Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 5 maart 2021, nr. PO/ 26949090 tot wijziging van de Subsidieregeling lerarenbeurs in verband met het vaststellen van een subsidieplafond voor het studiejaar 2021–2022 en het voorzien in een voorrangsregeling voor leraren wiens aanvraag in 2020 werd afgewezen

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling lerarenbeurs wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Voor het studiejaar 2021–2022 is een bedrag van € 46.819.000 beschikbaar voor verstrekking van subsidies op grond van deze regeling.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onverminderd het tweede lid verdeelt de minister het beschikbare bedrag per doelgroep in volgorde van ontvangst van de aanvragen voor subsidie met dien verstande dat:

    • a. aan aanvragers aan wie op basis van deze regeling reeds voor een eerste of tweede maal subsidie is verleend voor dezelfde opleiding, voorrang wordt verleend bij de subsidieverstrekking; en

    • b. bij subsidieverstrekking in 2021 vervolgens voorrang wordt verleend aan aanvragers die in 2020 een afwijzing ontvingen vanwege dreigende overschrijding van het subsidieplafond in 2020.

2. Onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 7. De verdeling van het beschikbare bedrag voor het studiejaar 2021–2022 over de verschillende doelgroepen geschiedt als volgt:

    • a. € 14.290.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;

    • b. € 19.420.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het voortgezet onderwijs;

    • c. € 7.935.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het beroepsonderwijs en educatie; en

    • d. € 5.174.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het hoger beroepsonderwijs.

C

In artikel 9 wordt ‘tot en met 30 juni’ vervangen door ‘tot en met 15 mei’.

D

In artikel 13, vierde lid, wordt na ‘2019–2020’ ingevoegd ‘of 2020–2021 ’ en wordt ‘in deze periode’ vervangen door ‘in het desbetreffende studiejaar’.

E

In artikel 17, tweede lid, wordt na ‘2019–2020’ ingevoegd ‘of 2020–2021 ’.

F

In artikel 19 wordt in de aanhef van het tweede lid na ‘2019–2020’ ingevoegd: ‘of 2020–2021 ’.

G

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22. Subsidiebedragen

De subsidiebedragen voor een studieverlofuur bedragen, voor een subsidieontvanger in de sector:

  • a. basisonderwijs: € 37,79;

  • b. speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs: € 39,58;

  • c. voortgezet onderwijs: € 42,86;

  • d. beroepsonderwijs en educatie: € 44,07; en

  • e. hoger beroepsonderwijs: € 48,00.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemeen

In 2020 zijn er in totaal 6.936 aanvragen gedaan voor een lerarenbeurs voor het schooljaar 2020–2021. Conform de Subsidieregeling lerarenbeurs, zijn eerst de herhaalaanvragen toegekend, dit waren er 3.639. Van de 3.279 aanvragen voor een nieuwe studie (initiële aanvragen) zijn er 2.416 afgewezen, omdat het budget was uitgeput.

Omdat de Lerarenbeurs tot 2019 steeds een onderuitputting kende door een afnemend aantal aanvragen zijn keuzes gemaakt om middelen op andere regelingen in te zetten. Bij de begrotingsbehandeling in november 2019 zijn drie amendementen aangenomen om extra middelen toe te kennen aan respectievelijk de subsidieregeling zij-instroom (Kamerstukken II 2019/20, 35 300, nr. 27), de subsidieregeling onderwijsassistenten (Kamerstukken II, 2019/20, 35 300, nr. 26) en de subsidie voor de regionale aanpak van de lerarentekorten (Kamerstukken II, 2019/20, 35 300, nr. 28). Daarnaast zijn er met een nota van wijziging middelen gegaan naar Samen opleiden en Professionaliseren (Kamerstukken II, 2019/20, 35 300, nr. 21). Het budget voor de lerarenbeurs daalde daarmee van € 78 miljoen naar € 49,6 miljoen. Hierdoor ontstond vervolgens een snelle uitputting van de regeling.

Met het beschikbare budget was het niet mogelijk om in juli 2020 alle initiële aanvragen toe te kennen. In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Westerveld, Van Meenen, Kwint en Rog over de lerarenbeurs hebben de ministers toegezegd dat leraren die in 2020 afgewezen zijn en ervoor kiezen om in 2021 opnieuw een aanvraag voor de lerarenbeurs in te dienen, voorrang krijgen op leraren die een nieuwe aanvraag indienen in 2021 (Kamerstukken II, 2019/20, 3 976). Met deze wijzigingsregeling wordt deze voorrang voor in 2020 afgewezen aanvragers in de subsidieregeling voor schooljaar 2021–2022 opgenomen. Ook wordt met deze wijzigingsregeling het subsidieplafond voor dit jaar en de verdeling van dit bedrag over de verschillende doelgroepen vastgesteld. Tot slot wordt de aanvraagtermijn verkort en wordt de versoepeling van de studiepunteneis i.v.m. COVID-19 verlengd en geldt deze ook voor het schooljaar 2020–2021 .

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel B

In 2021 zullen alle aanvragers die een nieuwe aanvraag indienen voor een Lerarenbeurs in schooljaar 2021–2022 worden gerangschikt volgens de volgende volgorde:

  • Herhaalaanvragen;

  • Initiële aanvragen van afgewezen aanvragers in 2020;

  • Initiële aanvragen overig.

Artikel I, onderdeel C

De aanvraagtermijn wordt verkort. Gegeven de verwachting dat niet alle aanvragen kunnen worden toegekend door het beperkte budget, is het belang voor leraar en school toegenomen om de afwijzing bijtijds te vernemen. Op die manier wordt de school niet midden in de zomer meer geconfronteerd met niet te repareren wijzigingen in de formatie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven