(Onder)mandaatbesluit korpschef beheer RST 2021

De korpschef van politie,

gelet op

  • de Algemene wet bestuursrecht;

  • de Politiewet 2012;

  • het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;

  • de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet politie);

  • het Protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking tussen de landen van het Koninkrijk (Protocol);

  • het Mandaatbesluit beheer RST 2020 van de Minister van Justitie en Veiligheid; en

  • het Mandaatbesluit politie januari 2020;

overwegende:

  • dat op grond van een wijziging van het Protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking tussen de landen van het Koninkrijk de Minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk is voor de zorg voor en instandhouding van een recherchesamenwerkingsteam (Stcrt. 26 juli 2019, nr. 38964);

  • dat de Minister van Justitie en Veiligheid met het Mandaatbesluit beheer RST 2020 van 10 juni 2020 (Stcrt. 2020 nr. 33182) invulling heeft gegeven aan de in het Protocol overeengekomen opdracht aan de korpschef namens de Minister zorg te dragen voor het beheer van het RST;

  • dat de teamchef RST in overleg met de korpschef de bedrijfsvoering van het RST vorm geeft met de door de korpschef namens de Minister aan het RST ter beschikking gestelde personeel en middelen;

  • dat de korpschef daartoe voor de door de Minister gemandateerde bevoegdheden ten aanzien van het beheer van het RST ondermandaat wenst te verlenen aan de teamchef RST en voor diens beslissingen op bezwaar, deels met tussenkomst van ondermandaat aan een door hem aan te wijzen functionaris;

  • dat ambtenaren van politie door de korpschef aan de teamchef RST ter beschikking worden gesteld en als medewerker van het RST op grond van een individuele terbeschikkingstelling worden ingezet voor het uitvoeren van de op grond van de Rijkswet politie en het Protocol aan het RST toegekende taken waarover zij verantwoording schuldig zijn aan de teamchef RST;

  • dat het noodzakelijk is dat de teamchef RST voor de dagelijkse personeelszorg namens de korpschef als bevoegd gezag een aantal bevoegdheden in mandaat kan uitoefenen;

  • dat de korpschef heeft besloten de bevoegdheid tot het nemen van een beslissing op een bezwaarschrift ingediend tegen personeelsbesluiten van de teamchef RST afzonderlijk mandaat te verlenen aan de portefeuillehouder Caribisch deel van het Nederlands Koninkrijk;

  • dat het RST primair, doch niet uitsluitend, gebruik maakt van de voorzieningen van de politie voor de uitvoering van zijn taken en dat het onderhavige mandaatbesluit de teamchef RST daartoe ondersteunt door hem met diens instemming en aanvaarding alle benodigde bevoegdheden te mandateren;

  • dat met dit afzonderlijke (onder)Mandaatbesluit Politie beheer RST 2021 wordt voorzien in een mandaat aan de teamchef RST ten aanzien van beheer behorend bij zijn werkterrein en de daarbij behorende budgetverantwoordelijkheid; en

  • dat de teamchef RST over de uitvoering van het verleende mandaat mede aan de hand van rapportages over de ter beschikking gestelde mensen en middelen verantwoording aflegt aan de korpschef;

besluit vast te stellen het navolgende (onder)mandaatbesluit

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Barp:

Besluit algemene rechtspositie politie;

b. Bbp:

Besluit bezoldiging politie

c. korpschef:

korpschef als bedoeld in artikel 27 Politiewet 2012;

d. mandaat:

bevoegdheid om namens de korpschef besluiten te nemen;

e. Mandaatbesluit beheer RST:

Mandaatbesluit beheer RST 2020 van de Minister;

f. Mandaatbesluit politie:

Mandaatbesluit politie januari 2020;

g. Minister:

minister van Justitie en Veiligheid;

h. PDC:

Politiedienstencentrum als bedoeld in artikel 36 Besluit beheer politie;

i. politie:

landelijk politiekorps als bedoeld in artikel 25, eerste lid Politiewet 2012;

j. portefeuillehouder Caribisch deel van het Nederlands Koninkrijk:

de functionaris die als zodanig door de korpschef van politie is aangewezen;

k. Protocol:

Protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking tussen de landen van het Koninkrijk Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland;

l. RST:

een recherchesamenwerkingsteam als bedoeld in artikel 57a Rijkswet politie en artikel 6 van het Protocol;

m. teamchef RST:

hoofd van het RST als bedoeld in artikel 7 van het Protocol;

Artikel 2 Wet- en regelgeving

Dit besluit heeft betrekking op bevoegdheden en taken die bij of krachtens de Politiewet 2012 en in ondermandaat op grond van het Protocol aan de korpschef toekomen. Dit besluit dient uit dien hoofde gelezen te worden in samenhang met het Mandaatbesluit Politie.

Artikel 3 Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder de verlening van mandaat mede begrepen het verlenen van:

  • a. volmacht: de bevoegdheid om namens de politie privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • b. machtiging: de bevoegdheid om namens de politie dan wel de korpschef handelingen te verrichten die noch een bestuursrechtelijk besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, waaronder in ieder geval het vertegenwoordigen van de politie dan wel de korpschef in (gerechtelijke) procedures en buiten rechte;

  • c. de bevoegdheid tot het nemen van een procesbesluit in civiele procedures.

De directeur PDC beheert het register waarin per functieniveau de maximale bedragen verbonden aan de volmacht van alle leidinggevende functionarissen worden bijgehouden. Dit register ligt ter inzage bij het PDC. Een overzicht van de bij de teamchef RST behorende bedragen is opgenomen in Bijlage 1behorend bij dit mandaatbesluit.

HOOFDSTUK 2. TEAMCHEF RST

Artikel 4 Mandaatverlening recherchesamenwerking

  • 1. Aan de teamchef RST wordt (onder)mandaat verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein en de daarbij behorende budgetverantwoordelijkheid, met inachtneming van hetgeen is bepaald in het Mandaatbesluit beheer RST en het bepaalde in onderhavig mandaatbesluit.

  • 2. Ten aanzien medewerkers van het RST die zijn aangesteld bij de politie wordt met het oog op het op grond van het eerste lid uitoefenen van personele bevoegdheden aan de teamchef RST mandaat verleend voor het nemen van besluiten die betrekking hebben op:

    • de diensttijd (hoofdstuk III Barp);

    • het (vakantie)verlof (hoofdstuk IV en VI Barp);

    • het functioneren en de beoordeling (art. 71 Barp);

    • een tevredenheidsbetuiging, extra verlof of gratificatie (art. 74 tweede lid onder a t/m c);

    • een functionerings- of een waarnemingstoelage, tijdens en maximaal voor de duur van de periode van terbeschikkingstelling (artt 16 en 17 Bbp);

    • een ordemaatregel (artt. 73, 84 en 85 Barp) of een betrouwbaarheidsonderzoek (art. 8b Barp);

    • een studiefaciliteit (art. 58 Barp);

    • een verplaatsing in het belang van de dienst (art. 64 Barp);

    • regels omtrent goed ambtelijk handelen (§ 1 van hoofdstuk VII.a Barp);

    • de vaststelling van een dienstongeval of beroepsziekte (art. 54 Barp); en

    • besluiten in geval van ziekte minder dan 6 maanden (§ 1 van hoofdstuk VII Barp);

      e.e.a. zoals tevens is opgenomen in de individuele terbeschikkingstellingsovereenkomst.

  • 3. Ten aanzien medewerkers van het RST die zijn aangesteld bij de politie wordt met het oog op het op grond van het eerste lid uitoefenen van personele bevoegdheden door de teamchef RST uitgezonderd besluiten die zijn voorbehouden aan korpschef, leden korpsleiding, politiechef en directeuren als bedoeld in het Mandaatbesluit politie.

  • 4. De teamchef RST is bevoegd om binnen de grenzen van de vastgestelde formatie en het vastgestelde budget van het RST op te treden als opdrachtgever richting het PDC voor de levering van producten en diensten. In gevallen waarin dienstverlening aan het RST vanuit het PDC praktisch niet mogelijk is of onevenredig bezwarend in tijd of geld, is de teamchef RST binnen de reikwijdte van zijn budget en het bepaalde in het eerste lid ter plaatse bevoegd overeenkomsten te sluiten.

  • 5. De teamchef RST oefent het mandaat waar mogelijk uit binnen het binnen de politie geldende beleid. Indien onverkorte toepassing van dat beleid ertoe leidt dat de RST zijn wettelijke taken niet naar behoren kan uitvoeren, kan de teamchef RST, met instemming van de korpschef, besluiten tot afwijking van het beleid in individuele gevallen.

  • 6. Besluiten die op basis van het eerste en tweede lid door de teamchef RST worden genomen, worden als volgt ondertekend:

    ‘De korpschef van politie,

    namens deze de teamchef RST,

    [handtekening]

    [naam]’

Artikel 5 Mandaatverlening overige recherchesamenwerking

  • 1. Aan de teamchef RST wordt, binnen de grenzen van de vastgestelde formatie en het vastgestelde budget van het RST, mandaat verleend om ter tijdelijke ondersteuning van een lokaal politiekorps in het Caribisch deel van het Nederlands Koninkrijk reeds aan hem ter beschikking gesteld personeel en middelen te leveren op grond van de opdracht van de Minister als bedoeld in artikel 18 van het Protocol.

  • 2. Het mandaat bedoeld in het eerste lid wordt niet verleend met betrekking tot het additioneel vanuit Nederland ter beschikking stellen van personeel en middelen aan het RST. Daartoe is met tussenkomst van de portefeuillehouder Caribisch deel van het Nederlands Koninkrijk een afzonderlijke afweging voorbehouden aan de korpschef. Indien de korpschef additioneel personeel en middelen vanuit de politie beschikbaar stelt op grond van artikel 18 van het Protocol, wordt aan de teamchef RST mandaat verleend om zorg te dragen voor het beheer van het aan een lokaal politiekorps ter beschikking gestelde personeel en middelen.

Artikel 6 Instructies, kaders en richtlijnen

  • 1. De teamchef RST oefent het (onder)mandaat uit met inachtneming van de aanwijzingen van de korpschef.

  • 2. Voorgenomen besluiten die afwijken van de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen, dienen door de korpschef te worden goedgekeurd.

Artikel 7 Plaatsvervanger

De bevoegdheden die in dit besluit worden (onder)gemandateerd, komen ook toe aan de plaatsvervanger van de teamchef RST, indien en voor zover deze als zodanig optreedt.

HOOFDSTUK 3. PORTEFEUILLEHOUDER CARIBISCH DEEL VAN HET NEDERLANDS KONINKRIJK

Artikel 8 Mandaatverlening

  • 1. Aan de portefeuillehouder Caribisch deel van het Nederlands Koninkrijk wordt mandaat verleend tot het nemen van beslissingen op bezwaarschriften die zijn ingediend door ambtenaren van politie tegen personeelsbesluiten van de teamchef RST als bedoeld in artikel 4, tweede lid.

  • 2. Besluiten die op basis van dit artikel door de portefeuillehouder Caribisch deel van het Nederlands Koninkrijk worden genomen, worden als volgt ondertekend:

    ‘De korpschef van politie,

    namens deze de portefeuillehouder Caribisch deel van het Nederlands Koninkrijk,

    [handtekening]

    [naam]’

Artikel 9 Beheeroverleg RST

Aan de portefeuillehouder Caribisch deel van het Nederlands Koninkrijk wordt mandaat verleend tot het namens de korpschef deelnemen aan het overleg als bedoeld in artikel 13, vierde lid onder b van het Protocol met het oog op de verantwoordelijkheden voor het ter beschikking stellen van personeel en middelen als bedoeld in artikel 12, vierde lid van het Protocol.

