Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 maart 2021, 2020-0000159081, ten behoeve van het verstrekken van financiële middelen aan het UWV teneinde het UWV een tijdelijk budget te geven voor het inkopen van scholingstrajecten voor werklozen met een grote kans op langdurige werkloosheid (Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2021)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, juncto 9 van de Kaderwet SZW-subsidies, 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en 76 van de Werkloosheidswet;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

de minister:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

UWV:

het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 2. Scholingsbudget

  • 1. UWV beschikt voor het inkopen van noodzakelijke scholing als bedoeld in de Scholingsregeling WW voor de werknemer die recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet en die een grote kans heeft op langdurige werkloosheid, alsmede voor de daaraan verbonden uitvoeringskosten, voor het jaar 2021 over € 28 miljoen.

  • 2. UWV beheert en administreert afzonderlijk de middelen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. In verband met het middelenbeheer wordt de rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, beschouwd als middelen die deel uitmaken van het Algemeen Werkloosheidsfonds, genoemd in artikel 93 van de Wet financiering sociale verzekeringen.

Artikel 3. Opgave lasten en betaling

  • 1. Voor 1 oktober verstrekt UWV aan de minister een opgave van het totaalbedrag van de voor het komende jaar geraamde lasten met betrekking tot deze regeling, voor zover de opgave de in artikel 2 genoemde bedragen niet te boven gaat. Hierin wordt onderscheid gemaakt naar scholingsbudget en uitvoeringskosten.

  • 2. De minister stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel b, van de Regeling Wfsv, een periodiek voorschot op het totaalbedrag, bedoeld in het eerste lid, van de geraamde lasten voor het scholingsbudget, met als valutadatum de tweeëntwintigste dag van elke maand, en op de uitvoeringskosten met als valutadatum de vijftiende dag van elke maand.

  • 3. De minister kan, na overleg met UWV, bij de storting, bedoeld in het tweede lid, afwijken van het in het eerste lid bedoelde totaalbedrag.

Artikel 4. Afrekening

  • 1. In de jaarrekening, bedoeld in artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, worden de lasten alsmede de ontvangen voorschotten, met betrekking tot deze regeling opgenomen.

  • 2. Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent de minister de lasten alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot deze regeling en het desbetreffende kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.

Artikel 5. Verslaglegging

UWV brengt aan de minister inhoudelijk en financieel verslag uit over de uitvoering van deze regeling overeenkomstig artikel 49 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel 6. Wijziging van de Scholingsregeling WW

In artikel 2, tweede lid, van de Scholingsregeling WW vervalt ‘, doch niet langer dan twee jaar’.

Artikel 7. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2022.

Artikel 8. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 maart 2021

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2021 dient als voortzetting van de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2019, welke eind 2020 afloopt, en de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV. De regeling heeft een looptijd tot eind 2021 en een budget van € 28 miljoen1. De verhoging van het budget komt voort uit het bredere steunpakket in het kader van de coronacrisis2.

De Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV is ontstaan naar aanleiding van het amendement Van Weyenberg c.s.3 (hierna: het amendement), ingediend en aangenomen ten behoeve van de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2018. Het amendement maakte € 30 miljoen beschikbaar voor de periode 2018-2020 voor het inkopen van scholing door UWV (hierna: het scholingsbudget WW). Met het scholingsbudget WW worden werkzoekenden met een hoge kans op langdurige werkloosheid ondersteund bij het vinden van werk.

UWV koopt met het beschikbare budget scholing in voor werkzoekenden met een hoge kans op langdurige werkloosheid. Het is belangrijk dat de scholing gericht wordt ingezet, daarom zal toekenning van het budget altijd gepaard gaan met individuele toetsing van het nut en de relevantie van de scholing.

Het scholingsbudget WW wordt verhoogd ten opzichte van de oude regeling, omdat de verwachte stijging in het aantal werklozen in 2021 en de veranderde situatie op de arbeidsmarkt leidt tot een grotere behoefte aan scholing voor WW-gerechtigden. Meer mensen in de WW leidt automatisch tot meer vraag naar omscholing en het is ook een gegeven dat in een ruime arbeidsmarkt er meer ruimte is voor scholing binnen de kaders van de WW, omdat de kans op snelle werkhervatting lager ligt.

De Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2019 is met ingang van 1 januari 2021 komen te vervallen. Om deze reden is voor 2021 een nieuwe regeling vastgesteld. In paragraaf 2 van deze toelichting wordt omschreven hoe UWV in de uitvoering omgaat met het beschikbare budget.

Aanpassingen in de voorwaarden

Het scholingsbudget WW voor 2021 wijkt niet af van de uitgangspunten van de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV op basis van het amendement Van Weyenberg. Echter geven de huidige arbeidsmarktomstandigheden wel aanleiding om de voorwaarden van de regeling op drie punten aan te passen. De voorwaarde om te scholen richting een krapteberoep wordt geherdefinieerd tot scholen richting een kansrijk beroep en het maximum toe te kennen bedrag wordt verhoogd van € 2.500,– naar € 5.000,–. Daarnaast worden de mogelijkheid om scholing voor langer dan één jaar toe te staan, verruimd. Dat geldt ook voor scholing die niet uit het scholingsbudget wordt bekostigd.

De voorwaarden worden aangepast om de mogelijkheden tot besteding van het scholingsbudget WW beter te laten aansluiten op de snel veranderende arbeidsmarkt als gevolg van de COVID-19-pandemie. De aanpassingen in de voorwaarden moeten voorkomen dat de uitputting van het budget achterblijft bij de maatschappelijke behoefte voor omscholing door de ruimte voor toekenning door UWV dynamischer in te richten en waar nodig te verruimen. Desondanks blijft het scholingsbudget WW een instrument voor arbeidsmarktgerichte scholing voor werkzoekenden met een hoge kans op langdurige werkloosheid.

Om de uitvoering van het scholingsbudget in 2021 te bevorderen is ervoor gekozen om niet langer als voorwaarde te stellen dat er moet worden geschoold richting een krapteberoep. In plaats daarvan wordt als voorwaarde gesteld dat de scholing moet zijn gericht op een kansrijk beroep.

Door bij de voorwaarden van het scholingsbudget WW de definitie van een kansrijk te hanteren in plaats van de definitie van een krapteberoep sluit het scholingsbudget WW beter aan bij de huidige arbeidsmarktomstandigheden. De oorspronkelijke regeling is opgesteld vanuit het idee dat er sprake is van krapte op de arbeidsmarkt. De huidige verwachting is echter dat de werkloosheid aanzienlijk zal stijgen en dat schommelingen in het aantal werkzoekenden en vacatures abrupt en onvoorspelbaar zullen zijn.

Er is sprake van een krapteberoep wanneer het gaat om een beroep met moeilijk vervulbare vacatures. Er zijn dan naar verhouding weinig werkzoekenden per vacature. Bij een kansrijk beroep wordt breder gekeken: deze beroepen bieden een voldoende tot goede kans op werk. Het aantal krapteberoepen neemt af in een ruimer wordende arbeidsmark. Om voldoende kansen over te houden voor beroepen die aansluiten bij de talenten en het (opleidings-)niveau van een grote groep werkzoekenden, is er gekozen voor de definitie van een kansrijk beroep omdat dit het aantal mogelijke beroepen dat in aanmerking komt voor inzet van scholing verbreedt, maar mensen nog steeds in staat stelt hun kansen substantieel te verbeteren. Daarmee sluiten de voorwaarden van de regeling beter aan bij de dynamiek van de arbeidsmarkt.

Tevens is besloten het maximum toe te kennen bedrag per scholingstraject te verhogen van € 2.500,– naar € 5.000,–.

De reden voor de ophoging van het maximumbedrag is om meer verschillende en intensievere scholingstrajecten in aanmerking te laten komen voor het scholingsbudget WW. In de praktijk is gebleken dat veel scholingstrajecten die goed passen in de geest van de regeling duurder zijn dan € 2.500,–, maar over het algemeen niet duurder dan € 5.000,–. Verder leidt een ruime arbeidsmarkt ook tot meer behoefte aan intensievere (en daarmee vaak duurdere) omscholingstrajecten, voornamelijk voor werkzoekenden uit krimpsectoren die zich willen laten omscholen. Voorbeelden hiervan zijn omscholingen richting een beroep in de ICT-sector of de zorg.

