Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 april 2021, kenmerk 1812534-217101-WJZ, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met het verlengen van de maatregelen voor onderwijsinstellingen en het volledig openen van de buitenschoolse opvang

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op de artikelen 58q, eerste lid, en 58r, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid;

Besluiten:

ARTIKEL I

Artikel II van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) wordt als volgt gewijzigd:

A

Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Paragraaf 6.5 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 vervalt met ingang van 26 april 2021.

B

Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Paragraaf 6.6 en bijlage 1 als bedoeld in artikel 6.11 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 vervallen met ingang van 19 april 2021.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) gewijzigd. De maatregelen voor instellingen voor voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs vervallen op grond van die regeling op dit moment van rechtswege met ingang van maandag 19 april 2021. De voorwaarden waaronder het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs fysiek onderwijs mogen geven, worden met deze regeling echter verlengd. Ten aanzien van het hoger onderwijs blijven de verzwaarde maatregelen ook gelden. Dit betekent dat instellingen voor hoger onderwijs geen fysiek onderwijs aan mogen bieden, op enkele uitzonderingen na. Met ingang van 19 april 2021 kunnen organisaties voor buitenschoolse opvang (BSO) wel weer volledig worden geopend.

2. Redenen voor de maatregelen

Op 9 april 2021 is het Outbreak Management Team (OMT) gevraagd om aan te geven of beperkte versoepelingen aan de orde kunnen zijn voor (onder meer) de BSO.

Het OMT beschrijft in zijn 108e advies het verloop van de epidemie. Het OMT benadrukt dat de prognoses met betrekking tot de bezetting van de ziekenhuizen en Intensive Cares (IC’s) steeds gebaseerd zijn op voortzetting van de huidige maatregelen en een vaccinatie-uitrol volgens eerdere planning; het stoppen met vaccinatie met AstraZeneca voor personen jonger dan 60 jaar is hier nog niet in meegenomen. De prognoses zijn omgeven door grote onzekerheidsmarges en de piek van het aantal infecties is nog niet bereikt. Doordat er nu zeer veel besmettelijke personen zijn (bij benadering160.000) leidt een kleine verhoging van het reproductiegetal tot een groot aantal nieuwe infecties en heeft daarmee een grote impact op het aantal ziekenhuis- en IC-opnames. Een versoepeling die op het hoogtepunt van het aantal besmettelijke personen wordt doorgevoerd zal dus, vanwege de directe toename van contacten, kunnen resulteren in een snelle en absoluut gezien grote toename van de besmettingen.

Er zijn verschillende scenario’s voor eventuele versoepeling van de maatregelen doorgerekend en beoordeeld. Zonder versoepelingen lijkt de piek in het aantal ziekenhuis- en IC-opnames in zicht, dat wil zeggen, zou in de komende een tot twee weken bereikt moeten worden. De hoogte van deze piek (nu geschat op 850-1000 IC-patiënten) is echter nog in hoge mate onzeker.

Het opheffen van de avondklok en het ontvangen van maximaal van 1 bezoeker verlengt de tijdsduur van de piekbezetting in de ziekenhuizen met circa twee weken en maakt de hoogte van de piek onzekerder. Als alle versoepelingen van stap 1 uit het openingsplan1 doorgevoerd worden, verlengt dat de tijdsduur van de piekbezetting met circa vier weken en veroorzaakt het bovendien een aanzienlijke verhoging van de piekbezetting. Tijdens de piek heeft een vergroting van het aantal contacten in potentie een grote impact op de incidentie en daarmee de druk op de zorg. Omgekeerd geeft een korte periode met continuering van de beperking van de contacten tijdens de piek een forse daling van het aantal besmettingen en de druk op de zorg. Dit kan de tijd verkorten tot het aantal meldingen en ziekenhuis- en IC-opnames en de incidentie laag genoeg zijn om versoepelingen mogelijk te maken.

Wat betreft de piekbezetting in de ziekenhuizen wordt gemeld dat de maximale IC-capaciteit momenteel beperkt wordt door een hoog ziekteverzuim onder de medewerkers die al lange tijd zwaar belast worden. De IC-capaciteit is mede daardoor nu lager dan tijdens de eerste golf. In de besluitvorming moet meegenomen worden dat van gezondheidszorgmedewerkers veel extra inspanningen gevraagd worden, als de maatregelen (snel) versoepeld zouden worden.

Het OMT concludeert dat de huidige situatie zeer kwetsbaar is door de verder toegenomen prevalentie van besmettelijke personen, het feit dat de situatie in alle regio’s nog gekarakteriseerd wordt als ‘zeer ernstig’, het reproductiegetal dat al wekenlang boven de 1 is, en het hoge aantal ziekenhuis- en nog oplopend aantal IC-opnames. Ook internationaal opereren andere Europese landen – die in eenzelfde epidemiologische situatie verkeren – behoedzaam door maatregelen aan te houden of aan te scherpen.

Het OMT adviseert om nu niet tot versoepelingen over te gaan en alle maatregelen te handhaven tot de piek in het aantal ziekenhuis- en IC-opnames met zekerheid is gepasseerd en de bedbezetting begint af te nemen. Naar verwachting zal dit voor eind april of begin mei het geval zijn. In afwachting daarvan adviseert het OMT ook geen aanscherping van de maatregelen.

Het kabinet stelt de mogelijkheden voor de opvang van kinderen gericht bij. De BSO’s mogen daarom vanaf maandag 19 april 2021 weer hun reguliere diensten hervatten.

In voorbereiding hierop is gewerkt aan een plan om de BSO weer veilig open te laten gaan. Bij openstelling van de BSO gelden, conform het generiek kader2, dezelfde voorzorgsmaatregelen als voor basisscholen en kinderdagopvang. Het gaat hierbij om testbeleid, bron- en contactonderzoek (BCO), hygiënemaatregelen en het gewijzigde snottebellenbeleid (voor primair onderwijs en BSO, van 4 tot 12 jaar). Daarnaast is het protocol3 voor de kinderopvang van toepassing. Dit is geactualiseerd op basis van de laatste richtlijnen van het RIVM. Tot slot hebben de branchepartijen uit de kinderopvangsector een handreiking opgesteld waarmee kinderopvangorganisaties voor elke BSO-locatie een specifiek plan kunnen opstellen met maatregelen die zij treffen om het mixen van verschillende groepen kinderen en medewerkers zoveel mogelijk te beperken. Hiermee wordt aangesloten bij de eerdere heropening van basisscholen en de maatregelen die toen ingesteld zijn. Tevens is dit in lijn met adviezen van het OMT, waarin het wijst op het kleinere risico op besmetting voor en door kinderen in de basisschoolleeftijd.

De impact van deze openstelling op werkende ouders met kinderen op de BSO is groot. De afgelopen tijd nam de druk op deze ouders toe, zeker in die sectoren die al wel open waren, maar die geen beroep konden doen op de noodopvang. Met deze bijstelling wordt de BSO gelijkgetrokken met de rest van de kinderopvang en het basisonderwijs, en worden ouders gefaciliteerd in de combinatie van arbeid en zorg.

Het kabinet benadrukt dat naleving van het advies tot thuiswerken blijft gelden voor iedereen, omdat dit van groot belang is voor het tegengaan van besmettingen. Daarom doet het kabinet ook de oproep aan iedereen om thuis te werken en alleen naar werk te gaan waar dit noodzakelijk is voor de werkzaamheden.

3. Noodzaak en evenredigheid

Zoals de beschrijving van het epidemiologisch beeld laat zien, is de druk op de zorg nog onverminderd hoog en is de capaciteit op de IC verminderd door hoog ziekteverzuim onder de medewerkers. Het OMT benadrukt dat de epidemiologische situatie nog steeds zeer zorgelijk is en de prognoses met onzekerheden omgeven. Iedere aanpassing van de maatregelen in de huidige context zal leiden tot een toename van het aantal contacten en daarmee ook besmettingen, en als gevolg hiervan, van de ziekenhuisopnames en de druk op de zorg. De huidige maatregelen blijven daarom noodzakelijk.

