk middel is en uitgangspunt bij de beoordeling van een aanvraag, maar voor de regeling geen doel op zichzelf vormt. Via de website van het Fonds is een format beschikbaar voor een samenwerkingsovereenkomst. De aanvrager kan er ook voor kiezen een andere vorm te hanteren. Een samenwerkingsdocument dient aan te geven dat partijen wederzijds akkoord gaan met de gezamenlijk inspanning die de activiteit mogelijk maakt en daarbij elkaars expertise benutten. Hier geldt 'pas toe, of leg uit'. Aanvragers die geen samenwerkingsovereenkomst opnemen in de aanvraag omdat dit in de context onmogelijk, onnodig of nog in ontwikkeling is, dienen dit goed te beargumenteren opdat de adviescommissie deze aanpak en argumenten kan toetsen aan de doelstelling en criteria van de regeling.

Tweede en derde lid

Als mogelijke samenwerkingspartners, aanvullend op de gedefinieerde aanvragers, worden ook zelforganisaties van ‘niet-professionele’ partijen erkend. Te denken valt aan buurtcomités, jongerencollectieven etc. Omdat deze partijen doorgaans geen rechtspersoon zijn, is zelf aanvragen niet mogelijk. Ook onderwijsorganisaties worden erkend als samenwerkingspartner voor zover het buitenschoolse activiteiten betreft. Hoewel onderwijs in het kader van deze regeling geen deel uitmaakt van het sociaal domein, wordt erkend dat het onderwijs een belangrijke ‘vindplaats’ en leefomgeving is voor mogelijke doelgroepen die drempels ervaren om actief in cultuur te participeren.

Vierde lid

Het Programma Cultuurparticipatie beoogt een stevige samenwerking te realiseren met grootstedelijke en provinciale steunfuncties, dit betreft de leden van de Raad van Twaalf en de culturele steunfuncties van de grote steden verenigd in de G9. Het budget, de wijze van financieren en de doelstelling van de regeling laat niet toe dat subsidie gebruikt wordt voor bijvoorbeeld het inrichten of uitbouwen van een regionale infrastructuur. Om deze reden zijn de voornoemde instellingen met een gemeentelijke (grootstedelijk) of provinciale opdracht waardevolle samenwerkingspartners, maar kunnen zij zelf geen aanvragen indienen.

Artikel 5. Indieningsvereisten
Taal

Aanvragen dienen in de Nederlandse taal te worden ingediend. Specifiek voor aanvragers uit het Caraïbisch deel van het Koninkrijk geldt dat deze de aanvraag in de Engelse taal kunnen indienen.

Valuta

De begrotingen van aanvragen zijn opgesteld in Euro. Specifiek voor aanvragers uit het Caraïbisch deel van het Koninkrijk geldt dat deze de begrotingsbedragen in US Dollar kunnen opnemen. Het totaal aangevraagde bedrag dient door de aanvrager te worden omgerekend in Euro met vermelding van de datum van de dagkoers en de gehanteerde wisselkoers.

Eerste lid

Via het digitaal aanvraagsysteem ‘Mijn Fonds’ dient het aanvraagformulier te worden ingevuld.

Tweede lid

De subsidieaanvraag bestaat uit de volgende documenten:

  • 1. Een projectplan

  • 2. Samenwerkingsdocument1

  • 3. Begroting

Het projectplan omvat maximaal 2.500 woorden bij spoor 1 en maximaal 5.000 woorden bij de sporen 2 en 3 en beschrijft de volgende onderdelen:

Inhoud, doelstellingen en doelgroep van het project

  • Beschrijf de inhoud, de doelstelling(en) en de opzet van het project, en waarom dit van belang is voor de betrokken partijen en voor de cultuurparticipatie sector.

  • Geef informatie over de omgeving en huidige staat van (het deelgebied binnen) de cultuurparticipatie als context waarbinnen het project uitgevoerd wordt en neem daarin de positie van betrokken organisaties mee.

  • Beschrijf hoe de doelgroep betrokken is bij de ontwikkeling van het project.

  • Beschrijf en motiveer de keuze voor de betrokken partners in het project.

  • Beschrijf de aanpak in de samenwerking en hoe de verantwoordelijkheden worden belegd.

  • Geef aan op welke manier de voortgang wordt bewaakt en op welke wijze het project tussentijds wordt gevolgd en geëvalueerd.

  • Geef aan wat het vooruitzicht van het project en de samenwerking op de langere termijn is, zowel in financiële zin als organisatorisch.

Organisatorische werkwijze

  • Beschrijf de projectstructuur en de taak- en rolverdeling tussen de instellingen en cultuurmakers

  • Geef aan wat de planning is van het project

  • Geef een toelichting op de begroting (de begroting is een bijlage bij de aanvraag)

Kennisdeling

Geef aan hoe, eventueel in aanvulling op het kennisdelingsprogramma van LKCA, de kennis en ervaring die tijdens het project worden opgedaan, oftewel de lessen en goede praktijkvoorbeelden, met andere partners worden gedeeld.

Begroting

Aanvragers zijn verplicht de modelbegroting van het Fonds te gebruiken. Aanvullend hierop kunnen ze een eigen begroting indienen. De begroting moet sluitend zijn.

Derde lid

Uit het in de aanvraag opgenomen CV van de culturele professional of professional uit het sociaal domein blijken duur (periode), aard (inhoud) en intensiteit (aantal uren per week) van de werkzaamheden van minimaal de afgelopen 5 jaar die relevant zijn in het kader van het project. Op het afschrift is in ieder geval de naam van de professional, de datum van inschrijving en de sector zichtbaar.

Vierde lid (Bijlagen en verwijzingen)

De aanvraag kan vergezeld gaan van overige bijlagen en verwijzingen (naast projectplan en begroting). De aanvraag wordt primair beoordeeld op basis van het projectplan, begroting en de ingediende digitale aanvraag. Overige bijlagen en verwijzingen worden slechts gezien als inkleuringen en achtergrondinformatie.

Hoofdstuk 2. Spoor 1, de Try-out

Het spoor Try-out kenmerkt zich door een lage instap in de omvang van het subsidiebudget met daarbij een relatief grote bijdrage van het Fonds. Dit spoor is ingericht om ruimte te geven aan kleinere en kortlopende initiatieven die uitblinken in een innovatieve aanpak waarbij veelbelovende ideeën kunnen worden uitgeprobeerd, om wellicht fouten te maken, ervan te leren en door te ontwikkelen.

De indieningstermijn is ruim, de aanvragen worden behandeld en toegekend op basis van de volgorde van binnenkomst. Er zijn vier indieningstermijnen, of aanvraagrondes. Elke indieningstermijn heeft een vastgesteld subsidiebedrag en daarom kan per aanvraagronde het subsidieplafond bereikt worden. Een aanvrager kan bij iedere aanvraagronde een aanvraag indienen, echter niet meer dan één aanvraag per ronde gehonoreerd krijgen. Het Fonds zal het spoor Try-out benutten om bepaalde geoormerkte budgetten in te zetten voor laagdrempelige vormen van aanvragen en toekenning. Te denken valt aan pitchbijeenkomsten in het land, vouchers etc. Deze worden nog ontwikkeld en ruimschoots vooraf gecommuniceerd (onder meer) via de eigen website, nieuwsbrief en digitale kanalen.

Artikel 6. Waarvoor kan worden aangevraagd?

Hier volgt een uitleg bij enkele begrippen die artikel 6 hanteert.

Vernieuwend (eerste lid)

Het Programma Cultuurparticipatie 2021–2024 is in het leven geroepen om de actieve en inclusieve cultuurparticipatie te bevorderen onder doelgroepen die hiertoe drempels ervaren en de zichtbaarheid en erkenning van cultuurparticipatie te vergroten. Deze subsidieregeling draagt hieraan bij. Het vernieuwende aspect van de te subsidiëren activiteiten is daarmee niet beperkt tot ‘activiteiten die voorheen niet werden verricht’. Het kan ook betekenen dat een belangrijke ontwikkeling wordt gemaakt in het verbreden, verdiepen of verduurzamen van activiteiten. Denk hierbij aan het professionaliseren van de uitvoering, het benaderen van nieuwe doelgroepen, het toepassen van een innovatieve methodiek, de sprong maken van een projectmatige activiteit naar een duurzaam programma. In dit licht kan vernieuwend worden geïnterpreteerd als ontwikkeling, leereffecten, innovatie, of verduurzamen. De beoogde vernieuwing is daarmee vormvrij en moet onderbouwd worden door de aanvrager in het perspectief van de regionale omstandigheden.

Samenwerking (eerste lid)

De samenwerking tussen cultuur en sociaal domein is een belangrijk element bij deze regeling. De aanvrager geeft blijk van deze samenwerking in een document dat de samenwerking beschrijft. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 4.

Artistiek inhoudelijke invulling (eerste lid)

De creatieve ontwikkeling van deelnemers aan de activiteiten is het vertrekpunt, maar het proces daar naartoe en het werkzame effect ervan is eveneens een belangrijke kwalitatieve graadmeter. Binnen de context van het project kan dit minstens van even grote waarde zijn als de artistieke bijdrage. Aldus is wat het aanbod bij de doelgroep teweegbrengt, eveneens een belangrijke kwalitatieve graadmeter. Van de aanvrager wordt gevraagd goed te beargumenteren hoe de artistieke component zich verhoudt tot het beoogde effect van de activiteit en de afgelegde weg daarnaartoe (proces).

Onderzoek (tweede lid)

Onderzoek wordt gerekend tot de activiteiten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd. Van belang hierbij is dat de aanvrager aangeeft dat deze activiteit niet op zichzelf staat maar past in een breder plan dat concreet bijdraagt aan de doelstelling van deze regeling met het oogmerk daadwerkelijk activiteiten te ontplooien.

