Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 26 februari 2021, nr. WJZ/ 21029650, tot wijziging en derde openstelling van de Regeling subsidie financiering vaste lasten getroffen ondernemingen Covid-19 BES

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling subsidie financiering vaste lasten getroffen ondernemingen Covid-19 BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de begripsomschrijving van ‘omzet’ wordt ‘opbrengst uit levering van goederen en diensten’ vervangen door ‘opbrengst uit het voor eigen rekening en risico leveren van goederen en diensten’.

b. In de begripsomschrijving van ‘omzet in de referentieperiode’ wordt na ‘het derde lid’ ingevoegd ‘, na aftrek van incidentele omzet’.

c. In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd, luidende:

incidentele omzet:

omzet die voor het berekenen van de subsidie, bedoeld in artikel 3, voor een niet representatieve piek zorgt in de omzet gedurende de referentieperiode;.

2. In het tweede lid wordt ‘de maanden juli, augustus en september van 2020’ vervangen door ‘de maanden oktober, november en december van 2020’.

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘1 juli 2019’ vervangen door ‘1 oktober 2019’ en wordt ‘de maanden juli, augustus en september van 2019’ vervangen door ‘de maanden oktober, november en december van 2019’.

b. In onderdeel b wordt ‘1 juli 2019’ vervangen door ‘1 oktober 2019’.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt ‘de periode van oktober, november en december van 2020’ vervangen door ‘de periode van januari, februari en maart van 2021’.

C

In artikel 3 wordt ‘ten hoogste USD ‘99.000’ vervangen door ‘ten hoogste USD 400.000’ en wordt ‘(A-B) x C x 0,75’ vervangen door ‘(A-B) x C x 0,85’.

D

In artikel 4, onderdeel c, wordt ‘USD 375’ vervangen door ‘USD 425’.

E

Artikel 5, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. een opgave van de omzet in de referentieperiode en, indien van toepassing, een opgave van de incidentele omzet gedurende de referentieperiode en de totale omzet gedurende de referentieperiode;.

2. In onderdeel f wordt ‘de maanden juli, augustus en september van 2020’ vervangen door ‘de maanden oktober, november en december van 2020’.

F

In artikel 6, eerste lid, wordt ‘de periode van 27 november 2020 tot en met 29 januari 2021’ vervangen door ‘de periode van 4 maart 2021 tot en met 30 april 2021’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 26 februari 2021

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

De Regeling subsidie financiering vaste lasten getroffen ondernemingen Covid-19 BES (hierna: de regeling) biedt ondernemingen gevestigd op Caribisch Nederland een subsidie voor de vaste lasten. Doel is dat getroffen ondernemingen, die 30 procent of meer omzetverlies hebben, hiermee over voldoende liquide middelen beschikken om de vaste lasten te kunnen blijven betalen en hun onderneming draaiende te houden. De subsidie wordt berekend aan de hand van het omzetverlies van de onderneming. De subsidie die op grond van de regeling wordt verleend wordt bovendien vrijgesteld van belastingheffing. De regeling is reeds tweemaal opengesteld, eerst voor de maanden juni tot en met september 2020 en daarna voor de maanden oktober tot en met december 2020.

Onderhavige wijzigingsregeling voorziet in een derde openstelling van de regeling, zoals reeds aangekondigd in de Kamerbrief ‘Steun en herstelpakket Caribisch Nederland’ van 16 oktober 2020.1 Vanwege de aanhoudende negatieve gevolgen van de coronapandemie op de economische situatie in Caribisch Nederland, met name door wegblijvende toeristen, is besloten om de regeling voor een nieuwe periode open te stellen. De derde openstelling loopt van 4 maart 2021 tot en met 30 april 2021 en ziet op de maanden januari, februari en maart van 2021. Deze wijzigingsregeling bevat geen subsidieplafond, waarmee de Minister van Financiën overeenkomstig artikel 3, derde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies heeft ingestemd. Bij deze derde openstelling van de regeling wordt het subsidiepercentage en maximum subsidiebedrag verhoogd (zie paragraaf 2). Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de regeling enkele verduidelijkingen en aanpassingen aan te brengen, in lijn met de doelstellingen van de regeling (zie paragraaf 3).

2. Verhoging subsidiepercentage en maximum subsidiebedrag en derde openstelling van de regeling

De belangrijkste inhoudelijke wijziging is dat het subsidiepercentage wordt verhoogd. Voor de tweede openstelling bedroeg dit percentage 75 procent. Voor de derde openstelling is besloten dit subsidiepercentage, in lijn met de aangekondigde verhoging van het subsidiepercentage van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-192, die geldt voor ondernemingen in het Europees deel van Nederland, te verhogen naar 85 procent (artikel 3 van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel C, van deze wijzigingsregeling). Het minimale subsidiebedrag om in aanmerking te komen voor subsidie, is daarbij verhoogd van USD 375 naar USD 425 (zie artikel 4, onderdeel c, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel D, van deze wijzigingsregeling). Omdat het subsidiepercentage eveneens verhoogd wordt, blijft de drempel aan omzetverlies om in aanmerking te komen voor de regeling, zijnde afgerond USD 1725 per kwartaal, gelijk aan het drempelbedrag aan omzetverlies voor de tweede openstelling van deze regeling.

Ook het maximale subsidiebedrag per onderneming wordt verhoogd, van USD 99.000 naar USD 400.000 (artikel 3 van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel C, van deze wijzigingsregeling). Het maximale subsidiebedrag wordt verhoogd om met de steun beter aan te kunnen sluiten bij de situatie van zwaarder getroffen bedrijven.

De tweede openstelling van de regeling ziet op de maanden januari, februari en maart van 2021 (artikel 2, eerste lid, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel B, van deze wijzigingsregeling).

De periode aan de hand waarvan het omzetverlies wordt bepaald, is in lijn daarmee aangepast. De omzet in de periode oktober, november en december van 2020 vormt de basis voor de berekening van het percentage omzetverlies (artikel 1, tweede lid, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel A, onder 2, van deze wijzigingsregeling). Bij de aanvraag moet deze omzet worden opgegeven (artikel 5, tweede lid, onderdeel f, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel E, onder 2, van deze wijzigingsregeling).

Ook de referentieperiode is anders, namelijk oktober, november en december van 2019 (artikel 1, derde lid, onderdeel a, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel A, onder 3, subonderdeel a, van deze wijzigingsregeling). Net als in de oorspronkelijke regeling bevat de gewijzigde regeling een voorziening voor ondernemingen die na aanvang van de referentieperiode zijn gestart, dus na 1 oktober 2019 (maar uiterlijk 13 maart 2020). Voor deze groep gelden alternatieve referentieperiodes (artikel 1, derde lid, onderdelen b en c, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel A, onder 3, subonderdeel b, van deze wijzigingsregeling).

De derde openstelling zal plaatsvinden van 4 maart 2021 tot en met 30 april 2021 (artikel 6, eerste lid van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel F, van deze wijzigingsregeling).

3. Overige aanpassingen en verduidelijkingen

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele verduidelijkingen en aanpassingen in de regeling door te voeren.

Ten eerste is in de begripsomschrijving van het begrip ‘omzet’ (opgenomen in artikel 1, eerste lid, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel A, onder 1, subonderdeel a, van deze wijzigingsregeling) verduidelijkt dat het hierbij uiteraard alleen omzet betreft die de getroffen onderneming BES genereert uit het voor eigen rekening en risico aanbieden van goederen of diensten. De regeling voorziet namelijk in een tegemoetkoming van de vaste lasten die verbonden zijn aan de eigen ondernemingsactiviteiten. Alleen voor dergelijke omzet draagt de onderneming het financieel risico en heeft zij de daaraan verbonden vaste lasten. Dit betekent bijvoorbeeld dat een beheerstichting, die namens derden appartementen verhuurt, niet de omzet van de verhuur van die appartementen kan opgeven als omzet. Die omzet vloeit namelijk voort uit diensten die de beheerstichting aanbiedt in opdracht van derden, en is dus geen omzet waarvoor de beheerstichting financieel risico loopt als ‘drager’ van de vaste lasten die verbonden zijn aan de verhuurde appartementen. De beheerstichting kan alleen de omzet opvoeren uit diensten die zij voor eigen rekening en risico aanbiedt. Dit is bijvoorbeeld omzet uit aanbod van services zoals schoonmaak of wasserette waaraan vaste lasten zoals administratie- of schoonmaakkosten zijn verbonden.

Daarnaast is aan de begripsomschrijving van het begrip ‘omzet in de referentieperiode’ toegevoegd dat incidentele omzet niet mag worden meegerekend (artikel 1, eerste lid, van de regeling, gewijzigd middels artikel I, onderdeel A, onder 1, subonderdeel b) bij het bepalen van de referentieomzet (en daarmee uiteindelijk het omzetverlies). In de begripsbepalingen, opgenomen in artikel 1, eerste lid, van de regeling, is een definitie van incidentele omzet toegevoegd (middels artikel I, onderdeel A, onder 1, subonderdeel c). Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de (projectmatige) verkoop van vastgoed, van inventaris of van andere bedrijfsmiddelen. De bedoeling van de regeling is om ondernemingen die omzetverlies lijden door de coronamaatregelen middels een subsidie voor de vaste lasten te helpen. Indien deze omzet, die toevallig net gedurende de referentieperiode is gegenereerd, zou worden meegerekend bij de referentieomzet, geeft dit geen representatief beeld van het geleden omzetverlies als gevolg van de coronapandemie en de aan de onderneming verbonden doorlopende vaste lasten. Een dergelijke omzet vloeit namelijk niet voort uit de reguliere en bestendige bedrijfsvoering van de onderneming, waardoor er relatief weinig of helemaal geen vaste lasten voor worden gemaakt, of het betreft een kortstondige piek in de omzet waaraan daarna relatief weinig of helemaal geen vaste lasten meer verbonden zijn, bijvoorbeeld in het geval van (projectmatige) verkoop van vastgoed. Het meerekenen van incidentele omzet bij het bepalen van de omzet van de referentieperiode, doet daarmee afbreuk aan het doel van de regeling. Daarom wordt incidentele omzet uitgesloten van de omzet in de referentieperiode.

In artikel 5, tweede lid, onderdeel e (gewijzigd middels artikel I, onderdeel E, onder 1, van deze wijzigingsregeling) is tevens toegevoegd dat, indien er in de referentieperiode sprake is van incidentele omzet, de subsidieontvanger tevens een opgave meestuurt van deze incidentele omzet, en de totale omzet van de subsidieaanvrager gedurende de referentieperiode. Deze uitsplitsing van gegevens is nodig omdat de Belastingdienst/Caribisch Nederland alleen over de totale omzetgegevens gedurende de referentieperiode beschikt. De gegevens van de Belastingdienst/Caribisch Nederland zijn nodig voor controle door de uitvoerder van de regeling, de RCN-Unit SZW (zie een nadere toelichting hierop in Stcrt. 2020, 42725).

4. Regeldruk

De regeldruk voor de aanvrager behelst het kennisnemen van de subsidieregeling en het invullen van de aanvraag. Doordat de aanvrager mogelijk eerder al een aanvraag heeft gedaan voor een van of allebei de eerdere openstellingen, wordt ervan uitgegaan dat het kennisnemen van de regeling en het invullen van de aanvraag in totaal een half uur tijd per onderneming kost. Uitgaande van 650 ondernemingen die, tegen een gemiddeld uurtarief van USD 21,50, een aanvraag zullen doen, komen de regeldrukkosten voor de ondernemingen uit op circa USD 7.000.

Tevens dienen voor aanvragen met een subsidiebedrag boven de USD 6000 een verklaring overlegd te worden van een onafhankelijk en ter zake deskundig persoon over de getrouwheid van de opgaven. Ervan uitgaande dat 50 procent van de aanvragen een subsidie van boven de USD 6.000 betreft, betekent dat dat er voor 325 ondernemingen aanvullende regeldrukkosten zijn van 0,75 uur. De totale regeldrukkosten komen daarmee uit op USD 12.240.

5. Staatssteun

Caribisch Nederland wordt, evenals de Caribische landen binnen het Koninkrijk, vanuit Europeesrechtelijk perspectief, gekwalificeerd als landen en gebieden overzee (LGO). Voor de LGO geldt op grond van het LGO-besluit (Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (PbEU 2013, L 344)) een bijzonder regime. De LGO maken geen deel uit van de interne markt van de Europese Unie. Dit brengt onder meer met zich dat voor de LGO de staatssteunregels niet gelden. Dat betekent dat de staatssteunregels dus ook niet voor Caribisch Nederland gelden. Dit is alleen anders wanneer er subsidie vanuit Nederland wordt verstrekt voor ondernemingen in Caribisch Nederland, voor zover dit gevolgen kan hebben op de interne markt.

Enkel ondernemingen die gevestigd zijn op Bonaire, Saba en Sint Eustatius komen in aanmerking voor de subsidie. Of een onderneming gevestigd is op Bonaire, Saba of Sint Eustatius of buiten de BES-eilanden, wordt beoordeeld aan de omstandigheden van het geval (zie ook artikel 1.5 van de Belastingwet BES). Daarbij wordt onder meer gekeken naar de plaats van het hoofdkantoor, de plaats waar de leiding is gevestigd en de plaats waar de kern van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt. De regeling is namelijk alleen bedoeld voor ondernemers die daadwerkelijk gevestigd zijn op de BES-eilanden, en dus ook voornamelijk daar deelnemen aan het economisch verkeer. Dit zijn allen mkb-ondernemingen, die over het algemeen geen activiteiten verrichten op de interne markt van de Europese Unie. Gelet op het soort ondernemingen dat in aanmerking komt voor subsidie en de hoogte van de subsidie, leidt de subsidie, voor zover er al sprake zou zijn van enige activiteit op de interne markt, niet tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer en vervalst deze niet de mededinging binnen de interne markt. Derhalve is er geen sprake van staatssteun als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

6. Inwerkingtreding

Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst (artikel II van deze wijzigingsregeling). Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat een snelle inwerkingtreding aanmerkelijke nadelen voor de doelgroep voorkomt.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Naar boven