Tot slot wordt de maximumduur van scholing in individuele gevallen verruimd. De maximumduur van scholing was vastgesteld op één jaar en in individuele gevallen twee jaar. Bij de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2019 is tijdelijk de mogelijkheid gecreëerd voor UWV om af te wijken van de maximumduur van twee jaar wanneer de scholing werd gefinancierd uit het scholingsbudget WW. In deze regeling wordt voorzien in een structurele bevoegdheid van UWV om, bij uitzondering, scholing van langer dan één jaar toe te staan. UWV heeft deze bevoegdheid ook bij scholingstrajecten die niet uit het scholingsbudget WW worden gefinancierd en wordt daarbij niet beperkt door een maximumduur. Het loslaten van een maximumduur voor scholing in individuele gevallen biedt meer ruimte voor het toestaan van langere scholingstrajecten. Voorbeelden hiervan zijn intensieve omscholingstrajecten, leer-werktrajecten, opleidingen met een concreet baanperspectief, etc.

2. Uitwerking

Met het budget heeft UWV de mogelijkheid om werklozen met een hoge kans op langdurige werkloosheid beter te begeleiden naar beroepen waar veel vraag naar is. Hieronder wordt op hoofdlijnen een weergave gegeven van hoe UWV – in samenspraak met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – om zal gaan met het beschikbare budget, teneinde zo goed mogelijk het doel te bereiken.

Waarvoor wordt het budget ingezet?

UWV koopt met het beschikbare budget scholing in welke door de betrokkene vervolgens wordt gevolgd. Voor deze vorm is gekozen (anders dan bijvoorbeeld bij de Tijdelijke regeling subsidie scholing richting een kansberoep, waarbij de betrokkene zelf de scholing betaalde en daarvoor subsidie van UWV kreeg) omdat deze vorm zo min mogelijk administratieve lasten met zich meebrengt.

Ten behoeve van wie wordt er scholing ingekocht?

De doelgroep van deze regeling is in den brede de WW-gerechtigde die een hoge kans heeft op langdurige werkloosheid. Meer specifiek:

  • De WW-gerechtigde die volgens de Werkverkenner een zwakke of matige arbeidsmarktpositie heeft; of

  • De WW-gerechtigde die volgens de beoordeling van de adviseur van UWV een zwakke of matige arbeidsmarktpositie heeft.

Welke voorwaarden zijn aan die scholing verbonden?

  • Er moet sprake zijn van het volgen van een opleiding of een training gericht op het verwerven en/of erkennen van vaardigheden en competenties die benodigd zijn om een beroep of functie uit te kunnen oefenen dan wel werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep te kunnen verrichten en die leidt tot een door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of branche/sector erkend certificaat of diploma.

  • De opleiding of scholing bestaat uit het systematisch verwerven van kennis dan wel vaardigheden volgens een vooraf vastgesteld programma, waarbij de verworven kennis en vaardigheden worden getoetst.

  • Het scholingstraject duurt in principe niet langer dan een jaar. UWV kan in individuele gevallen scholingstrajecten van langer dan één jaar toestaan wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een combinatie van werken en leren, een grote baanzekerheid is aan het einde van het opleidingstraject en/of wanneer dit langere traject voor de werkzoekende de enige effectieve weg naar duurzame werkhervatting is. Er is sprake van een combinatie van leren en werken wanneer uitkeringsgerechtigde in dienst treedt bij een werkgever naast het dienstverband een opleiding volgt in de richting van de functie die wordt uitgeoefend (leerwerktraject).

  • Het scholingstraject kan bestaan uit meerdere met elkaar samenhangende opleidingen of cursussen.

Hierbij is van belang dat:

  • De WW-gerechtigde ‘schoolbaar’ is. Dat wil zeggen dat de beoogde scholing aansluit bij de cognitieve vaardigheden, de belastbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene.

  • Ook moet de scholing noodzakelijk zijn in de zin dat zonder de scholing niet de beoogde functie waartoe opgeleid wordt kan worden uitgevoerd.

  • Voor financiering komt in aanmerking de scholing die gestart is op of na 1 januari 2021, doch niet later dan 31 december 2021.

Met het bovenstaande wordt aangesloten bij scholing als bedoeld in de Scholingsregeling WW. Dit betekent dat indien de WW-gerechtigde een noodzakelijk geacht scholingstraject dat voor hem is ingekocht, gaat volgen, de WW-gerechtigde recht behoudt op zijn uitkering gedurende het scholingstraject, tot de maximale duur van de uitkering is bereikt4. Tevens is hij vrijgesteld van de verplichting om – kort en goed – te solliciteren naar passende arbeid5.

Daarnaast moet er sprake zijn van het bij elkaar brengen van vraag en aanbod: de werkloze werknemer moet een grote kans hebben op langdurige werkloosheid, maar door scholing naar verwachting in staat zijn om weer aan het werk te gaan. Er moet daarmee sprake zijn van scholing richting:

  • Een kansrijk beroep; of

  • Een concrete baan die in het vooruitzicht is gesteld binnen een arrangement met een werkgever.6

Een kansrijk beroep is een beroep waarvan UWV, op basis van een combinatie van beschikbare en relevante arbeidsmarktgegevens, heeft geoordeeld dat het een beroep betreft met een voldoende of goede kans op werk. De algemene landelijke informatie van UWV over kansrijke beroepen is te vinden op www.werk.nl/arbeidsmarktinformatie. Naast deze informatie, raadpleegt de adviseur van UWV ook actuele lokale en regionale bronnen om te beoordelen of er sprake in van een kansrijk beroep.

Hoeveel budget wordt per scholingstraject ingezet?

Op de financiering van de scholing door UWV zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • De bekostiging van de scholing bedraagt 100% van de werkelijke kosten van de scholing, tot een maximum van € 5.000,–, inclusief BTW, per WW-gerechtigde. De kosten bedragen de kosten van de scholing (cursusgeld en (her)examengeld), inclusief kosten voor eventuele leer- en beschermingsmiddelen zoals bijvoorbeeld boeken, speciale gereedschappen, speciale kleding) en vergoeding van de reiskosten bij een reisafstand van meer dan 15 kilometer enkele reis.

  • UWV kan van het maximum te financieren bedrag van € 5.000,– per WW-gerechtigde afwijken indien er sprake is van een arrangement met een werkgever waarbij de werkgever een concrete baan in het vooruitzicht heeft gesteld van een omvang en duur die de extra investering rechtvaardigt of wanneer de duurdere scholing evident de meest effectieve weg naar duurzame werkhervatting is voor de werkzoekende.

Toezicht

Het beschikbare budget moet worden gebruikt waarvoor het is bedoeld. Het is van belang dat de WW-gerechtigde die een scholingstraject aangeboden krijgt daadwerkelijk dat scholingstraject volgt. Op grond van de Werkloosheidswet rust op de WW-gerechtigde die een door UWV gefinancierd scholingstraject volgt een informatie- en medewerkingsplicht omtrent deelname aan de scholing. Het toezicht op de naleving van deze plichten is geregeld in de Werkloosheidswet en het Maatregelenbesluit sociale zekerheidswetten. De niet of niet tijdige naleving van de informatieplicht heeft gevolgen voor de uitkering. Daarnaast is de WW-gerechtigde verplicht medewerking te verlenen aan een onderzoek naar deelname aan de scholing. Indien de WW-gerechtigde zich naar het oordeel van UWV niet of onvoldoende inspant om de scholing met goed gevolg af te ronden kan door UWV een maatregel worden opgelegd7.

Inzet bij crisisdienstverlening

Het scholingsbudget WW geldt als voorliggende voorziening in de uitvoering van de aanvullende crisisdienstverlening via de regionale mobiliteitsteams door UWV, gemeenten en sociale partners. WW-gerechtigden die worden begeleid via de regionale mobiliteitsteams komen in aanmerking voor het scholingsbudget WW indien aan de voorwaarden van deze regeling wordt voldaan. Wanneer het scholingsbudget deel uit maakt van een combinatie van dienstverleningsvoorzieningen vanuit de verschillende partijen, wordt de inzet van het budget afgestemd met de andere samenwerkende partijen binnen het regionale mobiliteitsteam.

3. Regeldruk

UWV koopt indien nodig noodzakelijke scholing voor de WW-gerechtigde in. Het volgen van die opleiding wordt niet gezien als regeldruk. In de communicatie met de UWV-vertegenwoordiger zal het openstaan van de mogelijkheid om scholing te volgen bij de WW-gerechtigde onder de aandacht worden gebracht. De daaraan gekoppelde verplichtingen, zoals hiervoor aangegeven, zullen onder de aandacht worden gebracht.

Er zijn geen gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven.

4. Reactie op uitvoeringstoets

In de uitvoeringstoets van 18 mei 2018 heeft UWV aangegeven dat de oorspronkelijke Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV uitvoerbaar en handhaafbaar is. De Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2019 verving de oorspronkelijke regeling. Deze regeling, de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2021, volgt de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2019 op. Er is voor deze regeling geen nieuwe uitvoeringstoets nodig, omdat de aanpassingen geen grote gevolgen hebben voor de uitvoering.

5. Financiën

Er zal € 28 miljoen worden vrijgemaakt ten behoeve van scholingstrajecten, inclusief de uitvoeringskosten voor die scholingstrajecten. Voorlopig is ingeschat dat de uitvoeringskosten 10% van het totale budget zullen innemen. Op basis van het verloop van de regeling kan deze verhouding nog worden aangepast. Voor de bekostiging en verantwoording wordt aangesloten op de voor rijksgefinancierde wetten en regelingen gebruikelijke cyclus. Dit betekent dat gedurende het uitvoeringsjaar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorschotten overmaakt aan UWV en afrekening plaatsvindt op basis van de jaarrekening van UWV.

6. Verantwoording en onderzoek

Over de voortgang en resultaten van de scholingstrajecten zal UWV richting het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid rapporteren op de reguliere verantwoordingsmomenten. Daarnaast zal UWV de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in staat stellen om correct de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren.

Er zal onderzoek plaatsvinden naar de effecten van de inzet van het scholingsbudget. Hierdoor kan beoordeeld worden of en in welke vorm continuering van het beschikbaar stellen van scholingsbudgetten voor WW-gerechtigden na 2021 raadzaam is.

Artikelsgewijs

Deze regeling vindt haar grondslag in de artikelen 3, eerste lid, juncto 9 van de Kaderwet SZW-subsidies, 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en 76 van de Werkloosheidswet.

Op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies kunnen, bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, tijdelijke, spoedeisende aanspraken op financiële middelen, niet zijnde subsidies, worden verstrekt. De tijdelijkheid van deze regeling komt tot uiting in artikel 7, tweede lid, waarmee wordt bepaald dat deze regeling met ingang van 1 januari 2022 vervalt. Op dat tijdstip is deze regeling inhoudelijk uitgewerkt, dus is er geen bezwaar tegen het vervallen van de regeling. Tevens is het verstrekken van het budget geen subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien er uitsluitend sprake is van een verstrekking van financiële middelen aan een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon.

Op grond van artikel 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt UWV met de uitvoering van deze regeling belast. Op grond van artikel 76 van de Werkloosheidswet wordt in deze regeling de maximale duur van de scholing, geregeld in de Scholingsregeling WW, aangepast.

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen die in de regeling verkort worden aangehaald.

Artikel 2 (scholingsbudget)

In dit artikel is bepaald hoeveel middelen UWV tot haar beschikking krijgt in het kader van deze regeling. UWV beschikt voor 2021 over een budget van € 28 miljoen. In dit budget zit ook een component uitvoeringskosten.

Het bedrag, genoemd in het eerste lid, heeft een vergelijkbare functie als een subsidieplafond. UWV zal niet meer scholingstrajecten inkopen dan beschikbaar is met het budget.

Ook wordt opgemerkt dat de verstrekking plaatsvindt conform het in het algemeen deel van de toelichting gestelde, namelijk met inachtneming van de Scholingsregeling WW. Hierbij worden ook de Beleidsregels scholing 2016 in acht genomen.

De middelen die aan UWV worden verstrekt, worden voor het middelenbeheer gerekend tot middelen van het Algemeen Werkloosheidsfonds (hierna: AWf).

Artikelen 3 en 4 (opgave lasten en betaling respectievelijk afrekening)

Als uitvoerder van de regeling draagt UWV zorg voor het beheer en de administratie van de financiële middelen die voor deze regeling worden gerekend tot de middelen van het AWf. Daartoe wordt op grond van artikel 3, eerste lid, bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een opgave van het geraamde totaalbedrag van de lasten ingediend. Voor het jaar 2021 heeft UWV deze opgave ingediend op grond van een gelijkluidend voorschrift uit de Regeling tijdelijk scholingsbudget UWV 2019. Het bedrag wordt door middel van periodieke voorschotten gestort ten gunste van het AWf op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onderdeel b, van de Regeling Wfsv (de rekening-courant van UWV). Afrekening vindt ingevolge artikel 4 plaats via de jaarrekening.

Artikel 5 (verslaglegging)

In artikel 5 is opgenomen dat, naast de verslaggeving die al plaatsvindt op grond van de financiële verslaggeving opgenomen in artikel 4, nadere inhoudelijke en financiële verslaggeving plaatsvindt. Deze bepaling strekt ertoe om informatie te vergaren en deze te kunnen analyseren voor het onderzoek naar effecten van het verstrekken van scholingstrajecten aan WW-gerechtigden.

Artikel 6 (wijziging van de Scholingsregeling WW)

De maximumduur van scholing onder de WW wordt geregeld in artikel 2 van de Scholingsregeling WW en is één jaar (lid 1). In individuele gevallen kon UWV scholing van langer dan één jaar toestaan. Voor scholing die niet werd bekostigd uit het scholingsbudget WW kon bij uitzondering een maximumduur van twee jaar worden toegestaan (lid 2, oud). Voor scholing die wel werd bekostigd uit het scholingsbudget WW, en voldeed aan de voorwaarden beschreven in de toelichting bij de Regeling tijdelijk scholingsbudget 2019, kon tijdelijk en bij uitzondering een duur van langer dan twee jaar worden toegestaan (lid 3, oud).

Met deze wijzigingsregeling wordt de mogelijkheid tot afwijken van de maximumduur uit het eerste lid gelijkgetrokken voor alle scholing, ongeacht of deze uit het scholingsbudget WW wordt bekostigd. UWV krijgt de structurele bevoegdheid om in individuele gevallen scholing toe te staan van langer dan één jaar. De scholing die bij uitzondering door UWV kan worden toegestaan is niet in duur beperkt (lid 2, nieuw). Afwijking van de reguliere maximumduur (één jaar) blijft een uitzondering en is alleen toepasbaar op individuele gevallen met voldoende onderbouwing.

Artikel 7 (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie daarvan in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2021. Daarmee wordt afgeweken van de voorgeschreven minimuminvoeringstermijn. Dit is in het belang van de WW-gerechtigden die in aanmerking kunnen komen voor een scholingstraject. Zoals in de inleiding van deze artikelsgewijze toelichting is aangegeven, betreft het hier een tijdelijke regeling. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2022.

Artikel 8 (citeertitel)

Met dit artikel wordt de citeertitel van deze regeling bepaald. Aangezien deze regeling op 1 januari 2022 vervalt, is de tijdelijkheid van de regeling in de citeertitel weergegeven. Om deze regeling te kunnen onderscheiden van de voorgaande regelingen is aan de citeertitel het jaar van vaststelling toegevoegd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Met inbegrip van de te maken uitvoeringskosten.

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 35 420, nr. 105

X Noot
3

Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 15.

X Noot
4

Zie artikel 76 van de Werkloosheidswet. Een scholingstraject dat UWV aanbiedt is hiermee per definitie ‘naar het oordeel van UWV noodzakelijke opleiding of scholing’.

X Noot
5

Vgl. artikel 6 van de Regeling vrijstelling verplichtingen sociale zekerheidswetten.

X Noot
6

De werkgever geeft de zekerheid over het aangaan van een arbeidsovereenkomst of een aanstelling in openbare dienst van ten minste zes maanden, ingaande op uiterlijk de eerste (werk)dag van de maand nadat de opleiding of scholing succesvol is afgerond, met een omvang van minimaal 20 uur per week).

X Noot
7

Zie de artikelen 25, 26, eerste lid, aanhef en onderdeel f, en 27, derde lid, van de Werkloosheidswet en 5 van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten.

Naar boven