Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 14 januari 2021, nr. WJZ/ 20202483, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de aanvraag en veiling van voorwaardelijk teruggekomen vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio (Regeling voorwaardelijke veiling niet-landelijke commerciële FM-vergunningen)

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 8, 9 en 10 Frequentiebesluit 2013;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aanvrager:

degene die een aanvraag heeft ingediend;

b. activiteitsniveau:

totaal aantal activiteitspunten waarover een deelnemer op een gegeven moment in de veiling kan beschikken en welk aantal de maximale biedbevoegdheid van die deelnemer bepaalt om actief te zijn of te blijven in de veiling;

c. activiteitspunt:

aan een te veilen FM-vergunning op grond van artikel 2, derde lid, toegekend punt ten behoeve van het bepalen van het activiteitsniveau van een deelnemer;

d. bekendmakingsbesluit:

besluit van de minister op grond van artikel 3.10, derde lid, van de wet, omtrent de keuze en het tijdstip van aanvang van de verdeling van de in dat besluit omschreven vergunning of vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio met toepassing van de procedure, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onder f, van de wet;

e. beschikbare demografische ruimte:

maximaal demografisch bereik minus het demografisch bereik van de vergunning of vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio, waarover degene die in aanmerking voor een FM-vergunning wil komen tezamen met hem als één rechtspersoon aan te merken rechtspersonen ten tijde van zijn aanvraag beschikt, uitgaande van het demografisch bereik van vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio zoals op de dag na inwerkingtreding van het bekendmakingsbesluit door de minister in de Staatscourant kenbaar is gemaakt;

f. bod:

bieding, uitgebracht door een deelnemer via het elektronisch veilingsysteem van de minister en bevestigd door middel van dit elektronisch veilingsysteem;

g. deelnemer:

aanvrager die toegelaten is tot de betrokken veiling;

h. FM-vergunning:

vergunning voor niet-landelijke commerciële radio-omroep die ingevolge een bekendmakingsbesluit zal worden verdeeld;

i. maximaal demografisch bereik:

maximaal demografisch bereik, bedoeld in artikel 5 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële FM-radio-omroep;

j. minister:

minister van Economische Zaken en Klimaat;

k. rente:

volgens actual/360 berekende rente op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Overnight Index Average, minus 100 basispunten, met een minimum van 0%;

l. rondeprijs:

minimaal te bieden bedrag, vastgesteld per FM-vergunning, per biedronde.

m. één rechtspersoon:

rechtspersonen die, ingevolge artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële FM-radio-omroep, met de aanvrager als één rechtspersoon worden aangemerkt;

n. vergunning voor digitale radio-omroep:

vergunning voor het gebruik van 1/18e deel van de capaciteit van het frequentieblok dat of één van de frequentieblokken die ingevolge nationale voetnoot HOL006 van het Nationaal Frequentieplan 2014 gekoppeld is of zijn aan de FM-vergunning of FM-vergunningen;

o. vergunning voor niet-landelijke commerciële radio:

vergunning voor frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in artikel 7, tweede lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;

p. ontbindende voorwaarde:

het recht dat een houder van een FM-vergunning en de daarbij behorende vergunning voor digitale radio-omroep zich bij het verzoek tot intrekking, bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, onder a, van de wet, van de FM-vergunning en de daarbij behorende vergunning voor digitale radio-omroep heeft voorbehouden om dat verzoek ongedaan te maken, waarbij het verzoek tot intrekking, bedoeld in de eerste volzin, is gedaan met het daarvoor bestemde formulier en waarop de minister een besluit tot intrekking van de vergunning als bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, van de wet, heeft genomen.

§ 2. Beschikbaarheid en aanvraag vergunningen

Artikel 2

  • 1. Aan een aanvrager wordt geen FM-vergunning verleend indien het demografisch bereik van die FM-vergunning de beschikbare demografische ruimte van de betrokken aanvrager overschrijdt.

  • 2. Aan een aanvrager wordt geen combinatie van FM-vergunningen verleend, indien het gezamenlijke demografische bereik van die combinatie van FM-vergunningen de beschikbare demografische ruimte van de aanvrager overschrijdt.

  • 3. Elke FM-vergunning komt overeen met 1 activiteitspunt. Een aanvrager kan over niet meer activiteitspunten beschikken dan het aantal dat overeenkomt met de grootst mogelijke combinatie van FM-vergunningen die voor een aanvrager mogelijk is binnen zijn beschikbare demografische ruimte.

Artikel 3

  • 1. Degene die voor een FM-vergunning in aanmerking wil komen, dient daartoe een aanvraag in.

  • 2. Degene die een ontbindende voorwaarde als bedoeld in artikel 1, onder p, kan inroepen, dient in ieder geval een aanvraag in voor de FM-vergunning of FM-vergunningen waarop die ontbindende voorwaarde betrekking heeft.

  • 3. De aanvraag overschrijdt de beschikbare demografische ruimte van de aanvrager niet.

  • 4. Een aanvraag wordt binnen de periode van vier weken, die aanvangt op de dag van aanvang van de procedure, vermeld in het betrokken bekendmakingsbesluit, per aangetekende post ontvangen dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het volgende adres en met de volgende adressering:

    Agentschap Telecom

    Ter attentie van: Projectteam uitgifte FM-vergunningen

    Emmasingel 1

    9726 AH Groningen

  • 5. De persoonlijke overhandiging, bedoeld in het vierde lid, vindt in de genoemde periode plaats op werkdagen tussen 10.00 uur en 12.00 uur of tussen 13.30 uur en 16.00 uur. Bij persoonlijke overhandiging van de aanvraag wordt een bewijs van ontvangst afgegeven dat is voorzien van datum en tijdstip van ontvangst.

  • 6. In de aanvraag wordt, voor zover van toepassing, vermeld van welke vergunningen voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio-omroep in de FM-band de aanvrager en de met de aanvrager als één aan te merken rechtspersoon reeds houder zijn. Daarbij vermeldt de aanvrager tevens zijn beschikbare demografische ruimte.

  • 7. In de aanvraag wordt vermeld op welke FM-vergunning of FM-vergunningen de aanvraag betrekking heeft.

  • 8. De aanvraag heeft betrekking op het aantal activiteitspunten dat gelijk is aan het aantal FM-vergunningen waarop de aanvraag ingevolge het zevende lid betrekking heeft.

  • 9. In de aanvraag worden de namen vermeld van ten minste één en ten hoogste vier natuurlijke personen, die ieder voor zich zelfstandig bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten gedurende de veilingprocedure en die daartoe beschikken over een rechtsgeldige en toereikende volmacht.

  • 10. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het in bijlage I opgenomen model en gaat, onverminderd de overige in deze regeling gestelde eisen, vergezeld van de in dit model genoemde gegevens en bescheiden.

  • 11. Bij het invullen van de aanvraag neemt de aanvrager het bepaalde in artikel 2 in acht.

  • 12 De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld.

  • 13. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het tiende lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden, opgesteld krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 14. De gegevens en bescheiden, bedoeld in het dertiende lid, mogen in afwijking van het twaalfde lid, in een van de officiële talen van de Europese Unie of Europese Economische Ruimte worden gesteld. In dat geval worden die gegevens en bescheiden vergezeld van een Nederlandse vertaling van die gegevens en bescheiden.

  • 15. De aanvrager informeert de minister per aangetekende brief, die wordt geadresseerd op de in het vierde lid genoemde wijze, onverwijld over wijzigingen met betrekking tot de in bijlage I bedoelde gegevens en bescheiden.

  • 16. Op de termijn, bedoeld in het vierde lid, is artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

  • 1. Teneinde te kunnen voldoen aan het Nationaal Frequentieplan 2014 doet de aanvrager die een aanvraag doet voor een FM-vergunning, zijn aanvraag, bedoeld in artikel 3, vergezeld gaan van een aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep per FM-vergunning waarop de aanvraag ingevolge artikel 3, zevende lid, betrekking heeft, onder de voorwaarde dat aan hem op grond van artikel 12, artikel 27, of artikel 28 een FM-vergunning wordt verleend.

  • 2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe in bijlage I, onderdeel C, opgenomen model.

Artikel 5

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.18 van de wet, wijst de minister de aanvraag volledig af indien:

    • a. de aanvrager op grond van zijn beschikbare demografische ruimte geen van de FM-vergunningen kan verwerven;

    • b. niet is voldaan aan artikel 3, vierde lid.

  • 2. De aanvraag wordt gedeeltelijk geweigerd met betrekking tot een FM-vergunning waarvoor de betrokken aanvrager niet in aanmerking kan komen, omdat verlening daarvan in strijd zou komen met artikel 2, eerste lid.

  • 3. De aanvraag wordt gedeeltelijk geweigerd voor de FM-vergunningen die ingevolge het bepaalde in artikel 2 niet aan hem kunnen worden verleend. Het aantal activiteitspunten waarover de aanvrager kan beschikken, wordt met hetzelfde aantal verminderd. Bij deze gedeeltelijke afwijzing vermeldt de minister op welke FM-vergunningen de aanvraag als gevolg van deze gedeeltelijke weigering betrekking heeft.

Artikel 6

  • 1. Een aanvrager verstrekt als zekerheid voor de betaling van het bod en teneinde te borgen dat de FM-vergunning wordt verleend aan een financieel bestendige vergunninghouder een waarborgsom of een bankgarantie per FM-vergunning waar de aanvraag ingevolge artikel 3, zevende, of, voor zover van toepassing, na toepassing van artikel 5, tweede of derde lid, betrekking op heeft, ter grootte van € 20.000,–.

  • 2. De waarborgsom wordt verstrekt voor de periode tot:

    • a. in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van de afwijzing;

    • b. in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, het tijdstip van het besluit om de aanvraag niet te behandelen;

    • c. in geval van intrekking van de aanvraag, het tijdstip van de intrekking;

    • d. in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het winnende bod als bedoeld in artikel 24, vierde lid, volledig is betaald.

  • 3. Een aanvrager zorgt ervoor dat uiterlijk op het in artikel 3, vierde lid, bedoelde tijdstip:

    • a. de waarborgsom is ontvangen op bankrekeningnummer 705001199, IBAN: NL41INGB0705001199, BIC: INGBNL2A, ten name van Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Agentschap Telecom, Afdeling Finance & Control, onder vermelding van naam en nummer van het betrokken bekendmakingsbesluit, of

    • b. de bankgarantie, verstrekt volgens het model, bedoeld in bijlage II, is ontvangen op het in artikel 3, vierde lid, genoemde adres.

  • 4. In geval blijkt dat voor meer FM-vergunningen een waarborgsom is gestort dan het aantal waar de aanvraag na een gedeeltelijke weigering op grond van artikel 5, tweede of derde lid, betrekking op heeft, wordt het te hoog gestorte bedrag aan de betrokken aanvrager teruggestort uiterlijk twee weken na de gedeeltelijke weigering. De minister vergoedt aan de aanvrager rente over dat te hoog gestorte bedrag over de periode vanaf de dag na de dag dat de gedeeltelijke weigering op grond van artikel 5, tweede of derde lid is gedaan tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop het te hoog gestorte bedrag door de minister wordt teruggestort. Deze rente wordt op dezelfde dag teruggestort als de dag waarop hij het te hoog gestorte bedrag terugstort.

Artikel 7

  • 1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan een van de in artikel 2, tweede lid, artikel 3, tweede, derde, zesde tot en met tiende lid, twaalfde lid of veertiende lid, artikel 4 of artikel 6, gestelde eisen, deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt de minister de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 2. De aanvrager heeft gedurende tien werkdagen, te rekenen vanaf de dag na dagtekening van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 3. De gegevens of bescheiden ten behoeve van het verzuimherstel worden per aangetekende post ontvangen dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het adres, genoemd in artikel 3, vierde lid, binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, met dien verstande dat de ontvangst geschiedt vóór 16.00 uur van de laatste werkdag van die termijn.

  • 4. Verzuimherstel aangaande de waarborgsom geschiedt binnen dezelfde termijn, en met gebruikmaking van het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 6, derde lid.

  • 5. Artikel 3, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat als datum en tijdstip van ontvangst gelden de datum en het tijdstip waarop de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, zijn ontvangen.

  • 6. Indien het verzuim niet binnen de termijn, bedoeld in het tweede en het derde lid, en op de wijze, vermeld in het derde lid, is hersteld of indien na herstel niet wordt voldaan aan de in artikel 3, zesde tot en met tiende lid, twaalfde lid of veertiende lid, artikel 4 of artikel 6, gestelde eisen, kan de minister besluiten de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.

Artikel 8

Een aanvrager heeft zich blijkens een door hem ondertekende verklaring overeenkomstig bijlage III bij deze regeling ertoe verplicht dat een krachtens deze regeling aan hem verleende FM-vergunning zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd.

Artikel 9

De aanvrager beschikt over de vereiste toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008.

Artikel 10

  • 1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • 2. De aanvrager voldoet voorts aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie, noch is door de aanvrager faillissement aangevraagd, en

    • b. de aanvrager is geen surseance van betaling verleend, noch is door de aanvrager surseance van betaling aangevraagd.

  • 3. Met de eisen, bedoeld in het tweede lid, worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 4. De minister wijst de aanvraag af, indien uit de aanvraag niet blijkt dat aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid is voldaan.

Artikel 11

  • 1. Een aanvrager verklaart door middel van een door hem ondertekende verklaring, overeenkomstig bijlage IV bij deze regeling, dat hij zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich na het indienen van de aanvraag zal onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het verrichten van dergelijke gedragingen.

  • 2. De minister kan een aanvraag afwijzen als:

    • a. naar zijn oordeel aannemelijk is dat de aanvrager afspraken heeft gemaakt of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft verricht die afbreuk doen of kunnen doen of gedaan hebben of gedaan kunnen hebben aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure, of

    • b. de aanvrager niet voldoet aan een vordering als bedoeld in artikel 18.7, eerste lid, van de wet.

§ 3. Vaststelling eventuele schaarste

Artikel 12

  • 1. In geval blijkens het bekendmakingsbesluit één FM-vergunning verdeeld wordt en de minister ten aanzien van die FM-vergunning vaststelt dat, uitgezonderd de aanvragers waarvan de aanvraag buiten behandeling is gesteld, de aanvraag is afgewezen, de aanvraag is ingetrokken of waarvan de aanvraag op grond van artikel 3.18 van de wet is geweigerd, slechts één aanvraag voldoet aan de in paragraaf 2 van deze regeling gestelde eisen, vindt geen veiling van de FM-vergunning plaats en wordt die FM-vergunning aan de betreffende aanvrager om niet verleend.

  • 2. In geval blijkens het bekendmakingsbesluit twee of meer FM-vergunningen worden verdeeld en de minister voor een FM-vergunning vaststelt dat, uitgezonderd de aanvraag die buiten behandeling is gesteld, de aanvraag die geheel is afgewezen, de aanvraag die is ingetrokken, de aanvraag van de aanvrager aan wie de betrokken FM-vergunning gelet op artikel 2, eerste lid, niet kan worden verleend, of de aanvraag die op grond van artikel 3.18 van de wet is geweigerd, slechts één aanvraag voldoet aan de in paragraaf 2 van deze regeling gestelde eisen, vindt geen veiling van de FM-vergunning plaats, en wordt die FM-vergunning aan de betreffende aanvrager om niet verleend.

  • 3. In geval toepassing wordt gegeven aan het eerste dan wel tweede lid, kan de houder van een FM-vergunning de ontbindende voorwaarde inroepen indien hij niet degene is die als enige aanvrager voldoet aan de in paragraaf 2 van deze regeling gestelde eisen. Het inroepen van een ontbindende voorwaarde geschiedt uiterlijk tot 16:00 uur op de tweede werkdag nadat de houder van de FM-vergunning door de minister van de voorgenomen toepassing van het eerste dan wel tweede lid in kennis is gesteld. Artikel 25, derde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien de aanvrager aan wie op grond van het eerste of tweede lid een FM-vergunning om niet is verleend ter zekerheidsstelling een waarborgsom heeft verstrekt, wordt uiterlijk twee weken na de verlening van de FM-vergunning een bedrag van € 20.000,– aan de betrokken aanvrager teruggestort per FM-vergunning die aan hem om niet is verleend. De minister vergoedt aan de aanvrager rente over dat bedrag over de periode vanaf de dag dat hij de waarborgsom heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 6, derde lid, onderdeel a, tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort. Deze rente wordt op dezelfde dag gestort als de dag waarop de waarborgsom wordt terugstort.

  • 5. Indien de aanvrager aan wie op grond van het eerste of tweede lid een vergunning om niet is verleend ter zekerheidsstelling een bankgarantie heeft verstrekt, stuurt de minister, uiterlijk twee weken na de verdeling van de betrokken FM-vergunning, aan de bank van de aanvrager een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt, indien als gevolg van de verlening om niet:

    • a. ten aanzien van geen enkele FM-vergunning op grond van het tweede lid de noodzaak van veilen is komen vast te staan, of

    • b. de betrokken aanvrager, gelet op het bepaalde in artikel 13, derde lid, niet over voldoende activiteitspunten beschikt om toegelaten te worden tot de veiling.

  • 6. Ten aanzien van een FM-vergunning die blijkens het bekendmakingsbesluit wordt verdeeld en die niet op grond van het eerste of tweede lid om niet wordt verleend, is de noodzaak van veilen komen vast te staan.

Artikel 13

  • 1. Indien na toepassing van artikel 12 de noodzaak van veilen van een FM-vergunning is komen vast te staan, deelt de minister de aanvragers, uitgezonderd de aanvragers waarvan de aanvraag buiten behandeling is gesteld, de aanvraag is afgewezen, de aanvraag is ingetrokken of waarvan de aanvraag op grond van artikel 3.18 van de wet is geweigerd, schriftelijk mee dat zij als deelnemer worden toegelaten tot de veiling.

  • 2. Bij de mededeling, bedoeld in het eerste lid, wordt tevens bekendgemaakt:

    • a. wie deelnemen aan de veiling van een FM-vergunning;

    • b. de FM-vergunning of de FM-vergunningen waarop de deelnemer een bod kan uitbrengen, in overeenstemming met artikel 2;

    • c. het aantal activiteitspunten waarover de deelnemer aan het begin van de veiling kan beschikken;

    • d. de beschikbare demografische ruimte van de deelnemer;

    • e. in geval meerdere FM-vergunningen worden verdeeld en de deelnemer meerdere vergunningen heeft aangevraagd, de combinaties van FM-vergunningen waarop de deelnemer bij aanvang van de veiling uitsluitend een bod kan uitbrengen.

  • 3. Het aantal activiteitspunten van een deelnemer, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, is gelijk aan het aantal FM-vergunningen waar zijn aanvraag ingevolge artikel 3, vijfde lid betrekking op heeft of zoveel minder als waar de aanvraag na een gedeeltelijke weigering op grond van artikel 5, tweede of derde lid, betrekking op heeft, verminderd met het aantal FM-vergunningen dat hem op grond van artikel 12, tweede lid, om niet is verleend. Indien het aantal activiteitspunten van een deelnemer nul bedraagt, wordt hij niet toegelaten tot de veiling.

  • 4. In geval toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, kan de houder van een FM-vergunning de ontbindende voorwaarde inroepen indien hij niet als deelnemer wordt toegelaten tot de veiling van die FM-vergunning. Het inroepen van een ontbindende voorwaarde geschiedt uiterlijk tot 16:00 uur op de tweede werkdag nadat de houder van de FM-vergunning, in afwijking van het eerste lid, door de minister van de voorgenomen toepassing van het eerste lid in kennis is gesteld. Artikel 25, derde lid is van overeenkomstige toepassing.

§ 4. De veiling

Artikel 14

  • 1. De veiling vindt plaats via internet, met behulp van een elektronisch veilingsysteem, en geschiedt door middel van een simultane meerrondenveiling, met dien verstande dat tijdens de veiling alleen kan worden geboden op een vergunning of combinaties van vergunningen zoals bedoeld in artikel 13, tweede lid, onder b.

  • 2. Biedingen worden uitsluitend uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem.

  • 3. Andere communicatie vindt plaats via het elektronisch veilingsysteem dan wel telefonisch of per e-mail, waarbij de deelnemer bereikbaar is op het door hem in zijn aanvraag opgegeven telefoonnummer en e-mailadres en de minister bereikbaar is op het telefoonnummer en e-mailadres bedoeld in artikel 15, onderdeel d.

  • 4. De veiling wordt uitsluitend op werkdagen gehouden.

  • 5. De minister leidt de veiling en draagt zorg voor een goed verloop van de veiling.

Artikel 15

De minister deelt een deelnemer uiterlijk twee weken voor de aanvang van de veiling schriftelijk mee:

  • a. de datum, de aanvangstijd van de eerste biedronde;

  • b. de duur van de eerste biedronde en, voor zover van toepassing, dat de biedronde overeenkomstig artikel 17, derde lid, niet eerder eindigt dan nadat die duur is verstreken;

  • c. de voor de veiling benodigde programmatuur;

  • d. het telefoonnummer en het e-mailadres waarop de minister bereikbaar is;

  • e. de combinatie van een gebruikersnaam en wachtwoord van de deelnemer, en

  • f. het internetadres waarop de deelnemer inlogt teneinde aan de veiling deel te nemen.

Artikel 16

  • 1. Een deelnemer, inbegrepen diegene die een deelnemer ten behoeve van de veiling bijstaat, onthoudt zich van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure. Daaronder wordt mede verstaan afspraken of gedragingen die leiden tot een wijziging in de beoordeling, ten opzichte van de situatie ten tijde van het indienen van de aanvraag van de deelnemer, of er sprake is van één rechtspersoon waaraan verlening van een FM-vergunning of een combinatie van FM-vergunningen in strijd zou komen met artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële FM radio-omroep, voor zover als gevolg van die afspraken of gedragingen de informatie bedoeld in artikel 13, tweede lid, vermeld in de mededeling aan de betrokken deelnemer niet langer juist is.

  • 2. De minister kan de veiling stopzetten of opschorten indien naar zijn oordeel sprake is van afspraken of gedragingen in strijd met het eerste lid.

  • 3. Indien een deelnemer naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met het eerste lid, kan de minister de betrokken deelnemer uitsluiten van verdere deelname aan de veiling en het bod of de biedingen van de betrokken deelnemer uit een of meerdere biedronden ongeldig verklaren.

  • 4. Onverminderd het derde lid, kan de minister, indien een deelnemer naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met het eerste lid, de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig verklaren en besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.

Artikel 17

  • 1. De minister bepaalt wanneer de biedronden van de veiling plaatsvinden en de duur van die biedronden.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 18, eindigt een biedronde zodra de door de minister vastgestelde duur van de biedronde, bedoeld in het eerste lid, is verstreken, of zoveel eerder als alle deelnemers, die op grond van hun beschikbare activiteitsniveau daartoe gerechtigd zijn, een bod hebben uitgebracht.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, kan de minister bij het vaststellen van de duur van een biedronde, bedoeld in het eerste lid, bepalen dat de biedronde niet eerder eindigt dan nadat de door hem vastgestelde duur van die biedronde is verstreken, ongeacht of alle deelnemers die op grond van hun beschikbare activiteitsniveau daartoe gerechtigd zijn eerder dan het verstrijken van de biedronde een bod hebben uitgebracht.

Artikel 18

  • 1. Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod uitbrengt op een of meerdere vergunningen, wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten.

  • 2. Een verlenging als bedoeld in het eerste lid vindt in ten hoogste twee biedronden per deelnemer plaats, niet meegerekend biedronden waarvoor de minister op grond van artikel 16, vierde lid, of artikel 19, derde lid, heeft besloten dat deze opnieuw moeten worden gehouden.

  • 3. In de situatie dat alle actieve deelnemers een bod in de biedronde of verlengde biedronde hebben uitgebracht, bedoeld in artikel 19, derde lid, aanhef en onder a, maar een deelnemer daartoe gebruik heeft moeten maken van een verlenging, bedoeld in het eerste lid, omdat technische problemen zijn ontstaan voor het verstrijken van de biedronde, kan de minister, onverminderd het bepaalde in het tweede lid, besluiten dat die verlengde biedronde overeenkomstig het tweede lid niet wordt meegerekend.

  • 4. Een op grond van het eerste lid verlengde biedronde is afgelopen zodra de termijn van de verlengde biedronde, bedoeld in het eerste lid, is verstreken, of zoveel eerder als alle deelnemers wiens biedronde is verlengd, een bod hebben uitgebracht.

  • 5. De minister deelt in het geval, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk aan alle deelnemers mee dat de biedronde ten behoeve van een of meer deelnemers is verlengd.

Artikel 19

  • 1. De minister kan de veiling opschorten indien zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers of indien technische problemen optreden waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden. Een bijzondere omstandigheid of technisch probleem wordt door een deelnemer onverwijld maar uiterlijk binnen 10 minuten na afloop van een biedronde of verlengde biedronde per telefoon gemeld aan de minister.

  • 2. Indien de technische problemen optreden bij een deelnemer, kan de minister verlangen dat zijn biedingen worden uitgebracht door middel van een computer die de minister ter beschikking stelt op een door hem te bepalen locatie.

  • 3. Indien de veiling wordt opgeschort, kan de minister ten aanzien van de biedronde of verlengde biedronde waarin of waarna de bijzondere omstandigheden of technische problemen zijn opgetreden besluiten dat:

    • a. alle biedingen uitgebracht in die ronde ongeldig worden verklaard, tenzij alle nog actieve deelnemers reeds een bod in die ronde hebben uitgebracht;

    • b. die biedronde ongeldig wordt verklaard en opnieuw moet worden gehouden.

Artikel 20

  • 1. Het activiteitsniveau van een deelnemer bedraagt:

    • a. in de eerste biedronde, het aantal activiteitspunten dat hem op grond van artikel 13, tweede lid, onderdeel c, is medegedeeld.

    • b. in biedronden volgend op de eerste biedronde, het aantal activiteitspunten van de bieding van de deelnemer in de voorgaande ronde.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt het activiteitsniveau van een deelnemer:

    • a. in de biedronde volgend op de biedronde waarin een of meer biedingen van de deelnemer als hoogste bod is aangemerkt, het aantal activiteitspunten van de bieding van de deelnemer in de voorgaande ronde minus het aantal activiteitspunten van de FM-vergunning of FM-vergunningen waarvoor de deelnemer het hoogste bod in de voorafgaande ronde heeft uitgebracht;

    • b. in de biedronde volgend op een biedronde waarin het hoogste bod van de deelnemer is overboden, het aantal activiteitspunten van de bieding van de deelnemer in de voorgaande ronde plus het aantal activiteitspunten van de FM-vergunning of FM-vergunningen ten aanzien waarvan zijn hoogste bod is overboden.

  • 3. Een deelnemer brengt in een biedronde geen bieding uit:

    • a. die hoger is dan het activiteitsniveau van de deelnemer in die biedronde;

    • b. op andere FM-vergunningen als bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdeel b;

    • c. op een combinatie van FM-vergunningen, waarvan het gezamenlijke demografisch bereik zoals bekendgemaakt op de dag na inwerkingtreding van het bekendmakingsbesluit, zijn beschikbare demografische ruimte, bedoeld in artikel 13, tweede lid, onderdeel d, overschrijdt;

    • d. op een FM-vergunning waarvoor de deelnemer het hoogste bod heeft.

  • 4. Het derde lid, onderdeel d, is niet van toepassing in de laatste biedronde die door de minister is aangekondigd, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 21

  • 1. Een bieding wordt afgerond op eenheden van honderd euro en bedraagt minimaal de voor die biedronde vastgestelde rondeprijs.

  • 2. Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden.

  • 3. De rondeprijs bedraagt in de eerste biedronde € 0,– per FM-vergunning.

  • 4. De rondeprijs voor een FM-vergunning in de volgende biedronden is gelijk aan het in de voorgaande biedronde hoogst geboden bedrag voor die vergunning, vermeerderd met een door de minister vast te stellen bedrag.

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing op een bieding in de laatste biedronde die door de minister is aangekondigd, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 22

  • 1. Na elke biedronde stelt de minister per FM-vergunning het hoogst geboden bedrag voor die vergunning vast als hoogste bod.

  • 2. Indien in een biedronde twee of meer deelnemers hetzelfde hoogste bedrag voor eenzelfde FM-vergunning hebben geboden, wordt door middel van loting met gebruikmaking van de veilingsoftware vastgesteld wie van hen wordt aangemerkt als de deelnemer die het hoogste bod in die ronde op die FM-vergunning heeft uitgebracht.

Artikel 23

  • 1. De minister deelt elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde mee:

    • a. het rondenummer van de vorige biedronde;

    • b. per FM-vergunning, of 1 of meer biedingen zijn uitgebracht;

    • c. per FM-vergunning, het hoogste bod;

    • d. het aantal deelnemers dat nog actief is in de veiling;

    • e. per FM-vergunning de rondeprijs die in de volgende biedronde geldt;

    • f. de aanvangstijd en de duur van de volgende biedronde en in hoeverre in die biedronde op grond van artikel 17, derde lid, afgeweken wordt van artikel 17, tweede lid, en

    • g. het rondenummer van de volgende biedronde.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid deelt de minister elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde mee:

    • a. zijn in die biedronde uitgebrachte bieding of biedingen, of het gebrek daaraan;

    • b. in hoeverre zijn bieding is aangemerkt als hoogste bod, met vermelding van de betrokken FM-vergunning;

    • c. het activiteitsniveau van de deelnemer in de volgende biedronde;

    • d. zijn verlengingsmogelijkheden in de volgende biedronde.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt geen informatie over een volgende biedronde gegeven indien de biedronden op grond van artikel 24, eerste lid, definitief eindigen.

Artikel 24

  • 1. De laatste biedronde is:

    • a. de eerste biedronde waarin op geen enkele vergunning een bod is uitgebracht, of

    • b. die door de minister als laatste ronde is aangekondigd.

  • 2. De minister kan de ronde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aankondigen indien naar het oordeel van de minister het verloop van de veiling zodanig is dat de vergunningen niet binnen een redelijke termijn kunnen worden verleend.

  • 3. De ronde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt door de minister minimaal tien ronden voorafgaand aan die ronde aangekondigd aan de deelnemers.

  • 4. Het in de ronde voorafgaande aan de laatste biedronde uitgebrachte hoogste bod, of, in geval de laatste ronde door de minister is aangekondigd, het in die laatste biedronde uitgebrachte hoogste bod, wordt aangemerkt als winnend bod voor die vergunning.

Artikel 25

  • 1. De houder van een FM-vergunning kan de ontbindende voorwaarde inroepen indien hij als deelnemer niet het winnende bod, bedoeld in artikel 24, vierde lid, voor die FM-vergunning heeft uitgebracht.

  • 2. Het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoeld in het eerste lid geschiedt uiterlijk tot 16:00 uur op de tweede werkdag na vaststelling van het winnende bod.

  • 3. Het inroepen van een ontbindende voorwaarde vindt plaats door middel van persoonlijke overhandiging van de verklaring, bedoeld in bijlage V, op het adres, bedoeld in artikel 3, vierde lid. Artikel 3, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien een ontbindende voorwaarde is ingeroepen deelt de minister dit mee aan alle deelnemers van die veiling.

Artikel 26

De veiling is geëindigd:

  • a. na vaststelling van het winnende bod, bedoeld in artikel 24, vierde lid, of

  • b. na het inroepen van de ontbindende voorwaarde, bedoeld in artikel 25.

§ 5. Vergunningverlening na veiling

Artikel 27

  • 1. Na beëindiging van de veiling, verleent de minister, indien ten aanzien van de betreffende vergunning geen ontbindende voorwaarde is ingeroepen, de betreffende FM-vergunning aan de deelnemer die ingevolge artikel 24 het winnende bod voor die FM-vergunning heeft uitgebracht, nadat hij het door hem verschuldigde bedrag, bedoeld in het vierde lid, heeft betaald. De minister deelt alle deelnemers mee wie het hoogste bod heeft uitgebracht.

  • 2. Nadat de FM-vergunning is verleend, wijst de minister de overige aanvragen voor de betreffende FM-vergunning af.

  • 3. Indien de ontbindende voorwaarde is ingeroepen, wijst de minister alle aanvragen voor de betreffende FM-vergunning af.

  • 4. Uiterlijk twee weken nadat de veiling is geëindigd :

    • a. stort de minister de waarborgsom van iedere deelnemer aan wie geen FM-vergunning is verleend, terug;

    • b. stuurt de minister aan de bank van iedere deelnemer aan wie geen vergunning wordt verleend en die ter zekerheidstelling een bankgarantie heeft overgelegd, een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt. Een kopie van voornoemde verklaring stuurt de minister aan de deelnemer.

  • 5. Het door de deelnemer aan wie de FM-vergunning op grond van het eerste lid wordt verleend, verschuldigde bedrag is gelijk aan het winnende bod, bedoeld in artikel 24, vierde lid.

  • 6. De deelnemer aan wie de FM-vergunning op grond van het eerste lid wordt verleend, betaalt het door hem verschuldigde bedrag binnen twee weken na de mededeling, bedoeld in het eerste lid, laatste volzin, door overmaking op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 6, derde lid, onderdeel a, onder vermelding van de naam en het nummer van het betrokken bekendmakingsbesluit.

  • 7. Indien de deelnemer, aan wie de FM-vergunning op grond van het eerste lid wordt verleend, een bankgarantie heeft verstrekt, stuurt de minister, zodra het verschuldigde bedrag ingevolge het zesde lid van de deelnemer is ontvangen, per aangetekende brief een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt aan de bank van die deelnemer. Een kopie van voornoemde verklaring stuurt de minister aan de deelnemer.

  • 8. Indien de deelnemer, aan wie de FM-vergunning op grond van het eerste lid wordt verleend, een waarborgsom heeft gestort wordt de waarborgsom aangewend voor de betaling van het voor de vergunning verschuldigde bedrag, bedoeld in het vijfde lid, met dien verstande dat:

    • a. indien de waarborgsom van een deelnemer minder dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag bedraagt, die deelnemer het restant van het verschuldigde bedrag betaalt overeenkomstig het zesde lid, en

    • b. indien de waarborgsom van een deelnemer méér dan het verschuldigde bedrag bedraagt, het bedrag van de waarborgsom dat resteert aan die deelnemer wordt teruggestort uiterlijk twee weken nadat de vergunning, bedoeld in artikel 30, is verleend.

  • 9. De minister vergoedt de rente over de gestorte waarborgsom vanaf de dag waarop hij de waarborgsom heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 6, derde lid, onder a, met dien verstande dat de rente wordt vergoed tot en met de dag:

    • a. voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort: voor de deelnemer aan wie geen vergunning wordt verleend, of

    • b. waarop de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan: voor de deelnemer aan wie de vergunning wordt verleend, met dien verstande dat er alleen rente wordt betaald over het door de deelnemer gestorte bedrag.

  • 10. De minister vergoedt voorts aan een deelnemer van wie de waarborgsom meer bedraagt dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag, rente over het restant, bedoeld in het achtste lid, onderdeel b, over de periode vanaf de dag na de dag dat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort, met dien verstande dat alleen rente wordt betaald over dat restant.

  • 11. De minister stort de rente, bedoeld in het negende en tiende lid, terug op dezelfde dag waarop hij de waarborgsom of het bedrag dat resteert van de waarborgsom, terugstort.

Artikel 28

  • 1. Indien de deelnemer aan wie de FM-vergunning op grond van artikel 27, eerste lid, word verleend, het door hem verschuldigde bedrag niet, niet geheel of niet tijdig heeft betaald, wordt de vergunning opnieuw geveild. De artikelen 13 tot en met 24, 26, aanhef en onder a, en 27 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de minister ten aanzien van de deelnemer, bedoeld in de eerste volzin:

    • a. diens waarborgsom niet terugstort, of

    • b. diens bank geen schriftelijke verklaring stuurt dat de bankgarantie vervalt.

  • 2. Deelname aan de veiling, bedoeld in het eerste lid, is voorbehouden aan de resterende deelnemers aan de veiling van de desbetreffende vergunning. De deelnemer, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, is van deelname uitgesloten.

  • 3. Indien slechts één deelnemer in aanmerking komt voor deelname aan de veiling, bedoeld in het eerste lid, wordt de vergunning niet geveild, maar om niet verleend aan de desbetreffende deelnemer.

§ 6. Vergunningen voor frequentieruimte in band III

Artikel 29

Op grond van de aanvraag, bedoeld in artikel 4, wordt aan de deelnemer aan wie op grond van artikel 13, 27, of 28 een FM-vergunning is verleend, een vergunning verleend voor digitale radio-omroep, die ingevolge het Nationaal Frequentieplan 2014 aan de verleende FM-vergunning is gekoppeld.

§ 7. Slotbepalingen

Artikel 30

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt op een door de minister te bepalen tijdstip.

Artikel 31

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorwaardelijke veiling niet-landelijke commerciële FM-vergunningen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 januari 2021

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

BIJLAGE I, BEHOREND BIJ ARTIKEL 3, TIENDE LID

– Model aanvraagformulier –

Onderdeel A. Bestuurdersverklaring

Ondergetekende(n), (gezamenlijk) bevoegd op grond van het bij deze aanvraag overgelegde uittreksel uit het handelsregister, de overgelegde statuten en/of de overgelegde volmacht, verklaart/verklaren dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is.

A. 1. Bestuurder

Naam ondergetekende: .....

Plaats: .....

Datum: .....

Handtekening: .....

A. 2. (Voor zover van toepassing, gezamenlijk bevoegde) bestuurder

Naam ondergetekende: .....

Plaats: .....

Datum: .....

Handtekening: .....

A. 3. (Voor zover van toepassing, gezamenlijk bevoegde) bestuurder

Naam ondergetekende: .....

Plaats: .....

Datum: .....

Handtekening: .....

Onderdeel B. De aanvrager

B. 1. B.1. Algemeen
  • a) Statutaire naam aanvrager: .....

  • b) Rechtsvorm: .....

  • c) Nummer van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

  • d) E-mailadres: .....

  • e) Het telefoonnummer waarop in geval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 19 van deze regeling de vertegenwoordigingsbevoegde(n), bedoeld in onderdeel B.2, tijdens de veiling bereikbaar is (zijn): ........

Bij de aanvraag wordt gevoegd:

  • f) Recente uittreksels, niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, gevoegd uit het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register, van:

    • i. de aanvrager;

    • ii. eventuele dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • iii. als de aanvrager deel uitmaakt van een groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van de andere ondernemingen waarmee de aanvrager als één rechtspersoon wordt aangemerkt op grond van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep.

  • g) Meest recente statuten van:

    • i. de aanvrager;

    • ii. eventuele dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a va Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • iii. als de aanvrager deel uitmaakt van een groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van de andere ondernemingen waarmee de aanvrager als een rechtspersoon wordt aangemerkt op grond van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep.

  • h) De ingevolge de Regeling vereiste ondertekende verklaringen, overeenkomstig bijlagen II tot en met IV van de Regeling (zie de artikelen 6, 8 en 11 van de Regeling).

  • i) Een kopie van de ondertekenende toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008 (zie artikel 9 van de Regeling).

B. 2. Vertegenwoordigingsbevoegdheid

De beschrijving bevat in elk geval gegevens, inclusief de bijbehorende documenten. In het geval het subonderdeel niet van toepassing is, dient dit als zodanig bij het betreffende subonderdeel te worden aangeven.

Opgave en overlegging van een kopie van het hieronder ingevulde geldige identiteitsbewijs van degene(n) die bevoegd is (zijn) om de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen in verband met deze aanvraag en alle handelingen gedurende de veilingprocedure, met opgave van eventuele beperkingen met betrekking tot die vertegenwoordigingsbevoegdheid.

Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet blijkt uit het handelsregister of een daarmee vergelijkbaar register, maar uit een volmacht, moet een kopie van die volmacht worden bijgevoegd.

Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt uit de statuten, wordt het betrokken artikelnummer van de statuten vermeld.

B. 2.1. Functionaris 1

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid blijkt uit: .....

Beperking(en) van de bevoegdheid blijken uit: .....

Handtekening: .....

B. 2.2. Functionaris 2

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid blijkt uit: ....

Beperking(en) van de bevoegdheid blijken uit: .....

Handtekening: .....

B. 2.3. Functionaris 3

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid blijkt uit: .....

Beperking(en) van de bevoegdheid blijken uit: .....

Handtekening: .....

B. 2.4. Functionaris 4

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid blijkt uit: .....

Beperking(en) van de bevoegdheid blijken uit: .....

Handtekening: .....

B. 3. Statutaire en financiële positie

Voor onderstaande onderdelen geldt als peildatum de eerste dag waarop een aanvraag kan worden ingediend.

  • B.3.1 De aanvrager is een rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte. Ten tijde van de aanvraag is:

  • B.3.2 De aanvrager is wel/niet1 ontbonden.

  • B.3.3 De aanvrager is wel/niet1 failliet verklaard.

  • B.3.4 De aanvrager heeft wel/niet1 eigen aangifte tot faillissement gedaan.

  • B.3.5 Een verzoek tot faillissement van de aanvrager is wel/niet1 ingediend.

  • B.3.6 Aan de aanvrager is wel/geen1 surseance van betaling verleend.

  • B.3.7 De aanvrager heeft wel/geen1 aanvraag tot surseance van betaling gedaan.

B. 4. Informatie aangaande verbonden instellingen

B. 4.1. Beschrijving eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen

Bij de aanvraag wordt gevoegd een beschrijving van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen die de rechtspersoon raken. De beschrijving moet inzicht geven in alle banden met andere partijen, zodat kan worden nagegaan of er een zodanige verbondenheid is met andere aanvragers van vergunningen of met bestaande houders van een FM-vergunning dat er sprake is van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep. De beschrijving bevat in elk geval gegevens, inclusief de bijbehorende documenten, genoemd in onderdeel a tot en met g. In het geval het subonderdeel niet van toepassing is, dient dit als zodanig bij het betreffende subonderdeel te worden aangeven:

  • a. de grootte van het aandelenkapitaal, de samenstelling in soorten aandelen, zoals gewone, preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen, en de verdeling over de aandeelhouders. Dit alles ten aanzien van de aanvrager;

  • b. het vreemde vermogen van de aanvrager, zoals obligatieleningen, achtergestelde leningen, en leningen waarvoor een hypotheek- of pandrecht is verstrekt, wie de financiële middelen ter beschikking hebben gesteld en aan wie de aanvrager zekerheidsrechten heeft verleend;

  • c. de wijze van besluitvorming binnen het bestuur, de raad van commissarissen en de vergadering van aandeelhouders onder meer bij benoeming, schorsing of ontslag van leden van het bestuur of de raad van commissarissen;

  • d. aan wie en onder welke condities en beperkingen doorlopende volmachten zijn gegeven om de aanvrager te vertegenwoordigen (procuratie), in welk geval een kopie of kopieën van verleende geldige volmachten bij de aanvraag worden gevoegd;

  • e. het doel en de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager, voor zover deze aandeelhouders rechtspersonen zijn;

  • f. bestaande en voorgenomen overeenkomsten tussen enerzijds de aanvrager of een rechtspersoon die behoort tot de groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van de aanvrager en anderzijds rechtspersonen, vennootschappen, of natuurlijke personen, die zelf of via een dochter- of moedervennootschap radioprogramma’s via de ether verzorgen of van plan zijn dat te doen,(in welk geval een kopie van bestaande en voorgenomen overeenkomsten bij de aanvraag worden gevoegd, of, indien deze informatie niet is vastgelegd, een volledige beschrijving wordt opgenomen in de aanvraag), en

  • g. andere dan de onder a tot en met e bedoelde banden die de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen van de rechtspersoon raken en die van belang (kunnen) zijn voor de beoordeling of er sprake is van een instelling in die zin van artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep.

B. 4.2. Extra bij te voegen documenten

De aanvrager voegt in verband met de in onderdeel B.4.1 bedoelde toetsing op verbondenheid bovendien de volgende documenten bij de aanvraag (voor zover van toepassing):

  • a. een kopie van het aandeelhoudersregister van de aanvrager, waaruit blijkt wie de aandeelhouders zijn ten tijde van de aanvraag;

  • b. een kopie van verleende geldige volmachten;

  • c. kopieën van overeenkomsten tussen en volmachten van stemgerechtigden in de algemene vergadering van aandeelhouders van de aanvrager en in de algemene vergadering van aandeelhouders van de moedermaatschappij van de aanvrager;

  • d. kopieën van documenten inzake beschermingsconstructies van de aanvrager en de moedermaatschappij van de aanvrager, in het bijzonder beschermingsconstructies met betrekking tot plaatsing van preferente aandelen of prioriteitsaandelen bij een rechtspersoon of een natuurlijk persoon.

De verklaring van de notaris mag desgewenst door middel van een bijlage worden verstrekt.

B. 5. Beschikbare demografische ruimte

B. 5.1. Informatie vergunningen commerciële radio-omroep in de FM-band, waarvan aanvrager of anderen rechtspersonen die met de aanvrager als één rechtspersoon worden aangemerkt reeds houder is

De aanvrager vermeldt, in overeenstemming met artikel 3, zesde lid, van de Regeling, in onderstaande tabel van welke vergunningen voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio FM-band hij en anderen rechtspersonen die met hem als één rechtspersoon worden aangemerkt reeds houder is. Daartoe wordt informatie verschaft over de betrokken kavel en de houder van een vergunning (de aanvrager zelf of de anderen rechtspersonen die met hem als één rechtspersoon worden aangemerkt, waarbij de naam van die instelling wordt vermeld). Voor het bepalen van de beschikbare demografische ruimte (zie ook onderdeel B.5.2) wordt per kavel het demografisch bereik van de kavel vermeld, uitgaande van de publicatie van het demografisch bereik van elke vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio in de FM-band door de minister ten tijde van het betrokken bekendmakingsbesluit. Het totaal van deze percentages wordt tevens ingevuld.

Vergunning1

Naam houder van de vergunning

Aanvangsdatum houden van de vergunning

Demografisch bereik van de vergunning2

B1(voorbeeld)

     

B2 (voorbeeld)

     

Etc.

     
       
X Noot
1

de FM-vergunning die is ingeleverd onder de ontbindende voorwaarde als bedoeld in artikel 1 onder p, hoeft hier niet ingevuld te worden. Deze vergunning telt niet mee voor het bepalen van de beschikbare demografische ruimte.

X Noot
2

als vermeld in de publicatie op de dag na inwerkingtreding van het Bekendmakingsbesluit

B. 5.2. Beschikbare demografische ruimte

De aanvrager vermeldt de omvang van zijn beschikbare demografische ruimte, gelet op hetgeen in onderdeel B.5.1 is ingevuld.

Beschikbare demografische ruimte: 30% –.............. <<invullen in onderdeel B.5.1 genoemde totaal %>> =..................%

B. 6. Verklaring notaris

Ondergetekende, notaris te..... (plaatsnaam)

verklaart, zonder voorbehoud, dat op het moment dat hij/zij deze verklaring ondertekent:

  • (i) de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder B.1, onderdelen a, b, c, g, onder i en ii, B.3.1, B.3.2, B.3.3 en B.3.6 door hem/haar is geverifieerd en juist en volledig is bevonden;

  • (ii) dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder B.1, onderdelen g, onder iii, h, B.3.4, B.3.5, B.3.7 en B.4 door hem/haar naar beste kunnen is geverifieerd en naar zijn oordeel juist en volledig is;

  • (iii) de personen genoemd bij B.2 door hem/haar zijn geïdentificeerd in persoon, volgens de regels van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, ten behoeve van de minister, ten bewijze waarvan een kopie van het identiteitsbewijs aan de hand waarvan verificatie van de identiteit heeft plaatsgevonden hierbij wordt gevoegd, en dat die personen in zijn/haar bijzijn zijn/haar handtekening heeft geplaatst bij B.2.

Naam: .....

Plaats: .....

Datum: .....

Handtekening: .....

ONDERDEEL C: Specificatie aanvraag

C. 1. Aanvraag in geval slechts één FM-vergunning wordt verdeeld

Dit onderdeel dient u in te vullen in geval slechts één FM-vergunning blijkens het bekendmakingsbesluit wordt verdeeld.

  • Mijn aanvraag heeft betrekking op de te verdelen FM-vergunning. Het aantal activiteitspunten waar mijn aanvraag betrekking heeft, bedraagt aldus 1.

C. 2. Aanvraag in geval meerdere FM-vergunningen worden verdeeld

Dit onderdeel dient u in te vullen in geval meerdere FM-vergunningen blijkens het bekendmakingsbesluit worden verdeeld. Dit onderdeel vult u in met inachtneming van het bepaalde in artikel 2 van de Regeling. In dat kader houdt u bij het invullen van het aantal FM-vergunningen waarvoor u in aanmerking wenst te komen, rekening met uw beschikbare demografische ruimte als ingevuld in onderdeel B.5.2. Dit betekent dat het gezamenlijk demografisch bereik kleiner of gelijk is dan uw beschikbare demografische ruimte. Mijn aanvraag heeft betrekking op:

o 1...........

o 2...........

o 3...........

o 4...........

o 5...........

o 6...........

o 7...........

o 8...........

o 9...........

o 10...........

o 11...........

o 12...........

o 13...........

o 14...........

o 15...........

o 16...........

o 17...........

o 18..........

o 19...........

o 20..........

o 21...........

o 22...........

o 23..........

o 24..........

o 25..........

o 26..........

o 27..........

o 28..........

o 29..........

o 30..........

o 31..........

o 32..........

o 33..........

o 34..........

o 35..........

o 36..........

o 37..........

o 38..........

NB1! U dient hier in ieder geval de vergunning in te vullen die u onder de ontbindende voorwaarde als bedoeld in artikel 1, onder p, van deze regeling heeft ingeleverd.

NB2! U dient dan voor de invulling van uw aanvraag uit te gaan van de beschikbare vergunningen zoals opgenomen in het bekendmakingsbesluit. Dit besluit zal worden vastgesteld nadat er duidelijkheid is ontstaan welke vergunningen er beschikbaar komen.

NB3! U dient bij de invulling van uw aanvraag rekening te houden met uw beschikbare demografische ruimte, u geeft daarom aan:

  • o De door mij aangevraagde FM-vergunningen zijn binnen mijn beschikbare demografische ruimte mogelijk en verlening daarvan komt niet in strijd met het bepaalde in artikel 2 van de Regeling. Ik vraag derhalve enkel de combinaties aan die mogelijk zijn binnen mijn beschikbare demografische ruimte.

NB4! het aantal FM-vergunningen waar u over wenst te beschikken is van belang voor:

  • 1. het aantal activiteitspunten waarover u aan het begin van de veiling kan beschikken;

  • 2. uw biedingsmogelijkheden, u kunt alleen bieden op door u aangevraagde vergunningen;

  • 3. de omvang van de zekerheidsstelling, bedoeld in artikel 6, van de Regeling.

C.4. Voorwaardelijke aanvraag vergunningen digitale radio-omroep

Onder de voorwaarde dat aan mij op grond van artikel 12 of artikel 27 van de Regeling een FM-vergunning is verleend, vraag ik de daaraan ingevolge het Nationaal Frequentieplan 2014 gekoppelde vergunning voor digitale radio-omroep aan.

BIJLAGE II, BEHOREND BIJ ARTIKEL 6, DERDE LID, ONDERDEEL B

– Model bankgarantie –

  • I. De ondergetekende............ (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)2, gevestigd te..........., mede kantoorhoudende te.............., hierna te noemen: ‘de Bank’;

    In aanmerking nemende:

    • A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de Minister’);

    • B. dat de Minister bij besluit van [[datum]] heeft bekendgemaakt dat de FM-vergunning(en) voor de kavel(s).........(nummers kavels als opgenomen in het betrokken Bekendmakingsbesluit) middels een veilingprocedure zullen worden verdeeld;

    • C. dat........ (naam aanvrager), rechtspersoon naar.......(het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)2 recht, waarvan de zetel is gevestigd te.........., kantoorhoudende te.........., hierna te noemen: ‘de Aanvrager’, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een FM-vergunning/meerdere van de FM-vergunningen als opgenomen in het onder B bedoelde bekendmakingsbesluit te verwerven;

    • D. dat de Minister met betrekking tot de verdeling van vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio in de FM-band regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in Regeling voorwaardelijke veiling niet-landelijke vergunningen (hierna: de Regeling);

    • E. dat degene die een aanvraag om de voornoemde vergunningen indient op grond van artikel 6 van de Regeling verplicht is voor de vergunning een zekerheid te verschaffen door een waarborgsom ter grootte van € 20.000,– per FM-vergunning, waar de aanvraag op grond van artikel 3, zevende lid, voor zover van toepassing, na toepassing van artikel 5, tweede of derde lid, van de Regeling betrekking op heeft, te storten dan wel voor dat bedrag een bankgarantie te verstrekken. Deze zekerheid heeft een looptijd tot, in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van die afwijzing, tot, in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, het tijdstip van het besluit om de aanvraag niet te behandelen, of tot, in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het bod volledig is betaald;

    • F. dat de Aanvrager op grond hiervan is gehouden een waarborgsom te storten of een bankgarantie te doen stellen ter zekerheid van al hetgeen de aanvrager ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de Vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de statutaire zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;

    • G. dat de Aanvrager de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is.

  • II. Verbindt zich tot het navolgende:

    • 1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van €......................3 (zegge: ............................... euro3), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

    • 2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

    • 3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

    • 4. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de Minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

    • 5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.

    • 6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de Bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder 2 waaraan de Bank nog niet voldeed. Op verzoek van de Bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de Bank.

Plaats: ..........................................................................................................................

Datum: ..........................................................................................................................

Naam Bank en ondertekening

..........................................................................................................................

BIJLAGE III, BEHOREND BIJ ARTIKEL 8

Ondergetekende verklaart dat hij, indien aan hem een FM-vergunning als opgenomen in het Bekendmakingsbesluit....... <<citeertitel en datum>> zal worden verleend met toepassing van deze Regeling, hij deze vergunning zal gebruiken voor het uitzenden van een commercieel radioprogramma dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd.

Naam aanvrager (rechtspersoon):

Naam persoon die namens de aanvrager ondertekent (natuurlijk persoon):

Plaats:

Datum:

Handtekening:

BIJLAGE IV, BEHOREND BIJ ARTIKEL 11, EERSTE LID

Verklaring aanvrager dat geen sprake is van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk kunnen doen aan de mededinging

Ondergetekende verklaart dat hij en, indien er sprake is van rechtspersonen als bedoeld in artikel 3.11, tweede lid, van de Telecommunicatiewet, anderen die zijn betrokken bij die rechtspersonen, zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag hebben onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich zullen onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het doen van dergelijke gedragingen.

Naam aanvrager (rechtspersoon):

Naam persoon die namens de aanvrager ondertekent (natuurlijk persoon):

Plaats:

Datum:

Handtekening:

BIJLAGE V, BEHOREND BIJ ARTIKEL 12, DERDE LID of ARTIKEL 25, DERDE4 LID

Ondergetekende, bevoegd op grond van het bij de aanvraag overgelegde uittreksel uit het handelsregister, de overgelegde statuten en/of de overgelegde volmacht, verklaart dat hij de ontbindende voorwaarde, bedoeld in artikel 1, onderdeel p, inroept, ten aanzien van de vergunning met dossiernummer ......... (invullen).

Naam aanvrager (rechtspersoon):

Naam persoon die namens de aanvrager ondertekent (natuurlijk persoon):

Plaats:

Datum:

Handtekening:

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Op 13 november 2018 heeft de Tweede Kamer de gewijzigde motie van de leden Weverling (VVD) en Sjoerdsma (D66) Kamerstukken II 2018/19, 24 095, nr. 454 aangenomen (Handelingen II 2018/19, nr. 22, item 22 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20182019-22-22.html), waarin de regering wordt opgeroepen om tot een dialoog te komen tussen de relevante marktpartijen in de radiosector en Agentschap Telecom. In deze motie is tevens gevraagd om voorstellen te doen voor concrete verbeteringen ten aanzien van ongewenste en onnodige beperkingen. Onder voorzitterschap van mevrouw Van der Laan heeft er een aantal gesprekken (de zogenoemde Dialoogsessies) plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de radiosector. Zo is er gesproken met de landelijke omroepsector, de niet-landelijke omroepsector, Broadcast Partners en met partijen die graag een FM-vergunning zouden willen verwerven. Ook vertegenwoordigers vanuit de publieke omroepen hebben aan deze gesprekken deelgenomen.

Op 18 februari 2020 is het eindverslag aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat aangeboden. Uit dit eindverslag komt naar voren dat de sector een aantal dossiers heeft benoemd die om een oplossing vragen, liefst op zo’n kort mogelijke termijn. In de brief van 1 april 2020 aan de Tweede Kamer5 is toegezegd dat daar waar mogelijk aan die wens van partijen tegemoet wordt gekomen.

Een van deze dossiers betreft het terugdringen van de hoge percentages regiogerichtheid in de vergunningen van de niet-landelijke commerciële radiopartijen gedurende de huidige vergunningstermijn die loopt tot 1 september 2022.

2. De Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017

De Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 (hierna ook te noemen: de regeling)6 bevat de aanvraag- en veilingprocedure in geval vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio terugkomen en opnieuw worden verdeeld.

Achtergrond van de regeling vormen de hoge percentages regiogerichtheid die opgenomen zijn in de huidige vergunningen van de niet-landelijke partijen en de wens om deze terug te brengen. Bij de in 2003 en 2007 ingediende aanvragen om in aanmerking te komen voor een niet-landelijke vergunning werden over het algemeen hogere percentages regiogerichtheid dan het wettelijk minimum geboden. In de praktijk is gebleken dat deze hoge percentages afbreuk kunnen doen aan de mogelijkheden om de niet-landelijke vergunningen op een rendabele wijze uit te nutten.

Op basis van Europese en nationale regels geldt dat bij een veiling voorwaarden, zoals die ten aanzien van regiogerichtheid, opnieuw kunnen worden vastgesteld daar waar bij een verlenging dergelijke voorwaarden (clausuleringen) niet gewijzigd kunnen worden. Door met de regeling de mogelijkheid te creëren niet-landelijke vergunningen te veilen, is voorzien in een mogelijkheid om de hoge percentages regiogerichtheid te wijzigen7. De nieuwe vergunning heeft dan een regiogerichtheidspercentage van 10%, het minimum op grond van OCW-regelgeving 8. Hiermee wordt voorzien in een mogelijkheid om de hoge percentages regiogerichtheid te wijzigen.9 De oorspronkelijke vergunningstermijn blijft wel ongewijzigd.

Zoals hierboven aangegeven is het uitgangspunt van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 de gedachte dat de huidige vergunninghouder in de gelegenheid wordt gesteld zijn ingeleverde vergunningen terug te verwerven in een veiling. Daarbij geldt dan het gegeven dat de huidige vergunninghouder het beste kan inschatten welke waarde het terugdringen van het hoge regiogerichtheidspercentage heeft.

De niet-landelijke partijen hebben echter tijdens de Dialoogsessies aangegeven dat de huidige veilingregeling voor niet-landelijke radiovergunningen aanpassingen behoeft om de mogelijkheden om de niet-landelijke vergunningen op een rendabele wijze uit te nutten tijdens de lopende vergunningstermijn te vergroten. Om dit te bereiken zijn er extra waarborgen opgenomen in de onderhavige veilingregeling. Het doel hiervan is dat zoveel mogelijk vergunningen in een keer worden ingeleverd tijdens de huidige looptijd ervan. Deze veilingregeling zal eenmalig worden toegepast.

3. Regeling voorwaardelijke veiling niet-landelijke commerciële FM- vergunningen

Algemeen

In onderhavige regeling is aangesloten bij de privaatrechtelijke veilingvariant die het mogelijk maakt dat een vergunninghouder zijn vergunning voorwaardelijk inlevert. De vergunningen worden daarna – bij voldoende belangstelling -voorwaardelijk geveild. De inleverende partij kan daarmee aftasten hoe de kosten om aan de hoge regiogerichtheidseis in de vergunning te voldoen zich verhouden tot de veilingprijs van hetzelfde kavel met enkel het wettelijk minimum van 10% regiogerichtheid.

Op het moment dat de uitkomst van de veiling naar het oordeel van de inleverende partij minder gunstig is dan het behouden van de vergunning met de hogere regiogerichtheidseis, kan de vergunninghouder er alsnog voor kiezen om het verzoek aan de minister tot intrekking van de vergunning ongedaan te maken. De vergunninghouder roept het recht dat hij zich heeft voorbehouden bij het verzoek aan de minister tot intrekking van zijn vergunning in. In dat geval behoudt de vergunning tot 1 september 202210 het oorspronkelijke percentage regiogerichtheid. Het recht kan ook in worden geroepen op het moment dat getoetst wordt of een veiling aan de orde is of dat er een verdeling plaats kan vinden om niet.

Als vertrekpunt is de huidige Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 gekozen in combinatie met het gegeven dat de oorspronkelijke looptijd van de commerciële FM-vergunningen loopt tot 1 september 202211. Dit betekent dat voor de onderhavige regeling zoveel mogelijk is aangesloten bij de bestaande regeling die afloopt op 31 augustus 2022. Alleen daar waar de aanvraagprocedure of veilingprocedure afwijkt van die regeling, zijn verandering doorgevoerd. Op deze wijzigingen zal hieronder expliciet worden ingegaan. De toelichting op de onderhavige regeling dient derhalve in samenhang met de toelichting op de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 te worden gelezen.

Verzoek tot intrekking

Voorafgaande aan de start van de aanvraag- en veilingprocedure worden de huidige vergunninghouders gedurende een bepaalde periode in de gelegenheid gesteld om de minister te verzoeken hun vergunningen en de daarbij behorende digitale vergunning in te trekken (artikel 3.19, eerste lid, onder a, van de Telecommunicatiewet). Daarbij kunnen zij zich het recht voorbehouden om het verzoek tot intrekking van hun vergunning, weer in te trekken. Dit kan bijvoorbeeld in het geval dat een vergunninghouder, die zich een ontbindende voorwaarde heeft voorbehouden, er bij een bepaalde veilingprijs niet langer zeker van is dat de vergunning gedurende de resterende looptijd nog rendabel geëxploiteerd kan worden. De minister stelt een formulier beschikbaar waar belangstellenden gebruik van kunnen maken als zij een dergelijk verzoek bij Agentschap Telecom willen indienen.

Een vergunninghouder die reeds in het bezit is van vergunningen waarvoor het wettelijk minimum van 10% regiogerichtheid al geldt, hoeft deze vergunningen niet in te leveren. Deze vergunningen voldoen al aan het uitgangspunt om hoge percentages regiogerichtheid terug te dringen.

Bekendmakingsbesluit en aanvraagperiode

Conform artikel 3.10, derde lid, van de Telecommunicatiewet neemt de minister, gelet op het belang van een optimale verdeling van frequentieruimte, een besluit omtrent de keuze en het tijdstip van aanvang van een van de procedures, bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met f van die wet. Bij dit besluit wordt ook de frequentieruimte bekend gemaakt die onderwerp van de veiling zal zijn.

Degene die voor een FM-vergunning in aanmerking wil komen, kan daartoe een aanvraag indienen. Van belang hierbij is dat degene die voorwaardelijk zijn vergunningen heeft ingeleverd in elk geval deze vergunningen (weer) aanvraagt (artikel 3, tweede lid). Mocht de aanvraag op dit punt gebreken vertonen, dan wordt hiervoor verzuim geboden (artikel 7). Indien het verzuim niet wordt hersteld, kan de aanvraag worden afgewezen. Dit betekent dat degene niet deelneemt aan de in deze regeling beschreven veilingprocedure.

Eveneens van belang is dat in de aanvraag heel specifiek wordt aangegeven op welke vergunningen de aanvraag betrekking heeft. Alleen op deze wijze heeft een veiling met het kunnen inroepen van een voorwaardelijk recht en het tegelijkertijd veilen van de vergunningen binnen een redelijke termijn, kans van slagen (artikel 3, zevende lid). De aanvrager kan tijdens deze procedure, in tegenstelling tot de Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017, dus niet volstaan met het aangeven van een aantal vergunningen waar hij belangstelling voor heeft in zijn aanvraag. Ook op dit punt wordt verzuim geboden indien de aanvraag gebreken vertoont (artikel 7).

Een niet-landelijke commerciële FM-omroep mag ingevolge artikel 5 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële FM-radio-omroep over een demografisch bereik van ten hoogste 30% beschikken. Uitgaande van een demografisch bereik van 30% betekent dit dat een niet-landelijke partij niet meer mag aanvragen dan deze 30%, rekening houdend met hetgeen deze partij (en anderen rechtspersonen die met hem als één rechtspersoon worden aangemerkt als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële FM-radio-omroep) reeds bezit (artikel 2). Deze laatste regel geldt ook nu al.

Een voorbeeld kan de werking hiervan verduidelijken. Stel een aanvrager beschikt over meerdere vergunningen met een totaal demografisch bereik van 20% waarvan twee vergunningen een regiogerichtheidspercentage hebben van 10% met een gezamenlijk demografisch bereik van 4%. De twee vergunningen hoeft de vergunninghouder niet in te leveren aangezien hiervoor al het wettelijk minimum van 10% regiogerichtheid geldt. De overige vergunningen die een demografische bereik van 16% hebben, kan deze vergunninghouder wel voorwaardelijk inleveren. Indien de vergunninghouder deze vergunningen ook weer aanvraagt- hetgeen overigens uitdrukkelijk de bedoeling is – dan heeft deze vergunninghouder nog 10% extra demografische ruimte over aangevraagd kunnen worden (30%– 16%– 4% = 10%). In totaal kan deze aanvrager dus vergunningen met een totaal aan 26% demografisch bereik aanvragen.

Zekerheidsstelling

Als zekerheid voor de betaling van zijn bod dient de aanvrager, een zekerheid te stellen door het storten van een waarborgsom of door het afgeven van een bankgarantie ter grootte van € 20.000,– per vergunning (artikel 6, eerste lid). Dit bedrag is voor deze regeling verhoogd om in dit geval zeker te zijn dat alleen serieuze partijen mee doen aan een veiling waar de looptijd van de vergunning nog beperkt is. De hoogte van de waarborgsom is daarbij ontleend aan de veiling van een aantal niet-landelijke vergunningen in februari 2020. In deze veiling bleken deze vergunningen een hogere marktwaarde te hebben dan eerder werd aangenomen. De hoogte van de zekerheidsstelling is hiermee in lijn gebracht.

De zekerheidstelling dient ontvangen te zijn uiterlijk aan het einde van de aanvraagtermijn. Als de waarborgsom of bankgarantie, eventueel na herstel, niet of niet tijdig ontvangen is, kan de aanvraag ingevolge artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht, buiten behandeling worden gesteld.

Vordering tot informatie

Naar aanleiding van de door de aanvrager aangeleverde gegevens en bescheiden kan het zijn dat Agentschap Telecom nadere informatie en/of documenten nodig heeft, om de aanvraag te beoordelen. In dat geval kan, gelet op het belang van de voortgang van de veiling, de minister inlichtingen vorderen bij de betreffende aanvrager. De aanvrager is op grond van artikel 18.7 van de Telecommunicatiewet verplicht om zijn medewerking te verlenen aan de vordering, voor zover dit redelijkerwijs van de aanvrager kan worden verlangd. Artikel 11, tweede lid, onder b, bepaalt dat indien de aanvrager niet binnen de gestelde termijn alle gevorderde inlichtingen aanlevert, de minister de aanvraag kan afwijzen.

Ten behoeve van de aanvraag, kan de minister kan ook bij andere partijen dan de aanvrager informatie vorderen met betrekking tot de aanvrager, op grond van artikel 18.7 van de Telecommunicatiewet. Indien deze derde partij niet voldoet aan de vordering, kan dit de aanvrager niet worden tegengeworpen. Wel kan dit de besluitvorming beïnvloeden. Tegen de derde partij staan de reguliere handhavingsmiddelen ter beschikking.

Vaststellen noodzaak tot veilen

Uit artikel 3, zevende lid, volgt dat in de aanvraag wordt vermeld op welke FM-vergunning of FM-vergunningen de aanvraag betrekking heeft. Deze keuze is van belang om de voorwaardelijke veiling te laten slagen. Het specifiek aangeven op welke vergunning de aanvraag betrekking heeft, heeft namelijk als consequentie dat gedurende de mogelijke veiling alleen op de aangevraagde vergunningen een bod mag worden ingediend. Zie ook onder het kopje ‘veilingprocedure’.

Met toepassing van artikel 12 wordt nagegaan of de te verlenen vergunningen kunnen worden verleend zonder toepassing van een veiling.

Wordt maar één FM-vergunning verdeeld en is slechts één aanvraag ingediend of voldoet slechts één aanvraag aan de eisen, dan wordt de vergunning om niet aan de betrokken aanvrager verleend.

In geval meerdere FM-vergunningen worden verdeeld wordt per ingeleverde vergunning getoetst of er al dan niet geveild moet worden. Hierbij wordt nagegaan welke vergunning(en) zijn aangevraagd door dezelfde aanvrager. In geval er slechts één aanvrager is, met een aanvraag die aan de gestelde eisen voldoet, die de betreffende FM-vergunning heeft aangevraagd, dan wordt die FM-vergunning om niet aan die aanvrager verleend. Ten aanzien van alle te verdelen FM-vergunningen wordt dit vastgesteld. Zodra twee of meer aanvragers een aanvraag hebben ingediend voor dezelfde FM-vergunning is er sprake van schaarste met betrekking tot die FM-vergunning en is veiling aan de orde.

Delen gegevens voorafgaande aan veiling

Nadat de noodzaak tot veilen is komen vast te staan, ontvangen de deelnemers aan de veiling een brief met daarin opgenomen de gegevens die nodig zijn om deel te nemen aan de veiling. Anders dan bij andere veilingen wordt naast het aantal deelnemers ook de namen van rechtspersonen genoemd die per vergunning willen deelnemen aan de veiling. Op deze wijze wordt inzichtelijk gemaakt welke partij zich voor welke vergunning heeft ingeschreven. Partijen kunnen vervolgens afwegen of zij al dan niet daadwerkelijk mee willen doen aan de betreffende veiling. Partijen hebben te allen tijde het recht om zich uit de procedure terug te trekken door hun aanvraag in te trekken of door niet meer actief te zijn in de veiling. Ook kunnen partijen een aanvraag gedeeltelijk intrekken tot het moment dat de veiling daadwerkelijk van start gaat.

Aan partijen wordt voorafgaande aan de veiling in geval er meerdere FM-vergunningen worden verdeeld en de deelnemer meerdere vergunningen heeft aangevraagd meegedeeld op welke FM-vergunningen de deelnemer tijdens de veiling een bod kan uitbrengen. Dit hangt samen met de specifieke vergunningen die de deelnemer in zijn aanvraag heeft aangevraagd en wijkt af van het bepaalde in artikel 14 Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017.

Veilingprocedure

Voor de veiling is aangesloten bij de huidige Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017. Dit betekent dat ook in deze regeling gekozen is voor een zogenaamde simultane meerrondenveiling (hierna: SMRA).

Een SMRA bestaat uit meerdere opeenvolgende biedronden waarin de beschikbare vergunningen tegelijkertijd en als concrete eenheden (vergunning B1, vergunning B2, etc.) worden geveild. Er zijn echter een aantal verschillen met de vorige veilingen van niet-landelijke vergunningen.

Tijdens de veiling mag de vergunninghouder alleen bieden op de vergunningen die zijn aangevraagd (artikel 13, eerste en tweede lid). Aan iedere FM-vergunning is in de veiling één activiteitspunt gekoppeld. Een deelnemer aan de veiling beschikt voorafgaande aan de eerste ronde van de veiling over het aantal activiteitspunten gelijk aan het aantal specifieke FM-vergunningen waarvoor hij is toegelaten tot de veiling. Dit aantal is het activiteitsniveau van de deelnemer aan het begin van de veiling. Het aanvragen van een aantal specifieke vergunningen betekent niet dat men niet zou mogen switchen tussen de aangevraagde vergunningen. Wel heeft het al dan niet actief zijn gedurende de veiling invloed op de hoogte van de activiteitspunten, het zogenoemde activiteitsniveau.

Het activiteitsniveau van een deelnemer in een volgende ronde is gelijk aan het aantal activiteitspunten behorend bij zijn biedingen op FM-vergunningen in de voorgaande ronde, verminderd met het aantal vergunningen waarvoor hij het staande hoogste bod heeft. In geval er drie FM-vergunningen worden verdeeld en een deelnemer over drie activiteitspunten beschikt, maar besluit in de eerste ronde maar op twee vergunningen te bieden, dan bedraagt zijn activiteitsniveau voor de volgende ronde ten hoogste twee (of zoveel minder als het aantal vergunningen waarvoor hij het staande hoogste bod heeft). Hij zal dan nimmer over zijn oorspronkelijke niveau van drie activiteitenpunten kunnen beschikken. Datzelfde geldt in geval een deelnemer in een ronde in het geheel geen activiteitspunten inzet. Deze gaan dan verloren voor de rest van de veiling. Indien deze deelnemer geen staand hoogste bod had in de voorgaande ronde betekent dit in de praktijk dat hij niet meer deelneemt aan de veiling.

Zie in dit kader ook onderdeel 5.3 van de toelichting op de regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017).

Dit laatste heeft te maken met het voorwaardelijk karakter van de veiling. Het kunnen inroepen van de ontbindende voorwaarden moet er niet toe leiden dat de uitkomsten van de veiling helemaal ongedaan gemaakt moeten worden. Het kunnen bieden op alle mogelijke combinaties binnen het demografisch bereik van 30% tijdens de veiling kan wel tot gevolg hebben dat alle uitkomsten ongedaan gemaakt moeten worden als slechts één van de deelnemende partijen na het uitbrengen van het winnend bod de ontbindende voorwaarden inroept. Het inroepen van een ontbindende voorwaarde kan dan namelijk als consequentie hebben dat een andere partij met terugwerkende kracht boven het toegestane percentage van 30% demografisch bereik uitkomt. Op deze manier kan er een kettingreactie ontstaan van uitkomsten die alsnog niet geldig blijken te zijn. Om dit te voorkomen wordt aan de voorkant exact vastgesteld op welke vergunningen men mag bieden tijdens de veiling. Op deze wijze heeft het inroepen van de ontbindende voorwaarde van een of meerdere partijen geen invloed op de veilinguitkomsten van de andere vergunningen.

Inroepen ontbindende voorwaarde

Degene die zijn vergunningen heeft ingeleverd onder ontbindende voorwaarde en conform artikel 3, tweede lid, ook daadwerkelijk een aanvraag heeft ingediend voor de FM-vergunningen waarop die ontbindende voorwaarde betrekking heeft, heeft het recht om tijdens de aanvraag- en veilingprocedure, het verzoek tot intrekking van deze vergunning ongedaan te maken. Het recht kan op drie momenten worden ingeroepen per ingeleverde vergunning.

De eerste situatie kan zich voordoen als de vergunning om niet wordt verleend en degene aan wie de vergunning verleend wordt niet degene is wie het recht in kan roepen. Dit betekent dat bijvoorbeeld de aanvraag van diegene die de ontbindende voorwaarde kan inroepen niet in behandeling is genomen of is geweigerd. De mogelijkheid om in deze situatie de ontbindende voorwaarde in te roepen, is geregeld in artikel 12, derde lid, van de regeling.

Vergelijkbaar hieraan is de situatie waarin de noodzaak tot veilen is komen vast te staan en degene die de ontbindende voorwaarde op een vergunning kan inroepen niet als deelnemer is toegelaten tot de veiling van die vergunning. Ook in dat geval kan het recht worden ingeroepen tot 16:00 uur op de tweede werkdag nadat de houder van de FM-vergunning daarover door de minister in kennis is gesteld.

Tot slot is er de situatie waarin degene die zijn vergunning heeft ingeleverd onder de ontbindende voorwaarde is toegelaten tot de veiling. Hij kan dit recht inroepen nadat het winnende bod is vastgesteld en degene niet het winnend bod heeft uitgebracht. Dit volgt uit artikel 26 van de regeling. Als een partij niet actief meer meebiedt in een veiling dan kan degene alsnog het voorwaardelijke recht ingeroepen op het moment dat het winnende bod is vastgesteld.

Na het uitbrengen van het winnende bod heeft degene die het recht wil inroepen een korte periode waarin hij zijn recht kan inroepen, te weten twee werkdagen na vaststelling van het winnende bod. Op deze wijze wordt voorkomen dat de uitkomst van de veiling gedurende langere periode onduidelijk blijft. Degene die het recht kan uitoefenen kan daarvan ook afzien. Door het recht niet in te roepen is de veiling geëindigd en moet de winnaar het winnend bod betalen. Tot slot is in artikel 25 van de onderhavige regeling opgenomen hoe het voorwaardelijke recht wordt ingeroepen.

Opnieuw veilen

Indien de deelnemer aan wie de vergunning op grond van artikel 27, eerste lid, word verleend, het door hem verschuldigde bedrag niet, niet geheel of niet tijdig heeft betaald, wordt de vergunning opnieuw geveild. De deelnemers met uitzondering van de deelnemer die het winnende bod niet of niet tijdig heeft betaald, zijn gerechtigd om weer mee te doen aan de veiling van die betreffende vergunning. Deze regeling geldt nu ook al.