Artikel 7. Subsidieplafond
Tweede lid

De subsidieregeling is onderdeel van het Programma Cultuurparticipatie. In dit programma wordt randprogrammering ontwikkeld waaronder informatieve bijeenkomsten en een voorlichtingscampagne. Het Fonds ondersteunt deze programmering met laagdrempelige vormen van aanvragen en beoordelen zoals (voorbeeld) pitches op locatie of het uitdelen van wildcards. Deze laagdrempelige vormen van subsidieverlening komen ten laste van het subsidieplafond. Dit wordt gecommuniceerd op de website van het Fonds.

Derde lid

Het Fonds streeft naar een evenwichtige spreiding van de gehonoreerde aanvragen naar regio, thematiek en te bereiken doelgroep en monitored daarom gedurende de looptijd van de regeling deze spreiding actief. Indien het Fonds van mening is dat een bepaalde regio, thema of doelgroep ondervertegenwoordigd is, of om andere reden extra aandacht behoeft, dan kan het Fonds besluiten hier een specifiek budget uit het subsidieplafond voor te reserveren. Een dergelijke reservering is ook mogelijk om aanvullend op het tweede lid van dit artikel extra middelen in te zetten voor laagdrempelige vormen van aanvragen en beoordelen.

Artikel 8. Hoogte van de subsidie
Tweede lid

Voor subsidie komen activiteitskosten in aanmerking die relevant zijn in het licht van het doel van deze regeling. Tot deze kosten behoren alleen de uitgaven die direct op de realisatie van de activiteit zijn gericht, zoals de inzet van artistiek en organisatorisch personeel, materiaalkosten en de huur van repetitieruimte of podiumvoorzieningen om de projectactiviteiten te realiseren. Voor materiaalkosten geldt een maximum van 20% van het subsidiebedrag (zie artikel 22). Lasten die op enigerlei wijze tot de normale exploitatiekosten kunnen worden gerekend, zoals vaste huur, aanschaf van inventaris en investeringen die niet direct op de realisatie van de activiteiten zijn gericht, komen niet voor subsidie in aanmerking. Een doorberekening van vaste ruimten en reguliere arbeidskrachten of vrijwilligers van de aanvrager of de samenwerkingspartner ten behoeve van de uitvoering van de activiteiten komen eveneens niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 9. Indieningstermijnen

In spoor 1 zijn vier tijdvakken opgenomen waarbinnen een aanvraag kan worden ingediend. Een aanvrager kan maximaal één aanvraag per tijdvak gehonoreerd krijgen en kan van ieder tijdvak gebruik maken. Opeenvolgende aanvragen (maximaal vier) zijn derhalve mogelijk. Aanvragen die buiten de tijdvakken worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Artikel 10. Beoordeling en toekenning
Eerste lid

De aanvragen worden afgehandeld op volgorde van binnenkomst en kunnen worden gehonoreerd tot dat het subsidieplafond per indieningstermijn is bereikt.

Derde lid

Aanvragen worden getoetst aan de volgende criteria:

Inhoudelijke en artistieke kwaliteit van de activiteiten in relatie tot het omschreven doel en het stimuleringskarakter van de regeling (onderdeel a).

Bij dit criterium wordt beoordeeld wat de relevantie van dit project voor de aanvrager is en hoe het bijdraagt aan het doel en stimuleringskarakter van de regeling. Daarbij wordt gekeken naar de activiteiten die aan de verschillende groepen mensen geboden worden. Tevens wordt getoetst of de activiteiten voldoende aansluiten op de behoeften en mogelijkheden van de doelgroep en daarmee zorgen voor het wegnemen van drempels voor actieve cultuurdeelname. Bij de inhoudelijke beoordeling hoort de beoordeling op artistieke kwaliteit en de mate waarin de activiteit binnen de regionale context vernieuwend is. Zie voor een beschrijving van deze aspecten de tekst onder artikel 5 in deze toelichting.

Organisatorische kwaliteit en de wijze waarop de doelgroep betrokken is bij de ontwikkeling en uitvoering van de activiteiten (onderdeel b).

Binnen dit criterium wordt bekeken of de aanvraag een heldere aanpak kent, inclusief een duidelijke doelstelling met daarbij passende activiteiten, een realistische planning en aandacht voor evaluatie. Ook wordt beoordeeld in hoeverre de betrokken uitvoerders over de benodigde kennis en ervaring beschikken om het projectplan te verwezenlijken. Tevens wordt getoetst of de begroting inclusief het dekkingsplan inzichtelijk, redelijk en realistisch is. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de aansluiting met de gepresenteerde activiteiten, de vergoeding van betrokkenen die het project mogelijk maken en de bijdragen van de betrokken organisaties en derden. De activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, richt zich op een doelgroep van beoogde cultuurmakers. (Mede)zeggenschap van deze doelgroep heeft een positief effect op de kwaliteit van de activiteit. Van de aanvrager wordt gevraagd aan te tonen dat en hoe deze doelgroep, of deskundige vertegenwoordigers daarvan, zijn betrokken bij het ontwikkelen van de aanpak en de uitvoering daarvan.

Samenwerking; hoe de wijze van samenwerking tussen de aanvragende partij en de samenwerkingspartner(s) een meerwaarde oplevert die bijdraagt aan het verlagen van drempels voor cultuurdeelname (onderdeel c).

Binnen dit criterium wordt gekeken naar de motivatie waarom gekozen is voor deze samenwerkingspartner. Er wordt getoetst of de samenwerking op een gelijkwaardige, doordachte en realistische manier wordt vormgegeven. Daarbij is onder meer aandacht voor de onderlinge verdeling van rollen, taken en verantwoordelijkheden. Er wordt gekeken naar het optimaal benutten van ieders expertises en het leren van elkaar. Ook wordt getoetst in hoeverre de samenwerking bijdraagt aan de uitvoeringskracht en zichtbaarheid van het project, in het nu en met het oog op de langere termijn.

Vierde lid (Beoordeling)

Bij de beoordeling van een aanvraag in spoor 1 wordt gewogen of voldoende aan de voornoemde criteria is voldaan. Omdat het hier kan gaan om experimentele activiteiten, biedt de beoordeling ruimte om rekening te houden met de argumentatie van de aanvrager wanneer deze redelijkerwijze niet alle onderdelen in voldoende mate heeft kunnen uitwerken. Hierbij geldt het principe ‘past toe of leg uit.'

Hoofdstuk 3. Spoor 2, ontwikkeltrajecten

In dit spoor staat leren en verbeteren centraal. Drempels verlagen door samenwerking tussen cultuur en sociaal domein te stimuleren vergt in sommige lokale situaties de mogelijkheid om te verkennen, te leren en te verbeteren. In dit spoor worden projecten ondersteund die (een deel van) deze verschillende fasen doorlopen: verkenning, onderzoek, ontwikkeling, uitvoering, evaluatie, bijstelling en vervolg uitvoering. Het bepalen van de vorm van de samenwerking kan hier onderdeel van de ontwikkeling zijn. In dit spoor gaat het om het aanjagen van kwalitatief goede activiteiten, nieuwe methodieken, innovatieve werkvormen, nieuwe doelgroepen en uitingsvormen van kunst en erfgoed.

Artikel 11. Waarvoor kan worden aangevraagd?
Eerste t/m derde lid

Ontwikkeltrajecten zijn aanvragen die in principe meerdere jaren beslaan, maar waarbij de aanvrager vanwege de onbekendheid met de aanpak nog niet voor de hele termijn de inzet en resultaten kan aangeven. Bij deze aanvragen beschrijft het projectplan een planmatige inrichting en volgt daarbij bij voorkeur een heldere pdca-cyclus (plan-do-check-act). Dit betekent een beschrijving van de activiteiten in fasen van achtereenvolgens onderzoek en planvorming, een eerste uitvoering (experiment, proefproject), evaluatie, bijstelling en verbeterde doorstart. De aanvraag voor een ontwikkeltraject betreft maximaal twee jaren.

Vierde lid

Binnen de looptijd van het programma kan de aanvrager achtereenvolgens tweemaal (maximaal) een aanvraag indienen. Een positieve beoordeling van de eerste aanvraag geeft een aanvrager geen voorrang of garanties bij de behandeling en beoordeling van de vervolgaanvraag. Voor de aanvraag- en beoordelingsprocedure geldt een tendersystematiek die onder artikel 15 wordt toegelicht.

Vijfde en zevende lid

Activiteiten die in spoor 2 worden gesubsidieerd kennen een maximale doorlooptijd van 24 maanden. Activiteiten die door deze subsidieregeling mede worden gefinancierd, dienen te zijn afgerond in 2025. Om deze reden geldt 31 december 2025 als einddatum voor activiteiten die bij het laatste indieningstijdstip werden ingediend.

Zie verder de toelichting bij artikel 6.

Artikel 12. Subsidieplafond
Tweede lid, onderdeel a

Het Fonds streeft naar een evenwichtige spreiding van de gehonoreerde aanvragen naar regio, thematiek en te bereiken doelgroep en monitored daarom gedurende de looptijd van de regeling deze spreiding actief. Indien het Fonds van mening is dat een bepaalde regio, thema of doelgroep ondervertegenwoordigd is, of om andere reden extra aandacht behoeft, dan kan het Fonds besluiten hier een specifiek budget uit het subsidieplafond voor te reserveren. Een dergelijke reservering is ook mogelijk om extra middelen in te zetten voor laagdrempelige vormen van aanvragen en beoordelen.

Artikel 13. Hoogte van de subsidie

De bijdrage van het Fonds bij aanvragen volgens spoor 2 is maximaal 60% van de activiteitskosten. Dit betekent dat de aanvrager voor 40% van deze kosten elders financiering moet vinden.

Het Fonds zet in op een landelijke spreiding van gesubsidieerde activiteiten waarbij alle gemeenten en provincies betrokken zijn. In aanvulling op de bijdrage van het Fonds komen onderstaande bronnen onder meer in beeld voor cofinanciering van de activiteiten:

  • Bijdrage van de gemeente

  • Bijdrage van de provincie

  • Particuliere landelijke en lokale fondsen uit het culturele veld en het sociaal domein

  • Financiering en/of sponsoring door private partijen (banken, verzekeraar, lokale ondernemer etc.)

  • Eigen middelen van de aanvrager of samenwerkingspartner

  • Eigen bijdrage van deelnemers uit de doelgroep van het project

Het aandeel per bron in de totale begroting van de aanvraag kan variëren.

Artikel 14. Indieningstijdstippen

Aanvragen in spoor 2 worden behandeld in een tendersystematiek. Aanvragen kunnen worden ingediend voor vier tijdstippen, of deadlines. Per tijdstip kan een aanvrager maximaal één aanvraag indienen. Opeenvolgende aanvragen in verschillende tijdvakken zijn mogelijk. Na het verstrijken van de deadline (indieningstijdstip) worden alle ingediende aanvragen binnen 13 weken geanalyseerd en beoordeeld door de externe adviescommissie. De commissie maakt bij haar beoordeling een inhoudelijke afweging en toetst de aanvraag aan de doelstelling en criteria van de regeling en de ruimte die het subsidieplafond biedt.

Artikel 15. Beoordeling en toekenning
Tweede lid

Aanvragen in spoor 2 worden getoetst aan de volgende vier criteria:

Inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het omschreven doel en het stimuleringskarakter van de regeling (onderdeel a).

Het doel is om de actieve cultuurdeelname van zoveel mogelijk verschillende groepen mensen op zoveel mogelijk verschillende plekken binnen de samenleving te bevorderen. Tevens wordt getoetst of de activiteiten voldoende aansluiten op de behoeften en mogelijkheden van de doelgroep en daarmee zorgen voor het wegnemen van drempels voor actieve cultuurdeelname. Bij de inhoudelijke beoordeling hoort de beoordeling op artistieke kwaliteit en de mate waarin de activiteit binnen de regionale context vernieuwend is. Zie voor een beschrijving van deze aspecten de tekst onder artikel 6 in deze toelichting.

Organisatorische kwaliteit en de wijze waarop de doelgroep betrokken is bij het ontwikkeling en de uitvoering van de activiteiten (onderdeel b).

Binnen dit criterium wordt bekeken of de aanvraag een heldere aanpak kent, inclusief een duidelijke doelstelling met daarbij passende activiteiten, een realistische planning en aandacht voor evaluatie. Ook wordt beoordeeld in hoeverre de betrokken uitvoerders over de benodigde kennis en ervaring beschikken om het projectplan te verwezenlijken. Tevens wordt getoetst of de begroting inclusief het dekkingsplan inzichtelijk, redelijk en realistisch is, waarbij onder meer gekeken wordt naar de aansluiting met de gepresenteerde activiteiten, de vergoeding van betrokkenen die het project mogelijk maken en de bijdragen van de betrokken organisaties en derden.

De activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, richt zich op een doelgroep van beoogde cultuurmakers. (Mede)zeggenschap van deze doelgroep heeft een positief effect op de kwaliteit van de activiteit. Van de aanvrager wordt gevraagd aan te tonen dat en hoe deze doelgroep, of deskundige vertegenwoordigers daarvan, zijn betrokken bij het ontwikkelen van de aanpak en de uitvoering daarvan.

Samenwerking; hoe de wijze van samenwerking tussen de aanvragende partij en de samenwerkingspartner(s) een meerwaarde oplevert die bijdraagt aan het verlagen van drempels voor cultuurdeelname (onderdeel c).

Binnen dit criterium wordt getoetst of de samenwerking op een gelijkwaardige, doordachte en realistische manier wordt vormgegeven. Daarbij is onder meer aandacht voor de onderlinge verdeling van rollen, taken en verantwoordelijkheden. Ook wordt getoetst in hoeverre de samenwerking bijdraagt aan de uitvoeringskracht en zichtbaarheid van het project, in het nu en met het oog op de langere termijn.

Ontwikkeling; het verloop en het perspectief van de ontwikkeling van de activiteiten in het traject en de aanpak die wordt gehanteerd om het leereffect te volgen en bevorderen opdat de activiteiten duurzaam kunnen worden voortgezet (onderdeel d).

Binnen dit criterium wordt getoetst of het project zodanig is ingericht dat de beoogde ontwikkeling voldoende wordt ondersteund en gevolgd. Dit betekent een helder omschreven doelstelling en aanpak, vooraf beschreven meetpunten en -momenten en ruimte en aandacht voor evaluatie en bijstelling. Van de aanvrager wordt gevraagd aan te geven hoe in de ontwikkeling van het project de aanpak wordt verstevigd en ook de kans op een succesvol vervolg wordt vergroot. Deze regeling heeft het karakter van een stimuleringsregeling die activiteiten wil aanjagen en mogelijk wil maken. Tegelijk wil de regeling aandacht besteden aan het feit dat activiteiten zoveel mogelijk continuïteit behouden, ook nadat de subsidie afloopt. Van de aanvrager wordt gevraagd aan te geven op welke wijze zij bevordert dat de activiteiten zo duurzaam mogelijk belegd worden.

Derde, vierde en vijfde lid (de tendersystematiek)

Per indieningstermijn waardeert de adviescommissie de aanvragen door punten toe te kennen voor ieder van de vier voornoemde criteria. De criteria worden elk als volgt beoordeeld (vastgestelde cijfers):

Zeer goed:

9 punten – zeer positief, er zijn vrijwel geen punten van kritiek

Goed:

6 punten – positief, er zijn lichte punten van kritiek

Voldoende:

3 punten – redelijk positief met punten van kritiek

Onvoldoende:

0 punten – negatief, de kritiek heeft de overhand

Aanvragen die niet op alle vier criteria minimaal als voldoende zijn beoordeeld worden afgewezen.

De aanvragen die minimaal met een voldoende beoordeeld zijn, worden op basis van het puntentotaal per aanvraag in een rangorde geplaatst. De aanvragen met de hoogst score worden als eerste gehonoreerd totdat het subsidieplafond is bereikt.

Wanneer de zaaglijn (de grens van het subsidieplafond) is bereikt en de laatste aanvraag in de rangorde kan niet het volledig aangevraagde bedrag toegekend worden, dan wordt de volgende werkwijze gehanteerd. Is het resterende subsidiebudget minimaal 70% van het aangevraagde subsidiebedrag, dan wordt de desbetreffende aanvrager voorgesteld het projectplan en begroting aan te passen zodanig dat het past binnen het restant bedrag. Indien het resterende subsidiebudget minder bedraagt dan 70% van het aangevraagd bedrag van de laatste aanvrager in rangorde, dan wordt de aanvraag afgewezen en wordt het restant budget toegevoegd aan het subsidiebudget van de volgende aanvraagronde. Als dit zich voordoet in de laatste ronde geldt ongeacht het percentage dat de aanvrager voorgesteld wordt om het projectplan en de begroting aan te passen zodat het past binnen het beschikbare subsidiebudget.

Hoofdstuk 4. Spoor 3, meerjarenprojecten

Spoor 3 is bedoeld voor aanvragen die al een bewezen kwaliteit hebben of kunnen aantonen dat deze geborgd is in een gedegen organisatie en aanpak. Deze projecten beogen een verdieping, verbreding en/of opschaling van activiteiten en werken zo toe naar duurzaamheid en continuïteit.

Artikel 16. Waarvoor kan worden aangevraagd?
Eerste en tweede lid

Spoor 3 staat open voor aanvragen met een vastomlijnd plan van aanpak dat activiteiten beschrijft voor langere termijn, te weten een periode van 2 tot 4 jaar. Het spoor is daarmee in het bijzonder geschikt voor (het opschalen van) grootstedelijke, regionale of landelijke samenwerkingsverbanden die voor de uitvoering van de activiteiten een groter budget behoeven.

Vierde en achtste lid

Activiteiten die in spoor 3 worden gesubsidieerd kennen een minimale looptijd van 24 maanden en een maximale looptijd van 48 maanden. Activiteiten die door deze subsidieregeling mede worden gefinancierd, dienen te zijn afgerond in 2025. Om deze reden geldt 31 december 2025 als einddatum voor activiteiten die bij het laatste indieningstijdstip werden ingediend.

Vijfde lid

De Rijksoverheid heeft bepaald dat rijkssubsidies aan Aruba, Curaçao en Sint-Maarten een maximale looptijd kunnen hebben van 24 maanden.

Zie verder de toelichtingen onder artikel 6 (Waarvoor kan worden aangevraagd).

Artikel 17. Subsidieplafond
Tweede lid, onderdeel a

Het Fonds streeft naar een evenwichtige spreiding van de gehonoreerde aanvragen naar regio, thematiek en te bereiken doelgroep en monitored daarom gedurende de looptijd van de regeling deze spreiding actief. Indien het Fonds van mening is dat een bepaalde regio, thema of doelgroep ondervertegenwoordigd is, of om andere reden extra aandacht behoeft, dan kan het Fonds besluiten hier een specifiek budget uit het subsidieplafond voor te reserveren. Een dergelijke reservering is ook mogelijk om extra middelen in te zetten voor laagdrempelige vormen van aanvragen en beoordelen.

Artikel 18. Hoogte van de subsidie

Zie de toelichting bij artikel 13.

Artikel 19. Indieningstijdstippen

De indieningtijdstippen zijn beperkt ten opzichte van spoor 2 en daarmee afgestemd op de langere doorlooptijd van activiteiten in spoor 3. Zie verder de toelichting bij artikel 14.

Artikel 20. Beoordeling en toekenning
Tweede lid

Aanvragen in spoor 3 worden getoetst aan de volgende vier criteria:

Inhoudelijke en artistieke kwaliteit van de activiteiten in relatie tot het doel en het stimuleringskarakter van de regeling (onderdeel a).

Het doel is om de actieve cultuurdeelname van zoveel mogelijk verschillende groepen mensen op zoveel mogelijk verschillende plekken binnen de samenleving te bevorderen. Daarbij wordt gekeken naar de activiteiten die aan de verschillende groepen mensen geboden worden. Tevens wordt getoetst of de activiteiten voldoende aansluiten op de behoeften en mogelijkheden van de doelgroep en daarmee zorgen voor het wegnemen van drempels voor actieve cultuurdeelname. Bij de inhoudelijke beoordeling hoort de beoordeling op artistieke kwaliteit en de mate waarin de activiteit binnen de regionale context vernieuwend is. Zie voor een beschrijving van deze aspecten de tekst onder artikel 5 in deze toelichting.

Organisatorische kwaliteit en de wijze waarop de doelgroep betrokken is bij het ontwikkeling en de uitvoering van de activiteiten (onderdeel b).

Binnen dit criterium wordt bekeken of de aanvraag een heldere aanpak kent, inclusief een duidelijke doelstelling met daarbij passende activiteiten, een realistische planning en aandacht voor evaluatie. Ook wordt beoordeeld in hoeverre de betrokken uitvoerders over de benodigde kennis en ervaring beschikken om het projectplan te verwezenlijken. Tevens wordt getoetst of de begroting inclusief het dekkingsplan inzichtelijk, redelijk en realistisch is, waarbij onder meer gekeken wordt naar de aansluiting met de gepresenteerde activiteiten, de vergoeding van betrokkenen die het project mogelijk maken en de bijdragen van de betrokken organisaties en derden. De activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, richt zich op een doelgroep van beoogde cultuurmakers. (Mede)zeggenschap van deze doelgroep heeft een positief effect op de kwaliteit van de activiteit. Van de aanvrager wordt gevraagd aan te tonen dat en hoe deze doelgroep, of deskundige vertegenwoordigers daarvan, zijn betrokken bij het ontwikkelen van de aanpak en de uitvoering daarvan.

Samenwerking; hoe de wijze van samenwerking tussen de aanvragende partij en de samenwerkingspartner(s) een meerwaarde oplevert die bijdraagt aan het verlagen van drempels voor cultuurdeelname (onderdeel c).

Binnen dit criterium wordt getoetst of de samenwerking op een gelijkwaardige, doordachte en realistische manier wordt vormgegeven. Daarbij is onder meer aandacht voor de onderlinge verdeling van rollen, taken en verantwoordelijkheden. Ook wordt getoetst in hoeverre de samenwerking bijdraagt aan de uitvoeringskracht en zichtbaarheid van het project, in het nu en met het oog op de langere termijn.

Duurzaamheid; de mate waarin de activiteit perspectief biedt op continuïteit en een bovenregionale impact en uitstraling heeft (onderdeel d).

Deze regeling heeft het karakter van een stimuleringsregeling dat activiteiten wil aanjagen en mogelijk wil maken. Tegelijk wil de regeling stimuleren dat activiteiten zoveel mogelijk continuïteit houden, ook nadat de subsidie afloopt. Bij dit criterium wordt beoordeeld of de aanvrager concrete en realistische stappen formuleert of gaat ontwikkelen waarmee de aanvrager gaat toewerken naar continuïteit van de activiteiten. Tevens wordt bij dit criterium beoordeeld de mate waarin de activiteiten naar aard en effect een bovenregionale impact en uitstraling hebben. Duurzaamheid kan bijvoorbeeld blijken uit de verankering van de activiteiten in het beleid van de betrokken partner uit het sociaal domein en de inspiratie die er sector breed vanuit gaat.

Derde, vierde en vijfde lid (de tendersystematiek)

Per indieningstermijn waardeert de adviescommissie de aanvragen door punten toe te kennen voor ieder van de vier voornoemde criteria. De criteria worden elk als volgt beoordeeld (vaste cijfers):

Zeer goed:

9 punten - zeer positief, er zijn vrijwel geen punten van kritiek

Goed:

6 punten – positief, er zijn lichte punten van kritiek

Voldoende:

3 punten – redelijk positief met punten van kritiek

Onvoldoende:

0 punten – negatief, de kritiek heeft de overhand

Aanvragen die niet op alle vier criteria minimaal als voldoende zijn beoordeeld worden afgewezen.

De aanvragen die minimaal met een voldoende beoordeeld zijn, worden op basis van het puntentotaal per aanvraag in een rangorde geplaatst. De aanvragen met de hoogst score worden als eerste gehonoreerd totdat het subsidieplafond is bereikt.

Wanneer de zaaglijn (de grens van het subsidieplafond) is bereikt en de laatste aanvraag in de rangorde kan niet het volledig aangevraagde bedrag toegekend worden, dan wordt de volgende werkwijze gehanteerd. Is het resterende subsidiebudget minimaal 70% van het aangevraagde subsidiebedrag, dan wordt de desbetreffende aanvrager voorgesteld het projectplan en begroting aan te passen zodanig dat het past binnen het restant bedrag. Indien het resterende subsidiebudget minder bedraagt dan 70% van het aangevraagd bedrag van de laatste aanvrager in rangorde, dan wordt de aanvraag afgewezen en wordt het restant budget toegevoegd aan het subsidiebudget van de volgende aanvraagronde. Voor de laatste ronde geldt ongeacht het percentage dat de aanvrager voorgesteld wordt om het projectplan en de begroting aan te passen zodat het past binnen het beschikbare subsidiebudget.

Hoofdstuk 5. Bijzondere bepalingen
Artikel 21. Weigeringsgronden
Eerste lid

Onderdeel a

De Regeling op het specifiek cultuurbeleid betreft de zogenoemde culturele basisinfrastructuur (BIS).

Onderdeel c

De overige Rijkscultuurfondsen zijn:

  • Fonds Podiumkunsten

  • Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

  • Nederlands Filmfonds

  • Mondriaanfonds

  • Nederlands Letterenfonds

Artikel 23. Bijzondere verplichtingen
Eerste lid, onderdeel a en b

De aanvrager zegt toe actief te zullen bijdragen aan monitoring en evaluatieprogramma’s van het Fonds en aan het kennisdelingsprogramma van LKCA, partner in het Programma Cultuurparticipatie 2021–2024.

De inzet van LKCA bij het Programma Cultuurparticipatie is erop gericht dat beleidsmedewerkers bij overheden en ondersteunende professionals op het gebied van cultuur, zorg en welzijn beschikken over de juiste kennis en netwerken. Zo hebben of ontwikkelen zij een positieve en betrokken houding om cultuurparticipatie op waarde te kunnen schatten en daarnaar te kunnen handelen in de regio met het oog op het verlagen van drempels en het bevorderen van inclusiviteit. Daartoe zet LKCA de volgende werkvormen en middelen in:

LKCA biedt korte overzichtelijke kennisdossiers met werkzame elementen van culturele interventies gericht op specifieke maatschappelijke opgaven zoals bijvoorbeeld positieve gezondheid stimuleren en eenzaamheid verminderen.

In een projectenmonitor brengt LKCA de aanpak van de verschillende projecten in beeld door goede beschrijvingen te maken van de aanpak en een beeld te schetsen van de praktijk, zodat anderen hiervan kunnen leren en bruikbare elementen kunnen overnemen.

LKCA organiseert in samenwerking met provinciale en grootstedelijke instellingen thematische werkgroepen waar aanvragers, niet-aanvragers en experts elkaar kunnen versterken. In bijeenkomsten worden ervaringen uitgewisseld, kennis en contacten gedeeld en ontwikkeld. Ook kan hier de ontmoeting tussen praktijk, onderzoek en beleid plaatsvinden.

Eerste lid, onderdeel c

Culturele instellingen dienen de Governance Code Cultuur te onderschrijven. Voor instellingen uit het sociale domein betreft dit de geldende codes voor goed bestuur en toezicht uit de eigen sector. De Code Diversiteit & Inclusie en de Fair Practice Code zijn als subsidievoorwaarde van kracht voor alle aanvragers en samenwerkende partijen. Het Fonds vraagt de aanvrager om aan te geven hoe de uitgangspunten van de van toepassing zijnde codes in de aanpak is opgenomen.

Artikel 24. Verantwoording en vaststelling subsidie

Voor de verantwoording van de ontvangen subsidiegelden wordt aangesloten bij de uitgangspunten van het Uniform Subsidiekader (USK). Dat kader is door het Fonds omgezet in eigen bepalingen zoals terug te vinden in het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds (zie bij artikel 27).

Artikel 27. De tweede fase – Algemeen Subsidiereglement

Het Algemeen Subsidiereglement is hier te vinden:

https://fvcp.fra1.cdn.digitaloceanspaces.com/uploads/algemeen-subsidiereglement-fcp-5e1da.pdf


X Noot
1

Zie voor een toelichting bij het ‘samenwerkingsdocument‘ de toelichting onder artikel 4.

Naar boven