Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Staatscourant 2021, 21045 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Staatscourant 2021, 21045 | Overig |
De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie maken bekend dat de Staat de hierna volgende contouren zal hanteren bij het treffen van een civielrechtelijke afwikkeling ter vergoeding van schade aan kinderen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalige Nederlands-Indië van vergelijkbare ernst en aard als Rawagedeh en Zuid Sulawesi.
Na het uitroepen van de Republik Indonesia op 17 augustus 1945 brak in het toenmalige Nederlands-Indië een onafhankelijkheidsoorlog uit waarbij zowel aan Nederlandse als aan Indonesische zijde vele slachtoffers zijn gevallen. In deze periode zijn op een aantal plaatsen door Nederlandse militairen standrechtelijke executies uitgevoerd, waarbij in dorpen een deel van de mannelijke bevolking zonder vorm van proces is geëxecuteerd.
Eén van deze plaatsen was Rawagedeh, Java. Een aantal weduwen van mannen die aldaar bij een executie standrechtelijk zijn geëxecuteerd heeft een vordering uit onrechtmatige daad ingesteld tegen de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat). Bij vonnis van 14 september 2011 heeft de rechtbank Den Haag de vordering van de weduwen toegewezen en de Staat aansprakelijk gehouden voor de door de weduwen geleden schade door het overlijden van hun echtgenoten.1 Na het vonnis van de rechtbank heeft de Staat met de weduwen van Rawagadeh een minnelijke regeling van hun schade getroffen.
De Staat heeft hierna besloten om aan weduwen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalig Nederlands-Indië die zich aantoonbaar in een gelijke positie bevinden als de hiervoor aangeduide weduwen van Rawagadeh een aanbod te doen tot een regeling in der minne te treffen door het sluiten van een privaatrechtelijke vaststellingsovereenkomst. De contouren die bepalen welke weduwen voor het sluiten van een vaststellingsovereenkomst in aanmerking komen, zijn gepubliceerd in de Staatscourant van 10 september 2013, nr. 25383. De indieningstermijn onder die regeling liep, na enkele verlengingen, tot 11 september 2021.2
Nadien hebben ook kinderen die stellen dat hun vaders zijn omgekomen bij standrechtelijke executies door Nederlandse militairen in Zuid-Sulawesi, vorderingen bij de Staat ingediend. De Staat heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van deze kinderen – die ruim zeventig jaar geleden zijn ontstaan – zijn verjaard. Bij tussenarrest van 1 oktober 2019 heeft het Hof Den Haag geoordeeld dat de Staat jegens deze kinderen geen beroep op verjaring toekomt indien de vorderingen zijn ingesteld binnen een redelijke termijn nadat de claimant op de hoogte raakte van de mogelijkheid om te Staat aan te spreken.3 Bij eindvonnis van 25 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag aan drie van deze kinderen een schadevergoeding toegekend.4 De Staat heeft vervolgens afgezien van het instellen van hoger beroep tegen dit eindvonnis.
Tegen deze achtergrond heeft de Staat ervoor gekozen om te bezien of met kinderen van slachtoffers van standrechtelijke executies in het voormalig Nederlands-Indië van vergelijkbare ernst en aard als Rawagadeh en Zuid-Sulawesi tot een minnelijke regeling kan worden gekomen.
Daarbij is (en blijft) uitgangspunt dat de vorderingen van deze claimanten jegens de Staat zijn verjaard op grond van de Verjaringswet 1924 dan wel op grond van artikel 2004 (oud) BW (derhalve 5 respectievelijk 30 jaar na het plaatsvinden van de strandrechtelijke executies) en dat het verzoek om schadevergoeding moet zijn ingediend binnen een redelijke termijn nadat de claimant op de hoogte is geraakt van de mogelijkheid om de Staat aan te spreken.
Op 12 november 2020 is de motie Sjoerdsma c.s. ten aanzien van de redelijke termijn aangenomen door een meerderheid van de Tweede Kamer. Ter uitvoering van deze motie zal onder deze Regeling uitsluitend worden onderzocht of een claimant aan de inhoudelijke voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een schadevergoeding. Als een claimant aan de inhoudelijke voorwaarden zoals gesteld in deze Regeling voldoet en uit dien hoofde in aanmerking komt voor een schadevergoeding, wordt in het kader van deze Regeling niet getoetst of de claim binnen een redelijke termijn is ingediend. Gelet daarop is het vereiste van indiening binnen een redelijke termijn niet langer opgenomen als een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een schadevergoeding onder deze Regeling.
In de gevallen waarin een claim voldoet aan de inhoudelijke voorwaarden gesteld in deze Regeling is de Staat bereid om de vordering uit onrechtmatige daad van de claimant in der minne te regelen door middel van het sluiten van een privaatrechtelijke vaststellingsovereenkomst.
De hierna weergegeven contouren bepalen welke personen voor het sluiten van een dergelijke vaststellingsovereenkomst in aanmerking kunnen komen. De contouren die bepalen wie in aanmerking komen voor het sluiten van een vaststellingsovereenkomst, hebben – gelet op het zuiver privaatrechtelijke karakter van de vordering van claimanten jegens de Staat en de gekozen oplossing voor afdoening daarvan via het sluiten van een vaststellingsovereenkomst naar burgerlijk recht – geen publiekrechtelijke basis, noch wordt bedoeld hiervoor een publiekrechtelijke basis te vormen.
De tekst van een model-vaststellingsovereenkomst is als bijlage gevoegd.
Om in aanmerking te komen voor een vergoeding van geleden schade dient een claimant aan de navolgende voorwaarden te voldoen. De claimant moet:
• Kind zijn van een man die tijdens een standrechtelijke executie is geëxecuteerd door Nederlandse militairen;
• De standrechtelijke executie waarbij de vader van claimant om het leven is gekomen moet van vergelijkbare aard en ernst zijn geweest als de executies in Rawagedeh en Zuid Sulawesi;
• De standrechtelijke executie waarbij de vader van claimant om het leven is gekomen moet zijn vermeld in reeds gepubliceerde openbare bronnen.
Of een claimant voldoet aan de bovengenoemde vereisten zal door hem of haar aannemelijk moeten worden gemaakt. Hiervoor dienen in ieder geval de volgende gegevens te worden verstrekt:
1. Een geldig identiteitsbewijs van claimant met daarop (ten minste) zijn of haar volledige naam, woonplaats en geboortedatum;
2. Een recent afschrift uit het plaatselijke bevolkingsregister (mag in de vorm van een familiekaart);
3. Bewijs van de familieband met de overledene, door middel van een document van de (lokale) overheid, bijvoorbeeld een familiekaart;
4. Bewijs dat de overleden vader van claimant bij een standrechtelijke executie zoals hiervóór omschreven om het leven is gekomen (mag in de vorm van ten minste twee verklaringen, waarvan één van claimant zelf afkomstig mag zijn);
5. Een Nederlandse of Engelse vertaling van de verklaringen genoemd onder 3 en 4.
Indien naar de mening van de Staat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de claimant aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet, komt de claimant in aanmerking voor een vergoeding van door hem of haar geleden schade door het overlijden van zijn of haar vader. Deze vergoeding bedraagt € 5.000, alles inbegrepen. Dit bedrag vergoedt daarmee alle mogelijke vorderingen van claimant op de Staat, ook eventueel gemaakte kosten voor het indienen van het verzoek.
Om voor de voornoemde vergoeding in aanmerking te komen, dient een claimant het verzoek om schadevergoeding in te dienen binnen vijf jaar na bekendmaking van de onderhavige schikkingsmogelijkheid. Derhalve dient het complete verzoek vóór 28 april 2026 door de Staat te zijn ontvangen.
Model-vaststellingsovereenkomst
Partijen
De Staat der Nederlanden (Ministerie van Buitenlandse Zaken en Ministerie van Defensie), waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de Staat,
te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [x],
en
[naam claimant], wonende te [woonplaats claimant], hierna te noemen [x],
te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [x],
i) Op basis van hetgeen is gepubliceerd in de Staatscourant [XX], waarin de contouren voor een bredere schikkingsregeling zijn opgenomen, heeft [claimant] op [datum] bij de Staat een verzoek ingediend tot het aangaan van een vaststellingsovereenkomst naar burgerlijk recht, zoals bedoeld in de voornoemde publicatie.
ii) Op grond van de bewijsstukken waarmee [claimant] het verzoek heeft gestaafd, is het naar het oordeel van de Staat voldoende aannemelijk dat [claimant] voldoet aan de voorwaarden, neergelegd in de hiervóór onder (i) bedoelde publicatie in de Staatscourant, waaronder de Staat bereid is om ten aanzien van de vordering van [claimant] af te zien van een beroep op verjaring en vergoeding aan te bieden voor de schade die [claimant] heeft geleden als gevolg van het overlijden van zijn/haar vader, [naam vader], bij een standrechtelijke executie op [datum executie] te [plaats].
iii) Deze vaststellingsovereenkomst, waarbij de schade die [claimant] als gevolg van het overlijden van [naam vader] heeft geleden en/of nog zal lijden in der minne wordt geregeld, heeft uitsluitend betrekking op de rechtsverhouding tussen [claimant] en de Staat. Andere (rechts)personen kunnen aan deze vaststellingsovereenkomst geen rechten ontlenen.
De Staat betaalt aan [claimant] een bedrag van € 5.000 (zegge: vijfduizend euro) ter definitieve regeling van alle schade die [claimant] heeft geleden en/of zal lijden in verband met het overlijden van zijn/haar vader [naam vader], met inbegrip van eventuele kosten van juridische bijstand of andere kosten die [claimant] mocht hebben gemaakt ter indiening van het onder (i) van de considerans van deze overeenkomst genoemde verzoek en/of anderszins ter verkrijging van voldoening buiten rechte. De betaling zal geschieden door overmaking op [PM] binnen [] dagen nadat deze vaststellingsovereenkomst namens partijen is getekend.
Partijen verklaren hierbij dat zij, behoudens het in deze vaststellingsovereenkomst bepaalde, over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben met betrekking tot het overlijden van de vader van [claimant] bij de onder (ii) van de considerans van deze overeenkomst genoemde standrechtelijke executie en alle daaruit voortgevloeide en nog voortvloeiende gevolgen, van welke aard dan ook. Partijen verlenen elkaar in verband daarmee volledige en finale kwijting.
Deze vaststellingsovereenkomst kan slechts worden aangevuld en/of gewijzigd door een schriftelijk stuk dat door beide partijen is ondertekend.
Partijen doen afstand van het recht om ontbinding of vernietiging van deze vaststellingsovereenkomst te vorderen.
Op deze vaststellingsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing.
Deze vaststellingsovereenkomst treedt in werking op de dag waarop zij namens beide partijen is getekend.
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend.
De Staat der Nederlanden [claimant]
Ministerie van Buitenlandse Zaken en
Ministerie van Defensie
Voor deze: [x] |
Voor deze: [x] |
Datum: _________________________ |
Datum: _________________________ |
Plaats: __________________________ |
Plaats: __________________________ |
Handtekening: ____________________ |
Handtekening: ___________________ |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-21045.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.