De Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Handelende in overeenstemming met de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;
Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;
Gelet op artikel 58q, eerste lid, en 58r, eerste en tweede lid, van de Wet publieke
gezondheid;
Besluiten:
ARTIKEL I
In artikel 6.11 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 wordt ‘14 maart 2021’
vervangen door ‘28 maart 2021’.
ARTIKEL II
In artikel II, tweede lid, van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) wordt ‘14 maart 2021’ vervangen door ‘29 maart 2021’.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Deze ministeriële regeling wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm)
en de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie
en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020
tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring
van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909). De huidige maatregelen voor instellingen voor voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs
en hoger onderwijs vervallen van rechtswege op zondag 14 maart 2021. De voorwaarden
waaronder het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs fysiek onderwijs
mogen geven, worden verlengd. Ten aanzien van het hoger onderwijs en de buitenschoolse
opvang blijven de verzwaarde maatregelen gelden. Dit betekent dat de buitenschoolse
opvang gesloten moet blijven en instellingen voor hoger onderwijs geen fysiek onderwijs
aan mogen bieden, op enkele uitzonderingen na.
2. Redenen voor de maatregelen
Het Outbreak Management Team (OMT) beschrijft in zijn 103e advies het verloop van de epidemie. Hieruit blijkt dat een verdere openstelling van
het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en de openstelling van het hoger onderwijs
en de buitenschoolse opvang nog niet mogelijk is. Uit de beschrijving van de epidemiologische
situatie blijkt dat de epidemiologische situatie nog steeds zeer zorgelijk is en zijn
de prognoses met onzekerheden omgeven. Iedere aanpassing van de maatregelen in de
huidige context zal leiden tot een toename van het aantal contacten en daarmee ook
besmettingen, en als gevolg hiervan, van de ziekenhuisopnames en de druk op de zorg.Daarnaast
signaleert het OMT dat het ingrijpen en eventueel terugdraaien van versoepelingen
waarschijnlijk te laat komt om een stijging van de besmettingen als gevolg van het
mogelijk opheffen van de avondklok of bezoekbeperking in combinatie met de huidige
versoepelingen, op te vangen; dit komt ook vanwege het nog hoge aantal besmettelijke
personen (rond de 100.000, waardoor een kleine verandering van het reproductiegetal
direct tot een absoluut gezien groot aantal extra nieuwe besmettingen leidt). Derhalve
adviseert het OMT om nu geen ingrijpende beleidswijzigingen door te voeren. Dit advies
neemt het kabinet over.
3. Noodzaak en evenredigheid
De beperkte afname en stabilisatie van het aantal besmettingen en de komst van en
de toename van het aantal besmettingen met de nieuwe varianten van het virus, maken
dat het nodig blijft het aantal contacten buiten huis zoveel als mogelijk te beperken
tot alleen cruciale contacten. Zoals de beschrijving van het epidemiologisch beeld
laat zien, is de druk op de zorg nog onverminderd hoog en neemt de instroom op de
Intensive Care toe. Het OMT benadrukt dat de epidemiologische situatie nog steeds
zeer zorgelijk is en de prognoses met onzekerheden omgeven. Iedere aanpassing van
de maatregelen in de huidige context zal leiden tot een toename van het aantal contacten
en daarmee ook besmettingen, en als gevolg hiervan, van de ziekenhuisopnames en de
druk op de zorg. De huidige maatregelen blijven daarom noodzakelijk.
Ondanks dat het onderwijs digitaal doorgang vindt, en leerlingen in het voortgezet
onderwijs en beroepsonderwijs deels weer fysiek onderwijs krijgen, brengt de fysieke
sluiting van onderwijsinstellingen de vrijheid om onderwijs te (doen) geven in beeld
(zie in dit verband de memorie van toelichting bij de Tijdelijke wet maatregelen covid-19).
De grondslag hiervoor is gegeven in de artikelen, genoemd in de considerans bij deze
regeling. Gelet op de ontwikkeling van het epidemiologische beeld, de onzekerheid
rondom de nieuwe Britse variant van het virus en de onzekerheid over het (tijdige)
effect van vaccinatie, zijn ruimere aanpassingen van de maatregelen op dit moment
niet mogelijk. Dit rechtvaardigt de verlenging van de maatregelen en maakt het voortzetten
van de inperking noodzakelijk en evenredig.
4. Regeldruk
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven/instellingen
of professionals. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet
geselecteerd voor een formeel advies, omdat het beperkt gevolgen voor de regeldruk
van burgers en bedrijven heeft.
5. Spoedprocedure
De procedure van artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid (hierna:
Wpg) zou tot gevolg hebben dat de maatregelen op hun vroegst op dinsdag 16 maart 2021
in werking kunnen treden. De huidige maatregelen voor instellingen voor voortgezet
onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs vervallen echter van rechtswege op
zondag 14 maart 2021. Onderwijsinstellingen zouden in dat geval maandag 15 maart zonder
aanvullende maatregelen weer open kunnen gaan, hetgeen niet mogelijk moet zijn. Naar
ons oordeel kan daarom de uitgestelde inwerkingtreding van ten minste een week – die
uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen op basis van hoofdstuk
Va Wpg – in deze zeer dringende omstandigheden niet worden afgewacht. Daarom is toepassing
gegeven aan de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg.
6. Inwerkingtreding
De maatregelen gaan in uiterlijk op zondag 14 maart 2021. Naar verwachting zal rond
23 maart 2021 heroverweging plaatsvinden over het gehele maatregelenpakket, op basis
van de situatie van dat moment.
Artikelsgewijs
Artikel I
Artikel I regelt dat de sluiting van de buitenschoolse opvang voor 4- tot en met 12-jarigen
wordt verlengd met twee weken. De belangrijkste reden voor het gesloten houden van
de buitenschoolse opvang is dat op een locatie voor buitenschoolse opvang in veel
gevallen kinderen van verschillende scholen worden opgevangen, hetgeen het risico
op verspreiding van het virus vergroot. Daarnaast blijft de buitenschoolse opvang
gesloten vanwege de secundaire effecten op druk op het werk. De buitenschoolse opvang
blijft wel open voor noodopvang voor kinderen van minimaal één ouder in een cruciaal
beroep en kinderen in een kwetsbare positie.
Artikel II
De tijdelijke werkingsduur van enkele maatregelen is in de desbetreffende bepalingen
zelf vastgelegd. Artikel II van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) zorgt ervoor dat de tijdelijk werkende bepalingen nadat zij zijn uitgewerkt uit
de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 verdwijnen. Gelet op de verlenging van
deze werkingsduur, moet de vervaldatum in artikel II, tweede lid, van die regeling
aangepast worden. Hiertoe strekt artikel II.
Artikel III
Vanwege de vereiste spoed wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De regeling wordt binnen twee dagen
na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling vervalt
van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending besluit niet
in te stemmen met de regeling.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge