Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 maart 2021, kenmerk 1812523-217100-WJZ, tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verlenging van de maatregelen in het onderwijs en voor de buitenschoolse opvang

De Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 58q, eerste lid, en 58r, eerste en tweede lid, van de Wet publieke gezondheid;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 6.10 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het vierde lid kunnen instellingen voor hoger onderwijs die op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deelnemen aan praktijktesten voor een veilige en verantwoorde heropening van het hoger onderwijs, ingeschreven studenten één dag in de week laten deelnemen aan onderwijsactiviteiten op de instelling.

B

In artikel 6.11 wordt ‘28 maart 2021’ vervangen door ‘18 april 2021’.

ARTIKEL II

In artikel II, tweede lid, van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) wordt ‘29 maart 2021’ vervangen door ‘19 april 2021’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Deze ministeriële regeling wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm) en de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909). De huidige maatregelen voor instellingen voor voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs vervallen van rechtswege op zondag 28 maart 2021. De voorwaarden waaronder het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs fysiek onderwijs mogen geven, worden verlengd. Ten aanzien van het hoger onderwijs en de buitenschoolse opvang (BSO) blijven de verzwaarde maatregelen gelden. Dit betekent dat het BSO gesloten moet blijven en instellingen voor hoger onderwijs geen fysiek onderwijs aan mogen bieden, op enkele uitzonderingen na. Aan de bestaande uitzonderingen wordt een aanvullende uitzondering toegevoegd. Instellingen voor hoger onderwijs die op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deelnemen aan praktijktesten voor een veilige en verantwoorde heropening van het hoger onderwijs, wordt de mogelijkheid geboden om ingeschreven studenten één dag in de week fysiek onderwijs te bieden.

2. Redenen voor de maatregelen

Het Outbreak Management Team (OMT) beschrijft in zijn 105e advies het verloop van de epidemie. Hieruit blijkt dat een verdere openstelling van het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en de openstelling van het hoger onderwijs en de buitenschoolse opvang nog niet mogelijk is. In de afgelopen week (11-18 maart 2021) nam het aantal meldingen van SARS-CoV-2-positieve personen met 24% toe ten opzichte van de week ervoor. Het aantal testen bij de GGD-testlocaties nam met 29% toe in de afgelopen week; het percentage positieve testen stabiliseerde afgelopen week en bedroeg 7,6%. Het aantal opnames in het ziekenhuis en op de IC vertoonden een stabilisatie in de afgelopen week, met geringe toename eind van de week. De verwachting is dat dit aantal zal toenemen, de snelheid van stijging is nog onzeker. De prognoses op langere termijn, waar ook de effecten van vaccinatie wordt meegenomen, hebben brede onzekerheidsmarges. Dit wordt veroorzaakt door een stapeling van onzekere factoren bij een Rt rondom de één, waaronder het effect van de recente versoepelingen en het effect van het vaccinatieprogramma, zoals ook in voorgaande OMT-adviezen uiteengezet. Uit de beschrijving van de epidemiologische situatie blijkt dat er sprake is van een toename van het aantal besmettelijke personen, tot meer dan 100.000, een lichte verhoging van de ziekenhuis- en Intensive Care (IC)-bedbezetting, en een reproductiegetal dat met 1,13 ruim boven de 1 is gekomen. Conform deze gegevens adviseert het OMT dan ook om geen versoepelingen door te voeren op 23 maart 2021. Dit advies neemt het kabinet over.

Met het oog op de ontwikkeling en het mentaal welbevinden van studenten en het voorkomen van verdere vertragingen, is het kunnen volgen van fysiek onderwijs belangrijk. Daarom is het van belang dat alle leerlingen en studenten regelmatig fysiek onderwijs kunnen volgen. Dit heeft op de korte termijn en op de middellange termijn positieve effecten voor student, onderwijsinstellingen, arbeidsmarkt en samenleving.