Ondanks dat het onderwijs digitaal doorgang vindt en leerlingen in het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs deels weer fysiek onderwijs krijgen, brengt de fysieke sluiting van onderwijsinstellingen de vrijheid om onderwijs te (doen) geven in beeld (zie in dit verband de memorie van toelichting bij de Tijdelijke wet maatregelen covid-19). De grondslag hiervoor is gegeven in de artikelen, genoemd in de considerans bij deze regeling. Gelet op de ontwikkeling van het epidemiologische beeld, de onzekerheid rondom het stoppen met vaccinatie met AstraZeneca voor personen jonger dan 60 jaar en de onzekerheid over het (tijdige) effect van vaccinatie, zijn ruimere aanpassingen van de maatregelen op dit moment nog niet mogelijk. Dit rechtvaardigt de verlenging van de maatregelen en maakt het voortzetten van de inperking noodzakelijk en evenredig. De behoefte om te versoepelen en de zorgen die in adviezen van onder meer het Sociaal en Cultureel Planbureau zijn weergegeven, hebben het kabinet wel doen besluiten tot aanvullende beslismomenten op kortere termijn, om op basis van de dan beschikbare inzichten over het verloop van de epidemie te kunnen beslissen over mogelijke verdere aanpassingen. Op deze wijze wil het kabinet, conform zijn verplichting op grond van artikel 58c, zesde lid, Wpg, zo spoedig mogelijk komen tot een verantwoorde wijziging of intrekking van maatregelen.

4. Regeldruk

Het gewijzigde artikel 6.11 brengt beperkte regeldruk met zich voor organisaties voor BSO. Organisaties voor BSO zullen ouders moeten informeren over de wijzigingen die gaan gelden. Dit levert enige regeldruk op. Echter, deze informatievoorziening is vergelijkbaar met de periode vóórdat de BSO dicht ging. Daarnaast is er geen sprake van extra regeldruk, omdat ouders ook geïnformeerd moeten worden over een eventuele latere opening van de organisaties voor BSO. Daar komt bij dat, hoewel de regeldruk minimaal is, deze ook noodzakelijk is gezien het belang dat de BSO zo snel als mogelijk weer open moet gaan.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het beperkte gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Inwerkingtreding en parlementaire betrokkenheid

De procedure van artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) zou tot gevolg hebben dat de maatregelen op hun vroegst een week na vaststelling van deze regeling en gelijktijdige overlegging aan beide Kamers in werking kunnen treden. De huidige maatregelen voor instellingen voor voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs vervallen echter van rechtswege met ingang van maandag 19 april 2021. Onderwijsinstellingen zouden in dat geval maandag 19 april en dinsdag 20 april 2021 zonder aanvullende maatregelen weer open kunnen gaan, hetgeen niet mogelijk moet zijn. Naar ons oordeel kan daarom de uitgestelde inwerkingtreding van ten minste een week – die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen op basis van hoofdstuk Va Wpg – in deze zeer dringende omstandigheden niet worden afgewacht. Daarom is toepassing gegeven aan de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg.

Naar verwachting van het kabinet kan het hoger onderwijs op 26 april 2021 weer geopend worden. Daarom is in deze regeling bepaald dat de maatregelen ten aanzien van onderwijs gelden tot 26 april 2021. Op 20 april 2021 vindt besluitvorming plaats of deze versoepeling daadwerkelijk plaats kan vinden. Indien op dat moment deze onderwijsinstellingen alleen onder bepaalde voorwaarden open kunnen, zal onderhavige ministeriële regeling daarop worden aangepast.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
2

Het generiek kader is opgesteld door het RIVM en bundelt de maatregelen van de Rijksoverheid en de adviezen van het OMT en het RIVM voor kinderopvangcentra en scholen die nodig zijn om de verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk te voorkomen.

X Noot
3

Het protocol dient als handreiking voor de kinderopvangsector bij het werken in tijden van covid-19. Het vormt een vertaling van de richtlijnen van het RIVM naar de specifieke situatie van de kinderopvang. In het protocol wordt ingegaan op een aantal praktische aspecten rondom veiligheid en hygiëne waar rekening mee gehouden dient te worden.

Naar boven