TOELICHTING
1. Aanleiding en doel
De Regeling subsidie financiering vaste lasten getroffen ondernemingen Covid-19 BES
(hierna: de regeling) biedt ondernemingen gevestigd op Caribisch Nederland een subsidie
voor de vaste lasten. Doel is dat getroffen ondernemingen, die 30 procent of meer
omzetverlies hebben, hiermee over voldoende liquide middelen beschikken om de vaste
lasten te kunnen blijven betalen en hun onderneming draaiende te houden. De subsidie
wordt berekend aan de hand van het omzetverlies van de onderneming. De subsidie die
op grond van de regeling wordt verleend wordt bovendien vrijgesteld van belastingheffing.
De regeling is reeds tweemaal opengesteld, eerst voor de maanden juni tot en met september
2020 en daarna voor de maanden oktober tot en met december 2020.
Onderhavige wijzigingsregeling voorziet in een derde openstelling van de regeling,
zoals reeds aangekondigd in de Kamerbrief ‘Steun en herstelpakket Caribisch Nederland’
van 16 oktober 2020.1 Vanwege de aanhoudende negatieve gevolgen van de coronapandemie op de economische
situatie in Caribisch Nederland, met name door wegblijvende toeristen, is besloten
om de regeling voor een nieuwe periode open te stellen. De derde openstelling loopt
van 4 maart 2021 tot en met 30 april 2021 en ziet op de maanden januari, februari
en maart van 2021. Deze wijzigingsregeling bevat geen subsidieplafond, waarmee de
Minister van Financiën overeenkomstig artikel 3, derde lid, van de Kaderwet EZK- en
LNV-subsidies heeft ingestemd. Bij deze derde openstelling van de regeling wordt het
subsidiepercentage en maximum subsidiebedrag verhoogd (zie paragraaf 2). Daarnaast
wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de regeling enkele verduidelijkingen
en aanpassingen aan te brengen, in lijn met de doelstellingen van de regeling (zie
paragraaf 3).
2. Verhoging subsidiepercentage en maximum subsidiebedrag en derde openstelling van
de regeling
De belangrijkste inhoudelijke wijziging is dat het subsidiepercentage wordt verhoogd.
Voor de tweede openstelling bedroeg dit percentage 75 procent. Voor de derde openstelling
is besloten dit subsidiepercentage, in lijn met de aangekondigde verhoging van het
subsidiepercentage van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-192, die geldt voor ondernemingen in het Europees deel van Nederland, te verhogen naar
85 procent (artikel 3 van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel C, van
deze wijzigingsregeling). Het minimale subsidiebedrag om in aanmerking te komen voor
subsidie, is daarbij verhoogd van USD 375 naar USD 425 (zie artikel 4, onderdeel c,
van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel D, van deze wijzigingsregeling).
Omdat het subsidiepercentage eveneens verhoogd wordt, blijft de drempel aan omzetverlies
om in aanmerking te komen voor de regeling, zijnde afgerond USD 1725 per kwartaal,
gelijk aan het drempelbedrag aan omzetverlies voor de tweede openstelling van deze
regeling.
Ook het maximale subsidiebedrag per onderneming wordt verhoogd, van USD 99.000 naar
USD 400.000 (artikel 3 van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel C,
van deze wijzigingsregeling). Het maximale subsidiebedrag wordt verhoogd om met de
steun beter aan te kunnen sluiten bij de situatie van zwaarder getroffen bedrijven.
De tweede openstelling van de regeling ziet op de maanden januari, februari en maart
van 2021 (artikel 2, eerste lid, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel
B, van deze wijzigingsregeling).
De periode aan de hand waarvan het omzetverlies wordt bepaald, is in lijn daarmee
aangepast. De omzet in de periode oktober, november en december van 2020 vormt de
basis voor de berekening van het percentage omzetverlies (artikel 1, tweede lid, van
de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel A, onder 2, van deze wijzigingsregeling).
Bij de aanvraag moet deze omzet worden opgegeven (artikel 5, tweede lid, onderdeel
f, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel E, onder 2, van deze wijzigingsregeling).
Ook de referentieperiode is anders, namelijk oktober, november en december van 2019
(artikel 1, derde lid, onderdeel a, van de regeling, gewijzigd middels artikel I,
onderdeel A, onder 3, subonderdeel a, van deze wijzigingsregeling). Net als in de
oorspronkelijke regeling bevat de gewijzigde regeling een voorziening voor ondernemingen
die na aanvang van de referentieperiode zijn gestart, dus na 1 oktober 2019 (maar
uiterlijk 13 maart 2020). Voor deze groep gelden alternatieve referentieperiodes (artikel 1,
derde lid, onderdelen b en c, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel A,
onder 3, subonderdeel b, van deze wijzigingsregeling).
De derde openstelling zal plaatsvinden van 4 maart 2021 tot en met 30 april 2021 (artikel 6,
eerste lid van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel F, van deze wijzigingsregeling).
3. Overige aanpassingen en verduidelijkingen
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele verduidelijkingen en aanpassingen
in de regeling door te voeren.
Ten eerste is in de begripsomschrijving van het begrip ‘omzet’ (opgenomen in artikel
1, eerste lid, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel A, onder 1,
subonderdeel a, van deze wijzigingsregeling) verduidelijkt dat het hierbij uiteraard
alleen omzet betreft die de getroffen onderneming BES genereert uit het voor eigen
rekening en risico aanbieden van goederen of diensten. De regeling voorziet namelijk
in een tegemoetkoming van de vaste lasten die verbonden zijn aan de eigen ondernemingsactiviteiten.
Alleen voor dergelijke omzet draagt de onderneming het financieel risico en heeft
zij de daaraan verbonden vaste lasten. Dit betekent bijvoorbeeld dat een beheerstichting,
die namens derden appartementen verhuurt, niet de omzet van de verhuur van die appartementen
kan opgeven als omzet. Die omzet vloeit namelijk voort uit diensten die de beheerstichting
aanbiedt in opdracht van derden, en is dus geen omzet waarvoor de beheerstichting
financieel risico loopt als ‘drager’ van de vaste lasten die verbonden zijn aan de
verhuurde appartementen. De beheerstichting kan alleen de omzet opvoeren uit diensten
die zij voor eigen rekening en risico aanbiedt. Dit is bijvoorbeeld omzet uit aanbod
van services zoals schoonmaak of wasserette waaraan vaste lasten zoals administratie-
of schoonmaakkosten zijn verbonden.
Daarnaast is aan de begripsomschrijving van het begrip ‘omzet in de referentieperiode’
toegevoegd dat incidentele omzet niet mag worden meegerekend (artikel 1, eerste lid,
van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel A, onder 1, subonderdeel b)
bij het bepalen van de referentieomzet (en daarmee uiteindelijk het omzetverlies).
In de begripsbepalingen, opgenomen in artikel 1, eerste lid, van de regeling, is een
definitie van incidentele omzet toegevoegd (middels artikel I, onderdeel A, onder
1, subonderdeel c). Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de (projectmatige) verkoop van
vastgoed, van inventaris of van andere bedrijfsmiddelen. De bedoeling van de regeling
is om ondernemingen die omzetverlies lijden door de coronamaatregelen middels een
subsidie voor de vaste lasten te helpen. Indien deze omzet, die toevallig net gedurende
de referentieperiode is gegenereerd, zou worden meegerekend bij de referentieomzet,
geeft dit geen representatief beeld van het geleden omzetverlies als gevolg van de
coronapandemie en de aan de onderneming verbonden doorlopende vaste lasten. Een dergelijke
omzet vloeit namelijk niet voort uit de reguliere en bestendige bedrijfsvoering van
de onderneming, waardoor er relatief weinig of helemaal geen vaste lasten voor worden
gemaakt, of het betreft een kortstondige piek in de omzet waaraan daarna relatief
weinig of helemaal geen vaste lasten meer verbonden zijn, bijvoorbeeld in het geval
van (projectmatige) verkoop van vastgoed. Het meerekenen van incidentele omzet bij
het bepalen van de omzet van de referentieperiode, doet daarmee afbreuk aan het doel
van de regeling. Daarom wordt incidentele omzet uitgesloten van de omzet in de referentieperiode.
In artikel 5, tweede lid, onderdeel e (gewijzigd middels artikel I, onderdeel E, onder
1, van deze wijzigingsregeling) is tevens toegevoegd dat, indien er in de referentieperiode
sprake is van incidentele omzet, de subsidieontvanger tevens een opgave meestuurt
van deze incidentele omzet, en de totale omzet van de subsidieaanvrager gedurende
de referentieperiode. Deze uitsplitsing van gegevens is nodig omdat de Belastingdienst/Caribisch
Nederland alleen over de totale omzetgegevens gedurende de referentieperiode beschikt.
De gegevens van de Belastingdienst/Caribisch Nederland zijn nodig voor controle door
de uitvoerder van de regeling, de RCN-Unit SZW (zie een nadere toelichting hierop
in Stcrt. 2020, 42725).
4. Regeldruk
De regeldruk voor de aanvrager behelst het kennisnemen van de subsidieregeling en
het invullen van de aanvraag. Doordat de aanvrager mogelijk eerder al een aanvraag
heeft gedaan voor een van of allebei de eerdere openstellingen, wordt ervan uitgegaan
dat het kennisnemen van de regeling en het invullen van de aanvraag in totaal een
half uur tijd per onderneming kost. Uitgaande van 650 ondernemingen die, tegen een
gemiddeld uurtarief van USD 21,50, een aanvraag zullen doen, komen de regeldrukkosten
voor de ondernemingen uit op circa USD 7.000.
Tevens dienen voor aanvragen met een subsidiebedrag boven de USD 6000 een verklaring
overlegd te worden van een onafhankelijk en ter zake deskundig persoon over de getrouwheid
van de opgaven. Ervan uitgaande dat 50 procent van de aanvragen een subsidie van boven
de USD 6.000 betreft, betekent dat dat er voor 325 ondernemingen aanvullende regeldrukkosten
zijn van 0,75 uur. De totale regeldrukkosten komen daarmee uit op USD 12.240.
5. Staatssteun
Caribisch Nederland wordt, evenals de Caribische landen binnen het Koninkrijk, vanuit
Europeesrechtelijk perspectief, gekwalificeerd als landen en gebieden overzee (LGO).
Voor de LGO geldt op grond van het LGO-besluit (Besluit 2013/755/EU van de Raad van
25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de
Europese Unie (PbEU 2013, L 344)) een bijzonder regime. De LGO maken geen deel uit
van de interne markt van de Europese Unie. Dit brengt onder meer met zich dat voor
de LGO de staatssteunregels niet gelden. Dat betekent dat de staatssteunregels dus
ook niet voor Caribisch Nederland gelden. Dit is alleen anders wanneer er subsidie
vanuit Nederland wordt verstrekt voor ondernemingen in Caribisch Nederland, voor zover
dit gevolgen kan hebben op de interne markt.
Enkel ondernemingen die gevestigd zijn op Bonaire, Saba en Sint Eustatius komen in
aanmerking voor de subsidie. Of een onderneming gevestigd is op Bonaire, Saba of Sint
Eustatius of buiten de BES-eilanden, wordt beoordeeld aan de omstandigheden van het
geval (zie ook artikel 1.5 van de Belastingwet BES). Daarbij wordt onder meer gekeken
naar de plaats van het hoofdkantoor, de plaats waar de leiding is gevestigd en de
plaats waar de kern van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt. De regeling is namelijk
alleen bedoeld voor ondernemers die daadwerkelijk gevestigd zijn op de BES-eilanden,
en dus ook voornamelijk daar deelnemen aan het economisch verkeer. Dit zijn allen
mkb-ondernemingen, die over het algemeen geen activiteiten verrichten op de interne
markt van de Europese Unie. Gelet op het soort ondernemingen dat in aanmerking komt
voor subsidie en de hoogte van de subsidie, leidt de subsidie, voor zover er al sprake
zou zijn van enige activiteit op de interne markt, niet tot een ongunstige beïnvloeding
van het handelsverkeer en vervalst deze niet de mededinging binnen de interne markt.
Derhalve is er geen sprake van staatssteun als bedoeld in artikel 107, eerste lid,
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
6. Inwerkingtreding
Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant waarin zij is geplaatst (artikel II van deze wijzigingsregeling).
Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. Dit
wordt gerechtvaardigd door het feit dat een snelle inwerkingtreding aanmerkelijke
nadelen voor de doelgroep voorkomt.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer