De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3
en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
Besluiten:
ARTIKEL I
De Subsidieregeling lerarenbeurs wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. Onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid wordt een lid ingevoegd, dat
luidt:
C
In artikel 9 wordt ‘tot en met 30 juni’ vervangen door ‘tot en met 15 mei’.
D
In artikel 13, vierde lid, wordt na ‘2019–2020’ ingevoegd ‘of 2020–2021 ’ en wordt
‘in deze periode’ vervangen door ‘in het desbetreffende studiejaar’.
E
In artikel 17, tweede lid, wordt na ‘2019–2020’ ingevoegd ‘of 2020–2021 ’.
F
In artikel 19 wordt in de aanhef van het tweede lid na ‘2019–2020’ ingevoegd: ‘of
2020–2021 ’.
G
Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22. Subsidiebedragen
De subsidiebedragen voor een studieverlofuur bedragen, voor een subsidieontvanger
in de sector:
-
a. basisonderwijs: € 37,79;
-
b. speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs: € 39,58;
-
c. voortgezet onderwijs: € 42,86;
-
d. beroepsonderwijs en educatie: € 44,07; en
-
e. hoger beroepsonderwijs: € 48,00.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
TOELICHTING
Algemeen
In 2020 zijn er in totaal 6.936 aanvragen gedaan voor een lerarenbeurs voor het schooljaar
2020–2021. Conform de Subsidieregeling lerarenbeurs, zijn eerst de herhaalaanvragen
toegekend, dit waren er 3.639. Van de 3.279 aanvragen voor een nieuwe studie (initiële
aanvragen) zijn er 2.416 afgewezen, omdat het budget was uitgeput.
Omdat de Lerarenbeurs tot 2019 steeds een onderuitputting kende door een afnemend
aantal aanvragen zijn keuzes gemaakt om middelen op andere regelingen in te zetten.
Bij de begrotingsbehandeling in november 2019 zijn drie amendementen aangenomen om
extra middelen toe te kennen aan respectievelijk de subsidieregeling zij-instroom
(Kamerstukken II 2019/20, 35 300, nr. 27), de subsidieregeling onderwijsassistenten (Kamerstukken II, 2019/20, 35 300, nr. 26) en de subsidie voor de regionale aanpak van de lerarentekorten (Kamerstukken II,
2019/20, 35 300, nr. 28). Daarnaast zijn er met een nota van wijziging middelen gegaan naar Samen opleiden
en Professionaliseren (Kamerstukken II, 2019/20, 35 300, nr. 21). Het budget voor de lerarenbeurs daalde daarmee van € 78 miljoen naar € 49,6 miljoen.
Hierdoor ontstond vervolgens een snelle uitputting van de regeling.
Met het beschikbare budget was het niet mogelijk om in juli 2020 alle initiële aanvragen
toe te kennen. In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Westerveld, Van Meenen,
Kwint en Rog over de lerarenbeurs hebben de ministers toegezegd dat leraren die in
2020 afgewezen zijn en ervoor kiezen om in 2021 opnieuw een aanvraag voor de lerarenbeurs
in te dienen, voorrang krijgen op leraren die een nieuwe aanvraag indienen in 2021
(Kamerstukken II, 2019/20, 3 976). Met deze wijzigingsregeling wordt deze voorrang voor in 2020 afgewezen aanvragers
in de subsidieregeling voor schooljaar 2021–2022 opgenomen. Ook wordt met deze wijzigingsregeling
het subsidieplafond voor dit jaar en de verdeling van dit bedrag over de verschillende
doelgroepen vastgesteld. Tot slot wordt de aanvraagtermijn verkort en wordt de versoepeling
van de studiepunteneis i.v.m. COVID-19 verlengd en geldt deze ook voor het schooljaar
2020–2021 .
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel B
In 2021 zullen alle aanvragers die een nieuwe aanvraag indienen voor een Lerarenbeurs
in schooljaar 2021–2022 worden gerangschikt volgens de volgende volgorde:
Artikel I, onderdeel C
De aanvraagtermijn wordt verkort. Gegeven de verwachting dat niet alle aanvragen kunnen
worden toegekend door het beperkte budget, is het belang voor leraar en school toegenomen
om de afwijzing bijtijds te vernemen. Op die manier wordt de school niet midden in
de zomer meer geconfronteerd met niet te repareren wijzigingen in de formatie.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob