TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
De Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2021 dient als voortzetting van de Regeling
tijdelijk scholingsbudget UWV 2019, welke eind 2020 afloopt, en de Regeling tijdelijk
scholingsbudget UWV. De regeling heeft een looptijd tot eind 2021 en een budget van
€ 28 miljoen1. De verhoging van het budget komt voort uit het bredere steunpakket in het kader
van de coronacrisis2.
De Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV is ontstaan naar aanleiding van het amendement
Van Weyenberg c.s.3 (hierna: het amendement), ingediend en aangenomen ten behoeve van de vaststelling
van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor
het jaar 2018. Het amendement maakte € 30 miljoen beschikbaar voor de periode 2018-2020
voor het inkopen van scholing door UWV (hierna: het scholingsbudget WW). Met het scholingsbudget
WW worden werkzoekenden met een hoge kans op langdurige werkloosheid ondersteund bij
het vinden van werk.
UWV koopt met het beschikbare budget scholing in voor werkzoekenden met een hoge kans
op langdurige werkloosheid. Het is belangrijk dat de scholing gericht wordt ingezet,
daarom zal toekenning van het budget altijd gepaard gaan met individuele toetsing
van het nut en de relevantie van de scholing.
Het scholingsbudget WW wordt verhoogd ten opzichte van de oude regeling, omdat de
verwachte stijging in het aantal werklozen in 2021 en de veranderde situatie op de
arbeidsmarkt leidt tot een grotere behoefte aan scholing voor WW-gerechtigden. Meer
mensen in de WW leidt automatisch tot meer vraag naar omscholing en het is ook een
gegeven dat in een ruime arbeidsmarkt er meer ruimte is voor scholing binnen de kaders
van de WW, omdat de kans op snelle werkhervatting lager ligt.
De Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2019 is met ingang van 1 januari 2021 komen
te vervallen. Om deze reden is voor 2021 een nieuwe regeling vastgesteld. In paragraaf
2 van deze toelichting wordt omschreven hoe UWV in de uitvoering omgaat met het beschikbare
budget.
Aanpassingen in de voorwaarden
Het scholingsbudget WW voor 2021 wijkt niet af van de uitgangspunten van de Regeling
tijdelijk scholingsbudget UWV op basis van het amendement Van Weyenberg. Echter geven
de huidige arbeidsmarktomstandigheden wel aanleiding om de voorwaarden van de regeling
op drie punten aan te passen. De voorwaarde om te scholen richting een krapteberoep
wordt geherdefinieerd tot scholen richting een kansrijk beroep en het maximum toe
te kennen bedrag wordt verhoogd van € 2.500,– naar € 5.000,–. Daarnaast worden de
mogelijkheid om scholing voor langer dan één jaar toe te staan, verruimd. Dat geldt
ook voor scholing die niet uit het scholingsbudget wordt bekostigd.
De voorwaarden worden aangepast om de mogelijkheden tot besteding van het scholingsbudget
WW beter te laten aansluiten op de snel veranderende arbeidsmarkt als gevolg van de
COVID-19-pandemie. De aanpassingen in de voorwaarden moeten voorkomen dat de uitputting
van het budget achterblijft bij de maatschappelijke behoefte voor omscholing door
de ruimte voor toekenning door UWV dynamischer in te richten en waar nodig te verruimen.
Desondanks blijft het scholingsbudget WW een instrument voor arbeidsmarktgerichte
scholing voor werkzoekenden met een hoge kans op langdurige werkloosheid.
Om de uitvoering van het scholingsbudget in 2021 te bevorderen is ervoor gekozen om
niet langer als voorwaarde te stellen dat er moet worden geschoold richting een krapteberoep.
In plaats daarvan wordt als voorwaarde gesteld dat de scholing moet zijn gericht op
een kansrijk beroep.
Door bij de voorwaarden van het scholingsbudget WW de definitie van een kansrijk te
hanteren in plaats van de definitie van een krapteberoep sluit het scholingsbudget
WW beter aan bij de huidige arbeidsmarktomstandigheden. De oorspronkelijke regeling
is opgesteld vanuit het idee dat er sprake is van krapte op de arbeidsmarkt. De huidige
verwachting is echter dat de werkloosheid aanzienlijk zal stijgen en dat schommelingen
in het aantal werkzoekenden en vacatures abrupt en onvoorspelbaar zullen zijn.
Er is sprake van een krapteberoep wanneer het gaat om een beroep met moeilijk vervulbare
vacatures. Er zijn dan naar verhouding weinig werkzoekenden per vacature. Bij een
kansrijk beroep wordt breder gekeken: deze beroepen bieden een voldoende tot goede
kans op werk. Het aantal krapteberoepen neemt af in een ruimer wordende arbeidsmark.
Om voldoende kansen over te houden voor beroepen die aansluiten bij de talenten en
het (opleidings-)niveau van een grote groep werkzoekenden, is er gekozen voor de definitie
van een kansrijk beroep omdat dit het aantal mogelijke beroepen dat in aanmerking
komt voor inzet van scholing verbreedt, maar mensen nog steeds in staat stelt hun
kansen substantieel te verbeteren. Daarmee sluiten de voorwaarden van de regeling
beter aan bij de dynamiek van de arbeidsmarkt.
Tevens is besloten het maximum toe te kennen bedrag per scholingstraject te verhogen
van € 2.500,– naar € 5.000,–.
De reden voor de ophoging van het maximumbedrag is om meer verschillende en intensievere
scholingstrajecten in aanmerking te laten komen voor het scholingsbudget WW. In de
praktijk is gebleken dat veel scholingstrajecten die goed passen in de geest van de
regeling duurder zijn dan € 2.500,–, maar over het algemeen niet duurder dan € 5.000,–.
Verder leidt een ruime arbeidsmarkt ook tot meer behoefte aan intensievere (en daarmee
vaak duurdere) omscholingstrajecten, voornamelijk voor werkzoekenden uit krimpsectoren
die zich willen laten omscholen. Voorbeelden hiervan zijn omscholingen richting een
beroep in de ICT-sector of de zorg.
Tot slot wordt de maximumduur van scholing in individuele gevallen verruimd. De maximumduur
van scholing was vastgesteld op één jaar en in individuele gevallen twee jaar. Bij
de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2019 is tijdelijk de mogelijkheid gecreëerd
voor UWV om af te wijken van de maximumduur van twee jaar wanneer de scholing werd
gefinancierd uit het scholingsbudget WW. In deze regeling wordt voorzien in een structurele
bevoegdheid van UWV om, bij uitzondering, scholing van langer dan één jaar toe te
staan. UWV heeft deze bevoegdheid ook bij scholingstrajecten die niet uit het scholingsbudget
WW worden gefinancierd en wordt daarbij niet beperkt door een maximumduur. Het loslaten
van een maximumduur voor scholing in individuele gevallen biedt meer ruimte voor het
toestaan van langere scholingstrajecten. Voorbeelden hiervan zijn intensieve omscholingstrajecten,
leer-werktrajecten, opleidingen met een concreet baanperspectief, etc.
2. Uitwerking
Met het budget heeft UWV de mogelijkheid om werklozen met een hoge kans op langdurige
werkloosheid beter te begeleiden naar beroepen waar veel vraag naar is. Hieronder
wordt op hoofdlijnen een weergave gegeven van hoe UWV – in samenspraak met het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – om zal gaan met het beschikbare budget, teneinde
zo goed mogelijk het doel te bereiken.
Waarvoor wordt het budget ingezet?
UWV koopt met het beschikbare budget scholing in welke door de betrokkene vervolgens
wordt gevolgd. Voor deze vorm is gekozen (anders dan bijvoorbeeld bij de Tijdelijke
regeling subsidie scholing richting een kansberoep, waarbij de betrokkene zelf de
scholing betaalde en daarvoor subsidie van UWV kreeg) omdat deze vorm zo min mogelijk
administratieve lasten met zich meebrengt.
Ten behoeve van wie wordt er scholing ingekocht?
De doelgroep van deze regeling is in den brede de WW-gerechtigde die een hoge kans
heeft op langdurige werkloosheid. Meer specifiek:
-
• De WW-gerechtigde die volgens de Werkverkenner een zwakke of matige arbeidsmarktpositie
heeft; of
-
• De WW-gerechtigde die volgens de beoordeling van de adviseur van UWV een zwakke of
matige arbeidsmarktpositie heeft.
Welke voorwaarden zijn aan die scholing verbonden?
-
• Er moet sprake zijn van het volgen van een opleiding of een training gericht op het
verwerven en/of erkennen van vaardigheden en competenties die benodigd zijn om een
beroep of functie uit te kunnen oefenen dan wel werkzaamheden in de uitoefening van
een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep te kunnen verrichten
en die leidt tot een door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of branche/sector
erkend certificaat of diploma.
-
• De opleiding of scholing bestaat uit het systematisch verwerven van kennis dan wel
vaardigheden volgens een vooraf vastgesteld programma, waarbij de verworven kennis
en vaardigheden worden getoetst.
-
• Het scholingstraject duurt in principe niet langer dan een jaar. UWV kan in individuele
gevallen scholingstrajecten van langer dan één jaar toestaan wanneer er bijvoorbeeld
sprake is van een combinatie van werken en leren, een grote baanzekerheid is aan het
einde van het opleidingstraject en/of wanneer dit langere traject voor de werkzoekende
de enige effectieve weg naar duurzame werkhervatting is. Er is sprake van een combinatie
van leren en werken wanneer uitkeringsgerechtigde in dienst treedt bij een werkgever
naast het dienstverband een opleiding volgt in de richting van de functie die wordt
uitgeoefend (leerwerktraject).
-
• Het scholingstraject kan bestaan uit meerdere met elkaar samenhangende opleidingen
of cursussen.
Hierbij is van belang dat:
-
• De WW-gerechtigde ‘schoolbaar’ is. Dat wil zeggen dat de beoogde scholing aansluit
bij de cognitieve vaardigheden, de belastbaarheid en de persoonlijke omstandigheden
van de betrokkene.
-
• Ook moet de scholing noodzakelijk zijn in de zin dat zonder de scholing niet de beoogde
functie waartoe opgeleid wordt kan worden uitgevoerd.
-
• Voor financiering komt in aanmerking de scholing die gestart is op of na 1 januari
2021, doch niet later dan 31 december 2021.
Met het bovenstaande wordt aangesloten bij scholing als bedoeld in de Scholingsregeling
WW. Dit betekent dat indien de WW-gerechtigde een noodzakelijk geacht scholingstraject
dat voor hem is ingekocht, gaat volgen, de WW-gerechtigde recht behoudt op zijn uitkering
gedurende het scholingstraject, tot de maximale duur van de uitkering is bereikt4. Tevens is hij vrijgesteld van de verplichting om – kort en goed – te solliciteren
naar passende arbeid5.
Daarnaast moet er sprake zijn van het bij elkaar brengen van vraag en aanbod: de werkloze
werknemer moet een grote kans hebben op langdurige werkloosheid, maar door scholing
naar verwachting in staat zijn om weer aan het werk te gaan. Er moet daarmee sprake
zijn van scholing richting:
Een kansrijk beroep is een beroep waarvan UWV, op basis van een combinatie van beschikbare
en relevante arbeidsmarktgegevens, heeft geoordeeld dat het een beroep betreft met
een voldoende of goede kans op werk. De algemene landelijke informatie van UWV over
kansrijke beroepen is te vinden op www.werk.nl/arbeidsmarktinformatie. Naast deze informatie, raadpleegt de adviseur van UWV ook actuele lokale en regionale
bronnen om te beoordelen of er sprake in van een kansrijk beroep.
Hoeveel budget wordt per scholingstraject ingezet?
Op de financiering van de scholing door UWV zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
-
• De bekostiging van de scholing bedraagt 100% van de werkelijke kosten van de scholing,
tot een maximum van € 5.000,–, inclusief BTW, per WW-gerechtigde. De kosten bedragen
de kosten van de scholing (cursusgeld en (her)examengeld), inclusief kosten voor eventuele
leer- en beschermingsmiddelen zoals bijvoorbeeld boeken, speciale gereedschappen,
speciale kleding) en vergoeding van de reiskosten bij een reisafstand van meer dan
15 kilometer enkele reis.
-
• UWV kan van het maximum te financieren bedrag van € 5.000,– per WW-gerechtigde afwijken
indien er sprake is van een arrangement met een werkgever waarbij de werkgever een
concrete baan in het vooruitzicht heeft gesteld van een omvang en duur die de extra
investering rechtvaardigt of wanneer de duurdere scholing evident de meest effectieve
weg naar duurzame werkhervatting is voor de werkzoekende.
Toezicht
Het beschikbare budget moet worden gebruikt waarvoor het is bedoeld. Het is van belang
dat de WW-gerechtigde die een scholingstraject aangeboden krijgt daadwerkelijk dat
scholingstraject volgt. Op grond van de Werkloosheidswet rust op de WW-gerechtigde
die een door UWV gefinancierd scholingstraject volgt een informatie- en medewerkingsplicht
omtrent deelname aan de scholing. Het toezicht op de naleving van deze plichten is
geregeld in de Werkloosheidswet en het Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten.
De niet of niet tijdige naleving van de informatieplicht heeft gevolgen voor de uitkering.
Daarnaast is de WW-gerechtigde verplicht medewerking te verlenen aan een onderzoek
naar deelname aan de scholing. Indien de WW-gerechtigde zich naar het oordeel van
UWV niet of onvoldoende inspant om de scholing met goed gevolg af te ronden kan door
UWV een maatregel worden opgelegd7.
Inzet bij crisisdienstverlening
Het scholingsbudget WW geldt als voorliggende voorziening in de uitvoering van de
aanvullende crisisdienstverlening via de regionale mobiliteitsteams door UWV, gemeenten
en sociale partners. WW-gerechtigden die worden begeleid via de regionale mobiliteitsteams
komen in aanmerking voor het scholingsbudget WW indien aan de voorwaarden van deze
regeling wordt voldaan. Wanneer het scholingsbudget deel uit maakt van een combinatie
van dienstverleningsvoorzieningen vanuit de verschillende partijen, wordt de inzet
van het budget afgestemd met de andere samenwerkende partijen binnen het regionale
mobiliteitsteam.
3. Regeldruk
UWV koopt indien nodig noodzakelijke scholing voor de WW-gerechtigde in. Het volgen
van die opleiding wordt niet gezien als regeldruk. In de communicatie met de UWV-vertegenwoordiger
zal het openstaan van de mogelijkheid om scholing te volgen bij de WW-gerechtigde
onder de aandacht worden gebracht. De daaraan gekoppelde verplichtingen, zoals hiervoor
aangegeven, zullen onder de aandacht worden gebracht.
Er zijn geen gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven.
4. Reactie op uitvoeringstoets
In de uitvoeringstoets van 18 mei 2018 heeft UWV aangegeven dat de oorspronkelijke
Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV uitvoerbaar en handhaafbaar is. De Regeling
tijdelijk scholingsbudget UWV 2019 verving de oorspronkelijke regeling. Deze regeling,
de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2021, volgt de Regeling tijdelijk scholingsbudget
UWV 2019 op. Er is voor deze regeling geen nieuwe uitvoeringstoets nodig, omdat de
aanpassingen geen grote gevolgen hebben voor de uitvoering.
5. Financiën
Er zal € 28 miljoen worden vrijgemaakt ten behoeve van scholingstrajecten, inclusief
de uitvoeringskosten voor die scholingstrajecten. Voorlopig is ingeschat dat de uitvoeringskosten
10% van het totale budget zullen innemen. Op basis van het verloop van de regeling
kan deze verhouding nog worden aangepast. Voor de bekostiging en verantwoording wordt
aangesloten op de voor rijksgefinancierde wetten en regelingen gebruikelijke cyclus.
Dit betekent dat gedurende het uitvoeringsjaar het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid voorschotten overmaakt aan UWV en afrekening plaatsvindt op basis
van de jaarrekening van UWV.
6. Verantwoording en onderzoek
Over de voortgang en resultaten van de scholingstrajecten zal UWV richting het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid rapporteren op de reguliere verantwoordingsmomenten.
Daarnaast zal UWV de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in staat stellen
om correct de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren.
Er zal onderzoek plaatsvinden naar de effecten van de inzet van het scholingsbudget.
Hierdoor kan beoordeeld worden of en in welke vorm continuering van het beschikbaar
stellen van scholingsbudgetten voor WW-gerechtigden na 2021 raadzaam is.
Artikelsgewijs
Deze regeling vindt haar grondslag in de artikelen 3, eerste lid, juncto 9 van de
Kaderwet SZW-subsidies, 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen en 76 van de Werkloosheidswet.
Op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies kunnen, bij regeling van de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, tijdelijke, spoedeisende aanspraken op financiële
middelen, niet zijnde subsidies, worden verstrekt. De tijdelijkheid van deze regeling
komt tot uiting in artikel 7, tweede lid, waarmee wordt bepaald dat deze regeling
met ingang van 1 januari 2022 vervalt. Op dat tijdstip is deze regeling inhoudelijk
uitgewerkt, dus is er geen bezwaar tegen het vervallen van de regeling. Tevens is
het verstrekken van het budget geen subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene
wet bestuursrecht, aangezien er uitsluitend sprake is van een verstrekking van financiële
middelen aan een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon.
Op grond van artikel 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen wordt UWV met de uitvoering van deze regeling belast. Op grond van
artikel 76 van de Werkloosheidswet wordt in deze regeling de maximale duur van de
scholing, geregeld in de Scholingsregeling WW, aangepast.