Artikel 10 Instructies, kaders en richtlijnen

  • 1. De portefeuillehouder Caribisch deel van het Nederlands Koninkrijk oefent het (onder)mandaat uit met inachtneming van de aanwijzingen van de korpschef.

  • 2. Voorgenomen besluiten die afwijken van de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen, dienen door de korpschef te worden goedgekeurd.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: (Onder)Mandaatbesluit Politie beheer RST 2021.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag nadat het is gepubliceerd, en werkt terug tot en met 27 juli 2019.

Den Haag, 11 maart 2021

De korpschef van politie, H.P. van Essen

BIJLAGE 1 BIJ MANDAATBESLUIT KORPSCHEF BEHEER RST 2021

Functionaris

Bevoegdheid financieel mandaat

teamchef RST

Ongelimiteerd

TOELICHTING

Algemeen

Het recherchesamenwerkingsteam – verder te noemen: RST – is een door de landen van het Koninkrijk der Nederlanden vastgesteld samenwerkingsverband dat is ingesteld op grond van artikel 57a Rijkswet politie en de Wijziging van het Protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking tussen de landen van het Koninkrijk (Stcrt. 26 juli 2019, nr. 38964) – verder te noemen: het Protocol.

Het RST is operationeel gepositioneerd als een zelfstandig en herkenbaar opererende entiteit.

Het maakt echter gebruik van de voorzieningen van de politie voor de uitvoering van haar taken

Het beheer van het RST is door de Minister van Justitie en Veiligheid – de Minister – met het Mandaatbesluit beheer RST 2020 van 10 juni 2020 (Stcrt. 2020 nr. 33182) gemandateerd aan de korpschef van de politie in (het Europese deel van) Nederland. Dit betekent dat de politie met het ter beschikking stellen van personeel en middelen het RST in staat stelt zijn taken op grond van de Rijkswet politie en het Protocol uit te voeren en dat het RST daarvoor, waar mogelijk, gebruik maakt van de infrastructuur van de politie.

Er is sprake van een zogeheten dubbele mandaatlijn. De korpschef verleent aan de teamchef RST ondermandaat voor het van de Minister in mandaat verkregen beheer over het RST. Daarnaast en tegelijkertijd verleent de korpschef voor zover het gaat over zijn eigen personeel en middelen rechtstreeks mandaat om namens hem bevoegdheden uit te oefenen aan de teamchef RST. Voor de personele bevoegdheden als bevoegd gezag wordt een concreet mandaat verleend.

De teamchef RST is belast met de dagelijkse leiding van het RST, waaronder de operationele aansturing. Zo heeft hij ook een personele verantwoordelijkheid voor medewerkers die decentraal bij de korpsen in de landen van het Koninkrijk werkzaam zijn en voor medewerkers die anders dan door de korpschef aan hem ter beschikking zijn gesteld. Voor de hem ter beschikking gestelde ambtenaren van politie dient de teamchef RST als inlenende partij voor de dagelijkse personeelszorg een aantal personeelsbesluiten namens de korpschef ter plaatse te kunnen nemen.

Artikel 4

In dit artikel verleent de korpschef mandaat aan de teamchef RST voor het nemen van besluiten ten aanzien van personeel en middelen die behoren tot de politie.

Lid 1

Het RST is een door de landen van het Koninkrijk ingestelde zelfstandige entiteit, die door de Minister beheersmatig is ondergebracht bij de politie. Deze positionering betreft de huisvesting, overige ondersteunende facilitaire zaken, ICT-middelen en ondersteuning in de uitvoering van financiële en HRM-besluiten die bij de teamchef RST belegd zijn.

Het werkterrein van het RST als bedoeld in dit artikel ziet op het beheer van het RST ten aanzien van de taken genoemd in artikel 57a Rijkswet politie en artikel 6, tweede lid Protocol.

De formatie ten behoeve van het RST waarmee de formatie bij de politie in Nederland is opgehoogd, maakt onderdeel uit van de formatie van de politie. Ook het budget voor personeelskosten dat met deze formatie ten behoeve van het RST is gemoeid is daarmee onderdeel van de begroting van de politie. De financiering van het RST vindt plaats met een ‘bijzondere bijdrage’ vanuit de begroting van het Ministerie van JenV.

Op grond van het eerste lid verkrijgt de teamchef RST mandaat en ondermandaat. Dit omvat tevens de personele bevoegdheden ten aanzien van een aantal RST-medewerkers die rechtstreeks in dienst zijn bij het RST en de bevoegdheden die hij namens het RST uitoefent als inlenende partij bij detachering van ambtenaren van politie en andere ambtenaren aan het RST. Voor de personele bevoegdheden ten aanzien van ambtenaren van politie wordt de omvang van het mandaat in het tweede tot en met vierde lid geconcretiseerd.

Lid 2

De vanuit het Europese deel van Nederland aan het RST ter beschikking gestelde medewerkers die zijn aangesteld bij de politie worden als ambtenaar van politie door de korpschef als bevoegd gezag gedetacheerd om te kunnen worden ingezet voor het uitvoeren van de taken van het RST. Over de door hen ten behoeve van het RST te verrichten werkzaamheden zijn zij verantwoording schuldig aan de teamchef RST.

Gelet op de gewenste operationele onafhankelijke en zelfstandige positie van het RST dient de teamchef RST ten aanzien van het dagelijks personeelsbeheer voor een aantal specifieke personele bevoegdheden voor de ambtenaren van politie ter plaatse in mandaat te kunnen optreden als bevoegd gezag in de zin van de rechtspositionele regelingen die op deze medewerkers van toepassing zijn. De individuele terbeschikkingstellingsovereenkomsten zijn hier op afgestemd. De teamchef RST maakt namens het RST als inlenende partij vergelijkbare afspraken met andere organisaties die ambtenaren aan het RST leveren.

De set specifieke, ter plaatse door de teamchef RST uit te oefenen personele bevoegdheden brengt met zich mee dat de teamchef RST tevens bevoegd is tot het starten van een feitenonderzoek bij een vermoeden van plichtsverzuim of het doen starten van een strafrechtelijk onderzoek bij het vermoeden van een strafbaar feit waarbij een ter beschikking gestelde ambtenaar van politie betrokken is. De teamchef RST kan daartoe advies en ondersteuning vragen van het team VIK van de staf van de eenheid van de politie en Dienst HRM Arbeidszaken van het PDC. Onderzoeken vinden plaats volgens de regels zoals die binnen de politie gelden. De teamchef RST legt de uitkomst van een onderzoek met advies voor aan de politiechef van de eenheid van waaruit de ambtenaar van politie ter beschikking is gesteld. Deze politiechef is op grond van diens personeelsmandaat bevoegd tot het nemen van besluit op basis van de uitkomsten van dit onderzoek.

De ambtenaren van politie worden tijdelijk bij het RST tewerkgesteld onder leiding en toezicht van de teamchef RST, maar blijven in dienst van de politie als uitlenende partij. De korpschef blijft onverminderd hun formele werkgever. De rechtspositie van de ambtenaren van politie wordt primair beheerst door de ambtelijke aanstelling bij de politie en de daarop geënte rechtspositionele voorwaarden. In de individuele overeenkomsten voorafgaand aan het ter feitelijk beschikking stellen wordt de toepasselijkheid bevestigd van aanvullende arbeidsvoorwaarden, die verband houden met de specifieke bij het RST te verrichten werkzaamheden.

De overige, reguliere personeelsbesluiten zullen behoudens de in dit mandaatbesluit opgenomen gevallen worden genomen door of namens de politiechef of directeur van het korpsonderdeel van waaruit de medewerkers aan het RST ter beschikking worden gesteld. Voor het uitoefenen van een aantal specifieke personeelsbevoegdheden heeft de korpschef mede gelet op de geografische afstand in dit artikel de teamchef RST in de dagelijkse personeelszorg rechtstreeks het mandaat verleend. Dit correspondeert met de inhoud van de individuele overeenkomsten voor het ter beschikking stellen.

Verder verleent de korpschef voor het uitoefenen van de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen op bezwaar tegen door de teamchef RST genomen besluiten binnen de politie afzonderlijk een centraal mandaat aan de portefeuillehouder Caribisch deel van het Nederlands Koninkrijk.

Lid 4

Om de operationele zelfstandigheid van het RST te kunnen waarborgen, is de teamchef RST bevoegd om binnen het korps op te treden als opdrachtgever richting het PDC. Binnen de politie gelden op de verschillende PIOFACH-terreinen diverse, door de korpschef vastgestelde, procedures, regels en beleidsnormen. Deze vormen de kaders voor de toepassing van bevoegdheden door alle gemandateerden binnen het korps, dus ook voor de teamchef RST.

De teamchef RST neemt in beginsel het standaardaanbod van de PDC als uitgangspunt. Alleen als dit ertoe leidt dat het RST zijn taken niet naar behoren kan uitvoeren kan de teamchef RST, met instemming van de korpschef, besluiten dat er een maatwerkopdracht moet worden verstrekt. Verder kan het aangewezen zijn dat de teamchef RST met het oog op de ondersteuning van de taakuitoefening ter plaatse een overeenkomst dient te sluiten, bijvoorbeeld tot het inhuren van een dienst of aanschaffen van concrete producten. Voor deze gevallen kunnen tussen het RST en de PDC met instemming van de korpschef kaderafspraken worden gemaakt.

Artikel 5

Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten verlenen elkaar hulp en bijstand (artikel 36 van Statuut voor het Koninkrijk der Nederland). De minister van Justitie van een land kan een verzoek om bijstand doen voor tijdelijke ondersteuning voor de recherche in dat land (artikel 38 Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en artikel 18 Protocol).

De Minister kan de korpschef een opdracht verstrekken om personeel of middelen ter beschikking te stellen, indien een politiekorps op korte termijn tijdelijke ondersteuning nodig heeft voor recherche bij het verrichten van onderzoek naar andere dan de in artikel 6 Protocol genoemde misdrijven, indien die de lokale rechtsorde ernstig schokken (artikel 18 Protocol). Op grond van het vijfde lid van artikel 18 Protocol mandateert de korpschef in artikel 5 van dit Mandaatbesluit de teamchef RST het ter beschikking stellen van personeel en middelen namens hem uit te oefenen.

In de praktijk zal alvorens de Minister op grond van het derde lid van artikel 18 Protocol beslist of dergelijke ondersteuning en op grond van het vierde lid een opdracht verstrekt het verzoek worden besproken met de korpschef van politie in Nederland. Bij het verkrijgen van een opdracht maakt de korpschef de afweging of – en zo ja: op welke wijze – hij ondersteuning kan bieden. Hij doet dit

na raadpleging van de portefeuillehouder Caribisch deel van het Nederlands Koninkrijk en de teamchef RST.

Indien op grond van artikel 5, tweede lid van dit Mandaatbesluit, de Minister opdracht verstrekt aan de korpschef personeel en middelen ter beschikking te stellen, worden beheersmatige besluiten ten aanzien van deze additionele beschikbaar gestelde personeel en / of middelen met tussenkomst van de portefeuillehouder Caribisch deel van het Nederlands Koninkrijk gemandateerd aan de teamchef RST. Met dit mandaat wordt de beoogde beheersmatige stroomlijning van de inzet van recherche capaciteit vanuit de politie in de Cariben mogelijk gemaakt.

Artikel 6

Het RST maakt primair gebruik van middelen van de politie. Voor een goede taakuitvoering van het RST kan het daarnaast noodzakelijk zijn om niet-politiële mensen en middelen aan te trekken. De daarvoor benodigde bevoegdheden berusten op grond van het Protocol bij de Minister. In de Mandaatregeling beheer RST 2020 heeft de Minister deze bevoegdheden gemandateerd aan de korpschef. Via dit artikel mandateert de korpschef deze bevoegdheden volledig door aan de teamchef RST.

Artikel 12

Dit (onder)mandaatbesluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant en op www.politie.nl.

Naar boven