Ook degene die zijn vergunning onder ontbindende voorwaarde heeft ingeleverd en toegelaten was als deelnemer van de veiling mag weer deelnemen aan de veiling met dien verstande dat hij niet opnieuw het recht krijgt om de ontbindende voorwaarde in te roepen. Al eerder had deze deelnemer besloten om dat recht niet in te roepen waarmee de veiling eerder beëindigd werd. Het opnieuw veilen van de betreffende vergunning maakt dat niet anders.

4. Toetsen

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid (UHT)

Deze regeling en de toelichting zijn voorgelegd aan Agentschap Telecom. Agentschap Telecom acht de Regeling voorwaardelijke veiling

niet-landelijke commerciële FM-vergunningen uitvoerbaar, handhaafbaar en fraudebestendig.

Adviescollege toetsing regeldruk

De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om te toetsen of de aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde eisen. Het verstrekken van deze gegevens brengt administratieve lasten voor de aanvrager met zich mee. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten

worden gehouden. Tegen deze achtergrond is de in deze regeling vastgelegde verdeelprocedure zodanig vormgegeven dat voor de aanvragers een minimum aan administratieve lasten resulteert, onder andere door in de bijlagen van deze regeling een modelvergunningaanvraag, een modelbankgarantie en modelverklaringen ten behoeve van de aanvrager, bank en notaris op te nemen.

Wat de zekerheidsstelling betreft wordt voorts opgemerkt dat de aanvrager deze kan voldoen in de vorm van een waarborgsom of een bankgarantie. In het geval de aanvrager voor de waarborgsom kiest, leidt dit niet tot een verzwaring van de administratieve lasten.

De kosten van een bankgarantie gelden daarentegen als administratieve last. Voor zover een aanvrager dus kiest om de zekerheidstelling te voldoen in de vorm van een bankgarantie, leidt dit tot een verzwaring van de administratieve lasten. De keuze is aan de aanvrager. Hij heeft daarmee op dit punt zelf invloed op de administratieve lasten die hij maakt.

Daarnaast kan, vooral door de keuze voor een veiling, de opstelling van een bedrijfsplan achterwege blijven. Alleen indien daartoe een concrete aanleiding is, zal de aanvrager worden verzocht aanvullende gegevens of bescheiden te overleggen.

Het is slechts mogelijk een zeer globale kwantificering van de administratieve lasten te geven, aangezien dit afhankelijk is van het aantal aanvragen en van de wijze en omvang van de zekerheidstelling. Voor de kwantificering is er van uitgegaan dat maximaal twintig belangstellenden een aanvraag zullen indienen voor het verkrijgen van een of meerdere van de te veilen vergunningen. De totale administratieve lasten voor de veiling van de vergunningen zijn naar verwachting maximaal circa € 40.000,–. Dit betekent dat er wordt uitgegaan van € 2.000,– per aanvrager voor het indienen van de aanvraag en het deelnemen aan de veiling. Het gaat hier om eenmalige administratieve lasten.

Deze regeling en de toelichting zijn voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft besloten om af te zien van formele advisering wegens de geringe regeldruk die de regeling met zich meebrengt.

5. Consultatie

Een ontwerp van deze regeling is van 12 augustus 2020 tot en met 16 september 2020 geconsulteerd. Hieronder wordt op de ingekomen reacties ingegaan, voor zover zij betrekking hebben op deze regeling.

Een aantal respondenten laat weten zich te kunnen vinden in de regeling. Daarbij hebben zij aangegeven dat zij de regels als achterhaald en beperkend ervaren. Door de regels voor een deel eenvoudiger en programmatisch flexibeler te maken ontstaat er meer diversiteit en zijn vergunningen rendabel te maken, zo geven deze respondenten aan.

Zij geven aan dat 10% regiogerichtheid de ruimte geeft aan niet-landelijke partijen om zich op de radiomarkt te profileren met uitstekende regionale programma’s waarbij niet de regels maar de wensen van de luisteraar centraal staan.

Een aantal respondenten geeft daarentegen aan zich niet te kunnen vinden in deze regeling. Respondenten geven daarbij aan dat de hoogte van de percentages regiogerichtheid die de huidige vergunninghouders in het verleden hebben geboden op de betreffende vergunningen hen nu inderdaad in de weg staan om die vergunningen economisch rendabel uit te nutten. De respondenten zijn echter van mening dat die partijen nu niet via een voorwaardelijke veiling beloond zouden mogen worden. Door destijds (2003 en 2008) een hoog percentage regiogerichtheid te bieden, zijn andere partijen immers buiten spel gezet. In het verlengde daarvan stellen deze respondenten dat indien huidige vergunninghouders niet voldoen aan de hoge percentages regiogerichtheid Agentschap Telecom handhavend op dient te treden. Een respondent stelt dat deze regeling ingegeven lijkt te zijn door de wens om Agentschap Telecom te verlossen van lastige handhavingsverzoeken.

Een aantal respondenten geeft aan dat door het terugbrengen naar het wettelijk minimum van 10% regiogerichtheid de regionale partijen concurrenten gaan vormen voor de lokale spelers en daarom niet wenselijk is.

Hierover wordt het volgende opgemerkt. Zoals in de inleiding hierboven is aangegeven heeft de motie van de Kamerleden Weverling (VVD) en Sjoerdsma (D66) ten grondslag gelegen aan veelvuldig overleg met de sector en de overheid onder voorzitterschap van een onafhankelijk voorzitter. Deze gesprekken, de zogenoemde Dialoogsessies hebben geleid tot een advies van 18 februari 2020. Uit dit advies blijkt dat de radio sector een vijftal punten heeft benoemd die de sector als geheel op korte termijn opgelost zou zien.

Zo is de sector als geheel akkoord gegaan met het veilen van de bestaande niet-landelijke vergunningen, met als mogelijk resultaat dat niet-landelijke partijen die hiervoor kiezen gedurende de huidige vergunningstermijn kunnen gaan uitzenden met een regiogerichtheidspercentage van 10%. Bij de belangenafweging wordt veel belang gehecht aan de afspraken met de sector zelf. Daarenboven zijn een aantal regels inderdaad verouderd en staan zij een rendabele exploitatie in de weg.

Een aantal respondenten stelt dat het omstreden is of een vergunning onder voorwaarde mag worden ingeleverd. Ze geven aan dat de reserve auction weinig in Nederland wordt toegepast en als dit al het geval is het een ander doel dient namelijk het object kan worden teruggetrokken als de opbrengst te laag is. Een respondent merkt daarover op van mening te zijn dat juridisch gezien de Staat alleen frequentieruimte kan en mag veilen als bij voorbaat vaststaat dat de Staat deze frequentieruimte ook zal kunnen leveren. Een respondent merkt daarbij nog op dat de beoogde regeling kansen aan eventuele nieuwkomers ontneemt en dat er op deze wijze kunstmatige schaarste wordt gecreëerd.

In de Dialoogsessies is door de niet-landelijke commerciële omroepen aangegeven dat de bestaande regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 als consequentie kan hebben dat een ingeleverde vergunning niet wordt teruggewonnen. Hoewel de partij die de vergunning inlevert het beste kan inschatten wat de vergunning waard is, is het onzeker of de vergunning ook daadwerkelijk teruggekocht wordt door de voormalige vergunninghouder.

In de onderhavige veilingregeling wordt voorzien in de mogelijkheid om vergunningen voorwaardelijk te veilen. Het is daarom in het geval van deelname aan deze specifieke veiling mogelijk dat een vergunninghouder die zijn vergunning onder een ontbindende voorwaarde inlevert, deze ontbindende voorwaarde na vaststelling van het winnende bod kan inroepen.

Het inleveren van een vergunning onder een ontbindende voorwaarde houdt in dat de vergunninghouder op grond van de Telecommunicatie de minister verzoekt om, onder een ontbindende voorwaarde, de vergunning die hij houdt in te trekken. Indien de minister besluit tot intrekking, wordt de vergunning ingetrokken. De minister beschikt dan over de vergunning. Pas als de gestelde voorwaarde zich voordoet ontstaat er een ongedaanmakingsverplichting om het besluit tot intrekking ongedaan te maken.

De inleverende partij kan indien hij is toegelaten tot de veiling aftasten of zijn kosten om aan de clausulering te voldoen hoger zijn dan de eventuele veilingprijs. Op het moment dat de uitkomst van de veiling van de door een vergunninghouder ingeleverde vergunning naar het oordeel van de inleverende partij minder gunstig is dan het behouden van de vergunning met de hogere regiogerichtheidseis, kan hij er alsnog voor kiezen om van inlevering af te zien. Ook als de vergunning om niet wordt verleend en degene aan wie de vergunning verleend wordt niet degene is die de ontbindende voorwaarde kan roepen, kan de inleverende partij er voor kiezen om van inlevering af te zien. In de onderhavige regeling is daarmee aangesloten bij een bestaande veilingvariant die in andere sectoren toepasbaar is. Niet valt in te zien waarom deze veilingvariant niet toegepast zou mogen worden bij het veilen van frequentieruimte. Ook de Telecommunicatiewet kent geen specifieke bepalingen die het voorwaardelijk veilen van frequentieruimte op voorhand in de weg zouden staan.

Een respondent geeft aan dat het de voorkeur verdient om deze kleine FM-frequenties te verdelen op volgorde van binnenkomst, dus op dezelfde wijze als gebeurd is bij de verdeling van laag vermogen AM frequentie.

Uitgangspunt bij de bestaande regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 is dat ingeleverde vergunningen opnieuw geveild worden. Dit sluit aan bij het geldende wettelijke kader dat bepaalt dat bij verdelen van frequentieruimte veilen de hoofdregel is. De onderhavige regeling volgt de uitgangspunt. Het maakt daarbij niet uit of een vergunning al dan niet voorwaardelijk wordt ingeleverd.

Een respondent geeft aan dat de toets op verbondenheid op dit moment onvoldoende resultaat oplevert en nodig bijgesteld of vervangen dient te worden. Deze respondent is van mening dat zolang dat niet is gebeurd veilingen, en zeker een veiling van niet-landelijke vergunningen, opgeschort moet worden.

De toets op verbondenheid is op dit moment vastgelegd in de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële FM-radio-omroep. Met de Tijdelijke regeling zijn de voorschriften die krachtens de Mediawet 2008 golden voor de maximale hoeveelheid frequentieruimte die een commerciële media-instelling kan gebruiken in de FM-band, overgenomen in een ministeriële regeling op grond van de Telecommunicatiewet. Dit betekent derhalve dat ten aanzien van de toets die sinds 2003 wordt uitgevoerd geen inhoudelijke wijzigingen zijn doorgevoerd.

Enkele respondenten hebben aangegeven dat veel radio-omroepen tijdens de coronacrises een beroep hebben moeten doen op een vergoeding vanuit de overheid. Daarbij stellen deze respondenten dat het geld dat partijen hebben ontvangen als steunmaatregel niet ingezet mag worden voor deelname aan deze veiling.

Ook vragen deze partijen zich af of het onder de huidige economische omstandigheden wel haalbaar is om een bankgarantie te overleggen.

De coronacrises raakt ons allemaal en de effecten daarvan zullen nog lang doorwerken. De regering stelt daarom middelen ter beschikking om ondernemers te steunen die onevenredig hard zijn en worden getroffen door deze crises. Er zijn geen indicaties dat die middelen oneigenlijk worden gebruikt en anders worden ingezet dan zij bedoeld zijn.

Over het gebruik van een bankgaranties of waarborgsom wordt opgemerkt dat dit bij veilingen een geëigend middel is om voorafgaande aan een veiling zekerheid te verkrijgen voor de betaling van het bod. Hierdoor wordt geborgd dat de FM-vergunning wordt verleend aan een financieel bestendige vergunninghouder. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat alleen serieuze partijen die ook daadwerkelijk in staat zijn een vergunning te exploiteren, deelnemen aan een veiling. De coronacrises doet daar geen afbreuk aan, in tegendeel. Eerder kan gesteld worden dat juist onder de huidige omstandigheden het belang van het vragen van voorafgaande zekerheid is toegenomen.

Een aantal respondenten geeft aan bezwaar te hebben tegen de hoogte van het bedrag dat als waarborgsom wordt gesteld. Volgens deze respondenten is het bedrag van € 20.000,– te hoog en niet nodig om minder serieuze partijen te weren. Immers door de vergunning pas te verlenen nadat het winnende bod betaald is, wordt reeds voorzien in een maatregel die voorkomt dat partijen. Bovendien stellen deze partijen dat als het ministerie de hoogte van de waarborgsom afleidt uit de resultaten van de veiling van de vergunning voor het kavel B05 dit gedaan is op verkeerde gronden. Een respondent geeft aan dat dit bedrag voor vele kleinere (lokale) partijen niet op te brengen is.

Daarentegen geeft een andere respondent aan dit bedrag veel te laag is om serieuze bieders te weren. Als argumentatie om het bedrag te verhogen wordt aangegeven dat de vergunningen die gebruik maken van meerdere frequenties de exploitatiekosten veel hoger zijn. Deze respondentstelt voor om verschil te maken tussen vergunningen die bestaan uit een of meer kleinere frequenties en de frequenties die die bestaan uit meerdere frequenties.

Bij de vaststelling van de hoogte van een waarborgsom dan wel bankgarantie is het van belang om enerzijds voorafgaand aan de veiling zekerheid te verkrijgen dat alleen serieuze deelnemers een aanvraag indienen en anderzijds dat het bedrag niet onnodig hoog zijn. Hierbij kan ook de waarde van een niet-landelijke commerciële FM-vergunning betrokken. De hoogte wordt daarom gebaseerd op onder andere voorafgaande veilingen van gelijkwaardige vergunningen, maar ook op de kosten die samenhangen met het exploiteren van een dergelijke vergunning. Gelet op deze ervaringsregels lijkt een bedrag van € 20.000,– allerzins redelijk om tegemoet te komen aan alle betrokken belangen.

Een aantal respondenten geven aan dat zij van mening zijn dat de huidige regels met zich kunnen brengen dat bestaande partijen de frequenties gratis kunnen verwerven, terwijl nieuwe partijen dit niet kunnen, zij zijn van mening dat de regeling op dit punt geen level playing field biedt. Een aantal respondenten geeft daarbij aan van mening te zijn dat bij gebrek aan schaarste deze vergunningen niet om niet mogen worden vergund.

Hierover wordt het volgende opgemerkt. Artikel 3.10, tweede lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat onder andere een veiling als verdeelmechanisme niet worden toegepast indien het redelijkerwijs te verwachten is dat de beschikbare frequentieruimte voldoende is om aan de vraag naar frequentieruimte te voldoen. Conform deze wettelijke bepaling is in artikel 12 van de onderhavige regeling bepaald dat bij schaarste, omdat bijvoorbeeld slechts één aanvrager voldoet aan de gestelde eisen, er geen veiling plaatsvindt. In dat geval wordt een vergunning om niet wordt verleend. Anders dan de respondenten stellen geldt deze bepaling voor zowel nieuwe partijen als partijen die hun vergunning voorwaardelijk inleveren. Er is dan ook sprake van een level playing field tussen partijen.

Een aantal respondenten geeft aan dat zij van mening zijn dat door de percentages terug te dringen naar 10% regiogerichtheid deze vergunningen in waarde toe nemen Zij bepleitten dan ook het gebruik van een reserveprijs.

De niet-landelijke vergunningen zijn zowel in 2011 als in 2017 verlengd.

Op basis van onderzoek door SEO Economisch Onderzoek te Amsterdam zijn geen verleningsprijzen in rekening gebracht bij de niet-landelijke partijen. De reden hiervoor is dat de businesscase van een efficiënte gebruiker van een niet-landelijke vergunning voor geen van de kavels bij zelfstandige exploitatie een positieve waarde had. Daarbij wordt wel opgemerkt dat dit niet betekent dat deze vergunningen geen bedrijfseconomische waarde vertegenwoordigen voor de huidige marktpartijen. Daarbij speelt onder andere het aspect dat sommige vergunninghouders in hun verzorgingsgebied een vaste kring van luisteraars hebben opgebouwd en daardoor een gunstiger businesscase hebben dan een potentiële nieuwkomer. Dit is nog eens bevestigd door de veilingen van de niet-landelijke vergunningen die op grond van de bestaande Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017 ingeleverd en opnieuw verdeeld zijn. Uit deze veiling blijkt dat er wel degelijk waarde gegenereerd kan worden met deze kavels. Om dit moment zijn geen redenen aanwezig om gebruik te maken van een reserveprijs.

Enkele respondenten geven aan dat in het huidige model te weinig rekening is gehouden met defensief bieden en dat de regeling het ook mogelijk maakt om concurrerende vergunningen aan te vragen en daarop te bieden. Om dit tegen te gaan wordt door deze respondenten voorgesteld om het mogelijk te maken om ook voordat de veiling een aanvang neemt het voorwaardelijke recht in te kunnen roepen indien ook andere partijen zich hebben ingeschreven op de vergunning(en) dan degene die de vergunning voorwaardelijk heeft ingeleverd.

Met het oog op het verloop van een transparante veiling wordt het niet wenselijk geacht als op ieder moment de ontbindende voorwaarde kan worden ingeroepen. Om die reden is in de onderhavige regeling bepaalt dat er drie momenten zijn waarop de ontbindende voorwaarde kan worden ingeroepen.

Twee van deze momenten zijn voorafgaande aan de veiling wanneer wordt vastgesteld of er een noodzaak is tot veilen en daartoe moeten worden overgegaan. Dit is geregeld in artikel 12, derde lid, en 13, vierde lid. Het andere moment is nadat het winnende bod is uitgebracht, zie artikel 26 van de regeling.

Een respondent doet de suggestie om naast de geboden mogelijkheid die de regeling nu kent om de aanvraag in te trekken ook expliciet op te nemen dat indien een aanvraag ziet op meerdere vergunningen het ook mogelijk is om een aanvraag ook gedeeltelijk in te trekken.

Naast de mogelijkheid om een aanvraag in te trekken kan een aanvraag ook gedeeltelijk worden ingetrokken. In de toelichting op deze regeling is deze mogelijkheid expliciet in de tekst opgenomen,

Een aantal respondenten geven aan de regeling niet goed te kunnen doorgronden. Zo vinden zij het hanteren van activiteitspunten onnodig complex.

Een aantal respondenten geeft aan dat regels ten aanzien van het bieden nog niet voldoende duidelijk zijn. Zo vraagt deze respondenten zich af of wat de reikwijdte is van de regel dat je alleen kunt bieden op de vergunningen waar je een aanvraag voor hebt ingediend. Zo vraagt een respondent zich af of deze regel ook betekent dat alle activiteitspunten strikt vergunningsgebonden zijn hetgeen zou beteken dat je ook niet mag switchen tijdens de veiling tussen de vergunningen die je wel hebt aangevraagd.

De werking van de veiling alsmede de activiteitspunten is gebaseerd op de bestaande regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017. Dit betekent dan ook dat de werking van de activiteitspunten als men tot de veiling is toegelaten precies hetzelfde werkt.

Voor een toelichting op de werking van de activiteitspunten wordt verwezen naar de algemene toelichting op deze regeling die verduidelijkt is naar aanleiding van de binnengekomen reacties.

Een aantal respondenten geeft aan dat de conceptregeling het mogelijk maakt dat de niet-landelijke radiopartijen zich op het landelijk segment begeven en dat hierdoor deze regeling niet in lijn is met het doel van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte uit 2003. Het wijzigen van de zelfgeboden regiogerichte percentages naar de wettelijk 10% norm komt in feite neer op het creëren van geheel ongeclausuleerde vergunningen, aldus deze respondenten. Aangezien het de bedoeling is dat alle vergunningen tegelijk worden ingeleverd ontstaat er op deze wijze een mogelijkheid om een landelijk dekkend radioprogramma te realiseren. Daar waar dat eerder door de vereisten van de vergelijkende toetsen in 2003 en 2008 niet mogelijk was. Om deze ‘verlandelijking’ tegen te gaan zou naar de mening van een aantal respondenten aan deze regeling moeten worden toegevoegd dat het demografische bereik van het uit te zenden radioprogramma de 30% niet mag overschrijden.

Een aantal respondenten geeft aanvullend aan dat het gelet op de problematiek aanbeveling verdient om het onafhankelijk Adviescollege dat de Staatssecretaris adviseert over het beleid na 2022 te verzoeken met suggesties te komen hoe ketenvorming of het gebruik van niet-landelijke kavels door landelijke stations kan worden voorkomen.

Hierover wordt het volgende opgemerkt. In de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 is in artikel 7, eerste lid, onder b, opgenomen dat een radioprogramma wordt aangemerkt als een regionale radioprogramma van een commerciële omroepinstellingen indien het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur voor ten minste 10 procent in het bijzonder gericht is op het gebied waarvoor het programma is bestemd. Uit de formulering van dit artikel volgt reeds dat de wetgever destijds een percentage van 10 procent onderscheidend genoeg vond om een radioprogramma aan te merken als regionaal. Temeer daar in artikel 8, tweede lid, onder a, is opgenomen dat het demografisch bereik van de desbetreffende regionale FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties tezamen niet meer bedraagt dan 30 procent.

Voor zover respondenten met hun opmerking refereren aan de tijdens de Dialoogsessies onder onafhankelijk voorzitterschap van mevrouw Van der Laan gesignaleerde problematiek rond de domeinafbakening tussen de verschillende deelsectoren wordt daarover nog het volgende opgemerkt. In de rapportage van mevrouw Van der Laan van 18 februari 2020 heeft zij geadviseerd om aan het onafhankelijke Adviescollege ‘Toekomstbeleid Commerciële Radio’ mee te geven om te bezien of en zo ja op welke wijze een structurele voor alle partijen gebalanceerde inrichting van de scheiding van de deelsectoren vorm kan krijgen.

Het college heeft in haar advies dat ziet op een toekomstgericht beleid na 2022 aangegeven dat de scheiding tussen het landelijke en niet-landelijke domein aanscherping behoeft en de regels rondom de samenwerking aan te vullen.

In samenspraak met het ministerie van OCW wordt onderzocht of en zo ja op welke wijze aan deze aanbevelingen uitvoering kan worden gegeven.

Tot slot geven een aantal respondenten aan dat de vergunningsduur te kort is om voor potentiële nieuwe partijen hun investering terug te verdienen. De looptijd van deze vergunningen dienen dan ook minimaal vijf of acht jaar bedragen, aldus deze respondenten.

De onderhavige regeling heeft betrekking op het ter beschikking stellen van frequentieruimte gedurende de huidige vergunningstermijn. De vergunningen zijn verleend aan partijen tot en met 31 augustus 2022. Hiermee wordt aangesloten bij de bestaande Regeling aanvraag- en veilingprocedure teruggekomen niet-landelijke commerciële FM-vergunningen 2017. Die regeling is eveneens uitsluitend van toepassing is op vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio voor zover deze voor 31 augustus 2022 zijn teruggekomen.

Bij uitgifte voor een kortere periode is het dus aan een potentiële nieuwkomer zelf om te bepalen of het rendabel is om aan een dergelijke veiling mee te doen.

In de brief van 11 november aan de Tweede Kamer12 is aangegeven dat de bestaande FM-vergunningen verlengd gaat worden voor minimaal een periode van twee jaar om de huidige partijen in staat te stellen om additionele financiering aan te trekken die nodig is als gevolg van de coronacrises. Dit betekent dat na het aflopen van de looptijd van de niet-landelijke FM-vergunningen deze vergunningen verlengd gaat worden met een termijn van minimaal twee jaar hetgeen gedeeltelijk tegemoet komt aan het standpunt van respondenten.

6. Vaste verandermomenten en inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de regeling wordt gepubliceerd en wijkt daarom af van het vaste kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). De reden hiervoor is dat het van belang is dat de vergunningen zo snel mogelijk worden geveild om zo de periode waarin de vergunningen rendabel kunnen worden geëxploiteerd zo lang mogelijk te laten zijn.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Doorhalen wat niet van toepassing is.

X Noot
2

hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.

X Noot
3

het bedrag invullen overeenkomstig de formule: € 20.000,– x het aantal FM-vergunningen waar de aanvraag betrekking op heeft. Dit betekent dat als de aanvraag betrekking heeft op één FM-vergunning de bankgarantie € 20.000,- betreft en als de aanvraag op twee FM-vergunningen betrekking heeft de bankgarantie € 40.000,– betreft, etc.

X Noot
4

Enkel in te vullen en conform artikel 12, derde lid, dan wel artikel 25 aan Agentschap Telecom toe te doen komen als hetgeen in een van deze artikelen is beschreven zich voordoet.

X Noot
5

Kamerstukken II 2019/20, 24 095, nr. 511.

X Noot
7

Zie ook Kamerstukken II 2014/15, nr. 384, Kamerstukken II 2014/15, nr. 388 en Kamerstukken II 2015/16, nr. 402.

X Noot
8

Zie artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte 2003.

X Noot
9

Zie ook Kamerstukken II Tweede Kamer, vergaderjaar 2014/-2015, nr. 384, Kamerstukken II Tweede Kamer, vergaderjaar 2014/2015, nr. 388 en Kamerstukken II Tweede Kamer, vergaderjaar 2015/-2016, nr. 402.

X Noot
10

Na 2022 zullen de vergunningen met minimaal twee jaar verlengd gaan worden. Zie ook Kamerstuk II 2020/2021, nr. 524.

X Noot
11

Zie ook het voornemen om de vergunningen voor commerciele radio te verlengen met maximaal twee jaar op basis van de coronacrises, Kamerstukken II Tweede Kamer, vergaderjaar 2020/2021, nr. 524.

X Noot
12

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 24 095 nr. 524.

Naar boven