Artikel 1 (begripsbepalingen)
In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen die in de regeling verkort
worden aangehaald.
Artikel 2 (scholingsbudget)
In dit artikel is bepaald hoeveel middelen UWV tot haar beschikking krijgt in het
kader van deze regeling. UWV beschikt voor 2021 over een budget van € 28 miljoen.
In dit budget zit ook een component uitvoeringskosten.
Het bedrag, genoemd in het eerste lid, heeft een vergelijkbare functie als een subsidieplafond.
UWV zal niet meer scholingstrajecten inkopen dan beschikbaar is met het budget.
Ook wordt opgemerkt dat de verstrekking plaatsvindt conform het in het algemeen deel
van de toelichting gestelde, namelijk met inachtneming van de Scholingsregeling WW.
Hierbij worden ook de Beleidsregels scholing 2016 in acht genomen.
De middelen die aan UWV worden verstrekt, worden voor het middelenbeheer gerekend
tot middelen van het Algemeen Werkloosheidsfonds (hierna: AWf).
Artikelen 3 en 4 (opgave lasten en betaling respectievelijk afrekening)
Als uitvoerder van de regeling draagt UWV zorg voor het beheer en de administratie
van de financiële middelen die voor deze regeling worden gerekend tot de middelen
van het AWf. Daartoe wordt op grond van artikel 3, eerste lid, bij de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid een opgave van het geraamde totaalbedrag van de lasten
ingediend. Voor het jaar 2021 heeft UWV deze opgave ingediend op grond van een gelijkluidend
voorschrift uit de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2019. Het bedrag wordt door
middel van periodieke voorschotten gestort ten gunste van het AWf op de rekening-courant,
bedoeld in artikel 5.16, onderdeel b, van de Regeling Wfsv (de rekening-courant van
UWV). Afrekening vindt ingevolge artikel 4 plaats via de jaarrekening.
Artikel 5 (verslaglegging)
In artikel 5 is opgenomen dat, naast de verslaggeving die al plaatsvindt op grond
van de financiële verslaggeving opgenomen in artikel 4, nadere inhoudelijke en financiële
verslaggeving plaatsvindt. Deze bepaling strekt ertoe om informatie te vergaren en
deze te kunnen analyseren voor het onderzoek naar effecten van het verstrekken van
scholingstrajecten aan WW-gerechtigden.
Artikel 6 (wijziging van de Scholingsregeling WW)
De maximumduur van scholing onder de WW wordt geregeld in artikel 2 van de Scholingsregeling
WW en is één jaar (lid 1). In individuele gevallen kon UWV scholing van langer dan
één jaar toestaan. Voor scholing die niet werd bekostigd uit het scholingsbudget WW
kon bij uitzondering een maximumduur van twee jaar worden toegestaan (lid 2, oud).
Voor scholing die wel werd bekostigd uit het scholingsbudget WW, en voldeed aan de
voorwaarden beschreven in de toelichting bij de Regeling tijdelijk scholingsbudget
2019, kon tijdelijk en bij uitzondering een duur van langer dan twee jaar worden toegestaan
(lid 3, oud).
Met deze wijzigingsregeling wordt de mogelijkheid tot afwijken van de maximumduur
uit het eerste lid gelijkgetrokken voor alle scholing, ongeacht of deze uit het scholingsbudget
WW wordt bekostigd. UWV krijgt de structurele bevoegdheid om in individuele gevallen
scholing toe te staan van langer dan één jaar. De scholing die bij uitzondering door
UWV kan worden toegestaan is niet in duur beperkt (lid 2, nieuw). Afwijking van de
reguliere maximumduur (één jaar) blijft een uitzondering en is alleen toepasbaar op
individuele gevallen met voldoende onderbouwing.
Artikel 7 (inwerkingtreding)
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie daarvan
in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2021. Daarmee wordt afgeweken
van de voorgeschreven minimuminvoeringstermijn. Dit is in het belang van de WW-gerechtigden
die in aanmerking kunnen komen voor een scholingstraject. Zoals in de inleiding van
deze artikelsgewijze toelichting is aangegeven, betreft het hier een tijdelijke regeling.
De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2022.
Artikel 8 (citeertitel)
Met dit artikel wordt de citeertitel van deze regeling bepaald. Aangezien deze regeling
op 1 januari 2022 vervalt, is de tijdelijkheid van de regeling in de citeertitel weergegeven.
Om deze regeling te kunnen onderscheiden van de voorgaande regelingen is aan de citeertitel
het jaar van vaststelling toegevoegd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees