Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Druten-Wijchen

Logo Wijchen

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Druten en Wijchen, ieder voor zover voor de eigen gemeente bevoegd;

 

overwegende:

 

dat op 11 april 2017 de Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Druten-Wijchen is vastgesteld;

dat met ingang van 1 januari 2018 de ambtelijke organisaties van beiden gemeenten zijn gefuseerd en werkzaam zijn vanuit de Werkorganisatie Druten-Wijchen;

dat de regeling op enkele onderdelen aanpassing behoeft;

dat op 1 januari 2020 de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking treedt;

 

gelet op:

 

de toestemming van de gemeenteraden van Druten en Wijchen op grond van artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

besluiten

 

het navolgende Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Druten-Wijchen vast te stellen:

Artikel I

De Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Druten-Wijchen wordt gewijzigd als volgt:

 

(In de ‘bestaande tekst’ zijn de woorden en leestekens waaraan iets verandert, cursief gezet. In de ‘nieuwe tekst’ zijn de nieuwe woorden en leestekens vetgedrukt.)

 

  • A.

    Artikel 4, eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    De werkorganisatie is belast met alle taken die op grond van wet- en regelgeving aan de gemeentebesturen zijn toegekend, waaronder artikel 160 Gemeentewet, met uitzondering van de taken die – al dan niet met toepassing van de wet – aan derden zijn opgedragen. De uitvoering ziet in ieder geval op:

    • a.

      beleidsvoorbereiding;

    • b.

      uitvoering van beleid en wettelijke regelingen;

    • c.

      toezicht op aan derden uitbesteed werk;

    • d.

      handhaving van wet- en regelgeving;

    • e.

      het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, voor zover de werkorganisatie hiertoe bevoegd dan wel hiervoor is gemachtigd;

    • f.

      het verrichten van feitelijke handelingen;

    • g.

      het verrichten van bedrijfsvoeringstaken op het gebied van personeel, informatie, juridische zaken, organisatie, financiën, administratie, communicatie en huisvesting;

    • h.

      toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969.

    De werkorganisatie is belast met alle taken die de gemeente uitvoert, op basis van wet- en regelgeving en contractuele verplichtingen, met uitzondering van de taken die – al dan niet met toepassing van de wet – aan derden zijn opgedragen. De uitvoering ziet in ieder geval op:

    • a.

      beleidsvoorbereiding;

    • b.

      uitvoering van beleid en wettelijke regelingen;

    • c.

      toezicht op aan derden uitbesteed werk;

    • d.

      handhaving van wet- en regelgeving;

    • e.

      het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, voor zover de werkorganisatie hiertoe bevoegd dan wel hiervoor is gemachtigd;

    • f.

      het verrichten van feitelijke handelingen;

    • g.

      het verrichten van bedrijfsvoeringstaken op het gebied van personeel, informatie, juridische zaken, organisatie, financiën, administratie, communicatie en huisvesting;

    • h.

      toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969.

  • B.

    Artikel 4, tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    De werkorganisatie voert uitsluitend taken uit voor de gemeentebesturen. Uitvoering van de in dit artikel genoemde diensten voor derden, is slechts toegestaan na een expliciet besluit van de colleges. De colleges kunnen hiertoe niet besluiten, indien dit ertoe leidt dat de werkorganisatie niet meer valt aan te merken als een inbestedende dienst voor de gemeenten.

    Uitvoering van de in dit artikel genoemde diensten voor derden, is slechts toegestaan na een expliciet besluit van de colleges. De colleges kunnen hiertoe niet besluiten, indien de werkorganisatie daarmee minder dan 80% van zijn werkzaamheden voor de gemeenten verricht, zoals bedoeld in artikel 2.24b, eerste lid onder b van de Aanbestedingswet.

  • C.

    Artikel 5, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    De daartoe bevoegde bestuursorganen van de gemeenten zullen in afzonderlijke mandaat, volmacht en machtigingsbesluiten bepalen welke bevoegdheden opgedragen worden aan de directeuren van de werkorganisatie.

    De daartoe bevoegde bestuursorganen van de gemeenten zullen in afzonderlijke mandaat, volmacht en machtigingsbesluiten bepalen welke bevoegdheden opgedragen worden aan de directeuren en medewerkers van de werkorganisatie.

  • D.

    Artikel 5, vierde lid wordt gewijzigd als volgt:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Het college draagt de bevoegdheid om belastingambtenaren en leerplichtambtenaren te benoemen over aan het bestuur van de werkorganisatie.

    Het college draagt de bevoegdheid om heffingsambtenaren, invorderingsambtenaren en leerplichtambtenaren aan te wijzen over aan het bestuur van de werkorganisatie.

  • E.

    Aan artikel 6 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

     

    Er kan digitaal vergaderd worden.

  • F.

    Artikel 10, tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Als leden van de directie worden door het bestuur benoemd de gemeentesecretarissen van de gemeenten. Het bestuur schorst en ontslaat de leden van de directie onder meer bij gebrek aan vertrouwen. Na het ontslag wordt zo spoedig mogelijk voorzien in de opvulling van de vacature, overeenkomstig de tweede en derde volzin van het volgende lid.

    Als leden van de directie worden door het bestuur benoemd de gemeentesecretarissen van de gemeenten. Het bestuur schorst en ontslaat de leden van de directie onder meer bij gebrek aan vertrouwen. Na het ontslag wordt zo spoedig mogelijk voorzien in de opvulling van de vacature, overeenkomstig het bepaalde in het derde en vierde lid.

  • G.

    Artikel 10, achtste lid wordt gewijzigd als volgt:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    De taak- en rolverdeling wordt door de directie bepaald.

    De taak- en rolverdeling binnen de directie wordt door de directie bepaald.

  • H.

    Artikel 10, tiende lid komt te vervallen, onder vernummering van het elfde lid.

  • I.

    Artikel 12, tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Het bestuur regelt de rechtspositie van het personeel. De CAR UWO is uitgangspunt.

    Het bestuur regelt de rechtspositie van het personeel. Op het personeel van de werkorganisatie is de CAO Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties van toepassing.

  • J.

    Artikel 31 wordt gewijzigd als volgt:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    De regeling wordt aangehaald als ‘Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Druten-Wijchen’.

    De regeling wordt aangehaald als ‘Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Druten Wijchen’.

  • K.

    Toelichting bij artikel 5, vierde lid wordt gewijzigd als volgt:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    De enige uitzondering op het uitgangspunt dat geen bevoegdheden worden overgedragen, betreft de overdracht van de benoemingsbevoegdheid van enkele geattribueerde ambtenaren. Deze bevoegdheid draagt het college over aan het bestuur van de werkorganisatie. Het betreft hier de benoeming van de belastingambtenaren en de leerplichtambtenaren. Omdat het hier om geattribueerde functies gaat met eigen taken en bevoegdheden, past dit binnen het uitgangspunt.

    De enige uitzondering op het uitgangspunt dat geen bevoegdheden worden overgedragen, betreft de overdracht van de benoemingsbevoegdheid van enkele geattribueerde ambtenaren. Deze bevoegdheid draagt het college over aan het bestuur van de werkorganisatie. Het betreft hier de benoeming van de heffingsambtenaren, invorderingsambtenaren zoals bedoeld in artikel 231 en 232 van de Gemeentewet en de leerplichtambtenaren. Omdat het hier om geattribueerde functies gaat met eigen taken en bevoegdheden, past dit binnen het uitgangspunt.

  • L.

    Toelichting bij artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Het bestuur dient een reglement van orde vast te stellen. Dit is, in tegenstelling tot het openbaar lichaam (art. 22 lid 1 Wgr jo. art. 16 Gemeentewet), op basis van de Wgr geen verplichting voor de bedrijfsvoeringsorganisatie. Er is echter toch gekozen voor een regelement van orde, omdat het duidelijkheid en kaders biedt voor de vergaderingen van het bestuur en zijn andere werkzaamheden.

    Daarbij moet men de regels uit de Wgr zelf (art. 22 lid 2 Wgr) over het minimale aantal vergaderingen volgen, namelijk een minimum van twee vergaderingen per jaar. Aanvullend daarop is in lid 4 bepaald dat het bestuur tevens vergadert indien en of meer leden van het bestuur - hieronder tevens te verstaan de voorzitter - daarom verzoekt.

    Artikel 22 lid 2 Wgr schrijft voor dat het bestuur van een bedrijfsvoeringsorganisatie ten minste tweemaal per jaar moet vergaderen.

    Anders dan bij het openbaar lichaam gelden op grond van de Wgr geen andere eisen voor de vergaderingen van het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie. Ook op grond van andere wetten gelden geen vereisten voor vergaderingen van het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

    Dat maakt dat de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling afspraken kunnen maken omtrent de werkwijze in dat bestuur.

    Gekozen wordt voor een reglement van orde, omdat het duidelijkheid en kaders biedt voor de vergaderingen van het bestuur en zijn andere werkzaamheden.

    In lid 4 is aanvullend op het bepaalde van artikel 22, lid 2 Wgr bepaald dat het bestuur tevens vergadert indien een of meer leden van het bestuur - hieronder tevens te verstaan de voorzitter - daarom verzoekt.

    Tot slot is in het vijfde lid bepaald dat er ook digitaal vergaderd kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan vergaderen middels digitale kanalen, zoals video-conference, face-time, skype, etc.

    Daarnaast ligt het wel voor de hand dat aan het eind van de digitale vergadering een besluitenlijst wordt vastgesteld die openbaar gemaakt wordt. Dit is immers een openbaarmakingsplicht die ook op het college van burgemeester en wethouders rust (art. 60 lid 3 Gemeentewet). Uitgangspunt van de Wet gemeenschappelijke regelingen is dat het samenwerken in een gemeenschappelijke regeling dit soort uitgangspunten niet mag ondermijnen. (zie Kamerstukken II 1980/81, 16538, 3, p.22)

    Vanzelfsprekend moeten ook andere in de gemeenschappelijke regeling opgenomen waarborgen (zoals de in artikel 7 genoemde stemverhoudingen en quorum van 100%) gewaarborgd blijven. Die zijn immers vereist om tot besluitvorming te komen.

    Het digitaal vergaderen moet in de gemeenschappelijke regeling zelf worden vastgelegd, omdat het hier immers gaat om belangrijke bevoegdheden over de werkwijze en daarmee van de controlemogelijkheden op dat bestuur. Een toelichting is daarvoor niet voldoende. Het bestuur heeft in elk geval geen eigen regelgevende bevoegdheid om dit in een reglement van orde te regelen.

  • M.

    Toelichting bij artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

    Derde alinea, na de zin:

    “Binnen de directie is sprake van gelijkwaardigheid en nevengeschiktheid. De gemeentesecretarissen maken in gezamenlijk overleg een onderlinge taakverdeling op basis van portefeuilles.”

    Wordt een zin toegevoegd:

    “Deze taakverdeling wordt vastgelegd in een directiestatuut.”

     

    Vierde alinea:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Hier vindt geen roulatie plaats.

    Hier vindt ook roulatie plaats. Het lid van de directie dat geen secretaris van het bestuur is, is Wor-bestuurder.

 

  • N.

    Toelichting bij artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Voor het personeel in dienst van de werkorganisatie zijn de rechtspositieregelingen van de sector gemeenten (CAR-UWO) van toepassing (lid 2).

     

    Onlangs is in de Eerste Kamer de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren aangenomen. Deze wet gaat vermoedelijk over enkele jaren in. Een van de consequenties van de wet is dat ambtenaren niet meer aangesteld worden, maar een arbeidscontract krijgen. Mogelijk dat ook de CAR UWO verdwijnt en in de plaats daarvan een cao overeen wordt gekomen. Wanneer de wet in werking treedt heeft dit tot gevolg dat de GR op dit punt aangepast moet worden.

    Per 1 januari 2020 treedt de Wet normalisatie rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking. De huidige arbeidsvoorwaardenregeling CAR/UWO wordt vervangen door de Cao gemeenten. De Cao gemeenten is afgesloten door de VNG, als werkgeversvereniging van gemeenten.

    Gemeenschappelijke regelingen mogen na inwerkingtreding van de Wnra niet meer vertegenwoordigd worden door de VNG. De Cao gemeenten is daarom na 1 januari 2020 niet (direct) van toepassing op de medewerkers van gemeenschappelijke regelingen. Daarom moet de tekst van de GR op dit punt worden aangepast.

     

    Om een gelijke Cao voor personeel van gemeentelijke gemeenschappelijke regelingen mogelijk te maken, richtte de VNG een werkgeversvereniging voor gemeentelijke gemeenschappelijke regelingen op. Deze heet Werkgeversvereniging Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (WSGO).

    De nieuwe Werkgeversvereniging GR-en heeft als doel om in de Cao van niet-gemeenten dezelfde arbeidsvoorwaarden vast te stellen als in de Cao Gemeenten. Hierdoor wordt de gemeenschappelijke regeling gebonden aan de af te sluiten Cao waarin dezelfde arbeidsvoorwaarden worden vastgesteld als in de Cao Gemeenten. De Cao voor gemeentelijke gemeenschappelijke regelingen luidt: Cao Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties. Deze Cao zal op 1 januari 2020 gelden voor het personeel van de werkorganisatie.

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2020.

 

Wijchen, 19 december 2019

burgemeester en wethouders van Wijchen

R. Boer

gemeentesecretaris

mr. J.Th.C.M. Verheijen

burgemeester

 

Druten, 30 januari 2020

burgemeester en wethouders van Druten

A.P.J.M. Litjens,

gemeentesecretaris (a.i.)

C.A.A. van Rhee-Oud Ammerveld,

burgemeester

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

A, B Artikel 4, eerste lid en tweede lid

Door de gemeente Wijchen worden werkzaamheden verricht voor aan de gemeente Wijchen gelieerde organisaties. Zoals de Stichting exploitatie van zwembaden in de gemeente Wijchen of de Gemeenschappelijke regeling Bijsterhuizen. Het gaat hierbij met name om het voeren van de administratie en het opstellen van begroting en jaarrekening. Hieraan ligt een dienstverleningsovereenkomst ten grondslag. Om te borgen dat deze werkzaamheden ook door de werkorganisatie voor de gemeente Wijchen mogen worden verricht, wordt voorgesteld dit expliciet te regelen. Deze werkzaamheden waren al bij aanvang van de werkorganisatie bekend.

Voor nieuwe werkzaamheden geldt dat een expliciet besluit van beide colleges nodig is.

Een bedrijfsvoeringsorganisatie wordt in beginsel opgericht om taken uit te voeren voor zijn deelnemers, zo volgt uit artikel 8 lid 3 Wgr. Uit de parlementaire geschiedenis is echter niet op te maken dat artikel 8 lid 3 Wgr ook zo strikt moet worden uitgelegd dat werken voor derden niet mogelijk is. Als een rechtspersoon kan de bedrijfsvoeringsorganisatie immers privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten (art. 2:1 lid 3 jo. art. 2:5 BW), voor zover deze mogelijkheid bij de gemeenschappelijke regeling niet beperkt is (art. 31 Wgr). Daaronder valt bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om dienstverleningsovereenkomsten met derden af te sluiten.

Van belang is wel dat deze dienstverleningsovereenkomsten er niet toe leiden dat meer dan 20% van de werkzaamheden van de bedrijfsvoeringsorganisatie voor derden (lees: niet-deelnemers) worden verricht. Op dat moment mogen de deelnemers namelijk niet meer aanbestedingsvrij diensten afnemen van de bedrijfsvoeringsorganisatie (art. 2.24b Aanbestedingswet 2012).

Deze norm wordt thans niet overschreden.

C Artikel 5, eerste lid

In de praktijk zijn de mandaten niet uitsluitend verleend aan de directeuren, maar juist ook aan de medewerkers. Daarom wordt dit aangepast.

D Artikel 5, vierde lid

Belastingambtenaren is niet een duidelijke omschrijving. Daarom is ervoor gekozen de twee soorten belastingambtenaren volgens de Gemeentewet hier te noemen, zodat duidelijk is om welke ambtenaren het gaat.

E nieuw lid toegevoegd

Vanuit het bestuur van de WDW is de wens gekomen om ook digitaal te kunnen vergaderen. Hoewel in de regeling de mogelijkheid is opgenomen om een bestuurslid te vervangen (art. 6, lid 2) heeft het bestuur de voorkeur dat de bestaande bestuursleden aan de besluitvorming deelnemen gelet op de dossierkennis.

In de Wgr is in artikel 22 lid 2 alleen voorgeschreven dat het bestuur van een bedrijfsvoeringsorganisatie ten minste tweemaal per jaar moet vergaderen.

 

Anders dan bij het openbaar lichaam gelden op grond van de Wgr geen andere eisen voor de vergaderingen van het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie. Ook op grond van andere wetten gelden geen vereisten voor vergaderingen van het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

Dat maakt dat de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling afspraken kunnen maken omtrent de werkwijze in dat bestuur.

In het vijfde lid is nu bepaald dat ook digitaal vergaderd kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan vergaderen middels digitale kanalen, zoals video-conference, face-time, skype, etc. Het is wel belangrijk dat aan het eind van de digitale vergadering een besluitenlijst wordt vastgesteld die openbaar gemaakt wordt. Dit is immers een openbaarmakingsplicht die ook op het college van burgemeester en wethouders rust (art. 60 lid 3 Gemeentewet). Uitgangspunt van de Wet gemeenschappelijke regelingen is dat het samenwerken in een gemeenschappelijke regeling dit soort uitgangspunten niet mag ondermijnen.

Ook bij digitaal vergaderen moeten de andere in de gemeenschappelijke regeling opgenomen waarborgen (zoals de in artikel 7 genoemde stemverhoudingen en quorum van 100%) gewaarborgd blijven. Die zijn immers vereist om tot besluitvorming te komen.

Het digitaal vergaderen moet in de gemeenschappelijke regeling zelf worden vastgelegd, omdat het hier gaat om belangrijke bevoegdheden over de werkwijze en daarmee van de controlemogelijkheden op dat bestuur. Een toelichting is daarvoor niet voldoende. Het bestuur heeft in elk geval geen eigen regelgevende bevoegdheid om dit in een reglement van orde te regelen.

F artikel 10, lid 2

Dit betreft een correctie. Er stond een verwijzing naar een verkeerd artikellid.

G artikel 10, lid 8

Dit betreft een verduidelijking.

H Artikel 10, lid 10

Dit lid is overbodig.

I Artikel 12, lid 2

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wnra op 1 januari 2020 moet de verwijzing naar de CAR/UWO uit de gemeenschappelijke regeling worden verwijderd. De CAR/UWO bestaat op 1 januari 2020 niet meer. Op 1 januari 2020 gaat een nieuwe CAO voor personeel van gemeentelijke gemeenschappelijke regelingen gelden, de Cao Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties.

J Artikel 31

Het streepje uit de naam van de Werkorganisatie Druten Wijchen wordt verwijderd.

K, L, M, N Toelichting

De toelichting wordt hierop aangepast.

Naar boven