Het kabinet wil zo snel mogelijk dat studenten in het hoger onderwijs één dag per week fysiek onderwijs kunnen volgen. Dat kan nu nog niet. Dit kan op zijn vroegst met ingang van eind april en dan alleen onder de voorwaarde dat studenten en docenten preventief kunnen worden getest. Daarvoor moet nog veel gebeuren. Of eind april verantwoord is, is nu niet met zekerheid te zeggen. De epidemiologische situatie moet daar wel de ruimte voor geven tegen die tijd. Maar om klaar te staan als het kan, moeten we nu met alle betrokkenen gaan toewerken naar dit moment zodat het preventief (zelf)testen voor het gehele hoger onderwijs ingevoerd kan worden.

In de periode tot eind april gaat het hoger onderwijs meer ervaring opdoen met behulp van de al lopende pilots in de acht regio’s. Waar mogelijk worden deze pilots opgeschaald en zal meer ervaring worden opgedaan met zelftesten. Deze pilots lopen nu voor de onderwijsactiviteiten die worden verzorgd voor de uitzonderingscategorieën (tentamens, examens, praktijkonderwijs en begeleiding van studenten in een kwetsbare positie). Het kabinet wil de komende periode inzetten op het uitbouwen van deze pilots, waardoor op korte termijn de inzet van met name begeleide zelfafname en zelftesten zoveel mogelijk verder worden opgeschaald. Hierbij kan opgeschaald worden naar het testen van meer studenten binnen de huidige pilots. Opleidingen die deelnemen aan deze pilots, waarbij alle studenten zich kunnen laten testen, kunnen studenten vanaf 19 april 2021 één dag per week fysiek onderwijs aanbieden. Dit kan naast de bestaande uitzonderingscategorieën (tentamens, examens, praktijkonderwijs en begeleiding van studenten in een kwetsbare positie).

Voorwaarde om mee te kunnen doen met de praktijktest is een specifiek verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bij de praktijktest geldt dat deelname aan (snel)testen vrijwillig is. Er mag geen sprake zijn van een verplichting of indirecte dwang. Voor het overige zijn de RIVM-richtlijnen van toepassing, waaronder de voorschriften inzake het houden van de veilige afstand en het bron- en contactonderzoek. Tot slot maken de onderwijsinstellen regionale OV-afspraken om knelpunten in het openbaar vervoer te voorkomen.

3. Noodzaak en evenredigheid

Het oplopen van het aantal besmettingen en de aanwezigheid en toename van het aantal besmettingen met de Britse variant van het virus, maken dat het nodig blijft het aantal contacten buiten huis zoveel als mogelijk te beperken tot alleen cruciale contacten. Zoals de beschrijving van het epidemiologisch beeld laat zien, is er nog geen ruimte voor versoepelingen. Het OMT is zeer terughoudend ten aanzien van eventuele versoepelingen, ook al worden die uitgevoerd met de nodige maatregelen om overdracht van het virus tegen te gaan. De in de adviesaanvraag genoemde opties a, b en c zijn doorgerekend. De effecten van deze versoepelingen blijken wat betreft hun impact af te hangen van de werkzaamheid van vaccinatie om overdracht van het virus tegen te gaan, iets waarover de kennis nog ontbreekt. De huidige maatregelen blijven daarom noodzakelijk.

Onderwijsinstellingen voor het voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger onderwijs en de buitenschoolse opvang blijven afstandsonderwijs bieden. Zij blijven (deels) gesloten voor fysiek onderwijs, behalve voor praktijkgerichte onderwijsactiviteiten, onderwijsactiviteiten voor leerlingen in een examenjaar en het houden van schoolexamens in het voorexamenjaar, het houden van examens, tentamens en toetsen in het beroepsonderwijs en hoger onderwijs, het begeleiden van kinderen van personen die werken in cruciale beroepen en het begeleiden van kinderen in een kwetsbare positie voor wie maatwerk nodig is.

Ondanks dat het onderwijs digitaal doorgang vindt, en leerlingen in het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs deels weer fysiek onderwijs krijgen, brengt de fysieke sluiting van onderwijsinstellingen de vrijheid om onderwijs te (doen) geven in beeld (zie in dit verband de memorie van toelichting bij de Tijdelijke wet maatregelen covid-19). De grondslag hiervoor is gegeven in de artikelen, genoemd in de considerans bij deze regeling. Gelet op de ontwikkeling van het epidemiologische beeld, de onzekerheid rondom de Britse variant van het virus en de onzekerheid over het (tijdige) effect van vaccinatie, zijn ruimere aanpassingen van de maatregelen op dit moment niet mogelijk. Dit rechtvaardigt de verlenging van de maatregelen en maakt het voortzetten van de inperking noodzakelijk en evenredig.

4. Regeldruk

Deze regeling heeft kleine gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven/instellingen of professionals. Instellingen voor hoger onderwijs die op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deelnemen aan praktijktesten voor een veilige en verantwoorde heropening van het hoger onderwijs en gedeeltelijk heropenen, zullen de onderwijsorganisatie zoveel als mogelijk moeten aanpassen aan de maatregelen en adviezen uit het generiek kader van het RIVM en studenten moeten informeren over de wijzigingen die gaan gelden. Dit levert enige regeldruk op. Deze minimale regeldruk is echter noodzakelijk gezien het belang dat de instellingen voor hoger onderwijs zo snel als mogelijk weer (gedeeltelijk) open moeten gaan en op deze manier meer studenten fysiek onderwijs kunnen volgen.

5. Spoedprocedure

De procedure van artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) zou tot gevolg hebben dat de maatregelen op hun vroegst een week na vaststelling van deze regeling en gelijktijdige overlegging aan beide Kamers in werking kunnen treden. De huidige maatregelen voor instellingen voor voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs vervallen echter van rechtswege met ingang van maandag 29 maart 2021. Onderwijsinstellingen zouden in dat geval maandag 29 maart en dinsdag 30 maart zonder aanvullende maatregelen weer open kunnen gaan, hetgeen niet mogelijk moet zijn. Naar ons oordeel kan daarom de uitgestelde inwerkingtreding van ten minste een week – die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen op basis van hoofdstuk Va Wpg – in deze zeer dringende omstandigheden niet worden afgewacht. Daarom is toepassing gegeven aan de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg.

6. Inwerkingtreding

De maatregelen gaan uiterlijk in op maandag 29 maart 2021. Naar verwachting zal rond 13 april 2021 heroverweging plaatsvinden over het gehele maatregelenpakket, op basis van de situatie van dat moment.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Dit onderdeel introduceert een aanvullende uitzondering op het verbod om onderwijsactiviteiten te verrichten op een instelling voor hoger onderwijs. Instellingen voor hoger onderwijs die op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deelnemen aan pilots met (snel)testen, waarbij alle studenten zich kunnen laten testen, kunnen studenten één dag in de week onderwijsactiviteiten op de instelling aanbieden. Deze aanvullende uitzondering laat de reeds bestaande uitzondering in het vijfde lid onverlet.

Onderdeel B

Dit onderdeel regelt dat de sluiting van de buitenschoolse opvang voor 4- tot en met 12-jarigen wordt verlengd met drie weken. De belangrijkste reden voor het gesloten houden van de buitenschoolse opvang is dat op een locatie voor buitenschoolse opvang in veel gevallen kinderen van verschillende scholen worden opgevangen, hetgeen het risico op verspreiding van het virus vergroot. Daarnaast blijft de buitenschoolse opvang gesloten vanwege de secundaire effecten op druk op het werk. De buitenschoolse opvang blijft wel open voor noodopvang voor kinderen van minimaal één ouder in een cruciaal beroep en kinderen in een kwetsbare positie.

Artikel II

De tijdelijke werkingsduur van enkele maatregelen is in de desbetreffende bepalingen zelf vastgelegd. Artikel II van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) zorgt ervoor dat de tijdelijk werkende bepalingen nadat zij zijn uitgewerkt uit de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 verdwijnen. Gelet op de verlenging van deze werkingsduur, moet de vervaldatum in artikel II, tweede lid, van die regeling aangepast worden. Hiertoe strekt artikel II.

Artikel III

Vanwege de vereiste spoed wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De regeling wordt binnen twee dagen na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling vervalt van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending besluit niet in te stemmen met de regeling.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Naar boven